STOFGOUD. RECEPT. Wekelijksclie Kalender. ajlueblhsl geboorteplaats van deze hoogst nuttig i en schoone toepassing der kansrekening. Toen de handel zich in de Nederlanden ontwikkelde, bestonden er reeds lichamen onder den naam van „corporatien", welke tich alleen met assureeren bezig hielden, terwijl er in 1598 te Amsterdam een Ka mer van Assurantie werd opgericht, waar eerst drie, daarna vier Assurantie-mees ters aan het hoofd stonden, wier werk het was alle ontstane geschillen, over assu rantie te vereffenen en die tot 1 asis had den: „Eene Ordonnantie of Keure op het stuk van Assurantie.'' In navolging der Italianen, die, naar bet algemeen gevoelen, daarvan de eerste ontwerpers zijn gerweest, hebben de Sta- fcen-Generaal in 1629 een Assurantie-Com pagnie opgericht, welke echter geenszins aan het voorgestelde doel beantwoordde en in 1772 vervangen werd door een vol maakte Assurantie-Sociëteit", opgericht door Gerard Swam. De Brand-assurantie en de z-g. Levens- Verzekering zijn van lateren datum en bei de kwamen eerst in het begin der vorige eeuw in werking: de eerste brand-assuran- tie-maat-schappij werd te Parijs in 1745 op gericht, de oudste Londensoho levensverze kering dagfceakent van het jaar 1706. Geduchte eters. De spinnen, die ten onrechte zoo alge meen verafschuwd worden, zijn zeer nutti ge dieren als insectenverdelgers: haar eet lust is daarbij schier onverzadelijk. Iemand, die nauwkeurige waarnemingen deed omtrent gewone spinnen, beweert, in een Duitsch blad, dat een mensch, die naar verhouding zooveel at als een spin, het Volgende zou verbruiken: als ontbijt een vetten os, bij het middagmaal een os en vijf schapen, als avondeten twee Jonge stieren, acht schapen en vier varkens en even vóór het naar-bed-gaan nog vier b. zes hectoli ter versche visch. Aan dien gnooten eetlust der spinnen moet het ook zijn toe te schrijven, dat de draad der spinnewebben tot dusverre in de nijverheid zoo weinig wordt gebruikt. Men heeft er wel handschoenen van ge maakt-, en die moeten duurzamer wezen dan die van zijde; maar een groot bezwaar tegen „spinnenteelt" op den voet van zij deteelt is de moeilijkheid om den spinnen het noodige voedsel te verschaffen. „Men moet doen als anderen," is een bedenkelijke stelregel, die bijna altijd be- fceekent: ,,men moet kwaad doen". La Bruyère. Beschaving woirdt niet voldoendo door bet inprenten van ge- en verboden be-> vonderd. Ellen Key. Velen willen niet weten, hoe ze er uit zien van binnen, ontleedkundig niet en zedelijk ,ook niet. Dr. E. Laurillard. Nierensoep. Men trekt anderhalven liter bouillon van kalfspooten, laat een nier een uur in een weinig water koken, dan wordt ze in stuk jes gesneden en bij den bouillon gevoegd, die eerst gezeefd moet zijn. Het water, wzzrin de nier is gekookt, moet worden weggedaan. Nu voegt men bij de soep een lepel fijn gesneden uien, die eerst met een lepel oloem in boter moeten zijn gebruind, een lepeltje Cayenne-peper, zout, en eindelijk vijf gesneden champignons en twee geklop te eierdooiers. Men laat, als alles goed is vermengd, de soep nog een halfuur zacht jes koken. Zondag. De waarde van den mensch is groot of gering naar de mate, die hij zelf bepaalt door het gebruik maken zijner krachten en gaven. 53 a arid ag. Wanneer tegenspoed den mensch treft, is hij altijd geneigd te vragen waaraan hij dat heeft verdiend. In dagen van voor spoed echter vergeet hij meestal zich dezelf de VTaag te stellen. 4 Dinsdag. Het geluk is te vinden in het hart, in het streven het rechte te willen en te doen. Woensdag. Men wordt eerst dan gelukkig als men streeft naar het geluk van anderen. itonderdag. Dezelfde knie, die zich buigt voor rïcu meerdere, drukt daarbij den mindere dik wijls plat. Vrijdag. Wie de vingerwijziging der ervaring niet ziet, zal de vuist van het noodlot voelen. Zaterdag. Multatuli zegt van zichzelf als auteur gewagende „Mijn beste eigenschap is geduld,- misschien .is zij de voornaamste en wie weet, de eemge". Buff on zeide: „Geduld is genie". Een anekdote omtrent yon Mantenffel. De Duitsche generaal-veldmaarschalk von Manteuffel was streng, maar recht vaardig en niet ongevoelig voor een aardi- gen zet. Dat toonde hij reeds, toen hij nog slechts ritmeester was. Een soldaat, die nog maar kort de uniform droeg, gaf aan zijn krijgsmakkers te kennen, dat hij van plan was een paar dagen verlof aan te vra gen. Dezen rieden hem dit af en zeiden hem, dat hij zdjn verlof niet krijgen zou, en dat hij op den koop toe een onaangename ont moeting met den ritmeester hebben zou. De wakkere soldaat liet zich echter niet van zdjn stuik brengen on begaf zich naar von Manteuffel, zooals hij daar was, dat wil zeggenzonder uniform te dragen, die bij zoodanig bezoek vereischt werd. Hij klopte aan en zoodra een luid „binnenhem daartoe vrijheid gaf, trad hij met een beleefde buiging het vertrek van zijn ritmeester in. Hij vroeg vervolgens bescheiden, maar vrijmoedig om drie dagen verlof, daar er in zijn familie een groot feest gevierd weTd, waar hij niet mocht ontbreken. De ritmeester stond gansch versteld over deze manier van doen, die zoo geheel tegen de zeden en gewoonten van het soldatenleven streed, maar zag spoedig in, dat hij met een onervaren re- cruut te doen had; ja, diens blozend en glanzend gelaat, vol goede verwachting, ontwapende hem. Hij vroeg dug goedhartig: ,,Hoe lang 'L..i je al in dien mijn jongen?1' „Veertien dagen, om u te dienen, rit meester," luidde het antwoord. „Nu, dan kunt gij ook nog niet weten, hoe gij u te gedragen hebt-, als gij uw meerderen aanspreekt,'' sprak von Man teuffel. „Maar ik zal het je leeren. Blijf i" in de (kamer, en stel je voor, dat gij de ritmeester zijt. Kijk nu goed toe, hoe gij het moet aanleggen, als gij iets vragen ko fc." Hiermee ging von Manteuffel uit de ka mer, sloot de deur en klopte. Een krachtig „binnen!" liet zich hooren en nu trad de ritmeester binnen, die den soldaat dood op zijn gemaik op de schrijftafel zag zitten. We der stond hij versteld, maar de soldaat zag hem zoo trouwhartig aan, dat nij er niet boos om worden kon. Hij bleef dus in zijn rol en spraJk in den voorgeschreven vorm het ver zoek uit, om eenigc dagen verlof te mogen ontvangen. „Bitte gehorsamst um drei Ta- ge Urlaufc (Ik vraag nederig om drie dagen verlof) De gewaande ritmeester stond op, trad op von Manteuffel toe, legde hem de hand op den schouder en zei op goedig beschermenden toon: „Jawohl mein Sohn, solist ihn haben". (Best mijn jongen, dat kan je krijgen). Yon Manteuffel lachte hartelijk, de soldaat kreeg zijn verlof, werd 's ritmeesters trouwste dienaar, en heeft in het krijgsmansleven veel lief en leed met hem gedeeld. In een restauratie. Bezoe ker: „Zeker een abuis, kellner. Ik heb kalfslever besteld en je brengt kalfsleer". Jonge vrouw: „Nu, hoe ben ik je in onze tableaux-vivants bevallen?" Man: „Ik was één en al bewondering"- Jonge vrouw (gevleid): „Waarlijk?" Man: „Ja, dat je zoo lang hebt kunnen zwijgen Een bejaarde en blufferige burger vao het eiland Kos, die uit ijdelheid zijn gnjs haar zwart had laten verven, ging eens als afgevaardigde naar Sparta en hield daar in een vergadering een redevoering. Toen stond koning Archidamus op en zeide tot de toehoorders: „Hoe kan een mensch iets goeds en waars vertellen, die zelf de leugen op zijn hoofd draagt?" In de menagerie. Bezoeker: „Maar, beste juffrouw, die oerang-oetang is een mensch." De juffrouw: „O, mijnheer, zwijg toch als 't u belieftOnze aap is ziek en nu moet ej mijn man voor zitten". Eenige herinnering. Pa tiënt (na de operatie): „Professor, her-' innert u zioh nu heelemaal nie';- meer, dat u mij vijf jaar geleden ook eens geopereerd, hebt?" Professor (peinzend): „Ja, ja, uw leven kwam mij al dadelijk zoo bekend voor J" Ook een standpunt. Klant, (in een barbierswinkel). „Men ziet u nooit I j een muziekuitvoering. Gij schijnt u hee- lemaal niet te interesseeren voor de, muziek." Barbier,: „Och, tegen do muziek zel ve heb ik niets. Maar die kerels, die mu ziek maken, laten zich nooit de haren knippen." Rechter: ,,Je geeft aldus toe, het var ken gestolen te hebben. Kunt ge wat als verontschuldiging aanvoeren?" Beklaagde: „De ddkter heeft mij voorgeschreven, iederen avond de borst met een beetje reuzel in te smeren." Frits- „Wat is toch eigenlijk marga rine, oom O o in die in dat artikel mooie zaken gemaakt heeft): „Margarine?... Dat is bo ter, jongen, die met haar tijd meegegaan is." Een opperbeste leerschool. „Wat wij verlangen, zei de uitg-ver, dat zijn de diensten van iemand, die de iri ding van onze „Vragenbus" volledig op zich kan nemen. Bent u in staat, op alle mogelijke vragen te antwoorden?'' „Nu, dat denk ik haast wel," zei de solEcitant; „iik ben vader van elf kinderen I" „Aansluiten, jongens, aansluiten," zei de kolonel tot zijn regiment. „Als de and op jullie zou vuren, wanneer ge in zoo'n ongeregelde orde loo^t als thans, zou hij geen enkelen kerel dooden. Aansluiten 1"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1907 | | pagina 14