KERSTftlSS.
FEUILLETON.
De kleine koopman in papier.
Een ontmoeting.
Kerstmis, het groote feest der menscheo-
liefde moest alle harten blij maken. Het is
een oneindige schat van liefde, die alle ja
ren om Kersttijd de wereld in wordt ge
zonden. Iedereen neemt met blijdschap
aan en geeft ook weder met blijdschap.
Ook de jeugd stelt zich niet lang tevre
den met het ontvangen alleen, maar leert
al spoedig inzien, dat geven, in zekeren
zin, zaliger is dan ontvangen.
Reeds in de kinderkamer worden sr
geschenken voor ouders, broertjes en zus
jet verzonneü, en de grootere helpen
gaarne mede wanneer de omstandigheden
het hun veroorloven, om ouderen van da
gen, armen en hulpbehoevenden, een pret
tig Kerstfeest te bereiden, en de ouders te
helpen bij hun liefdewerk.
Maar niet aan de zorgen voor degenen
die in den waren zin des woords arm zijn,
denk ik nu, wanneer ik tot U kom met
een bede voor hen, die op Kerstmis wat
hopen te ontvangen uit den grootcn schat
van naastenliefde en die toch zoo dikwijls
met ledige handen weggaan, omdat wij
vergeten hunner te gedenken.
Wie zou dan wel het allerarmste zijn op
den Kerstavond!
Misschien niet degene, die den zijnen
weinig of in het geheel niets geven kan, ook
niet de andere die weinig of in het geheel
niets krijgt; arm is hij, die op het feest der
liefde, te midden van het gejubel dat hem
omringd, eenzaam en verlaten is, die nie
mand bezit met wie hij dit schoone feest
lcAn vieren. En niet alleen alle eenzamen,
ook allen, die in droefheid zitten, die hun
«mart op zulke vreugdedagen dubbel ge
voelen I Dikwijls zijn dat voor het uiterlijk
rijke menschen, die geen geschenken noo-
dig hebben, behalve dat grootste aller ge
schenken: de liefde. Misschien zijn zij reeds
dankbaar voor het geringste bewijs daar
van.
Denk eens na in deze dagen of gij niemand
6)
,,0, ik begrijp het al/' antwoordde de
dikke beer op een strengen, minaohtenden
toon. ,,Het is een middel om te bedelen."
„Bedelen," zeide Jacques, terwijl hij zijn
mooi hoofdje fier oprichtte, „ik bedel niet
mijnheer. Ik heet Jacques Marlot, en in
onze familie heeft nog nooit iemand gebe
deld en indien het het geheele jaar koud
was, zou ik ruim mijn brood verdienen met
schoorsteenvegen, want ik heb al aardig
wat (klanten gekregen in de zes maanden
dat ik te Parijs ben.
Er bestaat een zeker soort moreelen moed
die voortkomt uit de ziel van brave men
schen cn waarin niemand zich ooit ver
gist en deze moed was het die Jacques had
getoond in zijn antwoord op hetgeen hem
een beleediging toescheen. De blos die zijn
wangen bedekte, zijn vastberaden woorden
en zijn open blik, rechtvaardigden hem zoo
goed in de oogen van den onbekende, dat
'deze hem nu op welwillenden toon toe
voegde: „Je denkt dus je kost te kunneü
verdienen met in de straten te venten!"
„Zeker," antwoordde Jacques, „ik ken
een jongen, die food zijn brood verdient
bnefc lint, garen en veters te veikoopéo, die
£ij uit een fabriek krijgt, maar 2k weet on
gelukkigerwijze niet waar die fa^r:-^- is en
het papier is te duur voor mij, omdat ik
lömar vijf franken heb. lik moet ook nog
eten voor ik verkocht heb en ik moet vrouw
jGervais betalen," besloot hij met een zucht
l *Wie> ia vrouw Gervais!" yroeg de dikke
weet wien gij op Kerstavond een weinig
liefde bewijzen kunt. Zet uw jonge oogen
wijd open en zoek.
Hebt ge wellicht een schoolmakkertje dat
ouderloos is! of een ander wier ouderlijk
huis een rouwwoning werd, waarin geen
Kerstboom brandt! Een klein bewijs van
liefde, een bloem, een hartelijk woord, die
aan degene die armer is dan gij, het be
wijs levert, dat gij hem niet vergeet,
kon wellicht een droevig hart verblij
den en opwekken. Of weet ge een een
zamen, ouden man of vrouw, die alleen
op de wereld achterbleef en. niemand van
de zijnen meer om zich heeft. Een zieke, die
het Kerstfeest op zijn lijdenssponde door
brengt! Bewijs bun, als ge kunt, een
kleine vriendschapsdienst en ge zult veel
dank oogsten.
Daar men voor deze Kerstgaven niet veel
geld noodig heeft, kan iedereen zich dat
veroorloven, daartoe behoeft men alleen
een warm, liefdevol hart te bezitten cd het
ontbreekt de jeugd gelukkig maar zelden
daaraan.
Ik liep op een kouden Decemberdag in
mijn bonten mantel gedoken de markt
over. Voor mij uit stapten een man en een
kind, wier meer dan armoedige kleederen
mijn aandacht trokken.
De man had een lange jas aan van élé-
ganten snit, maar erg kaal; zijn hoed'
scheen reeds menige stortbui te hebben ge
trotseerd, door de overal gelapte schoenea
zag men zijn blooto voeten schemeren, die
paarsrood waren ten gevolge van de fello
koude. Onder zijn rechterarm droeg hij een
viool, zijn broodwinning 1
Iedereen 'stootte hem met de elleboog
aan, zonder genade voor zijn ongeluk; hij
Zelf liep voort met fier opgeheven hoof-1,
bijna trotsch, zonder iemand om hulp te
vragen.
Het kind was ook niet- beter gekleed en
door de gaten in zijn schoenen kon.
op zijn vel de bloederige kloven van zijn
hielen zien. Uit de versleten mouwen van
zijn buis zag men grof linnen steken. Op
heer, die medelijden met het kind begon te
(krijgen. „De waschvrouw^ bij wie ik in
woon. Over zes weken moet ik haar weer
tien franken betalen."
„Over zes weken ben je misschien schat
rijk", zeide de onbekende lachende. Daarop
zich tot den bediende wendende ging hij
voort: „Gerard geef dezen jongen voor 30
stuivers een halve riem postpapier van
drie franken. Je (kunt het gerust voor een
stuiver het katerntje verkoopen," zei hij
daarop tegen Jacques, dat is het ruim
waard en of je het verkoopt of niet, jo
moet me een dezer dagen eens komen ver
tellen, hoe het met je negotie gaat."
Jacques bedankte den man die hem zoo
goedhartig te hulp (kwam, van ganscher
harte, gaf zij.i vijf frank-stuk, waarvan
men hem drie frank vijftig terug gaf en
ging vol mood de deur uit.
Hij wachtte niet tot hij thuis was om te
tellen hoeveel katerntjes papier hij had,
maar ging op de stoep van een huis zitten.
Het waren er veertig en als hij ze voor
een stuiver het stuk verkocht, zou hij tien
stuivers verdiend hebben. H©t was waar,
dat hij er iederen dag veertig zou moeten
verkoopen om tien stuivers te verdienen,
maar dit zou dan ook meer dan voldoende
zijn om zijn brood en zijn kamerhuur te
kunnen betalen tot het weder winter werd,
en daar hij voornemens was geen moeite te
ontzien, hoopte hij wel een of twee
per dag in iedere wijk te vinden.
Jacques wilde nu geen minuut verliezen
en bleef dus niet lang zitten peinzen. Hij
stond op, nam een katerntje papier m de
eene hand en naar een dame toegaande,
die daar juist voorbijging zeide hij: „Yoor
één stuiver, het is papier uit de fabriek
van Grandin en Co."
zijn hoofd, met mooi zwart krulhaar had
bij een fluweelen muts, die eertijds sierlijik
was geweest. Aan zijn Langzamen gang kon
men zien, dat hij moe was en de man re
gelde zijn stappen naar die van het
kind. Af en toe boog hoj zich zelfs naar
hem over om hem te bewegen zijn weg
zonder morren te vervolgen en als laatste
aanmoediging streek hij liefkoozend met
zijn hand over het zwarte krulhaar. Dezo
hand, die door niets beschut was tegen
de koude, moest die feitelijk niet iedere
beweging vermijden!
Als zijn viool niet gebruikt werd, waar
moesten ze daü van levenBevangen met
medelijden voor deze twee menschen, ver
snelde ik mijn stap, om hen in het ge
zicht te kunnen zien.
Men zou denken, dat zij mijn wensch ge
raden hadden, want dadelijk daarop ble
ven zij voor een winkel staan, waar men
tweedehands muziek verkocht.
Terwijl hun oogen vol verlangen op deze
goedkoope waar rustten, waar zij niet eens
naar durfden bieden en die door de rij keu
minachtend over het hoofd werd gezien,
kon ik hem wat beter opnemen. De man
scheen ongeveer 40 jaar oud te zijn. Zijn
gelaat, dat door de pokken geschonden
was, had niettemin nog mooie, geregelde
trekken. Door zijn bril heen meende ik te
zien, dat hij uit zijn linkeroog niet meer
zag. Zijn mager lichaam was in zijn jas
geperst; dit schamele kleedingstuk, trou
we beschermer van zijn fiere armoede,
stijf dichtgeknoopt, verborg de lompen,
die zdjn lichaam omhulden. Zijn handen,
die hij uitstak, om het kind het een of
ander muziekstuk te wijzen, waren lang
en smal en de vorm daarvan gaf te ken
nen, dat hij beter dagen had gekend. Het
kind had een allerliefst gezichtje en de
treurige uitdrukking van zijn groote zwar
te oogen trok iedereen aan.
Minder bezorgd over zijn waardigheid
dan zijn metgezel, liep hij, niettegenstaan
de de koude, met open buis, waar de flar
den van zijn hem<l uithingen.
Om hem beter te kunnen opnemen, ging
ik over de muziekstukken onderhandelen.
Ik wilde hun zelf een cahier aanbieden en
met deze bedoeling trachtte ik met ben 'n
gesprak aan te knooped zonder dat het
mij evenwel gelukte. Zij spraken Ita-
liaansch en ik werd droevig gestemd toen
ik aan de mooie zon van hun vaderland
Deze dame en acht of tien andeien gin
gen voorbij zonder hem met een antwoord
te verwaardigen^ niettegenstaande Jacques
zijn uiterste best deed om het zoo beleefd
mogelijk aan te bieden. Gelukkig had nij
al zooveel teleurstellingen leeren kennen,
dat hij zich niet spoedig liet ontmoedigen
en hij liep dus maar voort, steeds vruchte
loos zijn koopwaar aanbiedende, toen hfj
bij een groot huis gekomen, een jonge
dienstbode zagt die aan de deur met ©cfl
boerenknecht stond te praten, en zich naar
haar toe begevande om opnieuw zijn koop
waar san den man te brengen. „Is het goed
papier," vroeg 'f meisje, terwijl zij het in
de hand nam &ji 't te bekijken. „Uitmun
tend", antwoordde Jacques, „als u het eens
gehad heeft, zult u nooit ander meer wil
len gebruiken."
„Zoo," zeide het dienstmeisje lacharfd,
„maar je zult geen beste klant aan mij
hebben^ ventje, maar daar ik nu naar huis
moet schrijven wil ik er een stuiver aan
wagen. Ik hoop dat je gauw alles verkocht
zult hebben."
Jacques staik blijmoedig den stuiver in
zijn zak en bedankte haar even hartelijk,
alsof zij zijn geheelen voorraad had ge
kocht. „Ziezoo," zei hij, terwijl hij verder
doorliep, „nu ben ik ten minste al aan den
gang, een en nog een is twee, twee en nog
twee is vier, en zoo zal ik wel tot veertig
komen. Ilk wed dat dit meisje mij geluk zal
aanbrengen.
Er was dan ook inderdaad nog geen
halfuur verloopen, of hij had al weer drie
katernen verkocht aan voorbijgangers
Ongelukkigerwijze leverde de middag hem
echter niets meer op. Hij was doodop on
uitgeput ©n daar hij van 's morgens af
niets gegeten had, rammelde hij van den