ZONDAG5BIAD LÊID5CH DAGBIAD N®. 14677. Derde Blad. 28 December 1907. •V V VAN HE.T Als hst sneeuwt... Oude Adventsgehruiken. ■k In de winteravonden op het land, in het oude ruime huis, hadden wij, groote ben gels, er pleizier in, onze jonge nichten en neven met spookgeschiedenissen en geest verschijningen bang te maken. Terwijl wij daar weer eens ons best voor deden, richt te onze oud-tante uit Noorwegen, juffrouw Talssen, die wij in mijmering verzonken waanden, zich op in haar leuningstoel, schudde het hoofd mot de witte» lokken en begon to spreken. ,,Van zulke histories kan ik ook mee praten die ik jelui zal vertellen, is wel zonderling en fantastisch, maar zij is wa-ar, want het is miin eigen geschiedenis". Daarna begon zij ,,Het gebeurde te Dalatad, in Noorwe gen, toen mijn vader nog leefde. Ik was negentien jaar oud. Men wist, dat ik rijk was en aan vereerders ontbrak het mij niet. Maar, ia plaats van mijn keus te richten op cén der mannen, die hun bssfc déden, mij te behagen, wilde mijn vader, waarschijnlijk op aandringen van zekere mevrouw Gunner, die een grooten invloed op hem uitoefende, dat ik mij zou verloven met. een zoon dezer dame. Hij he-'.te Harald Gunner en was een zeer knappe, jonge man. Iedereen bewon derde hem en ik zou het zeer aangenaam hebben gevonden, indien hij mij het hof had gemaakt. Doch hij behandelde mij steeds met de grootste koelheid. Van den dag af, dat zijn moeder hem mededeeling d<»d van haar plannen te mijnen opzichte en hein beval —want de wil dozer vrouw was onverbiddefijk mij als zijn verloofde te beschouwen, liet pij door fcoude hoffe lijkheid maar ai te» zeer merken, dat hij g-?en genegenheid voor mij koesterde Ik was te jong. om dc gevoelens van Ha rald te bogri.ipen, maar ik was toch be droefd over zijn koelh d en afgemetenheid. Uit de boosaardige toespelingen van eenige vriendin..jn, die jaloerscb op mij waren, meende ik te moeten opmaken, Jat het hu welijk. waartoe mevrouw Gunner haar zoon dwong, dezen togen do» borst stuitte en dat Harald en ander liefhad. Ik had geen ge legenheid inij daarvan te overtuigen, maar ik was ongerust, want een onverklaarbaar wantrouwen kwe.de mij: ik h_I niemand, met wien ik daarover kon spreken, en bo vendien voelde ik groote teederheid voor inijn toekomstigen echtgenoot. Onze verloving werd pcvi rd op het land goed van mijn vader. De vloeren der ka mers waren bestrooid met dennetakjes, Icruizomuntblaadjes er. bosohviooltjes. Ik droeg den met parelen eetcoiden zilvereu krans c'er verloofden. Men vertelde mij, dat ik er bekoorlijk uitzag, het is nu vijftig jaar geleden maar de compli menten deden mij niet het minste pleizier, wart Harald keek mij gedurende dit feest r.iaar zelden aan. Daarentegen b?wees hij een jonge weduwe, t^lara van Woerdai. groote ermerkzaam- heid. Deze no# heel jonge dame had eenige jaren te St.-Petersburg gewoond. Ik be merkte dadelijk, dat mijn verloofde ver scheidene malen achtereen met haar dans te, zonder dat ik daarover echter eenigen argwaan koesterde. Tegen middernacht gingen wij scheiden. Mevrouw Van Woer dai, die ongeveer tot het laatst was ge bleven, had niemand, die haar thuis kon brengen. Haar woning was trouwens ta melijk dichtbij. Harald Gunner vroeg mij niet zijn ge wone, koele hoffelijkheid, of ik er iets tegen zou hebben, dat hij mevrouw Van "Woerdai naar huis bracht. Hij had het ook kunnen doon zonder mij verlof te vragen; hij had het zelfs zóó kunnen aan leggen, dat ik «r niets van vernam. Of schoon hij zeer bleek was en sajn stem verlegen klonk, was ik toch dankbaar, dat- hij het mij vroeg. Fier gaf ik mijn toe stemming, hoe zwaar mij dat viel. Toen hij met de vreemde dame was w©g- gegazp, had ik berouw over mijn toege vendheid en oen voorgevoel van een on geluk bekroop mij. En dan zou ik daar aan sehuld hebben, omdat ik door miju trots niet had verhinderd, dat zij samen gingen. Ik sloot mij in mijn kamer op, doch kon door koortsachtige opgewonden heid niet slapen. Ik hulde mij in een met bont gevoerden mantel, en ging op hec balkon staan, van waar men in het be sneeuwde dal kon neerzien. Reeds was alles wit, nog altijd sneeuw- de bet door en in het gedwarrel kon ik onmogelijk de Blede onderscheiden, die Harald en Clara van Woerdai wegvoerde. Den volgenden morgen werden al de angst en al mijn droomen van dien nacht nog overtroffen door een vreeselijk bc-richt. Door een geheimainnigen aandrang, een plotseling verlangen, om den sneeuwstorm te tretseeren, waren Harald en mevrouw Van Woordal uit de slede gegaan en van den in het ijs gehouweD weg afgeweken. Men had hen niet meer gezien en al het zoeken in scheuren, spleten en kloven was zonder uitslag gebleven. Het was midden in den winter, het sneeuwde maar aldoor, dagcnlaDg, en het. onderzoek moest worden gestaakt. Er volgden voor mij dagen van onuitspreke- lijken angst, machteloosheid en stomme wanhoop. Daarna kwamen maanden van droefheid, jaren van zwaarmoedigheid. De herinnering aan mijn verloving en de liefde, die nog altijd in mijn hart leefde, bewaarden er mij voor, dat ik een ander lief kreeg. Er was niets, wat bewees, dat er tus- schen deze vrouw en Harald iets anders had bestaan dan onschuldige sympathie. De sneeuw bewaarde mijn begraven ver - loofde en met hem het geheim van zijn hart. Dikwijls staarde ik langen tijd over dc witte oneindigheid, maar er gebeurde niets, waardoor het geheim, daaronder verborgen, onthuld werd. Ik had intusschen ook mijn vader ver loren en was een schuwe, eenzame, oude vrijster geworden Toen doelde mijn be diende An;en mij op een buitengewoon .warmen zomermorgen meo, dat mijnwer kers bij bet wegscheppen van sneeuw en ijs een sombere ontdekking hadden ge daan. Ansen wilde zich blijkbaar niet dui delijk uitdrukken en ik volgde hem zóó haastig en opgewonden, dat ik bijna geen adem kon halen. Op da aangewezen plaats aangekomen, zag ik, hoe de arbeiders op een teeken van Ansen ter zijde traden, en ik stond voor een vormiooze menschelijk© gestalte, die met ijs en Eneeuw en modder, bedekt was. Ansen lag dra op de knieën en deed zijn best, de massa om de gestalte weg te werken. Plotseling kromp ik met een kreet van schrik ineen. Ik herkende d*n gekleeden rok en in het knoopsgat een lint, dat ik Harald Gunner hod gesohonkenik her kende dezen zelf, zooals ik hem voor den laatsten keer bad gezien. Ik herkende da kalme, schoone trekken, die in het ijs wonderlijk goed bewaard geblevea iwaren- Ik kan niet zeggen, welke gevoelens er in mij opkwamen, >toen ik, oud en rimpelig, voor den man stond, dien ik precies zoo als ik hem gekend had, jong en schoon, terugvond. Het was, of hij kalm sliep. Eén oogen- blik, meende ik, dat hij wakker iworden zou, de oogen openen en opslaan, om met mij to spreken. D© gewaarwording, die ik gevoelde, was zoo buitengewoon, zoo mach tig cn sterk, dat ik het hoofd drukte in mijn handen, die trilden, en mij -afvroeg, of ik het verledene niet werkelijk opnieuw doorleefde en do vele dagen, dat ik zon der hem had geleefd, maar een droom wa ren. Toen ik mijn tranen had gedroogd, mijn handen van het gezicht nam en weer op keek, had ik bijna opnieuw een gil ge slaakt, ditmaal een kreet van vertwijfe ling. Ansen had Haralds lijk geheel be vrijd van ijs en sneeuw en ik zag nu, b<x hij zijn arm om een ander lichaam had geslagen, waarvan het hoofd tegen zijn schouder rustte. Smartelijk kromp ik in een,' toen ik de beide gestalten zoo in! een omhelzing vereenigd zag. Toen, reeds dertig jaren na den avond mijner verlo ving, ontwaakt© opnieuw in mijn hart de jaloezie. Ik bedekt© weer mijn oogen met de handen, ik wilde niets meer zien. In hevdgo opgewondenheid verzocht ik An ten met gebroken stem „Bedek ze met sneeuw, Ansen, werp er al meer sneeuw op, steeds meer 6neeuw. Moge de sneeuw hun geheim bewaren." Bleek en bij de herinnering aan dat feit thana nog sidderend, eindigde tanto haar vertelling, terwijl »ij treurig haar .witto haren schudde. „Daarom ben ik altijd somber, als het sneeuwt. Ja, ja, somber en mistroostig!" Vroeger was ons land rijk aan allerlei gebruiken, waarmede onze vaderen de ker kelijke feesten ook in den familiekring vierdeo.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1907 | | pagina 11