ZONDAG5BLAD* 1§ID5CH DAGBLAD N2, 14589. Derde Blad. 14 September 1907. •I» ■ik Jk r» gii?iiyi:?ié|iT77> gil> lêj ilTil ;li y VAN HE.T "*#4l 1;#' i i; IZAK. s»«/ Kleine Izak kwam van school naar huis. Nog stonden er tranen in Zijn groote zwarte oogen en zijn smal lichaampje schokte in onderdrukt weenen. De vroo- lijke gezonde jongens in zijn iklasse, die moeilijk weten konden hoe men zich ge voelt als men altijd hoofdpijn heeft en na slapelooze nachten 's morgens van moe heid bijna omvalt, hadden hem .weder ge plaagd en gejudast 1 Verdedig je toch, kleine jongen." Ach ja, dat was het juist. Izaks armen en han den waren zwak en in zijn klein hartje leefde nog slechts de passieve moed, die om te dulden, die hemook thans weder dwong zijn tranen terug te houden, opdat zijn vader er niets van bemerken zou. Want de oude was driftig. Hij zou act volstrekt niet willen aannemen, dat de jongens het niet kwaad met Izak meen den, dat zij hein alleen een beetje plagen wilden, omdat hij er anders uitzag dan zij. Izak opende de deur van het kleine ka mertje en iets van zonneschijn gleed over zijn gezicht. Midden op de wit gedekte ta- 'el stond de zevenarmigo kandelaar. Sab bat-avond .was het. Vrede en vreugde 'kwam met hem en ean zeldzaam gevoel, toen de vader, in sneeuwwit kleed, het eeuwenoud feestelijk tafelgebed sprak. Vaders groote draagkisb stond toe?gie»- dekt in den hoek. Die nam de oude 's Maandagsmorgens volgepakt op den rug, om haar 's Vrijdagsavonds leeg terug te brengen. Bij alle weder, in regen, sneeuw en zonnebrand, liep Eisenstein met zijn waren van het eeDe dorp naar het andere. Hij was een eerlijk man en ge noot het vertrouwen der boeren, die hem- gaarne om raad vroegen on hem allerlei zaakjes toevertrouwden, zaakjes, die meer inbrachten dan de moeilijke kleinhandel in flanel, wol en naaigaren. De oude Eisenstein had zich voorlang paard en wagen kunnen aanschaffen. Maar hij was er te spaarzaam voor. De eene blanke rijksdaalder na den anderen vergrootte den moeilijk verworven sobat, dien de oude voor zijn eenig kind vergaar de. De jongen zou het goed hebben, beter dan zijn vader: hij zou studeeren en ge nieten van het leven. In de kleine stad haddeo de lui de handen ineengeslagen, toen de oude Eisen stein, man van vijftig jaren, het beeld- scboone jonge meisje tr uwde. Op de handen droeg hij haar en zij waren geluk kig. Toen kwam het Li..d, een knaap, een mooi, zacht jongetje I De jonge moeder was buiten zichzelve van geluk. Zij wilde niet slapen en eten; alle h het kind in haar armen houden. De oude gaf zich geen tijd tot vreugde. Hij wandelde zijn gere gelde dagelijksche wandelingen. ,,Nu moet ik eerst recht verdienenlachte hij. Het geluk in Eisensteïns gezin zou niet duren. Sara begon te sukkelen en stierf, toen Izak zeven jaar oud was. Op haar sterfbed zegende zij het kind en sprak tot haar man: ,,Gij zult zijn vader en moeder zijn. Hij mag geen liefde te kort komen." Toen had men haar begraven. Een oude bloedverwante kwam orn voor het kind en het huishouden te zorgen. Eisenstein gun de zich geen tijd, de razende smart om zijn vrouw uit te weenen. Hij liep onvermoeid en zwoegend van huis tot huis, als was niet zijn kort geluk gestorven. Hij zag niet, dat Izak van hevig verlangen naar zijn moe der verging, want het kind verborg zijn leed om zijn vader niet te bedroeven. Uren lang zat hij. op moeders stoel en aaide zijn hoofd op het rugkussen, als was er in het weeké flanel nog iets van haar achterge bleven. Toen het den oude eens opviel hoe bleek en mat het kind geworden was, zuchtte hij diep en zei: ,,Het kind heeft ook geen moeder meerI" waarna hij op nieuw met koortsachtigen ijver voortwerk- te. Zelfs zaakjes, die hij vroeger, als niet geheel in orde, zou hebben geweigerd, deed hij nu, alsof er niet veel tijd meer overbleef om voor het kind te zorgen. Op dezen Sabbat-avond, toen het licht der kaarsen Izaks gezicht helder belichtte, zag de oude man voor den eersten keer den scherpen lijdenstrek om den zachten kin dermond. ,,Je bent ziek. Wat scheelt je? Zeg wat jo scheelt, ventje. Heb je ergens pijn?" Isak schudde ontkennend het hoofd. „Mij scheelt niets. Ik ben moe, altijd moe 1" De oude bleef hem aanzien, ongerust, en tot laat in den nacht zat hij aan het bed van zijn kind, dat in onrustigen slaap kreunend woelde. En een bevigen angst beving den ouden vader. Den volgenden morgen kon Izak niet opstaan. De oude haalde den dokter. Deze, een grijze, vriendelijke oude heer, die zag hoe de vader leed, onderzocht het kind, schreef allerlei voor en sprak van een pleegzuster. „Geen vreemde, dokter; neen, neen: ik verpleeg mijn kind alleen." Een siddering doorschokte zijn gebogen lichaam., „Dokter, de waarheid! Wat is er met het. kind? Is het ziek, zéér ziek, dokter?" De. arts had zijn bril afgenomen en veegde de glazen af. „Ik wil je niet beliegen, Eisenstein", zei hij, „jé bent een man er. dus, en dus, bereid je op het ergste voor." De oude schrikte heftig op. Zijn stem klonk heesch, toen hij zei: „Dokter, ik ben een rijk man. Waarvoor heb ik dan ge werkt? O, neem alles, alles, maar maak mijn kind weer gezond. „Dat kan ik niet. Dat is in Gods hand. Maar, als je dat geruster stemt, dan zul len we een professor ontbieden." De professor kwam en onderzocht den knaap zorgvuldig. Hij had nog een colle ga meegebracht en de drie artsen consul teerden een halfuur lang, terwijl de oude voor de gesloten deur op en neer liep, de handen wringend en gebedswoorden eta^ melend. De kleine Izak lag in koorts op zijn bedje. Over zijn droge, heete lippen kwam steeds het woordje: „Moeder, moederI" Heel zijn mateloos verlangen lag in dat woord. Hij herkende zijn vader niet en weerde alle hulp van tante af: „Moeder^ kom toch, moedertje 1" De oude vader zag .er uit als eeo trooste* k>os gebroken man. Zelfs de professoren waren ontsteld van zooveel smart, maar zij konden niet meer helpen. Kleine Izak moest sterven. Op den dag van het consult stierf hefc kind. De oud» was stil, zeer stil, maar in zijn roodomrande oogen glansde een diepe,, innige smart. Naar den ritus werd het lijk-, je gewassohen. Er werden gebeden gezegd] en twee geloofsgenooten waakten bij het] lijk. Geen bloemen tooiden het bed. Alleen] nan het hoofdeinde stonden, brandende kaarsen. Koerend schoon was het witte ge zichtje in zijn diepen slaap: als een scha-, duwstreep lagen de zwarte wimpers op de, zachte wangen. De lij den strek om hef mondje was verdwenen. De oude stond aan de voeten van het, lijk. Zijn scherp geteekeilde trekken wa ren als versteend. Daar schrikte een. schuchter kloppen hem op. Twee knapen uit Izaks klasse brachten een krans. „Wij hebben ons spaargeld samenge bracht", stotterden zij verlegen, „en wij zouden Izaüc zoo gaarne nog eens zien." De oude stiet den krans, met den voet in een hoek, toen de knapen weg waren. Een wilde toorn gloeide in hem op: „Heb je hem geplaagd en gekweld, mijn Izakje, en wil je het nu weer goed maken?" Achter Izaks lijkwagen liep een gevolg als het stadje tot heden nooit had gezien. Het vreeselijk leed van den ouden man werd overal gevoeld. Aan de ingangspoort van het kerkhof bleven de menschen staan; Eisenstein schudde zwijgend de vele han den, die deelnemend werden gestrekt en schreed voort tot de plaats, waar naast zijn moeder rusten zou. Toen hij thuiskwam stond heb brandende licht naast het leeg» kinderbc'l, waaruit! men het zachte lichaampje genomen had j en waarop nog het kussen den indruk van I de kleine gestalte bewaarde. Met ver-| scheurde kleeren zat de oude man zerveu dagen en zeven nachten aan het voeteinde naast het bed. Hij nam slechts gedwongen, tegenstrevend, spijs en drank en gunde zich geen rust. Hij hield de doodenwacht' bij zijn laatste geluk. Toen de treurdagen voorbij waren, dei kaarsen gedoofd, toen stond de oude op.! Sufferig liep hij naar den hoek der kamer) en greep naar de draagkist, naar den j ijzerbeslagen stok. Maar daar kwam met vreeselijke kracht over hem, het besef, dat hij nu voor niemand meer werken kon. „Mijn Izakje is dood!" steunde hij en brak in een jammerend, eindeloos schreien uit.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1907 | | pagina 11