V' \1 ZONDAG5BIAD VAN HET 1§ID5CH DAGB1AD N2. 1466L Derde Blad. 7 December 1907. ■sk, JSJ^SSÖ Wfi tJL*JLA^JAlAl?Xj I f moeder. «i* •o* oXV. o vwwwwwv „En toen de arme Koningin in het ko ninkrijk van haar man kwam, was 2Jj nog erg bedroefd," vertelde de nieuwe moeder. „Waarom?" vroeg Dicky, die al in zijn bedje lag, met de oogen naar het plafond gericht. Dicky was bijna zeven jaar en bijgevolg waren zijn telkens herhaalde ,,waaroms midden in verhalen, die hij van buiten kende, geheel te verontschuldigen. Overi gens keek hij naar het plafond, omdat hij niet naar de nieuwe moeder wilde kijken. 7/jj was nu ongeveer een jaar in de nieuwe familie geweest, maar Dicky had haar pas in do laatste weken intiem loeren kenueu. Vóór dien tijd was hij een tijd in huis geweest bij tante Jane, en toen hij daar vandaan was en weer bij zijn vader kwam wonen, had hij 's avonds zijn oogen dicut- geknepen en niet willen antwoorden, toen zij aan de deur klopte. Maar wanneer je bijna zeven bent, en heel veel van vertelseltjes houdt, och, dau becwijk je wel 1 Dicky's dour was eindelijk geopend, maar alleen voor vertelseltjes. „Waarom?" herhaalde hij, nu bijDa hef tig, want de nieuwe moeder scheen geheel te hebben vergeten, dat ze aan het vertel len was. „Waarom? Och, omdat ze jong en on verstandig was, denk ik", antwoordde ze met een flauw lachje. „Of misschien" zij keek nu peinzend naar Dicky's stevi ge wang, een frissche, gezonde jongens wang „misschien was het, omdat de jonge kroonprins niet het liedje wilde zin gen, dat anderen eongen, toen zij kwam. Hij wilde dat niet doen, en haar niet het sleuteltje van zijn hart geven." „Zing het eens'', zei Dicky gebiedend, zijn knieën onder de dekens optrekkend id afwachting. „Zing het hard-op!" Want dat liedje was het mooie deel uit het verhaal van de bedroefde Koningin. De nieuwe moeder wierp haar mooi hoofd achteroverzelfs Dicky, die niet naar haar keek, wist, dat het mooi was. Toen begon zij te zingen, met do liefste stem, die denkbaar was: Wees welkom, lieve Koningin, Wij zagen reeds naar u uit, Het gouden sleuteltje geef ik u, Dat u mijn hart ontsluit. „En toen het prinsje dat niet wi'de doen," zei Dicky peinzend, zelf den draad van het verhaal opnemend, dat hem toch nog meer bekoorde dan andere, ,,en toen het prinsje dat niet wilde doen, ging zij naar haar kamer en deed den mantel van smart aan. En die was heelemaal zwart Dick 's stem was tot een eerbiedig ge fluister gedaald en was bezaaid met tranen en had een kant van zuchten. Zij droeg hem één dag in de week, hoewel de Koning heel goed voor h/v.T /was, en zij was almaar door aan het builen en zei dan een gebed op." „Ja," -zei de nieuwe moeder zacbt, on toen, nog zachter: „Juist omdat do kleiao prins haar eigen kind niet was, verlangde zij nog meer van hem dan van anderen, dat hij van haar zou houden, en ook om dat hij een flinke jongen was." Dicky zuchtte, een lange zucht, die van uit zijn teenen scheen te komen. Hij her innerde zich nu, dat de bedroefde Ko ningin ook een nieuwe moeder was geweest. Hij keek de kamer door. Z ij n nieuwe moeder /zat nooit dicht bij zijn bed als zij verhaaltjes vertelde. Hij hield daar niet van, zooals hij ook van andere din gen niet hield. En eens, toen zij het toch deed, had hij ruw gezegd: „Ga verder weg, als 't u blieft I" Nu zat zij heel ver af in een grooten leunstoel, waarin hij zelf eens had geze ten, toen hij ziek was geweest. Eens, lang geleden, toen hij voor de eerste maal van tante Jane kwam, had zij geprobeerd hem te kussen in dien stoel en toen had hij bet gevoel gehad alsof hij haar moest slaan Wanneer zij een man wag geweest, zou hij het gedaan hebben. Maar jongens mogen geen vrouwen en meisjes slaan. Dat had vader gezegd. "Vanavond vodö Dicky, hij wist zelf niet waarom, het jammer, dat do stoel zoo groot was. De nieuwe moeder leek er zoo klein in en zoo bleek. Zij had een witren doek omgeslagen, ©n zat voorover geleund met haar ellebogen op haar knieën en met haar kin in haar hand. Zij was erg ziek geweest, en Sara dat was de 'kinder meid, die Dicky aankleedde zei, dat ze „niet getroost wilde worden." Dat wa^, omdat God haar kleine kindje weer had weggenomen. ,,A!" zuchtte Dicky plotseling weer, en toen keek hij recht in de oogen van de nieuwe moeder Het was haar eigen kinojo geweest, heelemaal haar eigen, en zij had het slechts twee dagen gehad. „Misschien," waagde hij eindelijk te -eg gen, „is het verhaal van de bedroefde ko ningin te lang voor vanavond." „Misschien wel I" antwoordde de nieuwe moeder weer glimlachend. Maar zjj stelde niet voor nog een ander verhaaltje te vertellen. Bijgevolg zei Dicky na een pijnlijke pauze heel stijf: „Goeden nachtEn de nieuwe moeder zei heel ne derig terug: „Goeden nacht, Dicky I" En dadelijk daarop was Dicky weer in het duister. Maar hij moest nog altijd blijven denken aan de nieuwe moeder en de bedroefde Koningin. In het sprookje danste de Ko ningin soms voor den Prins, die nooit het liedje wilde zingen en het gouden sleutel tje van zijn hart afgeven en eens toen hij van tante Jane van een kort bezoek thuis kwam had de nieuwe moeder voor hem gedanst. Dat was nog vóór God. haar het kindje had gegeven en het weer af had genomen; en zij had'.toen ol zoon mooie baljapon aan gehad, heelemaal rose met zilveren bloempjee. Maar toch had Dicky toen niet willen lachen, hoewel hij evenveel van dansen hield als van sprook jes. Hij had alleen een dikken rimpel in zijn voorhoofd getrokken, en zijn gezicht net zoo gezet als don dag, toon zaj hem had willen kussen. Nu danste zij nooit meer; en probeerde zij ook nooit meer hem te kussen. Zij kwam alleen des avonds naar zijn kamer om hom verhaaltjes te vertellen, in den leuosloel, ver van zijn. bed. Als zij in don. stoel zat, zag zo er soms, soms, uit als de be droefd© Koningin met haar mantel be zaaid met tranen. Dicky voelde ineens iets in zijn keel, en toen had hij een vaag gevoel alsof hem iete zeer deed. Hij bleef aan den stoel den ken het was een verschrikkelijk groote stoel. Toen dacht hij aan zijn bed, dat hem nu ook erg groot toeleek. Hij voelde zich alleen. En toen dacht hij aan zijn vader. Vader was uit de stad, voor zaken. En er was niemand, niemand, die Dicky zijn gebedje kon hooren opzeggen. Zijn ge bedje 1 Ja, eens, eens had hij een heel slecht gebedje gedaan: „Heer, zegen ieder een behalve haarl" Misschien, misschien, dat Hij dhiirom het kindje weer had terug genomen I En nu was de nieuwe moeder beneden alleen in haar kamer, die ook a4 zoo groot leek. En zij zou zoo graag kinde ren kussen, welke kinderen ook. Eensklaps, het moest toen al nacht zijn was het Dicky of zijn beenen hot bed uit> wilden. En toen stond hij midden in de kamer en deed zijn pantoffels aan; en daarna brachten zijn voetjes hem regel recht door do gang naar de slaapkamer van de nieuwe moeder. „Binnen!" zei een stem, dadelijk nadat hij geklopt had- Maar Dicky's ooren schcDen vol watten' te zitteD. Hij klopte drio keer. En toen hij binnen wan eD dicht bij het bed van zijD nieuwe moeder stond, ©n op haar neerkeek, kon hij slechts verlegen zeggen: „Goeden avond 1" „Goeden avond!" antwoordde de nieuwe moeder met een lieven glimlach. En toen vroeg zij: „Wil je niet gaan zitten?" alsof het vanzelf sprak, dat Dicky daar stond, wat het natuurlijk niet was. Zij wees daarbij op een stoel, vlak bij haar bed. „Dank ui" zeade Dioky beleefd en ging zitten met vast dichtgeknepen oogen. Want hoewel de nieuwe moeder nog al tijd glimlachte, nog even lief glimlachte, waren haar wangen natl En hoewel zrij niet anders droeg dan een mooi© dames- nachtjapon, met linten en strikjes, en zij haar handen samengevouwen had alsof zij bad, zag zij er toch uit of z ij de bedroefde Koningin was. Hij had dat bij het nacht lichtje duidelijk gezien. „AI" zei hij langzaam. Hij opende zijn oogen en keek een oogenhlik naar het kar pet. Teen keek hij recht naar de nieuwe moeder. Toen zei hij weer: „A" en toen lachte hij, een vreemd, gelukkig lachje. „Er was eens," begon hij, bijna barstend

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1907 | | pagina 13