4V 3'-%^\rxy i ïj\
-/I, V llm^
V
*\s
4t f u 'T)
"mëA
De twee Poesjes.
1
V
Gerard Loozcn. Jullie nieuwe raad
sels kwamen in mijn bezit, maar evenals de
vorige maal ontbraken er weder de op
lossingen aan. Denikt er steeds aan om bij
dc opgaven de antwoorden in te sluiten.
Zóó heb ik aan de gezonden bijdragen wei
nig, want de tijd ontbreekt mij, om naar de
oplossingen te zoeken.
G reta K ur^els. Uit je schrijven be
merk ik, dat je in de vaeantie heel wat ge-
fcien hebt. Vooral in Bloemendaal en O ver-
reen vind ik het he-. 1 ik mooi Jammer dat
jp je niet aan een versje gewaagd hebtl
Misschien schrijf ik spoedig nog wel eens
oen opstellenwedstrijd uit.
Israël Slager. Briefje en bijdragen
ontvangen; waarschijnlijk zal het raadsel
binnenkort geplaatst worden.
Abraham de Graaf f. Ik neem het
je volstrekt niet kwalijk, waarde vriend,
dat je geen versje ingezonden hebt, want
niet iedereen bezit in meerdere of mindere
mate dichterlijk talent. Als ik binnenkort
een opstellenwedstrijd uitschrijf, flan doe je
zeker mee, niet waar? Het doet me bepaald
pleizier, dat je ,,3>e Deserteur" zulk een
mooi boek vindt.
Truus v. d. Upwi oh. Itk stel je ijver
en goeden wil op. hoogen prijs en hoop je
opstel spoedig op te nemen. Missehien wel
in het nummer van heden, als er plaats is.
Zooals altijd, zag ook nu weder je werk
er keurig nekjes uü.
C oor n el i a v. d. Vee r Je bent zeikef
in je schik met je prijsje. Het is haast op
je lTden verjaardag gekomenWees voor-
loopig hartelijk geluikgewenscht. En wat je
vraag betreft, antwoord fk je daarop, dat
je volstrekt niet te oud bent, om met onB
mee te doen. lik ken meisjes van twintig
jaar, die nog met genoegen ons blaadje
Vezen.
A br. G a 1 j a ar d. Ben je zoo'n liefheb
ber van teekenen, dat je zoo gaarne zoudt
willen, dat ik spoedig een toeken wedstrijd
uitschrijf 1
lik stel me voor weldra aan je verzoek te
voldoen, omdat ook andere raadselkinderen
hetzelfde verlangen hebben te kennen ge-
„W o u d 1 e 1 ie." Welkom in onzen raad-
■eikrrngJe hebt een aardigen schuilnaam
gekozen, die naar ik hoop diikwijls in de
„Correspondentie" zal voorkomen. Natuur
lijk: zal ik je bijdragen, in den vorm van
aieuwe raadsels en anekdoten gaarne in
ontvangst nemen.
Clasina van Dorp. Zeker is het
«en „allersnoezigst plaatje" dat verschei
den kinderen aanleiding heeft gegeven een
aardig versje te maken. Zoo af en "toe stol
ik jullie gaarne in de gelegenheid een ge
dichtje te vervaardigen.
Martha en C a t r i e na van Kla
veren. Het verwondert mij heusch, dat
jullie er niet in geslaagd zijt, om de oplos
sing van het eerste raadsel te vinden. Je
schrijft mij: „Alle vorsten vau Europa
hebben wij er bijgehaald, maar niet één
konden we uit de opgegeven letters halen."
Prins Maurits, den grootsten veldheer
van zijn tijd, zullen jullie toch wel kennen?
Van de veldslagen bij Turnhout in 1597 en
bij Nieuwpoort ia 1600 hebben jullie be
paald op school wel het een en ander ge
hoord.
Je siet dus, dat het geen foutief raadsel
was!
Anna van Delft to Rijnsburg
Vriendelijk dank voor de mooie prentbrief
kaart. De Engelsche teekenaar beeft van de
Monnikendammers wat aardigs genaakt I
Betsy B o o r s te Den Haag. De vorige
week is jullie briefje te laat in mijn bezit
gekomen, daarom heb ik jullie namen niet
kunnen opnemen.
Jan n ie Timmers Oegstgeest. Je
beu afwachten kindlief, on den moed niet
opgeven. De toon van je briefje vond ik
alles behalve aardig.
MARIE VAN AM8TEL.
V*n de ontvangen versjes bfl bovenstaand plaatje, neem Ik er heden de drie aardigste
op, tsrwtJl het uitgeloofde prjjsje ten deel viel aan de bedrage van J. N. Bogaards.
Ingezonden door J. N. Bogaards.
Zie ons poesje hier eens roeren.
Roeren aan een on relet,
En haar dochter staat te lachen,
Houdt haar buik vast van co pret.
Dat is nu eens 'n-buitenkansje.
Zie Poes-moe, wat teedren blik
Werpt ze op haar lieve kleiDe
Poezekind heeft wat een schik.
Owat zal dat smullen wezen
Poeslief, maak niet zoo'n geraas,
Want, als straks de juffrouw hier komt,
Zijt ge hier niet langer baas.
Kom, ik zou maar gauw gaan likken,
Spoedig nu die pan geleegd.
En dan netjes onder tafel,
Gauw het bekje schoon geveegd.
Ingez. door „Woudlelie".
De poesjes zijn heel zindelijk,
Dat weten we allemaal
Dus wie dat ging vertellen,
Die deed een oud verhaal
Maar van een moeder-poesje,
Een toonbeeld van een kat,
In zind'lijkheid en reinheid,
Vertel ik u toch wat.
Die poes die heette Miesje,
Haar kindje Pieternel,
Die was net als haar moeder
Heel mooi en blank van vel.
Op zeek'ren dag was Nelly jarig,
Wat had zij toen een pret,
Want moeder, dat was zeker,
Had 't cadeau al klaar gezet.
Poes Miesje was heel knapjes,
In eten koken ook.
Vandaag bakte ze appelbollen,
Wat Nel ook heel gauw rook.
Fluks kwam ze naar beneden,
Poes Miesje was net klaar,
Zij dekte toen de tafel
En was het smullen maar.
Eens kwam er ook een einde
„O! wat is dat toch naarl"'
Riep Nel, maar liet er gauw op volgen?
„Was ied're dag een jaar."
Ingezonden door Ida Dirkse.
Twee poesjes, de grootste Minette
Eu de ander genaamd Dolfypim,
Die zouden eens zelf kokkerellen,
Want de vrouw deed het niet naar hun
zin.
Zij kookten en braadden en stoofden,
Als waren zij koks van beroep;
Mi net brandde zelfs haar pootjes
Bij het roeren in de kokende soep.
Poch toen het maal nu gereed was;
Zij wisten niet .uce het kwam,
Hé neenzij vonden 't niet lekker,
2ij proefden - rauwelijks van.
Eu daar hunne magen toch jeukten,
rlopen Minet en Pim in een hoek;
Zij vingen daar elk een muisje,
Ea dat smaakte hun lekker als koek.