ZOMDAG5BIAD
IEID5CM DAGB1AD
N£. 14637.
u, -
9 November 1907.
i- t- VAN HE.T
Het schot op het kruis.
iO.
Het was op 'een Zondagmorgen iD den
laten nazomer. De klokken riepen met hel
deren klank de dorpsbewoners ter kerke.
In feestgewaad en eerbiedige stemming
toog jong en oud naar het Godshuis. Groe
pen vormden zich vóór de kerkdeur. Groe
ten werden geiwisseld, het schoon© weer ge
prezen en do naderende oogst besproken,
totdat de klokken zwegen en allen de kerk
binnentraden.
De boer van „Eikenhorst" ging niet
den tempel binnen, want hij moest met zijn
knecht op jacht.
Mijlen ver in den omtrek was er geen
rijker boer, en daar alles hem meeliep, was
hij trotsch cn overmoedig en bekommerde
zich om God noch gebod. Met korkgaan
hield hij zich dus ook niet op.
Do beide jagers hadden spoedig het boscn
bereikt; zij droegen hun jachtkleederen en
op de schouders korte, sterke buksen. Zwij
gend en met gespannen aandacht werd het
boscb afgejaagd, maar of schoon do jagers
als vossen loerden, kwam hun geen wild in
het gezicht. De zon stond hoog aan den
hemel, het moest reeds middag zijn. De ade
ren zwollen den gramstorigen boer op het
gelaat en zijn oogen fonkelden.
Vervloekt," knarsetandde hij: ,,dat is
nier de wildrijkste streek van den geheelen
omtrek, en wij loopen een halven dag
rond, zonder een stuk wild to zien."
„Het is reecis laat, baas", zeide do knecht
en hij wees naar dc zon. Laten wij naar
huis teruggaan."
„Goed, ik ben moe en hongerig en alle
lust is mij vergaan. Wist ik, wie er do
schuld van is, dat deze tocht mislukt is,
iao. zou het hem slecht bekomen 1"
Het tweetal keerde naar huis terug. Do
boer raasde van woede en brak nu en dan
n verwenschingen uit.
Aan de grens van het bosch, eenige schre
den van het struikgewas verwijderd, stond
dicht aan den rijweg een steenen kruis.
Het beeld er aan was reeds afgebrokkeld
en met mos begroeid. Het was opgericht
op de plaats, waar eens een overvallen en
gedood© reizigeir gevonden was. eenige
woorden, nauwelijks meer te lezen, bevat
ten een wensch voor het eeuwig welzijn des
verongelukten. Zoodra de boer dit. kruis in
het oog kreeg, kwam er een helsche woede
op zijn toornig gelaat.
„Nu weet ik," siste hij meer dan hij
sprak, „wie mijn jacht bedorveD heeft."
„Wie?" vroeg zijn knecht, terwijl zijn
gelaat verbleekte. t.
„Dat daar! ï)e vuist van den boer balde
zich tegen het kruis met het beeld. Het
geluid der klokken heeft het wild schuw
gemaakt, maar niemand zal den boer van
„Eikenhorst" ongestraft in den weg ko
men. Ik zal mij wreken."
De knecht sidderde van angst, toen hij
zag, dat zijn meester het geweer aanlegde.
t,Laat uw plan varen 1" riep hij uit.
„Roep de straf Gods niet over ui"
Mot hoon end gelach stiet de boor hem
terug. „Ik trotseer alles", bromde hij en
mikte; „men zal kunnen zien, dat ik voor
niets vrees heb, hoort gij? En voor nie
mand."
De knecht greep nog eens zijn arm.
„Doe het toch niet. Gij zijt razend en
weet niet, wat gij doetl"
De krachtige vuist van den boer slingerde
hem ter zijde, zoodat hij op den grond vieL
Woede fonkelde in do oogen van den
boer, zijn handen beefden, maar zorgvul
dig legde hij aan en mikte bedachtzaam.
Het schot knalde." De dwaasheid was be
gaan. Maar wat was dat? Op hetzelfde
oogenblik hoorde men een klagend en steu
nend geschrei. De knecht trilde van angst,
zijn knieen knikten, alsof hi.) zou neerval
len. Het blood stolde in de aderen van den
verraetelen schutter en, het geweer onder
werpend, 6nelde hij naar het kruis. Daar
rezen hem de haren te berge on met een
vreeselijken schreeuw wierp hij zich op den
grond. De knecht snelde toe en naderde
vol angst het kruis.
Op het gras onder het kruis lag een
meisje van omtrent zes jaren, dat hevig
bloedde uit een wonde aan het hoofdhet
gezicht was met bloed bedekt, de oogen en
lippen waren gesloten, een zwak sidderen
alleen was het teeken, dat het leven nog
niet geheel ontvloden was. Do boer lag
bewusteloos, maar niettegenstaande zijn
onmacht droeg zijD gelaat do uitdrukking
eencr geweldige verschrikking. Toen inj
bijkwam, hief hij zich krampachtig bevend
op en zijn duistere blik sprak van groote
ontzetting.
„Peterriep hij angstig.
„O, welk ongeluk 1" zuchtte de knecht:
„hadt gij toch maar geluisteid."
„Spoedig naar een dokter 1"
De knecht verwijderde zich en liep als
razendde boer echter wierp zich bij het
slachtoffer van zijn misdaad.
„Trina, mijn kind, mijn lieveling!" Een
ontzettende smart overviel hem. Zie mij
eens aan, mijn kind, spreek een woord,
neen, het is onmogelijk, neen, ik heb mijn
eigen kind toch niet met eigen hand ver
moord..."
Doch de mo-nd van het arme kind bleef
stom, de oogen waren gesloten, de ademha
ling verminderde. De boer staarde naar
zijn slachtofferzdjn stem werd weeklagend
en als het rooheleD van iemand, die doode-
lijk gewond is. Als waanzinnig ze#g hij rond
en met klagende stem zonk zijn krachtige
gestalte naast het kind neer.
Toen de menschen uit het dorp toesnel
den, vonden zij den boer hulpeloos naast
zijn kind liggen, dat reeds gestorven was.
Zijn vrouw wierp zich weenend bij beiden.
„Het is een straf," riep de moeder kla
gend uit „God laat met met zich spotten.
Het kind is zijn vader in het boscb te ge-
moet gegaan en waarschijnlijk vermoeid
hier ingesluimerd. En de vader heeft, toen.
hij op het Christusbeeld schoot, zijn eigen
kind vermoord."
Bij dit weeklagen kwam de boer weer tot
bezinning en zijn blik viel weer op de ver
schrikkelijke plaats, waar zijn kind lag.
„Trina 1" Nu wierp hij zich voor zijn
vrouw neer. „Vloek mij niet! God straifc
gestreng."
„Hadt gij maar vroeger willen inzien,
dat Gods macht grooter is dan de uwe, dan
was het niet tot zulk een einde gekomen."
Een klagend gesteun was hot antwoord.
De dokter, die thans aankwam, kon slechts
den dood vaststellen. In de oogen van den
boer vlamde een waanzinnige gloed; zwij
gend nam hij het lijk in zijn armen en ver
liet het bosch. Hij bleef bij het lijk en
slechts met moeite kon men het in het graf
loggengeen geluid kwam over zijn lippen,
geen zenuw van zijn gelaat vertrok zich,
zijn gehecle verschijning teeken de ontzet
tend e smart. Op het kerkhof trok hij zich
de haren uit het hoofd en men moest hem
met geweld naar huis brengen. Nu opende
hij den mond tot smartelijk klagen; het
kind, dat hij gedood had, was zijn eigen
kind, wqs het dierbaarste, wat hij bezat.
Met een met zijn stug karakter strijdende
liefde en toegenegenheid hing hij aan dat
dierbare wezen, en dat geluk, dat eenige
cn zoetste zijns levens, had hij zelf ver
woest.
Het sterke zenuwgestel van den boor
zegevierde over de vertwijfeling, die zijn
ziel drukte. Geknakt viel hij op het ziekbod
neer en in hevige koorts zweefde hij weken
achtereen tusschen leven en dood.
Het was weer Zondagmorgen. De klokken
riepen weer ter kerke eij de godsdienstige
menschen gingen in het voorbijgaan bij de
boerin van „Eikenhorst" aan, om eens te
vragen, hoe het met haar man ging.
„De koorts schijnt verdwenen", zeide de
bezorgde boerin, „hij is rustiger geworden,
maar hij spreekt nog geen woord, en de
dokter meent, dat er nog maanden kun
nen voorbijgaan, vóór hij geheel hersteld
is."
Zuchtend tnad zij in do ziekenkamerde
zieke sliep, maar bij haar binnentreden
ontwaakte hij. Zijn blik was op haar ge
richt, mat, maar zonder den onrustigen
koortsgloed.
„Trina," (kwam er klankloos over zijn
lippen. Is het werkelijk waar, wat ik zoo
ongelukkig droomde?... Ja, het is waar, het
is geen droom. Hoor, de klokken brengen
mij alles in herinnering; juist zoo klo'ken
zij op dien morgen. Ik was op jacht in net
bosch en daar had de schrikkelijke daad
plaats; met goddelooze hand schoot ik op
het Christusbeeld, en het schot doodde onze
lieveling .Trina I" Hij zag haar aan en nam
haar hand. „Vergeeft ge mij?"
„Wij zijn streng gestraft", zeide zijn
vrouw, en de tranen rolden over haar ge
laat. „Maar ik zou het ongeluk Jiuhter
kunnen dragen, als ik wist, dat gij eon
ander mensch wilt worden en erkennen, dat
de macx-t Gods g.->oter is dan de uwe."
„Dien troost kan ik u geven," zeide hij
zacht, en rustig zagen zij elkander aan.
„Ik had het vergeten en was vermetel ge
noeg God te trotseeren, maar ik ben ge-