ZPNDAG5BIAD
IEID5CH DAGBIAD
N2. 14649.
Dbiuti Bled.
23 November 1907.
o Z&ftöSiT\ iTriTl
ij 1 l>iii"l;t"«ti*'"! i1''
11;* Ti.® jl*x*Jb°j^9 JL,#uL0jl# *41
LAGTEEITZS.
M
.4. .4. VAN HE.T
»i»6C006060d0<306
WWVWWVW
Op het tooneelbiljet stond achter zijn
daam: .tijdelijk afwezig op advies van den
dokter."
Doch at heel wat ernstiger was: sedert
neer dan veertien dagen hadden wij hem
niet aan de stamtafel gezien 1 De veront
ruste vrienden gaven mij daarom d© op
dracht op onderzoeik uit te gaan. Ik vond
onzen zanger verbazend veranderd. Dat
was de dikke niet meer, dat was hoogstens
oog „de geest van Ham iets vader."
„Wat scheelt jou toch?" vroeg ik met
öen beklemd gemoed.
„Mij scheelt eigenlijk niets," antwoordde
de bleeke man, „het is slechts de overgang."
,,i>e overgang? Wat overgang?"
„Ja, zie je, wanneer men gewend ia
iedcren avond zijn zes, zeven halve liters
te drinken, en men houdt er plotseling
mee op..."
„Wat) Drink je geen bier meer?"
„Geen bier en geen wijn."
„Arme kerel."
„Alcohol verkort het leven."
„Zoo."
„En ik wil honderd jaar worden."
„Ahal En hoe denk je dat klaar te
apelen
Hij wees op een gïas met witten inhoud.
„Dat ziet er uit als dik.e melk."
„Dat is mijn levenselixer,-" antwoordde
>uj op ernstigen toon.
„Zoo, zoo."
„Menschen, die dat drinken, worden
honderd jaar."
„Weet je dat zeter 1"
„Men moet er natuurlijk naa~ leven. Lk
ka_i je echter maar één raad geven: doe
«ooals ikl Verander je levenswijs! Ander*
ben je op een goeden dag zoo dood als
een pier. Ja, ja, beste vriend, je zult niet
lang meer leven
„Neem me niet awalijk..."
„Er valt hier niets kwalijk te nemen.
En ik zal je ook zeggen, waaraan je vóór
je tijd te grond© zult gaan. Aan ingewands
ziekte zul jo sterven 1"
Twijfelen was niet meer mogelijk: de
dikke had zijn verstand verloren. Dat
beteekende dus het niets zeggende: „tijde
lijk afwezig op advies vaD den dokter."
Eet werd mij vreei to moede Ik besloot
roorzichtig te zijn. In geen geval tegen
sprakendat windt zulke patiënten op.
„Weet je wel zeker, dat het mgew ds-
ziekte is?" vroeg ix zoo vriendelijk moge
lijk. „Er zijn immers zooveel walen
„ingewandsziekte," hield de dikke kop
pig vol„daar kun je vast op aan. Je eet
immers kalfsvleesch
„Ja."
„Reebout?"
„Als ik hem krijgen kan, zeker."
„Fazanten, patrijzen?"
„Op patrijzen ben ik dol."
„Ingewandsziekte, arme vriend De dar
men van den vleeschetenden cultuur
mensch zro een broedplaats voor de ge
vaarlijkste bacteriën, wier giftige afval -
producten een vroegtijdige slooping van
het organisme n gevolge hebben."
„Wat je zegtl"
„Heb je een flauw idee hoeveel van die
bacteriën je lichaam iederen dag uitstoot?
Honderd acht cn twintig billioen. Ja,
daar krijg je kippenvel van, nietwaar?"
Ik kreeg kippenvel.
„Volg mijn voorbeeld," ging hij voort.
„Schrap van je spijskaart de dieren des
velds en des wouds, de bewoners van stroo
men en zeeën."
„Dat zeg je wel," antwoordde ik, „maar
als ilk alleen van melk en groenten moet
Leven..."
„Groenten? Wie spreekt er van groenten?
Groenten mag je in geen geval eten I"
„In geen geval groenten? Waaiom niet?"
„Maar lees je dan de couranten niet?
Een Russische geleerde, professor Metsch-
nikoff, heeft den be van de blindedarm
ontsteking in groenten gevonden."
„Heeft hij? Dan feliciteer ik hom."
„Nietwaar? Onze wetenschap heeft het
werkelijk ver gebracht. Men kan gerust
zeggen, dat er geen dag voorbijgaat of een
nieuwe ziekte-veroorzakende bacil wordt
ontdekt."
„En in welke groenten bevindt zich dat
beest?" vroeg ik. „Het zou mij spijten, in
die het in jonge worteltjes of groote boo-
nen zat."
D© dikke haalde de schouders op. „Die
Russische geleerde is nog niet klaar met
zijn onderzoekingen. Ook spreekt hij al
leen van ongekookte groenten. Maar men
kan niet te voorzichtig zijn, nietwaar? Een
tijdlang heb ik geaarzeld tusschen vleesch
en groenten. Aan den eenen kant blinde^
darmontsteking, aan den anderen kant
ingewancsziekte. Minder zat er niet op."
„Ja, zei ik, „de keus was moeilijk. En
waartoe ben je ten slotte besloten?"
„Tot -een van Deide. Ik heb zoowel hot
vjeesch als de groenten opgegeven."
„Mensch, ©n daarbij wil jo honderd jaar
worden? Binnen ier weken ben je een
lijk."
Hij glimlachte. Ik kende dat lachje. Ver
achting, hoogmoed en fanatieke koppig
heid spraken er uit.
„Ei maar in den spiegel 1" vorgde ik
hem dr..tig toe „Een vloo blaast je onder
steboven op tien pas afstands."
„Dat komt enkel door den overgaDg,"
antwoordde hij. „Als ik maar eerst aan die
nieuwe levenswijs r ,wend ben
„Een mooie levenswijs 1"
„Waarom gewed, dat ik je vijftig jaar
overleef?"
Hierop had ik hem best van repliek kun
nen dienen, maar wat hielp het?
„Mensch, vriend, dikke," zei ik, „weet
I je neg, hoe je drie weken geleden bij fciio-
chen zat achter een ree-filet? Wat was die
malsch en sappig I En je was roet zoo'a
aandacht bij het werk 1"
Hij verzocht me mijn mond f houden.
Dat if mij hoop. Zijn gemoed was dus
nog vatbaar voor weemoedige hcrinno-
i ringen.
„Ja, dikkeI Toe>n was je nog een kerel!
Toen klonk je bas nog vol en week, Toea
waren je hersens nog niet door zoo'n on-i
zinnigen angstbacil verpest, die nog hon-|
derdmaal gevaarlijker is dan alle vleesch-i
ca groenten-bacillen, die in je ingewandea]
rondduikelen, pardon, geduikeld hebben 1"'
Hiermede nam ik afscheid en begaf me
weer naar de stamtafel.
De toestand van den dikke verwekte een
algemeen meewarig hoofdschudden. De,
vraag, hoe men hem Helpen zou, werd le-(
vendig besproken. Ik stelde voor tweei
sterke mannen naar zijn kamer te sturen,
om hem met geweld naar de stamtafel te
sloepen. Het was een wanhopig voorstel ea;
werd dan ook met algemeene stemmen ver*|
worpen. De eenige, die niet aan de debat«|
ten deelnam, was de redacteur Feistei, eeoj
boezemvriend van dan dikke en door zijlij
magerheid en zijn lengte ais wane zijn,
tegenhanger. Deze brave jongen1 za€ den
heelen avond in diep gepeins verzonken.
Twee dagen later was onze zanger weef,
present. Somb-r en van een demoniscno|
bleekheid als de Vliegende Hollander. D®]
vreugde der stamtafel was groot en Wol-,
fram von Eschenbach, onze bariton,b&
grootte hem met de woorden:
„O, keer terug, gij koene zanger!
Want wat men ook van 'n melkkuuu ziet^
Zij maakt wellicht bet leven langer,
Maar gelukkig, August, maakt zij niet."'
„Zwijg over molk," zei Tannhauser, dq
dikke. „Frans, aannemenKalfscotelatte»
met asperges 1"
„Je schijnt je levenswijs opgegeven te
hebben," merkte ik op.
„Ingewandsziekte," antwoordde hij|
„ingewandsziekte is ongetwijfeld geen preW
tige kwaal, maar eer ik Lacteritis wil heb»
ben
„Eer je wat wilt hebben?"
Instcde van to antwoorden, haalde hij)
een uitknipsel uit een courant te voor»
schijn. Met een dikke, blauwe streep ef
onder stond daar: „Een nieuwe ziekte.'
En dan volgde:
„Een tot nu toe onbekende ziekte is in
Duitschland ontdekt. De daardoor aange-j
tasten krijgen angst-aanvallen, waardoorj
zij bevreesd worden vleesch en groenten te/
nuttigen. In het verder verloop der ziekte,
komen daar verschrikkelijke pijnen bij. Dej
waanvoorstellingen nemen grooEer omvang,
aande zieko meent, dat hij een koe is enj
eet alleen gras. De hongerdood is het einde..
Professor Thomas Muller, onze bekend^
bacterioloog, schrijft de ziet De toe aan hetj
overvloedig gebruik van melk en meent den;
bacil, die de kwaal veroorzaakt, reeds op^
het spoor te zijn. Omreden, dat de ziekbs!
in hoofdzaak een gevolg; is van vermelking,
der hersenen, heeft hij haar lacteritis ge-'
noem q."
Een rilling liep mij over den rug. „Arme(
vriend," zei ik, „als dat de uitwerking
van jo levenselixer is..."
„Nietwaar?" viel hij mij in de rede.
„Denk je, dat ik als een grasetend dier aan