houden van iemand, die vechten en dooden kon; maar de tijden zijn veranderd, want je vader heeft den mijne zoo goed ais je jawoord verpand. Ol kleine, je weet hoe lief ik je altijd had, sedert wij samen kinderen waren." Zij zocht naar een antwoord, toen hij opeens het hoofd omwendde, den hand- echoën zag, dien opraapte, en sprakeloos bekeek. Met een kreet vloog het meisje naar den voet der trap en plaatste zich daarvoor. John Leyton naderde haar. „Cecily", zeide hij op gedempten toon: „wij zochten den koning en toen ik binnen kwam zag ik den handschoen terstond en begreep alles. Maar zoo ik een Puritein ben, ik kan den man niet gevangenne men, wiens leven door twee weorlooze held innen verdedigd wofrdt. Verberg den handschoen voor andere oogen. Ik heb niets ontdekt." Opeens sloeg het jonge meisje den arm om zijn hals en barstte in tranen los. „O! John, JohnV snikte zij:: „Niuv eerst heb je mijn geheele hart gewonnen." Een kwartier later reed- de jonge man met zijn niets vermoedende soldaten weg, kwam meester Ferrers den koning afhalen, om hem naar een veilige wijkplaats te voeren. Cecily gaf hem zijn handschoen terug, maar hij drukte hem weder in haar handen met de woorden: „Behoud hem als een aandenken aau den koning, wien6 leven gij hebt gered." En zij kuste het dierbaar geschenk, dat haar reeds geluk aangebracht had. AnaMoteK. Ingez. door Jacoba van Weeren. Een slimmerd. Een boer, die met eienen naar de stad ging, ontmoette een keDnis en zeide tot nem: „Je kunt nooit raden hoeveel eieren ik in dit mandje heb; als je het raadt, geef ik ze alle twintig." Ingezonden door Pieter Coffrie. Hendrik: „Weet je wie de grootste fles- achentrekker in Leiden is?" Piet: „Nu, wie dan?" Hendrik: ,^Het paard van de bierbrou werij van Van Waveren 1" Ingezonden door „Woudlelie." Geluk. „Mama, ik was vandaag bijna overreden geworden 1" „Hoe kwam dat, mijn jongen V' „Ja, ziet u, ik viel midden cp de straat, maar er was gelukkig gc:n wagen in den omtrek varen, deden al het mogelijke om de équi page te redden van het schip, dat zij hui te j gevecht hadden gesteld. Zij slaagden er slechts ten deele in, want een groot aantal matrozen verdronk en de overigen werden als krijgsgevangenen naar het binnenland vervoerd. De uitslag van het gevecht stond weldra \t\ de Amerikaansche en Engelscho bladen te lezen) die tevens de namen der matrozen bekend maakten, waaruit de équipage van het Amerikaansche schip bestond. En zoo doende kwamen de oude Ambrosius en zijn jongste zoon te weten, dat hij, die van ben weggeloopen was, aan het gevecht had deelgenomen. Maar aangezien de bladen het stilzwijgen bleven bewaren omtrent het aantal en de namen der slachtoffers, zoo konden zij niet weten of de avontuurlijke William nog tot deze wereld behoorde, of bij geketend in de Mexicaansche gevange nissen verblijf hield, dan wel of hij voor eeuwig op den bodem der zee rustte. Ingezonden door W. Odendaal te Rijnsburg. Verkeerd begrepen. Twee jongens zijn op straat aan het vechten en de eene jongen ranselt den an deren, die op den grond ligt, duchtig. Een dame, die voor het open raam de vechtpartij aanschouwt, rc.pt nu in bla kende verontwaardiging: „Wacht, jongen, ik zal je helpen 1" „O, blijf u maar stilletjes binnen, me vrouw," roept da jongen terug; „ik kan het best alleen af."- OM -DER.'WILLE VAN-DE-5 MEER,- LIKT- DE-KAT- DE -KANDELEEK- Ann Varkentje. Er leefde eens een geain van varkens in een hok. Zij waren alle wit, op één na, en dat arme varkentje werd daarom zoozeer door zijn vader, moeder, broeders en zus ters geplaagd, dat men hem zelfs ternau wernood eenig voedsel gunde. Hij werd don ook heel mager en ongelukkig. Op zekeren dag, dat hij alleen in den hoek van het varkenshok waa gezeten, kwam er een oude kraai aanstappen, die hm vroeg, wat hem toch deerde en Varken tje vertrouwde hem zijn leed toe. De kraai gevoelde diep medelijden met hem, en zette zich op het hek neder, om eens goed na te denken over de vraag of hij hem niet hel pen kon. Men was bezig de boerderij te witten en op de binnenplaats stond een groote em mer met witsel. De kraai vroeg aan Var kentje of hij niet uit het hek kon komen. „Ol ja," luidde het antwoord: „dat doen de anderen ook wel onder het spe len want er is een plank los." Nu vertelde de kraai hem zijn plan. Itt- dien hij er slechts in kon dagen in den emmer te springen, zou hij wit zijn even als de anderen; maat hij moest zorg dra gen geheel en al onder het witsel te ko men, of wel het zwarte velletje zou nog zichtbaar zijn en daarna moest hij in de zon gaan zitten, om zich te drogen. Na dezen raad gegeven te hebben, vloog de kraai weg. Varkentje dacht een paar minuten na, liep toen op zijn broertjes en zusjes toe en vroeg hen of zij verstoppertje met hem wilden spelen. „Watspelen met een lcelijk zwart var ken zooals jij V' riepen zij en schudden den kop. Maar een hunner was goedhartiger dan de rest en zeide: „Komaan, wij kunnen best eens een spelletje met hem doen. Hij ziet er zoo on gelukkig uit." Dit had ten gevolge, dat de anderen toe gaven en weldra druk aan het spel waren. Varkentje maakte hiervan gebruik om de losse plank open te duwen en de binnen plaats op te snellen, door al de overigen gevolgd. Terwijl zij hem poogden in te halen, nam Varkentje opeens een sprong en kwam hij terecht in den bewusten emmer, die kantelde en hem geheel en al met wit sel overgoot, het puntje van zijn staart alleen uitgezonderd. Arm Varkentje 1 Hij was half verstikt en hoestte; zijn oogen neus en mond waren vol kalk en het speet hem bijna, naar den raad van den kraai geluisterd te hebben. Zijn speelmakkertjes bleven over de bin- henplaats rondloopen; maaT hij zelf kroop naar het hok terug en zette zich op een zonnig plekje neer, om zich te laten dro gen. Het duurde niet lang of hij werd op-, gezocht door al do dieren der hoeve, aan, wie de andere varkentjes bet gebeurde hadden, verteld. Toen het tijd werd voor het avondeten,; werd Varkentje nitgenoodigd met de overi gen mede te smullen, in plaats van zooals altijd minachtend ter zijde te Worden ge duwd. Gedurende een paar dagen was Varken tje volkomen gelukkig; hij kreeg voedsel Ambrosius Leake vertrekt naar Amerika om er zijn broer op te sporen. Vader en zoon wachtten aldus verschei dene weken op een bericht, dat evenwel maar niet kwam. Zij waren beiden letter lijk krankzinnig, het was werkelijk pijnlijk om hun angst en hun smart aan te zien. Het niet langer kunnende uithouden en vast besloten om het geheim, dat het lot van zijn broer omsluierde, te doorgronden, besloot de jonge Ambrosius naar New- York te vertrekken, ten einde op de plaats zelve alle mogelijke inlichtingen in te winnen. Niet zonder moeite in Amerika gekomen, was de jonge man zoo gelukkig te vernemen, dat zijn broer niet omgekomen was in het gevecht, dat aan zoovele van zijn kameraden het leven had gekost, maar dat hij, door de overwinnaars gevangenge nomen, op dit oogenblik opgesloten was in een Mexicaansche gevangenis. Het was den jongen Laeke echter onmogelijk te" weten te komen, in welke gevangenis zijn broeder verblijf hield. Deze toestand bracht hem niet tot wan- hoop, integendeel, hij vernam met een le vendig gevoel van vreugde dat degeen, wiens dood hij vreesde te zullen vernemen, zich in de macht van zijn vijanden bevond. Hij besloot onverwijld naar Vera-Cruz dat de Amerikaansche vloot toen blokkeerde, te gaan, daar aan wal te stappen om onder zoek te doen naar zijn broeder, die naar hij veronderstelde, ergens in die buurt moest opgesloten zijn. De jonge Ambrosius nam te Vera-Cru^ zijn intrek in een kleine herberg, die druk bezocht werd door de zeelui en ten einde geen verdenking op te wekken, bepaalde hij er zich toe om gedurende de eerste dagen van zijn verblijf slechts over onverschillige zaken te spreken. Met de noodige voorzor gen bezocht hij de stad en trachtte de re glementen te weten te komen waaraan de Amerikaansche gevangenen onderworpen waren; maar bovenal deed hij zijn uiterste best om de plaats t© ontdekken vaar zij opgesloten waren. Don Miguel, de eigenaar van de herberg, waar de jonge man zijn intrek had genomen nieuwsgierig geworden door zijn tallooze vragen en door zijn onophoudelijk komen en gaan, vatte argwaan op en meende in hem een spion te zien van do Amerikanen. Gelukkig raadde Laeke nog bijtijds de ge dachten van zijn gastheer, en daar hij, al vorens Engeland te verlaten zijn papieren bij zich had gestoken, kostte het hem wei nig moeite om deze ongegronde verdenking te niet te doen. (wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1907 | | pagina 13