ZOMDAG5B1AD IÉID5CH DAGB1AD Derde Blad. 2 November 1907. N£. 1463L S r VAN HET 9 S AJU a»eeö660öaadÉ>ó«6 ill je£ü LUBina. Op het slot Montfleuri in d© Tourraiqo was een groot gezelschap bijeen. Geduren de den maaltijd werd slechts over politiek gesproken en vervolgens was het d^sprek op het onvermijdelijke thema der liefde geko men. Do dames verheugden zich er over en duisterden aandachtig naar de theorieën over de liefde en haar verwikkelingen. Toen de gastvrouw op een zilveren pre senteerblad de likeuren ronddiende, zei de heer De B., die ais een groot mcnschenlkeu- ner bekend stond: ,,Het is werkelijk onbegrijpelijk, hoe de liefde voor een vrouw ons tot de grootste domheden verleiden of ook tot de heldhaf tigste daden brengen kan Ieder wist nu ec:i kleine geschiedenis te vertellen. Een jonge weduwe sprak van een ecutge- noot, die zeventien maal voor de vrouw, die hij beminde, geduelleerd had, en daar men meende, dat' dit verhaal op haar zelf betrekking had, was men vol aandacht. Een oude heer vertelde van een beeld houwer uit de provincie, die, verliefd zijn de op een schoon, jong meisje, haar buste modelleerde en een meesterwerk schiep, dat hem roem en eer deelachtig deed wor den. Hij is nu lid van het instituut. De gastvrouw zelf wist ook een pakkende geschiedenis te vertellen van haar grootva der. Deze was op eon nioht van hem verliefd geraakt, die echter de ecnigszins vreemde gril had slechts met een kolonel te willen trouwen. Mijn grootvader trad ak soldaat in dienst en maakte den geheclen veldtocht van Napoleon mee, en kwam in 1817 met een gezicht vol littedkens cn met één arm, doch als kolonel van het grenadiejsregi- ment terug. Zijn nicht ontving hem mot open armen, zij huwden en werden zeer, ceer gelukkig. Allen riepen: „Dat is buitengewoon 1" „Ik ken con geschiedenis, die nog zonder linger is," zeide do oude dokter ernstig. Hij was een kalm, in ziohzelven gekeerd znepsch, en men ging om hem heen staan en verzocht hem, die geschiedenis te vertol len. IL Hij wendde zich tot een der heer en en vroeg: „Herinnert u zich nog, graaf, hoe u eens op een avond onverwacht van Parijs kwam rn van mijn rijtuig gebruik moest maken? Ik had -dien avond een ziekenbezoek afge legd. Hot was verschrikkelijk weder, en wq waren beiden blijde een reisgenoot gevon den te hebben. Op den ecnigszins steilen weg, die naar het dorpja Villemory leidt, schrikte mijn paard ergens voor, maakt© een zijsprong en wierp ons in de sloot. Gelukkig haddon wij ons niet bezeerd, en wij louden over one avontuur gelachen hebben, wanneer niet een rad van mijn wagen gebroken ware. Het was één uur 's nachts op den land weg voor een dorpje van driehonderd zie len. Wat moest ik beginnen? Mijn Reisgenoot was ontroostbaar. Hulp was niet te verwachten, Ik echter troostte hem en wees met de hand naar het schijnsel van een haardvuur, dat helder tot op den straatweg doordrong. Graaf H. riep verbaasd uit: „Nu ben ik nieuwsgierig te vernemen, wie in Villemory 's nachts om één uur Dog op is I" Het was Jean Lubin, de smid! Het is mij, alsof het gisteren gebeurd was. Ik zie nog het treurig-ernstig© gelaat van den smid voor mij. Hij was ©en man' van in de vijftig jaar. Het haar was aan de beide slapen bijna wit. Wij vonden hem werkelijk nog aan den arbeid ora één uur des nachts. Daar wij haastig waren, bleef ons niet veel tijd tot praten. Hij repareer de vlug de schade en spoedig daarop konden wij ons weer op weg begeven, nadat wij den man bedankt cn zijn werk rijkelijk beloond hadden. Hoogstwaarschijnlijk heeft u gedacht, dat het dien nacht toeval was, dat wij den smid nog aan hot werk vonden. Maar neen, reeds sedert vijftien jaren was dit dagelijks het geval Jean Lubins werkelijke naam was Philippe de Rieux, vroeger eigenaar van een ijzergieterij en millionnair. Ja, deze werkman, die met vuile handen en ge-kromden rug voor zijn aambeeld stond, had den rijkdom gekend, en ook het geluk Hij was van goede familie. Toen hij trouwde, was hij reeds eigenaar van de gieterij. Naast het vermogen, dat dit huwe lijk hem had gebracht, had het hem ook vreugde en geluk verschaft. Mevrouw D© Rieux was een vroolijke, kleine vrouw. Ik heb haar persoonlijk ge kend, daar ik haar als arts behandeld heb. Zij had een 'gelaat als dat van een kind, een bekoorlijk lachje en de gratie eener elf. Maar haar gezondheid was zwak. Zij moest als een kostbare bloem verpleegd worden; het geluk, waarmee zij werd om ringd, hield haar staande. Haar man wist niet hoe goed hij voor haar wezen zou. Hij verwende en vertroe telde haar. Zij had alles, wat men zich maar wenschen kan om gelukkig te zijn. Haar leven was als een voortdurende feest dag! Zij was aan het geluk gewoon geraakt, lachte eD schertste, kendo geen leed en zou daartegen trouwens ook niet bestand zijn geweest. Wanneer men baar echtgenoot daarover sprak, zeide hij: „Wij hebben niets van het leven te vreezen; zij mag genieten zoo veel zij kan." Wanneer men elkaar liefheeft, moet men ook do zorgen met elkaar deelen. De Rieux dacht anders. „Mijn vrouw is voor geluk kig-zijn geboren", zei hij; „de storm zaJ haar niet overvallen F' Vijf jaren was de storm uitgebleven; slechts zonneschijn heerschte in het jonge huwelijk. De kleine bloem bloeide en koes terde zich in de zon en het licht. Maar op zekeren dag kwam de storm en bracht onverwachts onheil. Verlies op ver lies trof den graaf. Mijnheer De Rieux was geruïneerd 1 Deze tijding trof hem als een donder slag, Hij had er nooit aan gedacht, dat dat mogelijk kon zijn Tot zijn vrienden en familieleden zei hij „Zeg haar niets, zij mag er niets van we ten." Rn zij werd niets van het ongeluk, dat haar man getroffen had, gewaar. Hij had den moed te zwijgen, te liegen, tot aLlea ten einde was. Wanneer hij bij baar zat, moest hij zich steeds behoerschen, om niéts te verradenmaar hij was sterk. In het leven van de jonge vrouw werd niets veranderdzij lachte en schertste ea was even gelukkig als vroeger. Niets ont brak haar; iedere wensch werd vervuldl Dezelfde pracht als voorheen omringde haar. Lang zou dat lachen echter niet meer in hot huis weerklinken. Op een winter avond legde de (kleine, teere bloem zich neer, om niet meer op te staan. De ziekte, die inwendig aan haar knnagde, maakte snellen voortgang, zonder dat haar man bet verhinderen kon. De kleine vrouw stierf, maar zij stierf met een lachje op de lippen, tevre den en gelukkig met het leven, dat zij ge leefd had. III. Nu moesten de twee jaren van gelulk ©B illusie, die mevrouw De Rieux geleefd had, betaald worden. De afgrond opende zich voor den eige naar van de gieterij; hij trachtte niet lan ger te strijden. Maar hij was een man van eer. Hij be taalde alles, wat de liefde voor zijn vrouw hem gekost had. Hij verkocht alles; niets behield hij, wat aan vrocgeren rijkdom her inneren kon. Het faillissement had zijn gewonen loop gehad; hem bleef niets over, alleen de eer. Men wist, dat hij ongelukkig was en in nood verkeerde. Hij behoefde immers niet meer te liegen. Maar geen mensch kwam hem te bnlp. De zaken waren afgewikkeld. Eenige schuldeischers bleven nog, dlo de weelde, waarmee Hij zijn vrouw had omgeven, hadden betaald. Toen besloot hij te gaan werken. Hij werd een eenvoudige arbeider, een smid. Zijn werk was goed en degelijk. Hij kreeg werk in overvloed. Spoedig kon hij Bet overdag niet meer af cn gebruikte den nacht. Men gewende er aan, Het lichtschijnsel in zijn smederij tot laat in den nachf te zien. „Die gierigaard", zei eeD. ,,Hij stapelt gul'm v3or gulden op, om te gaan trouwen," meende de ander. Alleen ik wist de geheel© waarheid. Mij

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1907 | | pagina 11