"Bfo. 14598. LEIDSCH DAGBLAD. WÖENSDAC 25 SEPTEMBER. TWEEDE BLAD. £nnoT907. PERSOVERZICHT. Gemengd Nieuws, FEUILLETON. Ir ana en Walter. Onder het hoofd „Recht van amen- re m e n t" lezen wij in „D e Neder- ander": Tegen het voorstel tot toekenning van tiet recht van amendement aan föe Eerste Kamer, zooals dit door de IStaatscommissie is voorgesteld, heeft mr. tCroelstra in een artikel in „Het Volk" 'een- nieuw bezwaar te berde gebracht. De lpchrijver zegt: ,,Hoe zal er gehandeld moeten worden, als de Tweede Kamer mocht verlangen, op He amendementen der Eerste harerzijds Svijzigiugen, sub-amendementen, in te dio *nen In andere landen is dit mogelijk. ÏHet nienwe artikel 114, door de commissie in paragraaf GO voorgesteld, spreekt echter 'plechts van aanneming of verwerping der ^wijzigingen door do Tweede Kamer. Deze >wordt nu dus op haar beurt voor den u,pijnlijken tweestrijd" geplaatst, dien men Jde Eerste Kamer wil besparen. De Eerste jfcan veranderingen brengen in do wijzi gingen, door de Tweede Kamer in het 'ontwerp aangebracht. De Tweede heeft dit •recht niet ten aanzien der wijzigingen, Wingcbracht door de Eerste Kamer.'' De schrijver noemt dit ,,een totale om- tke.ering in de verhouding tusschen beide lichamen.'' Dit bezwaar is althans serieuser dan dat ^•an mr. Liraburg in het Septembernum mer van „D e Q i d s", hetwelk hierop neerkwam, dat tusschen de beide Kamera een eindeloos kaatsspel zou plaats hebben. Gelijk wij reeds aantoonden, berustte die bedenking op een oppervlakkige lezing >an het voorstel. Mr. Troelstra voelt zich nu door het om- gekeerde bezwaard. Er zal teweinig gen I taatst kunnen worden. Na de amendee- tfing door do Eerste Kamer verblijft aan •de Tweede slechts de bevoegdheid, de aan gebrachte wijzigingen aan te nemen of te Verwerpen. Ze opnieuw te veranderen, zal fciet vrijstaan. Derhalve, zoo concludeert hij, de door de Tweede Kamer aangenomen amendementen zullen door de Eerste Ka mer gesubamendeerd kunnen worden, dooh 'de door de Eerste Kamer aangenomene Jn i e t door de Tweede. Het komt ons voor, dat dit een onver mijdelijk gevolg is van het streveoi der commissie om vertraging in de wcc- Igeving ten gevolge van het nieuwe amen- dementreoht zooveel doenlijk te voorko men. Er moet éóns een eind aan komen heeft de oommissie geredeneerd en wel zoo spoedig als dit met do creatie van het nieuwe recht maar mogelijk is. Vandaar de schijnbare abnormaliteit. Zóó erg als mr. Troelstra haar voorstelt, is deze in- 'tusschen niet. Aan de Tweede Kamer wordt niet soortgelijke ,,pijnlijke fweestriid" op gelegd als welken de commissie aan de Eerste Kamer heeft willen besparen. Im mers, die laatste tweestrijd bestaat, blij kens het rapport der commissie, hierin, dat de Eerste Kamer, onoverkomelijk be zwaar tegen een onderdeel hebbend, óf 'daarover heenstappen óf de heele wet ,ver werpen ïnoet. De Tweede Kamer daarentegen, die on overkomelijk bezwaar heeft tegen een haar door de Eerste Kamer voorgelegd, en niet door haar zelve te sub-amendeeren, wij ziging, kan eenvoudig die wijziging ver werpen. Zij herstelt dan slechts het ont werp in den vorm, waarin zij het vroe ger zelve vaststelde. De wet als geheel laat zij ongerept. En juist het feit, dat, bij gebreke van het recht van sub-amendement van de Tweede Kamer, elke wijziging der Eersto grooter kans loopt verworpen te worden dan wanneer haar zuster dit recht van sub amendement wèl had, zal de zelfbeperking fen de reserves der Eerste Kamer bij het aanbrengen van amendementen allicht l r versterken. Zij zal weten, niet maar amen dementen te kunnen voorstellen bijwijze van proefballons, als grondslag voor na der gemeenschappelijk overleg, maar slechts dam met haar amendementen practisch werk te zullen doen, wanneer ze, zooals ze "da-ar liggen, voor de Tweede Kamer aanne melijk zijn. ZooaJs men weten kan heeft de S c h i e- d a ra s c h e Raad een motie aangenomen waarin wetswijziging wordt ver langd, ten einde de gehuwde vrouw uit de aohool te kunnen weren. Over die motie is een discussie geweest bijv. tus schen ,,H et Centru m", dat vóór, en „Land en Volk", dat tegen de motie te velde trok. In die disoussie heeft zieh ook „D e Va- d er 1 an der", het blad van de „Liberale Unie", gemengd, dat o.m. zei: Op gevaar af van door „Land en Y o 1 k" voor ultra-reactionair gehouden te worden, moeten wij bekennen, dat wij in deze meer aan de zijde staan van „Het 0 entrum" en den Schiedamschen ge meenteraad, dan van het orgaan van den Vrijzinnig-democratischen Bond. Zeker, wij zouden niet gaarne de motie in dien vorm voor onze rekenig nemen, wij vinden haar ook ontijdig, daar de Staat niet het recht heeft de gehuwde vrouw den arbeid te verbieden, zoolang zoovele gehuwde man nen geen loon verdienen, dat hen in staat stelt hun gezin behoorlijk te onderhouden; maar het einddoel: „De Moeder aan het gezin" mag toch niet uit het oog verloren worden, en dat doet „Land en Volk" in zijn bestrijding wel. Wij hebben ons de zaak altijd zoo voor gesteld, al zal het natuurlijk ook heel lang duren, eer wij zoo ver zijn. De collectieve arbeidsovereenkomst moet regel, de indi- vidueele moet uitzondering worden, en bij die overeenkomst zal de vakorganisatie, door een democratische wetgeving in staat gesteld tob hoogste kracht te komen en te vens bij evenbueele uitspattingen te breide len, als eersten eisch moeten stellen: Geer gehuwde vrouwen in het bedrijf. En dab uit de economische overweging, dat do gehuwde vrouw-arbeidster de loonen drukt, maar nog veel meer uit de ethische overweging, dat d© gehuwde vrouw niet gemist kan worden in het gezin, zonder daaraan groot te schade toe to brengen. Dit geldt zoowel van den geestelijken als den liohamelijken arbeider. Die mcening van „De Yadërla,n- der" wordt nu in „Land on Yolk" onder handen genomen, en het blad doet dezen uitval naar „De Vaderlander": Dat de Liberale Unie er rare politieke kostgangers op na houdt, is aan niemand onbekend. Als men maar niet „christelijk" is, kan men daar terecht met vrijwel elke meening over staatkundige ©n maatschappe lijke vraagstukken. Of men vóór of tegen algemeen kiesrecht, vóór of tegen sooiale verzekering, vóór of tegen staatsexploita tie voor spoorwegen is, enz., dat hindert allemaal niets, de verdrogende stijfsel van het woord „liberaal" plakt allen tot een heohte Unie te zamen. Maar in het officieuze orgaan dier Unie, dat, zooals bekend is, door haar al- gamecnen secretaris wordt geredigeerd, een pleidooi te kunnen vinden voor een wettelijk verbod van het verrichten van be taalden arboid door do gehuwde vrouw, zal toch nog wel verbazing wekken, ons althans heeft het verbaasd. Als de le den dier politieke verceniging nog niet geheel verslapt zijn, zullen er onder hen zeker heel wat zijn. wien dat te kras is. Wat bet vrouwenvraagstuk zelf aanbe langt, is „La'nd en Volk" het heole- nual niet eens met „De Va dér 1' a n- d e r" en betoogt, dat men geen wettelijke maatregelen nemen moet om het ideaal te bereiken. Hoe minder vrouwen uit economische overwegingen haar huisgezin voor fabriek- of werkplaats behoeven te verlaten, hoe beter. Maar aan den wetgever past niet, met voorbijzien der behoefte, te decrotee- ren, dat het niet mag. Om de gehuwde vrouwen uit fabriek en werkplaats te houden, sluite men haar niet bij de wet daarbuiten. Men werke mede tot verhoo ging der mannen-loonon en het kwaad ver mindert vanzelf. In heb algemeen zou heb een even onbegonnen als averechtsebe po ging van de wet zijn, de gehuwde vrouw uit het maatschappelijke leven terug te dringen. Naar gelang de vrouwen in ont wikkeling toenemen, zal het kwaad, waan tegen de vrijzinnige „V ad e 1 a n d e n" do wet wil to hulp roepen, vanzelf verminde ren. In het „Wee kbladvanhetRecKt" komt onder het opschrift: Zou spoedi ge voorzien in g noodig zijn? het volgend ingezonden stuk voor van mr. J. 0. J. van Rappard, vice-president van het Haagsoh Gerechtshof. Reeds sedert gdruimem tijd hoort men ook in ons land van werkstakingen. Dat arbeiders bet werk staken, indien zij meonen daarvoor redenen te hebben, moeten zij zeiven weten, maar dat zij zich dan de vrijheid veroorloven om andere ar beiders. die wel werken willen, zulks met geweld door het zoogenaamde posten of aantasten aan den lijve, of op mogelijk nog andere wijze te beletten, dat moet m.i. terstond worden tegengegaan. De praktijk leerde in meerdere gevallen, dat het gezag niet in 9taat was de werkwillige arbeiders, Zoogenaamde onderkruipers, voldoende te beschermen. Die menschen werden op aller hande wijzen meermalen mishandeld en belet om te werken. Hoe daaraan een einde te maken? Het is bekend, dat men overal maatregelen heeft genomen, om bij het uit breken van brand zoo spoedig mogelijk hulp te verleenon en den brand meester te worden, ton einde grootere rampen en verliezen te voorkomen. In tal van groot© steden is een brandweer in het leven goroopen. Daarbij zijn aange steld goed geoefende lieden, onder flink commando, voorzien van de noodige ma terialen, die steede gereed staan om bij brandalarm dadelijk met spoed zich te be geven naar de plaats van het onheil. Heeft men de gelegenheid gehad meermalen zoo'n brandweer in actie te zien, zoo kan men die menschen bewonderen en het groo- te nut voïi die instelling begrijpen. Zou het nu niet mogelijk zijn in de groo- te, vooral in grooto handelssteden, brigar dos op te richten, die bij het eerste alarm van een werkstaking zich daarheen begeven, om de orde te bewaren en de werkwilligen behoorlijk te beschermen? De manschappen van zoo een brigade moeten natuurlijk goed geoefend zijn, flink metvuur- 0n andere wapens kunnen omgaan, daarvan behoorlijk voorzien zijn, ook van de materialen, daartoe noodig, en gecom mandeerd door bekwame commandanten. Zij moeten het rooht hebbch om dengene, die de werkwilligen, hetzij door aantasting aan den lijve, hetzij door posten of op wat wijze ook hinderen, terstond te waarschu wen zulks na te laten en bij niet-voldoening aan die waarschuwing dadelijk neer te schieten. Eenige jaren geledon kwam in een Rijk in Europa ook een werkstaking voor. In minder dan geen tijd waren de goed gedis ciplineerde, van al het noodige voorziene, door hun officieren aangevoerde militai ren present; aan de stakers werd aange kondigd, dat de zoogenaamde onderkrui pers evenveel vrijheid hadden om te werken als zij, om het niet te doen, en dat wie be lemmerde ter plaatse werd neergesohoten. Het geheele opstootje was dadelijk gedaan. Mij komt het voor dat op die wijze vele rampen worden Voorkomen. Heb gaat toch waarlijk niet aan, dat in een georden de maatschappij enkelen het durven wa gon om andoren, die volstrekt geen kwaad doen, te mishandelen en te benadeelen. Nog nooit vernam ik, dat de marechaus sees misbruik hadden gemaakt van de hun opgedragen macht om, na waarschuwing, van hun vuurwapens gebruik te maken. Natuurlijk zullen voor het oprichten van zulke brigades en het instandhouden daar van sommen golds noodig zijn. Het Rijk en d© gemeenten zouden samen moeten over leggen hoe dat geld te krijgen. Ziet men uit de nieuwsbladen wat nu in onze nabij- hoid is voorgevallen, dan zal dat geld goed zdjn besteed. Mocht iemand betere, minder dure mid delen kennen, dat hij ze medcdeolo. „Het Volk" zegt, onder het hoofd: Een kordaat rechter, alvorens tot modedeeling van dit sohrijven over te gaan: Den vice-president van het Haagsohe gerechtshof, den heer J. O. J. van Rap pard, begint dat gedbij werk stakingen te vervelen. Dat er gestaakt wordt, is érg genoeg; maar goddank, er zijn nog altijd brave menschen, die van de onverlaten bet werk overnemen. Maar dat dit galgenaas dan de werkwilligen op het lijf komt met steen en en met ran sel de heer Yan Rappard, vice-presi- dont in het Haagsche Hof, voelt dat, als of hijzelf een pak slaag op zijn falie kreeg. Al wat er aan riddertrots en aan rechters- zelfgevool in hem huist, en dat is niet weinig, komt er bij in opstand. Want do heer Van Rappard, dat zal men dadelijk merken, ia een ridder. Na- de mededeeling zegt het blad: Aldus ridder Yan Rappard, een van da hoogstgeplaatste rechters in Nederland. Wij hebben enkele woorden wat duidelijk laten zetten; de sohrijvor zal ons erkents- tolijk zijn, dat wij zijn bedoeling zoo scherp mogelijk laten uitkomen. Je moet de din gen ferm zeggen in dezen democratischen tijd, anders loopen de schreeuwers je under don voet. Wij zullen ook eens zeggen hoe wij over den raad van den heer Van Rappard den ken. Men moet er niet te veel gewicht aan hechten. Wat zoo'n hoofd, met spinnoweb verstopt, zoo'n geest, in pandektenstudie verschrompeld, voor plannetjes smeedt voor de 20sip eeuw, heeft voor de werkelijk heid geen beteekenis. Mijnheer schijnt niet eens te weten, dat in 1903 een speciale wet tegen het posten is gemaakt. Het schijnt mijnheer zelfs onbe kend, wat wonder, hij heeft blijkbaar al zi^n kennis omtrent arbeidsconflicten geput uit politie-rapporten en politie-eeden dat bij werkstakingen bet geweld pleegt uit te gaan van het gezag; dat in negen van do tien gevallen de staker feitelijk vogelvrij is; dat zijn rug wordt beschouwd als een vruchtbaar arbeidsveld voor den politiestok terwijl hem, als hij zijn tegenovergestelde meening kenbaar maakt, op den koop toe door de justitie, de kornuiten van den rid der, gelegenheid wordt gegeven, in de een zaamheid van de oei tot rijper inzicht te komen. Mijnheer schijnt niet te weten... ja, wat weet zoo'n stumper eigenlijk wèl? Hij meent te weten, dat hij en zijn soort zijn uitverkoren om te heerschen, te bezitten en te genieten, en dat de rest van de men schen, net schorem, ziok in onderdanigheid daarnaar heeft te gedragen. Jammer voor hem, wordt dat langzamerhand anders, cn hij sputtert daartegen. Stil laten sputterenAlleen, als de demo oratie in Nederland sterker was dan zij is, als de rechterlijke macht in Nederland in plaats van een instelling tot handha ving der kapitalistische orde, een instel ling was tot handhaving van het recht, dan zou men het oen type als dit, dat zoo duidelijke blijken geeft van geestelijke armoede, medelijd n hebben, en het niet belasten met een post, waaraan een ver antwoordelijkheid is verbonden, veel te zwaar voor zijn kleinen geest. Nu moet de arbeidersklasse het zich laten welgeval len, dat personen, die den strijd voeren voor haar bevrijding, de kans loopen, in handen to vallen van individuen als deze ridder-rechter, van wicn in de laatste plaats ridderlijke reobtspraajr is te ver wachten. Onder het hoofd Kiesobhoid zegt „Do Standaard": „In het bijblad van „Het Volk" komt onder hot devies „Pieterepenning" eon prent voor met dr. Kuyper op den pauselijken zetel, en om hem heen eenige diakenen, met een bus in de hand, die centjes ophalen voor zijn komend jaar feest. Geestig is dit niet, eer plat, maar geheel in het genre, waarin de redactie van dit blad gewoon is politieke tegenstanders te bestrijden. Toch wil het ons voorkomen, dat er dit maal voor zulk een satire wel eenige aan leiding is gegeven. In alle kringen cn onder alle partijen was het steeds regel, dat hetgeen op eon huldeblijk moet uitloopen, niet aan de groot© klok werd gehangen. Ditmaal echter liet een onzer dagbladen zich verleiden, niet alleen om deze zaaJk publiek ter sprake te brengen, maar zelfs om in bot openbaar tot meedoen aan te sporen, onder mededeeling, dat de lijst van wie mededen, zou worden afgedrukt. Ware dit niet beter achterwege geble ven? Het kan toch niet anders of zoo iets moot voor den jubilaris een doorn zijn aam het roosje, dat men hem wil aanbie den, en een doorn, die wondt." Duur haarknippen. TeAm- Bterdam in de Kalverstraat 4S woont een coiffeur, waarmee men blijkens een verhaaltje in „De Spaarnbode" voorzich tig dient te wezen. Want bedoelde ooiffeur houdt er cenigszins eigenaardige tarieven op na. Twee heeren lieten in zijn salon hun haar knippen en hadden daarvoor na afloop elk te betalen 26.25. En zij be taalden, zij het na een bescheiden reclame over het hooge bedrag, waarbij hun werd toegevoegd, dat do gebruikte ingrediënten niet weer gebruikt konden worden en dus <£oor de klanten gekocht moesten worden. De redaotie van het blad staat voor do waarheid van hetgeen zij zegt in, zij heeft de kwitanties gezien en noemt de namen van ooiffeur en klanten. Het blad vernam ook nog van een anderen kapper op het Damrak, die een cenigszins schuchter jong- rnensch voor 75 wist aan te smeren. Geen onvoordeelig zaakje. (,,H. D.") In het Thu'r i ngsrhe Wo u d is het in den nacht van Zondag op Maandag vinnig koud geweest. Op de bergen vroor het 5, in de dalen 3 tot 4 graden. Alles was des ochtends met een dikke rijp-laag bedekt. To Lissabon heeft het gistermiddag an derhalf uur lang zwaar geonweerd en ge stortregend. Vele huizen liepen onder van het water, in enkele stond het een meter hoog. De electrische trams en treinen konden een tijd lang niet rijden. In den omtrek van Lissabon zijn huizen ingestort. In eDkele huizen stichtte de bliksem brand. Er zijn eenige gewonden. De schade, door vuur on water aange richt, moet zeer groot zijn. Ook boven Nieuw Yoitk heeft Zondag 'n hevig onweer gewoed, gelijk gemeld. Een hospitaal en een kerk werden door den bliksem getroffen. Onder de patiënten en de kerkbezoekers brak ccd paniek uit, maar ongelukken schijnen niet te zijn voor gekomen. Ook vernielde de bliksem een deel van 1 in aanbouw zijnde brug naar Blackwell'i Island, dat met donderend geraas in do diepte stortte. In de Ko'ningi n-Y i o fc o r i o- sbraat te Londen heeft gisteren in een fa briek van scheikundige stoffen een zwaio brand gewoed. Er kwamen meer dan twin tig stoomspuiten aan den brand to pas. Op gjr)oote 8 c h a a 1 hebben ar- restaties plaats gehad onder het personeel van de fabriek van den vermoorden Silber- 8tein te Lodz. Een en ander heeft aanlei ding gegeven tot een vermeerderde gisting onder do arbeiders, die zich hier en daar geuit heeft in nieuwe gewelddaden. Om krachtig zorg to dragen voor de handhaving der rust is nu de cavalerie-goneraal Kasna- kof uit KaliBj tot gouverneur-generaal over de stad en het district Lodz benoemd en met uitgebreid© volmacht toegerust. Hij is dan ook dadelijk na zijn aankomst begon nen met krasse maatregelen. Hij beeft n.l. gelast, dat i alle fabrieken waar de arbei ders een stakingsbeweging mochten begin nen, elke tiende man in hechtenis zal ge nomen worden. Volgens een Reuter-boricht van gisteren uit Lodz zijn daar zeven arbeiders en een I meisje zonder vorm van proces doodgescho- I ten wegens medeplichtigheid aan don moord op Silberstein. Als hij door het dorp gaat, hangen er altijd een paar aan zijn jaspanden. Hij is namelijk een ongehoord goedhartige ke rel,. Als in den herfst in zijn tuin het ooft rijp wordt, heelt L.j hun gezegd, mochten zij komen en wat halen. Toen ik hem op merkte, dat hij dan wel geen appel meer aan de hoornen zou vindetn, antwoordde |hij heel vergenoegd: „Goed, dan komen do /kin deren ze maar stelen". „Nu, dat laat zich hooren,'' meende de •jager, en toen hij kort daarop weer door het woud wandelde, philoaofeerde hij over liet thema: „De verscheidenheid der men- iBci'elijke karakters." Den anderen dag versoheen de wonder dokter in do boschwoning. Voorzichtig Iürot'g hij een doos onder den arm, waaruit) •lij een groote pop nam en die GreteLen overreikte. Yan stonde af aan waren smid /Jacob en des jage. kind goede vrienden. IV. Terwijl de wakkere dorpsonderwijzer zoo opeen waardige ontvangst van den slot heer zon, nam deze deel aan de sohitteren- j de fVesten in de nabijgelegen Residentie. Meu had het huwelijk van den erfprins triot een dochter van hoogen vorste)ijken huize gevieid en de stad prijkte in feestdos thm nu den intocht van het jonge paar te Wieren. Het svaa of bet woud binnen de muren der stad was getrokkenmen wandelde door lanen van groene, bloeiende planten en donkere denneboomen met kunstige guirlanden. Groote en kleine vanen flad derden op den adem van den wind en boden ia den zonneschijn hun grosten aan. En toen de nacht over deze feestelijk getooide stad zijn sluier begon te slaan, verlichtte men de huizen met tallooze lichten. Het paleis, dat den jonggehuwden tot woning bestemd was, straalde in de veel kleurige verven van prachtig bengaalsvuur. Er werden sierlijke redevoeringen gehou den en de klank van feestelijke liederen vervulde de lucht. De feestelijkheden ter gelegenheid van den intocht binnen het grensgebied der stad werden gevolgd door glansrijke hof feesten. Op dezen avond nu zou op het slot van alles plaats vinden. Door de zalen van het residentiepaleis stroomden golven van licht, waaruit de bontgekleurde kleederen der dames, de glanzende juweelen en do goud-betresfce uniformen der heeren opvonkten. De tonen van een menuet hadden zoo even geklonken en spoedig zette zich op zijn maat een uitgelezen gezelschap van dames en kofheeren in prachtige rocooo- kostuums in beweging, om te paradceren voorbij de hoogste gasten en den gastheei die op de tribune hadden plaats genomen. Hierna speelde de muziekkapel een ande re wijs. Do deuren van het aangelegen sa lon wenden geopend en een op een zephir- lucht gedragen schaar van jonge dames zweefde binnen, die allen in een kleed, een enkele bloem voorstellend, getooid wa re j. De krans dezer boemen vormde den naam der erf prinses Margaretha. De kostuums waren met fijnen smaak vervaardigd. Daar zag men een donken- oogige schoone, een kind van het veld, de lichtende papaver voorstellend, terwijl een blondine, in sneeuwwit gewaad, haar al- penzuster, het edelweis, voorstelde; een rijzige dame met trotsche houding tee- kende zich als tulp met bijzonder voordeel. Den prijs van schoonheid en lieftalligheid verdiende en verwierf do roos, waarvoor men het dochtertje van den vrijheer von Güldenpforten gekozen had. Tegelijkertijd met deze feesten deed de ionge dame haar debuut aan het 1 f, De oloemen voerden een rondedans met grar oieuze houdingen en wendingen uit. Ein delijk naderden zij de tribune en iedereen legde onder hot zeggen van een passend gedicht haar evenbeeld in do gestalte van een bloem aan de voeten der hooge vrou we. Over het lieflijk gezioht van het Roos je, dat nog meer op een knopje geleek, verbreidde zich daarbij een echte rozeglans en de stem, welke met het spelen der vriendinnen zoo hel en frisch geklonken had, beefde nu een weinig, nu zij do vor stin haar hulde bracht. Onder de toeschouwers, die deze scène met bijzondere opmerkzaamheid gevolgd hadden, verscheen de vrijheer von Gül- denpforten. Zijn verschijning had, of schoon hij reeds tot bij de vijftig was ge komen, nog iets jeugdigs en de Malthezer- uniform kleedde hem bij de goede houding, welke den voormaligen militair kenmerk te, bijzonder voordeelig. „Mijn kleine heeft plankenkoorts," zei- de hij, medelijdend lachend. „Zij had eigenlijk niet willen meedoen, maar mijn zuster, die haar nicht gaarne vooruitdrijft, had niet van weigeren willen hooren 1" Deze woorden waren gericht tot een da me van middelbaren leeftijd, die met de familie von Giildenpforten bevriend was en aan het hof de .waardigheid van eereda me genoot. „O, het zou ook jammer geweest zijn, boste baron, als ons de bekoorlijke aanblik van dit roosje ontgaan was," luidde het antwoord, „een passender evenbeeld voor de koningin der bloemen ware wel nau welijks to vinden geweest." Do gevleide vader boog dankbaar, doch zeide bescheiden: „Jong zijn allen mooi, waarde juffrouw," en hij vervolgde' „Eigenlijk was me het kind nog te jong, om aan het bof te vertoonen, maar De spreker aarzelde een weinig en zocht naai een veron'.schuldigiug. „Wil ik je zin eens vol maken?" vroeg Fraulein von Kanten lachend. „Mijn zus ter had heb geheel en al anders gedaan." „Ja, ja, zoo is het", antwoordde de bo lton vroOlijk instemmend en voegde er zuchtend bij- „Ik zit verschrikkelijk ondei de pantoffel." „Zoo is het. Antonie boheerscht eras al len. Ik weet nog goed, hoe wij als jonge meisjes voor haar strenge blikken bang waren. Ik geloof, dat haar goede man ook in alles haar wil volgde. In dit geval ver heugt het me overigens, cn in waarheid •ben zeerste, dat uw zuster haar zin heeft gekregen. Daardoor hebben wij haar en u toch weer eens gezien, barongij hebt u al sinds jaren in uw bosch begraven." „D© mesnoch is een gewoonheidsdier", waa het lachende antwoord. „En heeft Antoniè, sedert zij weduwe geworden is, steeds uw eenzaamheid ge deeld?" „O neen, heel lang heeft zij het bij ons niet uitgehouden. Zij is een dochter dor „gruote wereld" cn kon zonder haar ver strooiingen niet leven, 't Kan zijn, dat zij door haar positie als echtgenoot© van ecu gezant ook onder de macht der gewoonte niet anders kon." „Zij heeft zich uitstekend geconserveerd", zei gravin Mecrstcin. „Niemand kan het haar aanzien, dat zij al over de vijftig is. Ik moest haar heden met bewondering aanzien, toen ik haar in de purper-fluwee- len robe zag, met den diadeem van briljan ten in het zwarte haar." „Ja, het hermelijn ontbreekt haar nog", schertste de baron. Niet ver van hen beiden stond barones .Geiern, cle jeugdige gemalin van den hof maarschalk, ccn slanke blondine, geheel verdiept in een gesprek mot eenige heeren over de bloemen, welke in de rij in volgor de hunner belooning eenige welwillende woorden van de kroonprinses in ontvangst moesten nemen. De prijs van bevalligheid en schoonheid werd door allen aan de zachte roos toegekend. „Ja, onder de „levende bloemen" is zij de eerste, maar den rang van „Koningin van het bal" betwist haar toch zonder twij fel dc Grieksche prinses", racende een der hoeren, rlc ritmeester der huzaren von Wande rl ïrg. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1907 | | pagina 5