De vronw op de Soenda-eilanden.
(Bes o h o u. w i n g e n van een glo
betrotter.)
De vrouw is in Indië in alle rassen ver
tegenwoordigd.
Het Kaukasische ras, uit Europa geïm
porteerd, komt meest alleen in gehuwden
staat voor en onderscheidt zich door een
blanke, doorzichtige huidkleur, die door
den invloed van het tropische klimaat een
pikant rose teint krijgt.
De blanke vrouw is van heerschzuchtig
en tevens phlegmatisch temperament, heeft
veel last van verschillende stemmingen
en wordt in den omgang „mevrouw'7 ge
noemd.
Zij houdt veel van visites-maken, laat
haar schoonheid op schommelstoeltjes goed
uitkomen en drinkt veel ijswater of limo
nade met ijs.
Des daags slaapt zij veel of leest Fran-
sche romans.
Haar kleeding bestaat wegens de groote
hitte gewoonlijk alleen uit een sarong en
kabaai; een kleeding, die de eigenschap
bezit, alle vormen en lijnen van een schoon
vrouwenlichaam even discreet te verbergen
als indiscreet te verraden, gelijk de draag
ster zelf wil. In Europeesche kledder-
dracht gevoelt zij zich beklemd en benauwd;
deze kleeding is hier ook veel te warm en
belemmert in de vrije bewegingen bij het
werk.
Jaloezie bezit de Kaukasische vrouw
zeer zelden, maar geeft, zooals Fama weet
te verhalen, daartoe des te vaker aanlei
ding.
In het algemeen is de invoering van het
blanke ras slechts gedeeltelijk geslaagd.
"Wanneer zij aan het hoofd van een groot
gezin staat, heeft de blanke vrouw in de
tropen te strijden met bleekzucht en bloed
armoede, waardoor vaak dure reizen voor
de gezondheid naar Europa noodzakelijk
worden. Blijft het gezin echter klein, dan
wordt ze wat men noemt corpulent.
Het inboorlingenras der Soenda-ei. den
is het Maleische. De vrouw van dit ras is
klein, gewoonlijk niet grooter dan 1.35 tot
1.40 meter. Haar huidkleur is donker,
soms tot bronsbruin. Zij heeft schoone
lichaamsvormen, maar is in h:t algemeen
toch niet schoon, volgens Europeesche be
grippen zelfs leelijk van aangezicht. Uit
zonderingen op dezen regel zijn de inboor
lingen van eenige districten op Java. Men
kan bijvoorbeeld in de Vorstenlanden on
der de kleine Javaansche vrouwen aan
treffen van werkelijk ideale schoonheid.
Hier zijn er volgens Europeesche be
grippen vele vrouweD, die bijna een
Kaukasische gelaatskleur hebben; licht
bruine teint maakt haar des te interes
santer.
Men vindt do -aaleiscbe vrouw getrouwd
alleen in de afgelegen dorpen, waar de
invloed van het Kaukasische ras weinig
loorgedrongen is of in het geheel niet. Op
negen- a tienjarigen leeftijd is de Malei
sche vrouw reeds moeder. Tien jaar later
is ze reeds grootmoeder en als zij over
grootmoeder is. en oud en griis, is zij nog
«naar dertig jaar. De Maleische vrouw
rookt en kauwt tabak en siri en spuwt nog
«neer dan do mannen. Een zeer vieze ge
woonte! Haar kinderen laat zij naakt
rondloopcn en zij zelf kleedt zicb eveneens
zeer eenvoudig en luchtig. In de nederzet
tingen van het Kaukasische ras vindt me.;
ze dikwijls in Europeesche families. On
der den naam van baboe dien:- zij voor de
voeding der kinderen van de blanke vrouw
en ook als keukenmeid, waschvrouw en
kamermeisje. In de kazernes en in r1 wo
ningen van ongetrouwde officieren en
ambtenaren is zij als huishoudster te vin
den. Zij is zeer trouw en aanhankelijk
Haar kinderen noemt men sinjo's, wan
neer het jongens zijn, do meisjes noemt
men nona's. Het lot dezer kinderen is
sems zeer droevig.
Het zwarte ras komt slechts in enkele
exemplaren voor. Men ziet alleen daar ne
gerinnen, waar een alleenwonend Keuka-
siër zijn domicilie heeft, gewoonlijk als
diens huishoudster. De zwarte vrouw eet
veel, drinkt ook geestrijke dranken, spe
ciaal jenever, is diefachtig en lui en liegt
meer daD zij waarheid spreekt Om c de
negerinnen van do Soenda-eilanden iets
moois te vinden, moet men een bijzo -de
ren smaak hebben.
De vertegenwoordigsters van het Mon-
goólsche ras levert China en Japan Ter
wijl de Chineescbe vrouw er bijna alleen
in gehuwden staat en zeer teruggetro Jien
leeft, treft men de Japansche alleen in de
Geisha's aan. De Japansche houdt er van
haar gezicht met rijstmeel te poederen en
haar lippen rood te verven. Zij is altijd
vriendelijk, lacht altijd, maar gelijkt
eeuwig een onbeduidend bakvischje. Als
danseres is zij bewonderenswaardig en zij
zingt met haar klein stemmetje liedjes van
gelukkige en ongelukkige liefde.
Van dc gemengde rassen, die hier sterk
zijn, verdient de nona een nadere beschou
wing. Volgens de wet heeft de nona alle
rechten van de blanke vrouw, maar zij
wordt desniettemin door deze als minder
waardig beschouwd en als zoodanig ook
behandeld. Bij de blanken vindt zij geen
plaats eD zoo gaat zij meestal dcnzelfden
weg, dien haar bruine Maleische moeder is
gegaan, bij wie en in wier gezelschap zij
leeft. Vaak ook zorgt de Kaukasische va
der, dat haar een beter lot wordt geschon
ken. Hij laat haar een betere opvoeding
geven en verzorgt haar. De nona's zijn
doorgaans zeer schoon en winnen het in
dit opzicht veeLal van de blanke zusters.
Het schoone elastische lichaam bezit edele
lijnen en vormen, en haar gelaat treft
door schoonheid en uitdrukking.
üoe en Kusüaitd een kranten
man wordt behandeld.
De redacteur van een op het platteland
van Rusland verschijnende krant deelt
mee hoe hij zonder eenig proces werd op
geborgen.
Hij kreeg een boodschap van den assis
tent van den politiecommissaris om „on
middellijk" op het politiebureau te ko-
meD, daar de inspecteur op het oogcnbi.^
juist „vrij" was.
Ongeach/t hot dringende redactiewerk,
ging de redacteur er onmiddellijk heen.
Toen hij op de politiewacht kwam, ver
klaarde hem de inspecteur, dat de kran
tenman door een berichtje inbreuk bad
gemaakt op een officieele stemming. Voor
dat misdrijf moest tweehonderd roebel be
taald worden, te vervangen door een
maand hechtenis. Den persman word ge
vraagd of hij die som had meegebracht.
Daar hij van te voren met het geval in
het geheel niet bekend was, luidde bet
antwoord ontkennend.
„Dan moet ik u arresteeren," verklaar
de de inspecteur.
„Vroeger gebeurde het zoo. Int rlen per
sonen gelegenheid werd geschonken binnen
de eerstvolgende vier en twintig uren do
boetegeldeD bijeen te brengen," merkce de
redacteur schuchter op.
„Weet ik niets van,zei de inspecteur.
Ik heb mijn bevelen en die gehoorzaam ik."
„Sta mij toe even naar het rcdactiebu-
rcau te gaan om het gc l te halen."
„Mag ik niet doen. Ik moet je arres-
teeren."
„Veroorloof dan toch, dat ik mij telefo
nisch met mijD redactiebureau in verbin
ding stel."
„Ook d&t kan niet. Ik mag bet niet toe
laten."
„Geeft u dan een brrifje aan de redac
tie af?"
„OnzinUw afwezigheid zal wel opval
len. Vooruit, geen praatjes I Onderteeken
dit formulier
Nadat de persman een formul had ge-
teekend, waardoor 1 j verklaarde van de
strafzaak kennis to hebben genomen, wer.d
eeD soldaat geroepen.
„Breng den vent in het arrestantenhok."
De arrestant werd in eeD vuileD corri
dor gevoerd, waar het bovendien schemer
donker was en half- eD heeldroDkcn volk
dooreenscbarreldo. Hoed, stok, portemon-
naie werden hem afgenomen. Daarna
stopten zij hem in ec.i groote kamer, waar
in het vreeselijk benauwd was vanwege
het groot© aantal c1 irin opeengepakte
Qiensohen.
Toen de redactie van zijn blad merk
te, dat de chef niet terugkwam en zij van
do oorzaak op de hoogte v *rd gesteld,
haastte zij zich bet geld onmiddellijk op
het politiebureau te brengen.
Daarmee was het zaakje nog niet afge
handeld, want de politiemannen durfden
het geld niet aannemen, omdat het schrif
telijk materiaal der vervolging naar het
hoofdcommissariaat van politie gezonden
was.
Op het hoofdhui?verklaarde de chef
van dienst niet gemachtigd te zijn het geld
te aanvaarden, de hoofdcommissaris moest
het eerst weten.
Na het uitreiken van eenig „drinkgeld"
waren de heeren eindelijk bereid do boete-
soin in ontvangst te nemen en den onge-
lukkigen krantenman in vrijheid te stellen.
'6 Avonds waren alle politiemannen van
het wachthuis „in de olie".
Het bootegeld v. rkte.
Afgevallen blad.
Het blad is aan het vallen en allerwegen
gaat men aan het blad-harken. Netheid tot
in het ©verdrevene is nu eenmaal eeD ken
merk van een groot deel van ons volk. De
grootste deugd kan een zonde worden, als
men die deugd overdrijft, en tot die deug
den behoort; ook de overgroot© netheid in
de bosschen en boschjes onzer tuinen en bui
tens. Op alle buitens wordt tusschen het
houtgewas het blad tot op het laatste blaad
je woggeharikt, want, zegt de tuinman, het
staat anders zoo slordig.
Men bedenkt echter niet, dat men daar
mede niet alleen de planten benadeelt,
maar zichzelf het'ini'est fopt. Vooral op
vasten, maar ook op drogen grond is het
eeD grove fout, het blad aan het boscb te
onttrekken. De boom ontneemt oad den
grond voedsel, maar geeft daarvan een deel
terug door het afgevallen blad. Maar niet
alloen uit den grond, ook uit de lucht
neemt de plant, wat zij- voor haar groei
noodig heeft en ook daarvan komt een deel
in het blad, eD als dit op den grond blijft,
ook aan dezen weer ten goede.
Het vergan© blad vormt grootendetils de
humuslaag, die als een spons het regenwa
ter vasthoudt, doch het overtollige gemak
kelijk loslaat.
Laat men bet blad in het bosch, dan ii
voor uitdroging weinig kans. Vindt men
het «ïggende blad weinig aantrekkelijik, goed,
dan spitte men dit door den grond. Is deze
vast cn stijf, dan zal Hj door het verte
rende blad losser worden, het overtollige
water gemakkelijk doen afvoeren. Is de
grond droog, dan kan men het blad er even
goed doorwerken en de droge grond wordt
vochtiger. Men bailke het blad van gras
velden cn paden, doch b ren ge dit. tussckca
de hoornen en struiken.
Ook kan men, als men plaats heeft, dit
bhad op een hoop zetten om te doen rot-
taow, maar gébruike het dan op het gras on
der dc hoornen. Op tal van buitens wordt
.t blad verkocht. Komt teD 1 "ordcclc van
wiel Van mijnheer of mevrouw'/
Zeker niet, want voor geld, daarvoor ge
maakt, koopt men nooit mest voor hoo
rnen, die de bladeren leverden. Wat men
aan de eene zijde wint, verliest men dubbel
aan do andere.
Men ziet honderden wagens blad vervo©.
ron, die, ten koste van de toch niet te rijke
duingronden, aan de bloemisten verkocht
worden om dezen aan een gocdikoop
dek- en voedingsmateriaal voor hun ,plan
ten te helpen. Fooien doen ook hier weder
veel kwaad.
Teder, die zijn blad verkoopt, is een dief
in zijn eigen brandkast, waarin zijn spaar
penningen bewaard worden. Wacht u voor
u-v vrien^enO), die u aanraden uw blad
weg te harken, h voor andere, doeleinden
1 gebruiken of tc venkoopen. Zij doen het
ten koste van uw bezitting.