"Bfo. 14598.
LEIDSCH DAGBLAD. WÖENSDAC 25 SEPTEMBER. TWEEDE BLAD.
£nnoT907.
PERSOVERZICHT.
Gemengd Nieuws,
FEUILLETON.
Ir ana en Walter.
Onder het hoofd „Recht van amen-
re m e n t" lezen wij in „D e Neder-
ander":
Tegen het voorstel tot toekenning van
tiet recht van amendement aan
föe Eerste Kamer, zooals dit door de
IStaatscommissie is voorgesteld, heeft mr.
tCroelstra in een artikel in „Het Volk"
'een- nieuw bezwaar te berde gebracht. De
lpchrijver zegt:
,,Hoe zal er gehandeld moeten worden,
als de Tweede Kamer mocht verlangen, op
He amendementen der Eerste harerzijds
Svijzigiugen, sub-amendementen, in te dio
*nen In andere landen is dit mogelijk.
ÏHet nienwe artikel 114, door de commissie
in paragraaf GO voorgesteld, spreekt echter
'plechts van aanneming of verwerping der
^wijzigingen door do Tweede Kamer. Deze
>wordt nu dus op haar beurt voor den
u,pijnlijken tweestrijd" geplaatst, dien men
Jde Eerste Kamer wil besparen. De Eerste
jfcan veranderingen brengen in do wijzi
gingen, door de Tweede Kamer in het
'ontwerp aangebracht. De Tweede heeft dit
•recht niet ten aanzien der wijzigingen,
Wingcbracht door de Eerste Kamer.''
De schrijver noemt dit ,,een totale om-
tke.ering in de verhouding tusschen beide
lichamen.''
Dit bezwaar is althans serieuser dan dat
^•an mr. Liraburg in het Septembernum
mer van „D e Q i d s", hetwelk hierop
neerkwam, dat tusschen de beide Kamera
een eindeloos kaatsspel zou plaats hebben.
Gelijk wij reeds aantoonden, berustte die
bedenking op een oppervlakkige lezing
>an het voorstel.
Mr. Troelstra voelt zich nu door het om-
gekeerde bezwaard. Er zal teweinig gen
I taatst kunnen worden. Na de amendee-
tfing door do Eerste Kamer verblijft aan
•de Tweede slechts de bevoegdheid, de aan
gebrachte wijzigingen aan te nemen of te
Verwerpen. Ze opnieuw te veranderen, zal
fciet vrijstaan. Derhalve, zoo concludeert
hij, de door de Tweede Kamer aangenomen
amendementen zullen door de Eerste Ka
mer gesubamendeerd kunnen worden, dooh
'de door de Eerste Kamer aangenomene
Jn i e t door de Tweede.
Het komt ons voor, dat dit een onver
mijdelijk gevolg is van het streveoi der
commissie om vertraging in de wcc-
Igeving ten gevolge van het nieuwe amen-
dementreoht zooveel doenlijk te voorko
men. Er moet éóns een eind aan komen
heeft de oommissie geredeneerd en wel
zoo spoedig als dit met do creatie van het
nieuwe recht maar mogelijk is. Vandaar
de schijnbare abnormaliteit. Zóó erg als
mr. Troelstra haar voorstelt, is deze in-
'tusschen niet. Aan de Tweede Kamer wordt
niet soortgelijke ,,pijnlijke fweestriid" op
gelegd als welken de commissie aan de
Eerste Kamer heeft willen besparen. Im
mers, die laatste tweestrijd bestaat, blij
kens het rapport der commissie, hierin,
dat de Eerste Kamer, onoverkomelijk be
zwaar tegen een onderdeel hebbend, óf
'daarover heenstappen óf de heele wet
,ver werpen ïnoet.
De Tweede Kamer daarentegen, die on
overkomelijk bezwaar heeft tegen een haar
door de Eerste Kamer voorgelegd, en niet
door haar zelve te sub-amendeeren, wij
ziging, kan eenvoudig die wijziging ver
werpen. Zij herstelt dan slechts het ont
werp in den vorm, waarin zij het vroe
ger zelve vaststelde. De wet als geheel laat
zij ongerept.
En juist het feit, dat, bij gebreke van
het recht van sub-amendement van de
Tweede Kamer, elke wijziging der Eersto
grooter kans loopt verworpen te worden
dan wanneer haar zuster dit recht van sub
amendement wèl had, zal de zelfbeperking
fen de reserves der Eerste Kamer bij het
aanbrengen van amendementen allicht l r
versterken. Zij zal weten, niet maar amen
dementen te kunnen voorstellen bijwijze
van proefballons, als grondslag voor na
der gemeenschappelijk overleg, maar slechts
dam met haar amendementen practisch
werk te zullen doen, wanneer ze, zooals ze
"da-ar liggen, voor de Tweede Kamer aanne
melijk zijn.
ZooaJs men weten kan heeft de S c h i e-
d a ra s c h e Raad een motie aangenomen
waarin wetswijziging wordt ver
langd, ten einde de gehuwde vrouw
uit de aohool te kunnen weren. Over
die motie is een discussie geweest bijv. tus
schen ,,H et Centru m", dat vóór, en
„Land en Volk", dat tegen de motie
te velde trok.
In die disoussie heeft zieh ook „D e Va-
d er 1 an der", het blad van de „Liberale
Unie", gemengd, dat o.m. zei:
Op gevaar af van door „Land en
Y o 1 k" voor ultra-reactionair gehouden te
worden, moeten wij bekennen, dat wij in
deze meer aan de zijde staan van „Het
0 entrum" en den Schiedamschen ge
meenteraad, dan van het orgaan van den
Vrijzinnig-democratischen Bond. Zeker, wij
zouden niet gaarne de motie in dien
vorm voor onze rekenig nemen, wij vinden
haar ook ontijdig, daar de Staat niet het
recht heeft de gehuwde vrouw den arbeid
te verbieden, zoolang zoovele gehuwde man
nen geen loon verdienen, dat hen in staat
stelt hun gezin behoorlijk te onderhouden;
maar het einddoel: „De Moeder aan het
gezin" mag toch niet uit het oog verloren
worden, en dat doet „Land en Volk"
in zijn bestrijding wel.
Wij hebben ons de zaak altijd zoo voor
gesteld, al zal het natuurlijk ook heel lang
duren, eer wij zoo ver zijn. De collectieve
arbeidsovereenkomst moet regel, de indi-
vidueele moet uitzondering worden, en bij
die overeenkomst zal de vakorganisatie,
door een democratische wetgeving in staat
gesteld tob hoogste kracht te komen en te
vens bij evenbueele uitspattingen te breide
len, als eersten eisch moeten stellen: Geer
gehuwde vrouwen in het bedrijf. En dab uit
de economische overweging, dat do gehuwde
vrouw-arbeidster de loonen drukt, maar
nog veel meer uit de ethische overweging,
dat d© gehuwde vrouw niet gemist kan
worden in het gezin, zonder daaraan groot
te schade toe to brengen. Dit geldt zoowel
van den geestelijken als den liohamelijken
arbeider.
Die mcening van „De Yadërla,n-
der" wordt nu in „Land on Yolk"
onder handen genomen, en het blad doet
dezen uitval naar „De Vaderlander":
Dat de Liberale Unie er rare politieke
kostgangers op na houdt, is aan niemand
onbekend. Als men maar niet „christelijk"
is, kan men daar terecht met vrijwel elke
meening over staatkundige ©n maatschappe
lijke vraagstukken. Of men vóór of tegen
algemeen kiesrecht, vóór of tegen sooiale
verzekering, vóór of tegen staatsexploita
tie voor spoorwegen is, enz., dat hindert
allemaal niets, de verdrogende stijfsel van
het woord „liberaal" plakt allen tot een
heohte Unie te zamen.
Maar in het officieuze orgaan dier
Unie, dat, zooals bekend is, door haar al-
gamecnen secretaris wordt geredigeerd,
een pleidooi te kunnen vinden voor een
wettelijk verbod van het verrichten van be
taalden arboid door do gehuwde vrouw,
zal toch nog wel verbazing wekken,
ons althans heeft het verbaasd. Als de le
den dier politieke verceniging nog niet
geheel verslapt zijn, zullen er onder hen
zeker heel wat zijn. wien dat te kras is.
Wat bet vrouwenvraagstuk zelf aanbe
langt, is „La'nd en Volk" het heole-
nual niet eens met „De Va dér 1' a n-
d e r" en betoogt, dat men geen wettelijke
maatregelen nemen moet om het ideaal
te bereiken.
Hoe minder vrouwen uit economische
overwegingen haar huisgezin voor fabriek-
of werkplaats behoeven te verlaten, hoe
beter. Maar aan den wetgever past niet,
met voorbijzien der behoefte, te decrotee-
ren, dat het niet mag. Om de gehuwde
vrouwen uit fabriek en werkplaats te
houden, sluite men haar niet bij de wet
daarbuiten. Men werke mede tot verhoo
ging der mannen-loonon en het kwaad ver
mindert vanzelf. In heb algemeen zou heb
een even onbegonnen als averechtsebe po
ging van de wet zijn, de gehuwde vrouw
uit het maatschappelijke leven terug te
dringen. Naar gelang de vrouwen in ont
wikkeling toenemen, zal het kwaad, waan
tegen de vrijzinnige „V ad e 1 a n d e n"
do wet wil to hulp roepen, vanzelf verminde
ren.
In het „Wee kbladvanhetRecKt"
komt onder het opschrift: Zou spoedi
ge voorzien in g noodig zijn? het
volgend ingezonden stuk voor van mr. J.
0. J. van Rappard, vice-president van het
Haagsoh Gerechtshof.
Reeds sedert gdruimem tijd hoort men
ook in ons land van werkstakingen.
Dat arbeiders bet werk staken, indien
zij meonen daarvoor redenen te hebben,
moeten zij zeiven weten, maar dat zij zich
dan de vrijheid veroorloven om andere ar
beiders. die wel werken willen, zulks met
geweld door het zoogenaamde posten
of aantasten aan den lijve, of op mogelijk
nog andere wijze te beletten, dat moet m.i.
terstond worden tegengegaan. De praktijk
leerde in meerdere gevallen, dat het gezag
niet in 9taat was de werkwillige arbeiders,
Zoogenaamde onderkruipers, voldoende te
beschermen. Die menschen werden op aller
hande wijzen meermalen mishandeld en
belet om te werken. Hoe daaraan een einde
te maken? Het is bekend, dat men overal
maatregelen heeft genomen, om bij het uit
breken van brand zoo spoedig mogelijk
hulp te verleenon en den brand meester te
worden, ton einde grootere rampen en
verliezen te voorkomen.
In tal van groot© steden is een brandweer
in het leven goroopen. Daarbij zijn aange
steld goed geoefende lieden, onder flink
commando, voorzien van de noodige ma
terialen, die steede gereed staan om bij
brandalarm dadelijk met spoed zich te be
geven naar de plaats van het onheil. Heeft
men de gelegenheid gehad meermalen
zoo'n brandweer in actie te zien, zoo kan
men die menschen bewonderen en het groo-
te nut voïi die instelling begrijpen.
Zou het nu niet mogelijk zijn in de groo-
te, vooral in grooto handelssteden, brigar
dos op te richten, die bij het eerste alarm
van een werkstaking zich daarheen begeven,
om de orde te bewaren en de werkwilligen
behoorlijk te beschermen? De manschappen
van zoo een brigade moeten natuurlijk
goed geoefend zijn, flink metvuur-
0n andere wapens kunnen omgaan,
daarvan behoorlijk voorzien zijn, ook van
de materialen, daartoe noodig, en gecom
mandeerd door bekwame commandanten.
Zij moeten het rooht hebbch om dengene,
die de werkwilligen, hetzij door aantasting
aan den lijve, hetzij door posten of op wat
wijze ook hinderen, terstond te waarschu
wen zulks na te laten en bij niet-voldoening
aan die waarschuwing dadelijk neer te
schieten.
Eenige jaren geledon kwam in een Rijk
in Europa ook een werkstaking voor. In
minder dan geen tijd waren de goed gedis
ciplineerde, van al het noodige voorziene,
door hun officieren aangevoerde militai
ren present; aan de stakers werd aange
kondigd, dat de zoogenaamde onderkrui
pers evenveel vrijheid hadden om te werken
als zij, om het niet te doen, en dat wie be
lemmerde ter plaatse werd neergesohoten.
Het geheele opstootje was dadelijk gedaan.
Mij komt het voor dat op die wijze vele
rampen worden Voorkomen. Heb gaat
toch waarlijk niet aan, dat in een georden
de maatschappij enkelen het durven wa
gon om andoren, die volstrekt geen kwaad
doen, te mishandelen en te benadeelen.
Nog nooit vernam ik, dat de marechaus
sees misbruik hadden gemaakt van de hun
opgedragen macht om, na waarschuwing,
van hun vuurwapens gebruik te maken.
Natuurlijk zullen voor het oprichten van
zulke brigades en het instandhouden daar
van sommen golds noodig zijn. Het Rijk
en d© gemeenten zouden samen moeten over
leggen hoe dat geld te krijgen. Ziet men
uit de nieuwsbladen wat nu in onze nabij-
hoid is voorgevallen, dan zal dat geld goed
zdjn besteed.
Mocht iemand betere, minder dure mid
delen kennen, dat hij ze medcdeolo.
„Het Volk" zegt, onder het hoofd:
Een kordaat rechter, alvorens tot
modedeeling van dit sohrijven over te
gaan:
Den vice-president van het Haagsohe
gerechtshof, den heer J. O. J. van Rap
pard, begint dat gedbij werk
stakingen te vervelen. Dat er gestaakt
wordt, is érg genoeg; maar goddank, er
zijn nog altijd brave menschen, die van
de onverlaten bet werk overnemen. Maar
dat dit galgenaas dan de werkwilligen
op het lijf komt met steen en en met ran
sel de heer Yan Rappard, vice-presi-
dont in het Haagsche Hof, voelt dat, als
of hijzelf een pak slaag op zijn falie kreeg.
Al wat er aan riddertrots en aan rechters-
zelfgevool in hem huist, en dat is niet
weinig, komt er bij in opstand. Want do
heer Van Rappard, dat zal men dadelijk
merken, ia een ridder.
Na- de mededeeling zegt het blad:
Aldus ridder Yan Rappard, een van da
hoogstgeplaatste rechters in Nederland.
Wij hebben enkele woorden wat duidelijk
laten zetten; de sohrijvor zal ons erkents-
tolijk zijn, dat wij zijn bedoeling zoo scherp
mogelijk laten uitkomen. Je moet de din
gen ferm zeggen in dezen democratischen
tijd, anders loopen de schreeuwers je under
don voet.
Wij zullen ook eens zeggen hoe wij over
den raad van den heer Van Rappard den
ken. Men moet er niet te veel gewicht aan
hechten. Wat zoo'n hoofd, met spinnoweb
verstopt, zoo'n geest, in pandektenstudie
verschrompeld, voor plannetjes smeedt
voor de 20sip eeuw, heeft voor de werkelijk
heid geen beteekenis.
Mijnheer schijnt niet eens te weten, dat
in 1903 een speciale wet tegen het posten
is gemaakt. Het schijnt mijnheer zelfs onbe
kend, wat wonder, hij heeft blijkbaar al
zi^n kennis omtrent arbeidsconflicten geput
uit politie-rapporten en politie-eeden
dat bij werkstakingen bet geweld pleegt uit
te gaan van het gezag; dat in negen van
do tien gevallen de staker feitelijk vogelvrij
is; dat zijn rug wordt beschouwd als een
vruchtbaar arbeidsveld voor den politiestok
terwijl hem, als hij zijn tegenovergestelde
meening kenbaar maakt, op den koop toe
door de justitie, de kornuiten van den rid
der, gelegenheid wordt gegeven, in de een
zaamheid van de oei tot rijper inzicht te
komen.
Mijnheer schijnt niet te weten... ja, wat
weet zoo'n stumper eigenlijk wèl? Hij
meent te weten, dat hij en zijn soort zijn
uitverkoren om te heerschen, te bezitten
en te genieten, en dat de rest van de men
schen, net schorem, ziok in onderdanigheid
daarnaar heeft te gedragen. Jammer voor
hem, wordt dat langzamerhand anders, cn
hij sputtert daartegen.
Stil laten sputterenAlleen, als de demo
oratie in Nederland sterker was dan zij is,
als de rechterlijke macht in Nederland in
plaats van een instelling tot handha
ving der kapitalistische orde, een instel
ling was tot handhaving van het recht,
dan zou men het oen type als dit, dat zoo
duidelijke blijken geeft van geestelijke
armoede, medelijd n hebben, en het niet
belasten met een post, waaraan een ver
antwoordelijkheid is verbonden, veel te
zwaar voor zijn kleinen geest. Nu moet
de arbeidersklasse het zich laten welgeval
len, dat personen, die den strijd voeren
voor haar bevrijding, de kans loopen, in
handen to vallen van individuen als deze
ridder-rechter, van wicn in de laatste
plaats ridderlijke reobtspraajr is te ver
wachten.
Onder het hoofd Kiesobhoid zegt
„Do Standaard":
„In het bijblad van „Het Volk"
komt onder hot devies „Pieterepenning"
eon prent voor met dr. Kuyper op den
pauselijken zetel, en om hem heen eenige
diakenen, met een bus in de hand, die
centjes ophalen voor zijn komend jaar
feest.
Geestig is dit niet, eer plat, maar geheel
in het genre, waarin de redactie van dit
blad gewoon is politieke tegenstanders te
bestrijden.
Toch wil het ons voorkomen, dat er dit
maal voor zulk een satire wel eenige aan
leiding is gegeven.
In alle kringen cn onder alle partijen
was het steeds regel, dat hetgeen op eon
huldeblijk moet uitloopen, niet aan de
groot© klok werd gehangen.
Ditmaal echter liet een onzer dagbladen
zich verleiden, niet alleen om deze zaaJk
publiek ter sprake te brengen, maar zelfs
om in bot openbaar tot meedoen aan te
sporen, onder mededeeling, dat de lijst van
wie mededen, zou worden afgedrukt.
Ware dit niet beter achterwege geble
ven?
Het kan toch niet anders of zoo iets
moot voor den jubilaris een doorn zijn
aam het roosje, dat men hem wil aanbie
den, en een doorn, die wondt."
Duur haarknippen. TeAm-
Bterdam in de Kalverstraat 4S woont
een coiffeur, waarmee men blijkens een
verhaaltje in „De Spaarnbode" voorzich
tig dient te wezen. Want bedoelde ooiffeur
houdt er cenigszins eigenaardige tarieven
op na. Twee heeren lieten in zijn salon hun
haar knippen en hadden daarvoor na
afloop elk te betalen 26.25. En zij be
taalden, zij het na een bescheiden reclame
over het hooge bedrag, waarbij hun werd
toegevoegd, dat do gebruikte ingrediënten
niet weer gebruikt konden worden en dus
<£oor de klanten gekocht moesten worden.
De redaotie van het blad staat voor do
waarheid van hetgeen zij zegt in, zij heeft
de kwitanties gezien en noemt de namen
van ooiffeur en klanten. Het blad vernam
ook nog van een anderen kapper op het
Damrak, die een cenigszins schuchter jong-
rnensch voor 75 wist aan te smeren. Geen
onvoordeelig zaakje. (,,H. D.")
In het Thu'r i ngsrhe Wo u d is
het in den nacht van Zondag op Maandag
vinnig koud geweest.
Op de bergen vroor het 5, in de dalen 3
tot 4 graden. Alles was des ochtends met
een dikke rijp-laag bedekt.
To Lissabon heeft het gistermiddag an
derhalf uur lang zwaar geonweerd en ge
stortregend.
Vele huizen liepen onder van het water,
in enkele stond het een meter hoog. De
electrische trams en treinen konden een
tijd lang niet rijden.
In den omtrek van Lissabon zijn huizen
ingestort.
In eDkele huizen stichtte de bliksem
brand. Er zijn eenige gewonden.
De schade, door vuur on water aange
richt, moet zeer groot zijn.
Ook boven Nieuw Yoitk heeft Zondag 'n
hevig onweer gewoed, gelijk gemeld. Een
hospitaal en een kerk werden door den
bliksem getroffen. Onder de patiënten en
de kerkbezoekers brak ccd paniek uit,
maar ongelukken schijnen niet te zijn voor
gekomen.
Ook vernielde de bliksem een deel van 1
in aanbouw zijnde brug naar Blackwell'i
Island, dat met donderend geraas in do
diepte stortte.
In de Ko'ningi n-Y i o fc o r i o-
sbraat te Londen heeft gisteren in een fa
briek van scheikundige stoffen een zwaio
brand gewoed. Er kwamen meer dan twin
tig stoomspuiten aan den brand to pas.
Op gjr)oote 8 c h a a 1 hebben ar-
restaties plaats gehad onder het personeel
van de fabriek van den vermoorden Silber-
8tein te Lodz. Een en ander heeft aanlei
ding gegeven tot een vermeerderde gisting
onder do arbeiders, die zich hier en daar
geuit heeft in nieuwe gewelddaden. Om
krachtig zorg to dragen voor de handhaving
der rust is nu de cavalerie-goneraal Kasna-
kof uit KaliBj tot gouverneur-generaal over
de stad en het district Lodz benoemd en
met uitgebreid© volmacht toegerust. Hij is
dan ook dadelijk na zijn aankomst begon
nen met krasse maatregelen. Hij beeft n.l.
gelast, dat i alle fabrieken waar de arbei
ders een stakingsbeweging mochten begin
nen, elke tiende man in hechtenis zal ge
nomen worden.
Volgens een Reuter-boricht van gisteren
uit Lodz zijn daar zeven arbeiders en een
I meisje zonder vorm van proces doodgescho-
I ten wegens medeplichtigheid aan don
moord op Silberstein.
Als hij door het dorp gaat, hangen
er altijd een paar aan zijn jaspanden. Hij
is namelijk een ongehoord goedhartige ke
rel,. Als in den herfst in zijn tuin het ooft
rijp wordt, heelt L.j hun gezegd, mochten
zij komen en wat halen. Toen ik hem op
merkte, dat hij dan wel geen appel meer
aan de hoornen zou vindetn, antwoordde
|hij heel vergenoegd: „Goed, dan komen do
/kin deren ze maar stelen".
„Nu, dat laat zich hooren,'' meende de
•jager, en toen hij kort daarop weer door
het woud wandelde, philoaofeerde hij over
liet thema: „De verscheidenheid der men-
iBci'elijke karakters."
Den anderen dag versoheen de wonder
dokter in do boschwoning. Voorzichtig
Iürot'g hij een doos onder den arm, waaruit)
•lij een groote pop nam en die GreteLen
overreikte. Yan stonde af aan waren smid
/Jacob en des jage. kind goede vrienden.
IV.
Terwijl de wakkere dorpsonderwijzer zoo
opeen waardige ontvangst van den slot
heer zon, nam deze deel aan de sohitteren-
j de fVesten in de nabijgelegen Residentie.
Meu had het huwelijk van den erfprins
triot een dochter van hoogen vorste)ijken
huize gevieid en de stad prijkte in feestdos
thm nu den intocht van het jonge paar te
Wieren.
Het svaa of bet woud binnen de muren
der stad was getrokkenmen wandelde
door lanen van groene, bloeiende planten
en donkere denneboomen met kunstige
guirlanden. Groote en kleine vanen flad
derden op den adem van den wind en boden
ia den zonneschijn hun grosten aan. En
toen de nacht over deze feestelijk getooide
stad zijn sluier begon te slaan, verlichtte
men de huizen met tallooze lichten.
Het paleis, dat den jonggehuwden tot
woning bestemd was, straalde in de veel
kleurige verven van prachtig bengaalsvuur.
Er werden sierlijke redevoeringen gehou
den en de klank van feestelijke liederen
vervulde de lucht.
De feestelijkheden ter gelegenheid van
den intocht binnen het grensgebied der
stad werden gevolgd door glansrijke hof
feesten. Op dezen avond nu zou op het slot
van alles plaats vinden.
Door de zalen van het residentiepaleis
stroomden golven van licht, waaruit de
bontgekleurde kleederen der dames, de
glanzende juweelen en do goud-betresfce
uniformen der heeren opvonkten.
De tonen van een menuet hadden zoo
even geklonken en spoedig zette zich op
zijn maat een uitgelezen gezelschap van
dames en kofheeren in prachtige rocooo-
kostuums in beweging, om te paradceren
voorbij de hoogste gasten en den gastheei
die op de tribune hadden plaats genomen.
Hierna speelde de muziekkapel een ande
re wijs. Do deuren van het aangelegen sa
lon wenden geopend en een op een zephir-
lucht gedragen schaar van jonge dames
zweefde binnen, die allen in een kleed,
een enkele bloem voorstellend, getooid wa
re j. De krans dezer boemen vormde den
naam der erf prinses Margaretha.
De kostuums waren met fijnen smaak
vervaardigd. Daar zag men een donken-
oogige schoone, een kind van het veld, de
lichtende papaver voorstellend, terwijl een
blondine, in sneeuwwit gewaad, haar al-
penzuster, het edelweis, voorstelde; een
rijzige dame met trotsche houding tee-
kende zich als tulp met bijzonder voordeel.
Den prijs van schoonheid en lieftalligheid
verdiende en verwierf do roos, waarvoor
men het dochtertje van den vrijheer von
Güldenpforten gekozen had.
Tegelijkertijd met deze feesten deed de
ionge dame haar debuut aan het 1 f, De
oloemen voerden een rondedans met grar
oieuze houdingen en wendingen uit. Ein
delijk naderden zij de tribune en iedereen
legde onder hot zeggen van een passend
gedicht haar evenbeeld in do gestalte van
een bloem aan de voeten der hooge vrou
we. Over het lieflijk gezioht van het Roos
je, dat nog meer op een knopje geleek,
verbreidde zich daarbij een echte rozeglans
en de stem, welke met het spelen der
vriendinnen zoo hel en frisch geklonken
had, beefde nu een weinig, nu zij do vor
stin haar hulde bracht.
Onder de toeschouwers, die deze scène
met bijzondere opmerkzaamheid gevolgd
hadden, verscheen de vrijheer von Gül-
denpforten. Zijn verschijning had, of
schoon hij reeds tot bij de vijftig was ge
komen, nog iets jeugdigs en de Malthezer-
uniform kleedde hem bij de goede houding,
welke den voormaligen militair kenmerk
te, bijzonder voordeelig.
„Mijn kleine heeft plankenkoorts," zei-
de hij, medelijdend lachend. „Zij had
eigenlijk niet willen meedoen, maar mijn
zuster, die haar nicht gaarne vooruitdrijft,
had niet van weigeren willen hooren 1"
Deze woorden waren gericht tot een da
me van middelbaren leeftijd, die met de
familie von Giildenpforten bevriend was
en aan het hof de .waardigheid van eereda
me genoot.
„O, het zou ook jammer geweest zijn,
boste baron, als ons de bekoorlijke aanblik
van dit roosje ontgaan was," luidde het
antwoord, „een passender evenbeeld voor
de koningin der bloemen ware wel nau
welijks to vinden geweest."
Do gevleide vader boog dankbaar, doch
zeide bescheiden: „Jong zijn allen mooi,
waarde juffrouw," en hij vervolgde'
„Eigenlijk was me het kind nog te jong,
om aan het bof te vertoonen, maar De
spreker aarzelde een weinig en zocht naai
een veron'.schuldigiug.
„Wil ik je zin eens vol maken?" vroeg
Fraulein von Kanten lachend. „Mijn zus
ter had heb geheel en al anders gedaan."
„Ja, ja, zoo is het", antwoordde de bo
lton vroOlijk instemmend en voegde er
zuchtend bij- „Ik zit verschrikkelijk ondei
de pantoffel."
„Zoo is het. Antonie boheerscht eras al
len. Ik weet nog goed, hoe wij als jonge
meisjes voor haar strenge blikken bang
waren. Ik geloof, dat haar goede man ook
in alles haar wil volgde. In dit geval ver
heugt het me overigens, cn in waarheid
•ben zeerste, dat uw zuster haar zin heeft
gekregen. Daardoor hebben wij haar en
u toch weer eens gezien, barongij hebt
u al sinds jaren in uw bosch begraven."
„D© mesnoch is een gewoonheidsdier",
waa het lachende antwoord.
„En heeft Antoniè, sedert zij weduwe
geworden is, steeds uw eenzaamheid ge
deeld?"
„O neen, heel lang heeft zij het bij ons
niet uitgehouden. Zij is een dochter dor
„gruote wereld" cn kon zonder haar ver
strooiingen niet leven, 't Kan zijn, dat zij
door haar positie als echtgenoot© van ecu
gezant ook onder de macht der gewoonte
niet anders kon."
„Zij heeft zich uitstekend geconserveerd",
zei gravin Mecrstcin. „Niemand kan het
haar aanzien, dat zij al over de vijftig is.
Ik moest haar heden met bewondering
aanzien, toen ik haar in de purper-fluwee-
len robe zag, met den diadeem van briljan
ten in het zwarte haar."
„Ja, het hermelijn ontbreekt haar nog",
schertste de baron.
Niet ver van hen beiden stond barones
.Geiern, cle jeugdige gemalin van den hof
maarschalk, ccn slanke blondine, geheel
verdiept in een gesprek mot eenige heeren
over de bloemen, welke in de rij in volgor
de hunner belooning eenige welwillende
woorden van de kroonprinses in ontvangst
moesten nemen. De prijs van bevalligheid
en schoonheid werd door allen aan de zachte
roos toegekend.
„Ja, onder de „levende bloemen" is zij
de eerste, maar den rang van „Koningin
van het bal" betwist haar toch zonder twij
fel dc Grieksche prinses", racende een
der hoeren, rlc ritmeester der huzaren von
Wande rl ïrg.
(Wordt vervolgd.)