ALLEBLEL
van misdaden genoemd, zooals in de sago
van Bisschop Hatto van Mainz voorkomt,
Waarin de korenwodkeraar door muizen
vervolgd werd. Het verschijnen van veel
muizen zou oorlog, van veldmuizen nade
rende legerscharen aankondigen. Daar do
volksgeest in den voortijd iets bovenna
tuurlijks niet begreep, werd in die dagen
dikwijls in symbolen gesproken en de mui
zen vaak met dc zielen van afgestorvenen
vergeleken. De heilige Geertruida do
schutspatrones der zielen wprd derhalve
met een muis in de hand voorgesteld.
Zoo stond ook de rattenvanger van Ha-
meln met den god der onderwereld in re
latie, die, toen men hem zijn loon onthield,
dei zielen der kinderen tot zich riep.
De raaf, de begeleider van den Noor-
krhen god Odin, die eens den helden den
dood verkondigde, heet thans nog do hut
te omzweven van hem, di© in doodsstrijd
ligt.
De ekster geldt evenals vroeger nog als
weervoorspeller. In sommige streken
heerscht nog het bijgeloof, dat zoolang do
ekster zijn zwarto veeren draagt, alle hel
den dor onderwereld sluimeren, zooals
keizer Roodbaard, keizen Karei, de Brit-
echo sagenheld Arthur, enz. Dit geloof
dateert van den tijd, dat de» donkere kleur
de doodskleur was. Eerst wanneer de ek
sters witte vederen krijgen, worden de
helden tot een nieuw leven geroepen.
D© haan was het gebruikelijke offer'diec
der voorvaderen. Hij werd, vooral in noor
delijke streken, den god Donar geofferd,
die over bliksem en donder regeerde.
Schijnbaar is hiervan het gezegde afge
leid: Iemand den rooden haan op dak
zetten."
De Wenden drukten hun bijgedoof uit
door op de door de christelijke bekeerlin
gen opgerichte kruisstangen een haan te
bevestigen.
Dat vele menschen deeierschalen na nut-
tiging van het ei breken, wijst op het bij
geloof van vroeger, dat de geest van hek-
gen in de schalen zou huizen, en zooals do
spröökjes spreken, over do gouden eieren.
zoo bleef het oeroude symbool van het c-i
als fceeken van vruchtbaarheid in de Paasch"
eieren in den loop der eeuwen tot heden
bestaan.
De spin, die tot het dierenrijk behoort
der Erigga, dio als beschermster der hui
selijkheid geldt, brengt nog altijd geluk.
Nog heden wtoigeren vele menschen eeD
kruisspin te vertrappen, zonder er, zich re
kenschap van te geven, dat hun voorouders
do spinnen spaarden, omdat het dier in
kruisvorm het tccken van den hamer van
Donar, dat tegen bliksemslag beschermen
zal, op den rug draagt.
Het volksgeloof zegt ook, dafc ieder buis
van vuur en bliksem verschoont blijft,
waarop een ooievaar nestelt. Nog heden
wordt de ooievaar het dier van Donar,
lentebode en gelnkbrenger genoemd.
Een landman zal daarom nooit een
ooievaar van zijn dak verdrijven.
In zeker opzicht hebben al deze oude ge
bruiken bun recht van bestaan. Zij zijn als
het ware de echo van het oude gevoelsle
ven uit een cultuuit-historisch belangwek
kend verleden. Daarin weerspiegelt zich de
rijkdom van pliantaisie, welken dc voorva
deren bezeten hebben, cn met behulp waar
van zij menig raadsel der natuur oplosten.
RAADGEVING.
Echtheid van kleur.
Men (kan onderzoeken of do kleuren van
een stof echt zijn. Een staal daarvan be-
handele men alzoo:
1. Wrijf het tegen een stukje wit bordpa
pier; het mag daardoor niet veranderen;
2. in schoon water mag het niet aigeven
3. tussohen wit papier gelegd en met een
heet strijkijzer over streken, mag het niet
veranderen
4. bedek het staal met een stuk bordpa
pier, waarin twee rondo gaten zijn geknipt,
en stel hot zoo aan do zOn bloot; het licht
mag het niet doen veranderen. hetgeeD de
>«onde plekflöen spoedig zouden doen bc-
nerken;
6. kleuren, die, in een Iö pCfc.-oplossing
van zwavelzuur, soda of ammoniak ge
drenkt, na het wasschen in water, of bij
een zelfstandig koken in een 1 pCt.-zecp-
oplossing. onveranderd blijven, kunnen als
echt worden beschouwd.
Wekelijksche Kalender.
Zondag.
Gelijk er oen spreken is, dat stil maakt,
zoo is er een stilte, die spreekt.
iU aan dag.
Aflegging van gebreken is ontheffing van
lasten.
Dinsdag.
Zich onbegrepen gevoelende, ontbreekt
een kind de moed zijn bezwaren te open
baren.
Woensdag.
Wie in zaken kleine bezuinigingen ver
smaadt als de moeite niet waard, vergeet
dat uit één appelpitjc een boom kan groeien.
Donderdag.
Dikwijls is de fout, die iemand begaat,
vergeeflijker dan zijn verontschuldiging.
Vrijdag.
Hoop slechts in hem een vriend te vinden,
die in u een vriend gevonden heeft.
Zaterdag.
Vergeet uw weldaden. Dan hebt ge geen
last van ondankbaren.
STOPGOUD.
Wordt bezield door het geloof, dat het.
leveD eon groote en edele roeping is; niet
iets laags en mins, waar wij ons zoo goed
mogelijk doorheen moeten slaanmaar een
grootsche, verheven bestemming.
G ladstono.
Onze daden volgen ons waar wij gaan, en
wat wij gewoest zijn maakt ons tot wat wij
zijn. George Eliot.
RECEPT.
Warm© appelpudding.
Een tiental mooie zure appelen, van
gelijke grootte, schilt en boort men uit.
Dan doet men hen in een vuurvaste pan
en zet ze met een paar goede lepels suiker
in den oveD. totdat ze zacht zijn. Daarna
bestrooit men ze met fijngestampte bit
terkoekjes resten van andere koekjes
kunnen ook dienen.
Men kookt anderhalf ons rijst in één li
ter melk ©n met een weinig zout goed gaar
en stijf, voegt er bij een paar lepels fijn
gesneden sukade, dito gemalen amandelen,
twee lepels boter, twe© lepels suiker, één
ei, met het wit geklopt, cn één eierdooier.
Nu wrijft men den vorm mot boter in en
bestrooit hem met bloem; vervolgens be
dekt men den bodem en de wanden met de
gekookte rijst.
In de overgebleven ruimte doet men do
appelen en bedekt hen met rijst. Sluit
den vorm goed en laat hem één uur of an
derhalf uur au Bain Marie gedurig koken.
Men stort den pudding op een warmen
schotel, plaatst één appel, dien men er
uit moet houden, op den top en garneert
hero verder met geconfijte vruchten.
Men presenteert cr wijnsaus bij.
Een man, die vast overtuigd was van het
oud© volksgeloof, dat hij, die 's morgens
een speld vindt en opraapt, den geheeleA
dag geluk heeft, zag op zekereo morgen een
speld op straat liggen.
Terwijl hij bukte om die op t© rapen, rol
de zijn hoed in de goot. Zijn bril viel op
straat en brak. Zijn bretelknoopen spron
gen los; het achterknoopsgaatjo van rijn
overhemd scheurde en het had weinig ge
scheeld, of hij had zijn nieuwe valsche tan
den verloren. Maar hij kreeg de speld.
Y ij i dubbele stommeriken.
Eenige Engelsche jongelui kwamen bij een
antiquaar op het vasteland, die bekend was
om zijn groot© talenkennis. Alleen het En
gelsen was de antiquaar niet goed machtig.
De jongelui vroegen hem wat. D© anti
quaar haalde de scnoutiers op. „De stom
meriik kent geen Engelsch was de con
clusie der Engelschen.
„Do you speak Italian?" vroeg de anti
quaar. (Spreekt u ItaJiaansch?)
„No." (Neen).
„Do you speak Greek ?"-
„No."
„Do you speak Turk?"
„No."
„Do you speak Spanish?"
„No."
„Do you speak Russian
„No."
„Ik mag dan eenmaal een stommerik zijn,
u blijkt het ten minste vijfmaal to wezen.
Onmogelijk. Vrouw (wier man
erg aangeschoten laat thuis komt): „Ik
koojk van woede."
Man: „Maar, vrouwtje, je kunt immers
heelemaal niet koken
Kitty: „Willem ontmoette aan boord
van die stoomboot een meisje, en nog vóór
hij Amerika bereikte, was hij verloofd. Wat
fceg je me daar nu van?"
Tom: „Dat bewijst weer eens te meer,
dat de gevaren van de zeereis nog niet allo
zijn weggenomen 1"
Eerste schoenenpoetser: „Heb
je herrie gehad met Jacob?"
Tweede schoenenpoetser: „Ja,
dat is zoo, maan ik zal wraak nemen."
Eerste: „Sla je 'm op z'n gezicht?"
Tweede: „Ik ga naast hem staan, als
hij 'n m'nkecr bedient. En als hij klaar is,
dan vraag ik dien m'nheer: „Schoene poet
sen, ra'nheer"?"
Signalement. Commissaris
van politie: ,,U heeft dus den dief
gezien, toen hij uit uw huis kwam V'
Professor: „Zeer zeker. Hij had een
merkwaardige gelijkenis met Ramses II uit
de 19de dynastie der Pharao's."
Hetj Nederlandsch van een
Be I g. Een aannemer te Arnhem, de heer
L., ontving van den heer Théodore Gravez,
te Bergen, in Henegouwen, de volgende
briefkaart
„Wilt gij den gedienstigheid hebbeo. van
mij, in terug, opnieuw, dat gij nu wagen»
van 10 of 15 tonen ran normaal vcrwede-
ring, hebben te, verkoopen.
In den bevestiging, geeft mij, lichtdruk,
principaal lengte zooals uw beste verkoe-
ping hoedanigheid.
In den hoop van een aantwoord t© kre
gen, ontvang Mijnheer mijne ongeveisden
groetanis."
„Ik hoop, Jaantje, dat je de zaak goed
overdacht zult hebben," zei mevrouw, toen
Jaantje liad aangekondigd, dat zij zou
vertrekken, omdat zij zou gaan trouwen.
„Ja,. mevrouw", was het ernstige ant
woord; „ik ben hij twee waarzegsters en
een helderziende geweest; ik heb in uen
almanak een geluksdag opgezocht cn hek
op een lok van zijn haar gedroomd; dan
ben ik nog naar een kaartlegster geweest
en naar een medium, en ze zeggen mo alle
maal, dat ik maar doorzetten moest. Neen,
ik ben er de yrouw niet naar om me zoo
maar op ijs van één nacht te wagen 1"
Part ij getrokken. Schrij-
vor: „Collega's, dio ons laatst samen ge
zien hebben, wilden niet geloovon, dat i©
mijn vrouw bent."
Z ij n vrouw: „Heel begrijpelijk. Zulk
een moderne schrijver als jij en een vrouw
met zoo'n... ouderwetscben hoed I"