Be Ratelaar.
Zoo zou men nog veel meer producten
kunnen noemen, waarvan de moderne indu-
fltrie tot het papier de toevlucht heeft geno-
ïien. Cellulose en papierpap gebruikt men
voor imitaties van porselein, geweerkogels,
gelakte schoenen, biljartlakens, zeilen
voor schepen, papieren vloeren, roei- en
ieilbooten, water reservoirsja .zelfs moet
tien een papieren fornuis gefabriceerd
hebben, dat de vuurproef heeft doorstaan.
Eindelijk, om nog iets op te noemen,
5r bestaat in Noorwegen een kerk, die dui
zend menschen kan bevatten en geheel van
papier is gebouwd, zelfs de klokke toren.
Ten besluite eenige cijfers, die eerbied
afdwingen voor de hoeveelheid papier, wel
ke dagelijkB verslonden wordt. Daar het
courantenpapier van hout gemaakt .wordt,
zou men de vraag kunnen doen hoeveel
boomen de dagbladen jaarlijks wel gebrui
ken. Welnu, de New-York Herald" heeft
jaarlijlks 200,000 voet mastboomenhout noo-
dig. De Globe" van Boston verbruikt
60,000 vamen van hetzelfde hout. Het Pa-
rijscho Petit Journal'' verorbert alleen
\20,000 boomen 1
De Herald" betaalt jaarlijks voor
750,000 dollars 1,875,000 gulden aan
hout.
In 1904 heeft men in do geheele wereld
een hoeveelheid papier vervaardigd, die,
samengeperst, een kubus zou opleveren
van 51,000 kub. M.
Kerkcollecten.
Toen ik onlangs in Christiania een
museum bezocht, schreef dr. J. H.
Gunning in „Pniël" toonde men mij
als groot© curiositeit een toestel, dat daar
vóór ongeveer honderd jaar in gebruik
was, een ^marteltuig voor leeraars en ge
meenteleden", zooals mijn gids het noem
de. Het was... een collectezak, precies zoo
als iwij, Hollanders, dien nog tot op den
huidigen dag in onze kerken gebruiken 1
Toen ik den man vertelde, dat men nog in
het jaar 1907 bij ons van zulke „marteltui
gen" in dienst had, en dat onze collectan-
jten voor Kerk en Armen soms een uur
en langer zich door onze volgepropte ker
ken moeten heen wurmen, terwijl twee-,
'driehonderd krukjes in de zijpaden telkens
moeten worden opgeheven en op den schoot
'van anderen gelegd, en dat alles terwijl de
voorganger maar „nuttig" voort moet
preeken... toen geloofde hij mij eerst niet,
en mompelde bij later zoo iets van:,,Chi-
□eezen van Europa."
„O, als men toch besefte hoe storend het
voor een spreker (die soms de kleinst© on
rust bemerkt en er hinder van heeft) rwe-
zen moet, onder znlke omstandigheden een
rede te houden als men toch besefte hoe
hinderlijk voor de hoorders een dergelijk
gehengel tusschen de rijen is, zelfs al be
reikt men bij dit werk een virtuositeit als
de meesten onzer (Utrechtsche) broeders-
collectanten bezitten; als men toch eens
bedacht hoe die broeders zeiven hoege
naamd niets aan den dienst hebben zou
men dan toch in ons dierbare landje men
veranderen kunnen, wat nagenoeg overal
in d© beschaafde wereld is afgeschaft?
Zou men niet eens althans in onze nieu
we zevende (k?rk (te Utrecht) een proef kui^
uen nemen met een ander© methode? Ver
beeld u eens, dat van Utrecht in deze de vic
torie uitging, zoodat met de soliditeit en
wèloverdaeht.heid, die aan onze natie in
het kerkelijke eigen is, het besef toch
langzamorhand (stel: einde der 20ste eeuw)
eens doordrong: ,,het kan toch heusch nog
wel andersWelk een zegen zou ■dat zijn I
En nu: Hoe dan?
Wel, als men maar éérst zóó ver was, dat
men ook deze zaak niet als een partij-zaak,
maar als een dood-onschuklige uiting van
C-woon gezond verstand ging beschouwen,
dan was er al ontzettend veel gewonnen.
Zóó ver zijn we natuurlijk nog lang niet!
Maar... zoo iets kan toch komen.
En d&n gaat men de zaak eens bespreken,
natuurlijk er eenige commissies voor benoe
men, er over beraadslagen en nadenken en
nóg eens beraadslagen, maar eindelijk
bomt er toch wel beweging in de dorre
doodsbeenderen 1 Eindelijk gaat men dan
toch wel zoggen: „Wat in heel de wereld
mogelijk is, behoeft toch in Nederland niet
onmogelijk te blijven!"
Iu Amerika verdeelt men de kerken in
vakkenbij elk vak staat een paaltje, of
een bank met tweo krammetjes, waaraan
twee bussen hangen: voor do armen en
voor de kerk. En onder het zingen van eev
lied geeft men die bussen aan elkander
door, en binnen tien minuten is in de hee-
le kerk tweemaal gecollecteerd.
En elders heeft men in alle gangpaden
offerbussen, waarin de kerkgangers hun
gaven werpen bij het verlaten van het bede
huis.
Cre3fc clair oomm© bonjour", zeggen de
E ranschen.
Maar wij houden niet van die Fr arische
luchthartigheid, en hebben onze hengels
lief, o zoo hartelijk lief 1 Wij zullen a© ook
nog wel wat houden
Wie is de koning dar vogelen?
't Is de groot© en machtige adelaar,
beeld van buitengewone kracht die in
de schoone vogelenwereld dezen adellijken
titel heeft verworven. Ten allen tijde is
hem deze waardigheid door de sago zoowel
als de poerië, als metgezel van Jupiter,
toegekend.
De arend heeft groot©doordringende
oogen, een langen, breeden staart, een van
boven gekromden, scherp gepunten snavel,
korte teenon met krachtige, scherpe klau
wen en een buitengewoon groote vlucht.
In moed en vermetelheid doet hij voor geen
enkelen vogel onder, ofschoon hij in sier
lijkheid van rooven den valk als zijn meer
dere moet erkennen.
In kracht, grootsohheid en kalmte over
treft de adelaar echter den valk. Hij geeft
den indruk eener geweldige majesteit en
fiere onafhankelijkheid. Daar, hoog in de
lucht, gebiedt hij oppermachtig en heeft hij
van geen enkelen vogel iets te ^reezen, zoo
dat de menschen hem niet ten onrechte den
naam van koning verleenden. Scherp is zijn
blik: op verbalenden afstand onderscheidt
hij d© kleinste dieren; soms schiet hij boven
uit de lucht pijlsnel op een nietig muisje
neer.
Hongerlijden verstaat de adelaar best;
dagen, weken aaneen blijft hij zonder
voedsel in leven. Doch onbegrijpelijk groot
is dan ook de massa, die hij ineens kan
verslinden.
In Duitschland treft men den adelaar
het meest in eenzame wouden, in midden-
en noord-Europa op de hoogvlakten van"
het bergland. Hier valt de prachtige vogel
bijzonder in het oog. Als hij nog onbelem
merd en op grooten afstand zijn sierlijke
kringen in het blauwe hemelruim beschrijft,
herkent men terstond rijn donkere, fiere
gedaante.
Trotseh, kalm en toch snel is zijn vlucht;
aanstonds is hij er aan te herkennen. Soms
bespeurt men gedurende eenige minuten
geen enkelen vleugelslag en slechts de
scherpziende waarnemer ontdekt een be
weging in den stand zijner vleugels. Alleen
wanneer hij stijgt hoort men langzaam
krachtige slagen. Zijn gewone vlucht be
staat uit een stil en rustig zeilen. Om op
den grond te komen, i6 hij verplicht in
trechtervormige kringen te dalen. Zijn gang
is min of meer deftig, ofschoon hij meer
springt dan loopt.
De familie der adelaars telt 39 leden, die
zoowat over den geheelen aardbodem ver
spreid zijn. De groot- adelaars in Europa
zijn standvogels, daar ze gedurende het ge-
h -Ie jaar op hun geboorteplaats blijven.
Do kleinere zijn treKvogels on verhuizen des
winters in grooten getale naar Afrika. In
begin April komen zij terug en zoeken hun
nesten of horsten op. Elk paar heeft zijn
eigen gebied, waarin geen ander© vogel
geduld wordt, zoodat er dikwijls naar
vorsten-gewoonte strijd ontstaat over
het afgebakende gebied.
Zulk een kamp in de lucht tusschen die
koninklijke dieren biedt een indrukwekkend
schouwspel aan. Slank-snelle bewegingen,
prachtige aanvallen, schitterend© moed en
krachtige verdediging kenmerken den
strijd. D© beide kampioenen grijpen elkaar
vast, slaan de klauwen met vreeselijAen
slag in eikaars lichaam en vallen, wijl ze
hun vleugel» niet kunnon gebruiken, met
duizelingwekkende snelheid naar beneden,
waar de worsteling aanhoudt tot een al»
overwonnen© het betwist gebied verlaat.
Het onsierlijk© nest of horst wordt op eert
ongenaakbare rote gebouwd, aoodafc de kt>
ningstroon tegen eiken aanval is beschermd.
Het bestaat uit dikke palen en takken, strt-
vig in elkaar geschikt. In dat nest bevin
den zich hoogstens twee jongen, die door
de ouders rijkelijk van voedsel voorzien wor
den. Het mannetje brengt wel eten aan*'
doch laat aam het wijfje de verdere taak
van opvoeding over, zoodat de jonge ado-'
laars dikwijls sterven als de moeder dood
geschoten wordt. In nood verdedigen rij
mot opoffering van eigen leven hnn jongen
en rijn dan voor don mensch gevaarlijk.
De adelaar laai, ah hij d© lucht door
zweeft, een kr^sohend „hiah", „Irish" too
rem, welk gegil iederen vogel een doodeEj-
keru schrik op het Bjf jaagt. TDofc zijn prooi
behooren: ree- en hertebokken, biggen, h*
zen, konijnen, katten, eekhoorns, xmrrneO,
patrijzen, ooievaars, fazcanten, eenden, ra
ven, duiven; men heaffc zelfs een steenarend
een vos me© naar boven zien- nemen.
Den zeearend riet men gewoonlijk bcraort
watervlakken en stroomen, om daar boil
te zoeken. In' do steppen vermeestert da
slangenadelaar rijn prooi. Eigenaardig go*
zicht, vooral als de efeppenbramd woedt!
Door het vuur opgejaagd, vliegen slangen
en hagedissen pijlsnel vooruit, om aan hctl
vernielend element te -ontkomen. Doch deze
„sauv© qui pent" is juist hnn dood. Met
snellen tred loopt de adelaar rond of wïefe-
slagt boven de vlakte, om de vluchtelingen!
te grijpen. Y-oor den giftbeet der brilslan
gen ie hjj voorzichtig. Met voorover gebqgert
en ingetrokken kop, opgezette veeron, uit
gespreid© vleugels nadert hij hei diet, dat
zich sissend van den grond opheft, slaat
het met de sterke vleugels tegen den grond;
en spietst het met geweldige enavelprikken.
Daarna verslindt hij rijn nog levende prooij
om nieuwen buit te bemachtigen.
Ten slotte zij medegedeeld, dat do arend
ook in de wapenkunde een eereplaats in
neemt. Daar heeft hij gewoonlijk een naar
rechts gedraai den kop, terwijl hij met
breede vleugels en groote klauwen op den
rug 'Hgt uitgespreid. Men vindt hem m
het wapen van het Duitsche rijk, de Fran-
scho republiek en hij komt ook voor in dafc
van Oostenrijk, Rusland, Pruisen, Spanje,
Yereenigde Staten ©.-ai*
ASSURANTIE,
De oudste vorm van assurantie is de
Zee-Assurantie, van welke beweerd wordt,
dat de oude Romeinen h,-ar reeds konden;
maar het gebruik daarvan is zoo weinig
algemeen geweest, dat de wetgevers en
rechtsgeleerden haar geen bijzondere aan
dacht waardig keurden.
De eerst bekende proeven beston
den in het bedingen van gemeenschappe
lijke kans tusschen do inladers en eige
naars der schepen, hetgeen zou neerkomen
op de onderlinge verzekering van thans.
Dergelijke wijze van assurantie werd door
de wetten van Rhodus vóór 1000 de
wetten van Trapani 1060 en Venetië
1253 tot verplichting gemaakt.
Verbond de assurantie dier tijden dus
slechts alleen die personen, die gezamen
lijk in den zee-tocht belang hadden om
streeks 1300 echter kwam reeds aan de or
de het moderne systeem van juiste bere
keningen, door stoute ondernemers uitge
vonden, die alle gevaren, zoo van winden
en jaargetijden, als van staatkundige ver
wikkelingen, oorlog en zeerooverij nagaan
de, den zeevarenden de volkomen terugga
ve hunner verliezen verzekeren, tegen het
vooraf-betalen eener matige premie. De
eerste verordening, die op deze zee-assu
rantie betrekking heeft, werd in 1435 te
Barcelona uitgevaardigd; deze stad kan
dan ook gerekend worden als te rijn de