VOOR DE JEUGD N2. 14640. Woensdag 13 November. Anno 1907. I i i J i 2 J 1 J*®®! J J s ii i J^S S? >5 e^r-y® ®v. ÊIDSCH DAOBIAD 6> <o O, 1BÜ I #91 I T I a A O 4 l 4 4 4 I 4 i Q 9 I Z 4° **6 «Ex t£Ba 9 4 V®v «I ll«ll| l>»»l B )ioll flftall j llaii j 8* \S§W N'A 4**»*éé*é*««4***a „Dag grootpa, dag grootma I Wel loei, 3 me dat loopen 1 Ik ben geheel buiten \dem, maar gelukkig nog op tijd thuis 1" Met deze haastige op verontschuldigen den toon uitgesproken woorden komt de .waalfjarige Ernestine van Manen bij haar grootouders de kamer binnen stormen. Haar doorgaans zoo bleeke wangen zijn nu hoogrod gekleurd en haar oogen tin te en van opgewektheid en levenslust. „Maar kind, waarom dat?" vraagt de pude dame verwonderd. „Je hebt toch tijd genoeg, of had je soms weer straf?" „Neen, grootma-, dat was het niet, maar •u weet wel, dat ik u onlangs vertelde, dat het dochtertje van die doodarme mevrouw Verlinden onlangs bij ons op school is ge komen en die vroeg mij cm met mij mee te gaan, omdat wij dcnzelfdon kant uit wonen en zij zich zoo duizelig gevoelde. Natuur lijk wilde ik dat niet doen, zei haar, dat ik nog een boodschap voor u te doen had ea maakte een grooten omweg „Ernestine, schaam je!" viel haar grootvader, de heer Van Riemskuizen, haar thans driftig in de rede. „Je woor den doen mij pijn. Ben jij het kind van onze lieve Louise, die zachte vrouw? Wie heeft jou die ellendige gevoelens van hoog moed ingeprent? Toen je goede moeder, die van een bescheideD pensioen moest le ven, overleed, hebben wij je tot ons geno men, maar dadelijk gezegd, dat mij niet rijk genoeg zijn om je een onafhankelijk bestaan te waarborgen, dat je later voor je brood zult moeten werken, en nu ge draag je je aldus 1" „Maar, grootpa, u gaat toch ook niet met mevrouw Verlindon om en grootma heeft toch ook alleen maar deftige ken nissen „Kind," mengde de oude vrouw zich r,hans in het gesprek, ,,je begrijpt ons aiet of wilt ons niet begrijpen. Wij verlangen in het minst niet, dat jc van dat meisje Verlinden je boezem-vriendinnetje maakt; naar alleen, dat je haar, waar zulks te pas komt, met voorkomendheid behandelt, ?n als zij je heden vroeg om met je mee te loopen. omdat zij zich niet wel gevoelde, was het lomp, zelfs laag van je haar dit te weigeren." „Maar, grootma," bracht Ernestine nog weder in het midden, „de andere meisjes dachten cr toch blijkbaar ook zoo over, want niemand bood zich aan, met naar op te wandelen, toen ik zei, dat ik den anderen kant uit moest." „Dat is alleen een bewijs, dat zij even harteloos zijn als jijl" klon.k het strenge antwoord. „Maar ie zult dat alles 1at:r zelve wel inzien en genoeg berouw hebben over je handelwijze van heden." Ofschoon Ernestine zich norsch en stuursch van haar grootouders afgewend had, na het zooéven aangevoerde gesprek en dien middag naar school ging zonder goeden dag te wenschen, gevoelde zij toch, dat zij slecht en liefdeloos liad gehandeld. Het kloppertje daar binnen dat niet zwijgt, wanneer wij kwaad bedrijven, zichzelf en den geheelen namiddag waren maakte haar voortdurend ontevreden op zichzelf en den geheelen namiddag waren haar gedachten daarmee zóó bezig, dat do onderwijzeres haar meer dan eens een be risping moest toedienen. Toen de meisjes om vier uren haar boe ken opbe-rgden, werd Betsy Veriinden an dermaal door een duizeling overvallen, zoodat zij zich aan een der banken moest vasthouden. Onmiddellijk vloog Anny van Rheden, het rijkste meisje van alle leerlingen, naar haar toe, zeggende: Betsy, mama komt mij halen met het rijtuig, stap mee in, dan brengen wij je thuis." „O neen," fluisterde Betsy doodsbleek, „het is zeer vriendelijk van je, maar ik pas niet in het rijtuig van je vader." „Dwaas kind, waarom niet, wij zijn toch immers kameraadjes. Hier is je hoed en mantel, gauw mee." „Die arme Betsy, wat ziet zdj er uit! Het kind krijgt bepaald niet genoeg te eten. Annny vaD Rhenen is toch een engel 1" riepen nu dezelfde meisjes, die vroeger het arme kind nooit een vriendelijk woord ge schonken hadden. Alleen Ernestine zweeg. Zij was diep ongelukkig. Voornamelijk ter wille van haar omgang met de schatrijke Anny was zij dien morgen zoo liefdeloos geweest eD hoe verontwaardigd had deze haar nu aangezien I Dien middag aan tafel vertolde Ernes tine dit alles aan haar grootouders cn ga ven deze haar den raad dadelijk naar de weduwe Vcrlinden te gaan en Betsy om vergeving te vrageD, maar daartoe was zij niet te bewegen. „O neon, dat nooit," gaf zdj norsch ten antwoord. Ik moet eerst morgen op school zien, met welke oogen ze mij aanjkijkl. Verbeeld u dat ik haar de hand toestak en ze mij die weigerde „Dan bad je niets daD je verdiende loon," beweerde haar grootvader op stren gen toon, „kind leer toch je hoogmoed en koppigheid overwinnen, eer het voor altijd te laat is." Maar Ernestine kon noch den volgenden dag, noeh de eerste woken daarna in Betsy's oogen haar vonnis lozen. Het arme kind bleef weken achtereen zóó zwak, dac ze niet op school kon komen, maar het ontbrak haar aan niets, daar zorgden de ouders van haar medescholieren wel voor. Op een middag vóór het aangaan van de school, stonden de meisjes geheimzinnig met elkaar te fluisteren over een verras sing, die zij Besty Verlinden wilden berei- dep. Plotseling riep Anny van Rhenen met luider stem, terwijl zij Ernestine, die op een kleinen afstand stor.d, veel betceke- nend aanzag: „Tine, waarom ga jij ook Betsy niet eens bezoeken. Zij vraagt telkens naar 1 jc!" „Is dat waar?" vroeg Ernestine ge jaagd. „Dan ga ik er dadelijk heen; ik dacht, dat zij boos op mij was en ik. heb dat ook verdiend. Ik had gaarne^ naar har toe willen gaan... maar..." en bij deze woorden vulden Ernestines oogen zich het tranen, „ik durfde niet." „Nu jij er zelf over begint, is het met Tine," hernam Anny op zachten toon, „moet ik je zeggen, dat ik destijds je hardvochtigheid zeer kwalijk heb genomen, maar Betsy, dat lieve schepseltje, heeft van het eerste oogenblik je tegenover m j verdedigd; tracht dus je trots te overwin nen en, ga er heen." „Mijn trots behoef ik niet meer te over winnen," klonk het ernstig antwoord. „Ik heb al sinds lang ingezien, dat Betsy in alle opzichten mijn meerdere is, en mijn grootste streven zal van nu af zijn, edjj haar vriendschap waardig te maken." Verscheidene weken zijn na dien tijd verloopen. Betsy Verlinden is geheel her steld, en niemand denkt er nu ooit meer aan, dat zij 't kind eener arme weduwe it; allen vechten als het ware om de gunst, met haar over straat te gaan. Ofschoon, zij op haar beurt haar best doet voor nie mand eenige bijzondere voorkeur te too nden, weten allen toch, dat Ernestine haar verklaarde lievelinge is. Met haar scher pen blik heeft het edele meisje al spoedig ingezien, welk offer Ernestine heeft ge bracht aan de vooroordeelden, die haar van haar jeugd af aankleefden en thans is Ernestine op har beurt trotsch op de vriendschap van het kind van de arme weduwe. Zoo heeft zdj ten slotte geleerd zichzelve te overwinnen. HONDENT&OÏTW. Kapitein Greg, een Amerikaansch' oiii- cier, woonde op het fort Standix. Op een mooien herfstavond ging hij met een der korporaals van zijn regiment op de jacht. Daar hij wist, dat de wilde Indianen dik wijls in de buurt van het fort ronddoolden, was meD voornemens naar huis terug te keeren voordat dc duistrenis hen aan eenigen aanval blootstelde en dachten ex, werkelijk reeds aan zich terug te trekken, toen eenige duiven' zich in hun nabijheid op een boom neerlieten. D© korporaal wilde trachten eenige Bun* nor te dooden en richtte zijn geweer op den boom, toon men liet geluid van twee mus ketschoten vernam, die door onzichtbare hand werden afgedrukt en op hetzelfde oogenblik zag de kapitein zijn metgezel ter aarde storten, terwijl hij voelde, dat hij zelf ernstig in de zijde was gewond. Ik zag ook dadelijk een Indiaan van grooten H- chaamsbi uw, die met reuzenstappen op hem afkwam, met een speer iü de hand. De wil de gaf hem verscheiden slagen op het hoofd trok zijn mes, bediende er zich van om een cirkel rond zijn hersenpan te trekken en eindigde met hem te scalpcercn. Het ge lukte Gr°g zóó goed <.m dcD schijn aan te nemen, dat hij dood was, dat de wilde weg ging, hem in dezen vreeselijlken doodstrijd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1907 | | pagina 11