De handschoen des Konings.
FEUILLETON.
Hoe Ambroses Leake zijn broer opspoorde
kunnen zij geen dienst meer doen. Zet ze
maar zorgvuldig weg, vrouw, dan kunnen
wo altijd aan haar denken."
Een jaar later was er een ander Marietje
en moeder liet haar de schoentjes zien en
vertelde haar, dat, als zij groot was, zè net
zoo'n paar schoentjes zou krijgen als die,
welke het vorige meisje slechts één keer
bad aangehad.
Onder den hoogen schoorsteenmantel
van Hill-Farm brandde een groot vuur en
ondanks de toenemende duisternis ver
spreidde het zulk een gloed over de bal
ken der zoldering en de eikenhouten pa-
neelen aan den muur, dat Cicely, Holden
zich geen moeite gaf de kaarsen op te
steken. Zij sloot alleen zorgvuldig de lui
ken en de ijzeren bouten daarvoor, terwijl
er een snik in haar keel opwelde en haar
oogen zich met tranen vulden.
Voor het oogen blik bevond zij zich ge
heel alleen in huis met een bejaarde
grootmoeder, die boven wasmaar het was
noch een gevoel van eenzaamheid, noch
van vrees voor den langen, donkeren
nacht, die haar deed weenen. Zij had
do deuren en vensters zelf zorgvuldig ge-
dotenen slechts tc zorgen voor het kleine
raampje naast de voordeur. Terwijl het
jonge meisje op een voetenbankje klom
om dat te doen, trok plotseling een geluid
haar aandacht. Zij bleef stilstaan om te
luisteren en zag er allerliefst uit op dat
oogenblik, het hoofd bedekt met het Pu-
riteinsche mutsje, dat zij verfoeide, maar
dat haar vader eischto, dat zij dragen zo.u.
De door haar opgevangen klank was die
van een stok op de trap in huis. Zij
haastte zich haar oogen te drogen cn op
den haard toesnellende, trok zij een hou
ten leuningstoel daarheen, er een rood
kussen op leggende, door haarzelve daar
voor vervaardigd. Daarop liep zij tot on
der san de trap, en hielp haar grootmoe
der binnentreden, haar vol liefde naar
haar plaatsje bij het vuur geleidende.
De oude vrouw raakte liefkoozend het
gelaat haror kleindochter aan.
nWel, liefste, waarom heb je den gehee-
len dag niet gezongen? Komt liet van het
ongewone werk? Ik hoorde hoe je Joan en
Betty verzekerdet, dat rij gerust konden
gaan
„O!" riep Cecily, „dat was ook zoo; ik
kon best voor eenmaal haar taak op mij
nemon; ik zou mij geschaamd hebben als
ik twee zul ken goeden dienstboden had
.verhinderd naar haar zieken vader te
gaan."
„Maar ik zie toch, dat je geweend hebt,
kindecg mij alles F' klonk het even lief
derijk en bezorgd.
,,Ik wilde het voor u verber~?.n, groot
moeder; maar het zal toch mijn hart ver
lichten, als u het weet.
Het is u bekend, dat Kapitein Leyton
hier aan kwam rijden en zich met vader
in de pronkkamer opsloot. Toen ik hen
daarna bediende, terwijl zij aten, spraken
zij samen voort zonder op mij te letten.
Zij maakten plannen; want zij hadden ge
hoord, dat de goede mijnheer Ferrers te
Little Gidding een boodschap aan den
Koning had gezonden, om hem te mel
den, dat hij aldaar een paar dagen uit
rusten kon. De arme Koning van dliit
groote land, die geen veilige plek heeft,
om het hoofd neer te leggen I O, groot
moeder, grootmoeder, zij, die hem haten,
weten allesmen za.' de wegen bewaken,
daarvoor dragen vader en Kapitein Ley
ton zorg. Zuster Theresa was hier drie
dagen geleden al bang voor. zij vond
het niet verstandig van haar vader den
Koning uit te noodigen en zij smeekte mij
als ik eenig gevaar mocht bemerken, drie
maal van den heuveltop achter het huis
op den etenshoren t& blazen. Ik ging dat
onmiddellijk doen. Yader en de kapitein
waren zoo druk bezig met hun gesprek,
dat zij niets schenen gehoord te hebben en
vóór dat zij samen wegreden, zeide mr.
Leyton mij, dat ilc een best meisje was,
en dat vader en hij overeengekomen wa
ren, zoodra er weer vrede in het land
kwam, mijn huwelijk met zijn zoon John
te vieren".
Het meisje barstte in snikken los.
,,Het is alles heel hard, liefste, heel hard,
maar
',,Och, grootmoeder, en te denken, dat
die lieve zusters van Little Gidding, die
haar leven doorbrengen met goed te doen,
die de zieken verzorgden, toen de pest in
de stad uitbrak, haar klooster do.or sol-'
daten overrompeld zullen zien en dat de
Koning binnen haar muren gevangen zal
worden genomen".
„Liefste," zeide de grootmoeder, „je
vader en kapitein Leyton zijn groote voor
standers van generaal Cromwell. Als zij
den Koning vingen, zouden zij daardoor
grooten roem inoogsten, rijfr worden
„Ja, dat weet Ik, grootmoeder", riep
het meisje uit; „maar ik zou nog liever
heel mijn leven op het veld werken dan
rijk te worden op zulk een manier. Dat
jacht maken op een ongelukkigcn koning
is schandelijk."
De oude vrouw kon niet antwoorden,
want er werd zacht op de voorideur geklopt
en Cecily ging naar het raampje.
„Wie is daar?" riep zij met trillende
stem.
„Zijt gij het, Cecily? Ik ben mr. Ferrers.
Wie is er in hnis?" antwoordde men
zacht van buiten.
„Alleen grootmoeder en ik".
„Dan zult gij ons helpen, dapper kind.
Gij hebt ons reeds gewaarschuwd door eea
signaal-Ik heb nergens een plaats thans
om den Koning te verbergen en hij is uit
geput. Hier zal niemand hem zoekep. Laat
hem binnen en verberg hem tot den
morgen".
„Wacht een oogenblik," riep het meisje
en zij snelde op haar grootmoeder toe ei^
zeide haar alles:
De oude vrouw rees loodrecht over
eind: „Ontgrendel de deur, kind," sprak
zaj op een toon vol waardigheid en liep
zelve naar den drempel van 't vertrek toe.
Een oogenblik Later trad een man het
vertrek binnen. Bedekt met stof en hope-^
loos terneergeslagen als hij thans was,
had Karei I er zelfs in zijn roemrijkste
dagen nooit vorstelijker uitgezien.
Hij kuste de hand der grootmoeder,
schonk het meisje een zachten glimlach en(
zette zich dankbaar bij het vuur, terwijl1
rij fluisterend begonnen to overleggen.
De oude vrouw besliste, dat de Koning
haar slaapkamer zou betrekken, waar men,
haar nooit kwam storen, terwijl rij in'
stilte Cecily's vertrek zou deelen. Ditj
voor liet geval, dat de heer des huizes^
terugkwam.
Mr. Ferrers vertrok na beloofd te heb-,
ban een plan voor den volgenden morgen
vast te zullen stellen.
Cecily bediende den armen "Vorst met
van geestdrift stralende oogen; zij zorgde,
voor zijn avondeten en maakte zijn kameri
met zooveel liefde gereed, dat hij haar'
woorden van dankbaarheid toevoegde,
welke haar tranen in de oogen brachten.
„Mevrouw," zeide hij, toeu hij de groot
moeder goeden nacht wenschte; „ik zal in
vrede slapen, want ook al weet ik niet of
gij voor of tegen mij zijt, ik weet wel,
dat een man op goede vrouwen kan ver
trouwen. Ik kan u slechts vergelden met
mijn innige gebeden.v
Nauwelijks was hij naar 'boven gegaan
of er werd andermaal aan de deur geklopt.
„Ik ben het, John Leyton, de zoon van
den kapitein," riep een stem van buiten.
Cecily's hart stond stil van angst, maar
haar grootmoeder knikte har.r toe. Zij
moest opendoen.
Een jonge, krijgshaftige man trad- bin
nen en hielp het meisje de deur weer gren
delen. Toen rij zich omwendde, zag zij
iets, dat haar ijskoud deed werden. Onder
de tafel, juist beschenen door het vuur,
lag een handschoen, de handschoen des
Konings, waarop eon G was geborduurd,
het werk zijner teeder beminde gtemalin.
Wat kon zij doen? Wat zou rij beginnen?
John was gewapend en zeide, tenwiji hij
bij het vuur plaats nam:
„Müijn soldaten' wachten bufiten en ijk
kom hier slechts, omdat ik vanavond mijn
vader ontmoette, die mij het goede nieuws
vertelde. Toen ik ten oorlog trok heb ja
mij gezegd, Cecily, dat je nooit zoudt
li
(De geschiedenis, die wij hier gaan ver
tellen, zal doen zien dat Qien met volhar
ding en doorzicht zelfs de moeiclijksfce
onderneming tot een goed einde kan bren
gen. De gelukkige afloop van den tocht,
die Ambrosius Leake dwars door Mexico
ondernam, om zijn broer op te sporen,
levert hiervan het overtuigend bewijs.)
William en Ambrosius Leake waren de
zoons van een oud zeekapitein uit Huil,
algemeen bekend onder den naam van den
„ouden Ambrosius". Van hun prilste jeugd
af waren zij voor het zeemansberoep be
stemd. De oudste, William, legde van zijn
kinderjaren af een buitengewoon ouafh&n-
kelijk karakter aan den dag. Hij wilde
van niemand raad aannemen, zelfs niet van
zijn ouden vader, wiens raadgevingen
anders menig zeeman van ervaring zich
gelukkig rekende aan te hooren.
Zoodra hij den leeftijd had bereikt, dat
hij naar zee kon gaan, besloot hij zich van
het vaderlijk' gezag los te maken; hij bracht
zijn leertijd door als kolendrager aan boord
van een schip uit New-C&stle. Dat begin
was echter allesbehalve gelukkig, want de
kapitein van het schip, die een driftig en
opvliegend karakter bezat, legde tegenover
hem zulk een beestachtige ruwheid aan den
dag, dat onze arme leerling zich haastte
om dat ongastvrije schip te verlaten.
Daar William Leake niets anders vinden
kon dan een vaartuig, dat zeilree lag naar
den vreemde, aarzelde hij geen oogenblik
en weldra had hij de kusten van Engeland
uit het oog verloren. Lang, zeer lang zou
het duren eer hij ze weerzag, langer zeker
dan hij zelf had gedacht.
Van het eene schip op het andere over
gaande, van haven tot haven zwalkend,
geblakerd onder de keerkringen, bevroren
bij de Pool, zag onze jonge zeewolf zoowat
van alles in het avontuurlijke leven, dat hij
van nu af begon te leiden. De buien en
stormen beteekendem voor hem niemendal;
de stortgolv.en, die in een oogwenk de brng
van het schip schoonveegden, joegen hem
geen angst meer aan, het gekraak van de
masten en stengen, en het droefgeestig ge
zang van den wind in het want, waren
hem even zoovele doodgewone geluiden, die
hem in slaap wiegden op alle zeeën der
aarde.
Hij kende ze, de Maleisohe matrozen met
hun kleine geniepige tronies, de ineenge
drongen Noren met hun hoogrood© gezich
ten, de raadselachtige Japanners en ook de
Turken, de Peruanen, de Denen en de
Hindoes! Hij hoorde in zijn >ooren alle
talen, alle tongvallen weerklinken en kwam
nu tot het besef, dat door zóó de wereld
rond te zwalken, men wel zijn illusies ver
liest, maar niet altijd de fortuin verwerft
die men naloopt.
Een weinig vermoeid en eenigszins droe
vig gestemd, maar daarom toch niet ont
moedigd, bevond William Leake zich te
San-Francisco, toen de Mexicaansche oor
log uitbrak. Denkende dat er waarschijnlijk
aardig wat buit te maken zou vallen en er
flink gevochten zou worden, nam onze
jonge zeeman, die even begeerig was naar
geld als naar roem, dienst bij de Ameri-
kaansche marine. Zijn hoop zou weldra
verwezenlijkt worden, ten minste wat het
vechten betrof, want op een go'-d-e morgen
werd het fregat waarop hij diende, dor
de Mexicanen aangevallen en in den grond
geboord. De tegenstanders van William
Leake, dit recht moet men hun laten weder-