Het spiritistisch gevaar. De dieren bij aardbevingen. B-AADGEVIÏfG. ondergaan, op de .hoogte te zijn, vooral dis het er op aankomt, kleuren en kleu-, rencombinaties te kiezen, die niet alleen bij daglicht, maar ook bij kunstlicht een goed effect moeten maken. Dr. J. Zeehandelaar heeft in „De Gids" geschreven over spiritisme, vooral om het gevaarlijk© van beoefening daarvan aan te toonen in onzen tijd van neurose en toe nemende krankzinnigheid, - van overlading op elk gebied van geestelijk leven en ver minderden weerstand der individuen, die eer behoefte hebben aan mist en niet aan meerdere hersenprikkels. De„schrijver heeft voor zijn opstel een groot aantal geschriften geraadpleegd en tracht in het licht te stellen, dat het spi ritisme een geestelijk© epidemie is, die vooral onder de niet-ontwikkelden haar slachtoffers vindt. Het geloof aan geesten heeft reeds bij de oudste volken de pjaats ingenomen van niet te verklaren verschijnselen, en alhoewel door de voort schrijdende wetenschap, die voor vele van die verschijnselen een verklaring vond, een tijdlang onderdrukt, duikt dat geloof als een noodzakelijk gevolg van het zoeken maar oorzaken van onbegrepen gebeurte nissen toch telkens weer opnieuw op. Het vernieuwde geestesgeloof wordt dan een geweldige achteruitgang, een terugkeer tot den oertoestand, een negatie van onzen vooruitgang in kennis. Dr. Zeehandelaar is van meening, dat de verklaring der spiritistische ver schijnselen in hoofdzaak gezocht moet worden op psychologisch en psychopatho logisch gebied. Maar de personen, die zich bezighouden met de<ze verschijnselen, zegt hij, zijn zelden psychologen en psychiaters. „Een mijner vroegere leeraren, een ver woed ethymoloog, werd altijd boos, wan neer hij sprak over de vele beunhazen op zijn gebied. Hij zeide dan: „Ieder meent, dat hij over ethymologie mee raag praten, ook tal van menschen, die graag toegeven, dat ze niets weten van zalmkweekerij of het maken van kanonnen." Hetzelfde geldt van de zielkunde. JEn bovendien is de psychologie, vooral geldt dit voor de mo derne physiologische psychologie en de psycho-physioa, een wetenschap, die nog de kinderschoenen niet uitgetrokken heeft. Overal verrijzen laboratoria voor psy chisch onderzoek. De rustige onderzoeker zal dan ook meestal voor de zoo gecompli ceerde psychologische problemen der spi ritistische séances tijd noch lust hebben, daar de eenvoudigste problemen nog van alle zijden belicht moeten worden. En in- tusschen is een gansche schaar ondeskun- digen bezig gezondheid en gemoedsrust op te offeren aan onderzoekingen, voor wel ker verklaring zij absoluut geen voorberei dend onderricht of kennis hebbendaar de psychologische „Deutuug" hun ten een en male ontgaat, komen zij voetstoots tot „bovennatuurlijke" krachten en de spi ritistische leer telt enkele adepten meer. De opwinding en spanning, verbonden aan het bijwonen van séances, de quasi-ge- neimzinnige dtingen, die zich afspelen in het duister of halfdohker, maken op ze nuwachtige zoowel als op naïeve, eenvou dige naturen een dikwerf blij vonden, scha delijken indruk; zenuw- en krankzinnigen- artsen van naam bevestigen deze bewering door hun ervaringen. Spiritisten en niet- spiritisten geven het toe- Lapponi, de on langs overleden lijfarts des Pausen, zegt, lat het spiritisme de zwaarste zenuwziek te ten gevolge heeft. Volgens hem is het grootste deel der beroemdste mediums on niet weinige, die als voorstanders vani het spiritisme bekend waren, geëindigd in het krankzinnigengesticht of zijn zenuw lij den ei geworden. Het groote gevaar schuilt in de neiging om de persoonlijkheid te dissocieerenmen moet al zijn associaties, voorstellingen, herinneringsbeelden Isteeds tot zijn be schikking hebben om een normaal, werk- krachtig leven te kunnen leiden. Het be vorderen van den mediumieken aanleg is het bevorderen van automatismende persoonlijkheid wordt verdeeld, do zelf controle gaat verloren. Felix Ortt zelf erkent ook, dat het spiri tisme de practische beoefenaars blootstelt aan „schade voor hun lichaam". In zijn 7de conclusie zegt hij: „De practische be oefening van spiritistisch onderzoek stelt aan ernstige gevaren bloot en is alleen bij groote voorzichtigheid aan diegenen aan te raden, die de stellige bewustheid hebben er toe geroepen te zijn". Voor schrijver is het een raadsel hoe iemand als F. Ortt, do heftige bestrijder der vivisectie, kennende de gevaren, die het spiritisme aankleven, propageert een leer, waarbij menschen bet slachtoffer kunnen worden van stuiptrek kingen, longbloeding, algejieelc uitput ting." Dr. Zeehandelaar besluit zijn opstel met de volgende" vermaning: „Het was mijn doel te waarschuwen; een woord in deze richting is zoo dringend noodig, er komt geen plaats open in zenuw- of kranfkzinnigen-inricht i ngen of er zijn verscheidene candidaten om de ledige plaats in te nemen. Laten we den gezonden, maar den reeds nenveuzen vooral, afraden zich in te laten met proefnemingen, waar van zij de portée niet begrijpen kunnen en die hun gezondheid zulk een groote schade kannen doen." Meermalen is beweerd, dat de dieren sommige weersgesteldheden of verschijnse len in de natuur vooruit kunnen voelen en dat zij dus in dit opzicht veel op den mertsch vóór hebben. Of de mensch dit vermogen door de beschaving verloren, dan wel of hij het nooit bezeten heeft, zouden wij niet dnrven uitmaken. 'Al kun nen de dieren niet geheel en al als weer- voorspellers worden aangezien, toch zal men zeker bij nauwkeurig gadeslaan van hun handelingen daaruit wel iets kunnen opmaken. In verband met de verschrikkelijke car tastrophee van den laatsten tijd m Italië en ©éiiforndë, die met zoovele andere van dien aard nog lang in het geheugen der menschen zullen blijven, wordt- er ook thans weer op gewezen, dat de dieren in den regel dergelijke groote beroeringen reeds van te voren aankondigen door bij zondere gedragingen. Reeds van ou.de tij den af beeft men dat opgemerkt. Vooral de dieren, die in de aarde leven, geven reeds dagen te voren, doordat zij uit bun schuilhoeken en hoekon in den grond te voorschijn komen, te kennen, dat er iets bijzonders zal voorvallen. Zoo vermeldt Aclian, dat in 373 vóór Chr. 5 dagen voor den ondergang van Helike door een aard beving, alle muhzen, wezels, slangen,x sipondylcn (een soort van boktor) en vele andere in den grond levende dieren in massa's langs de wegen naar Koria trok ken. En ook later heeft men dat meerma len opgemerkt, al is het niet in zoo sterke mate als Aclian vertelt. Wellicht zou dit te verklaren zijn door het optreden van verschillende kwalijk riekende gassen, als zwavelwaterstof, zwavelig zure gassen, enz., die door de onderaardsche werkingen werden uitgedreven. Maar niet alleen in de aarde levende die ren geven door bijzondere teek enen te kennen, dat er iets buitengewoons in aan tocht is, ook de gnooterc dieren, als koeien, paarden, ezels, schapen en vele vogels, schijnen een voorgevoel van bijzondere „ge- beurtenisscn te hebben. Zoo verhaalt men, dat in Juli ]805 te Napels bij een aard beving reeds ©enigen tijd te voren de run deren luid begonnen te brullen, terwijl zij met de voorpooten wijduit op de aarde steunden, de schapen blaatten en de kip pen en andere bofvogels gaven door een verschrikkelijk loven hun onrust te ken nen. Ook de honden gaven vele teekenen van onrust. Zeer sterk schijnen die uitingen der die ren in 1783 geweest te zijn hij de toen. plaats gehad hebbende groote aardbevin gen. Zoo werd het huilen der hondeo in Messina toen zóó sterk, dat zij werden doodgeslagen. Tijdens de aardbevingen vooral schijnt het verschrikkelijk geweest to zijn, terwijl dieren ook na dien tijd nog niet tot rust wilden komen. Honden en paarden gingen in gebogen houding; met den kop naar beneden en de pooten ver uiteen gestrekt staan, als vermoedden zij, dat zij stevig moesten blijven staan. Paarden, die op dat oogenbük werden bereden, stonden zonder dat het gezegd werd stil en niemand kon in den zadel blijven zitten. Skuphos verhaalt, hoe een kat bij de aardbeving te Lokris telken®, eenigen tijd vóór een nieuwe stoot kwam, zoo klagend begon te miauwen, dat het onmogelijk was om het aan te hoonen. Gedurende den aardschok sprong xq van onrust steeds been en weer. De ba nen, die anders altijd met het kraaien wachten totdat zij bet gekraai van een baan in de buurt hebben gehoord, kraai den nu onophoudelijk door, allen door elkaar. Op het veld trof Skuphos hazen aan, die zóó onder den indruk waren, dat zij in het geheel niet vluchtten of ook maar eenigormate door zajn tegenwoor digheid verontrust wierden- Een kudde schapen was, niettegenstaande alle moeite van herder en honden, niet op den goeden weg te houden, in overijlde haast vlucht ten zij in bet gebergte. In CaJabrië was men in 1783- na] de ver schrikkelijke aardbevingen zoo beangst, dat men op het gehuil van honden, het ge balk van ézels of bet gebrul van boeien de menschen direct tot htm hutten naar het veld zag vluchten. Ook de vogels schijnen ©enig voorgevoel van dergelijke groote catastrophes te be zitten. Bij de aardbeving van Quitero in Ohifi in November 1822 hadden reeds den gehee- len vorigen nacht de zeevogels, voorname lijk meeuwen, allerlei geluiden uitgestoo- ten en "waren reeds in erge onrustige -be weging. Op 20 Februari 1835, vóór de aardbeving van Ooncepcion, Chili, zag men 's morgen» orn 10 uren groote scha ren van zeevogels, vooral meeuwen, over de stad been landwaarts trekken, een ver schijnsel, dat naar het oordeel der bevol king, zeer opvallend' was, en dat ook in het geheel taSet 'door stormachtig weer verklaard kon worden. Rrdm anderhalf uur later, om 11 uur 40 min., brak er een aardbeving los, zoo hevig, dat de ge heel© stad tot eon puinhoop gemaakt werd. Zelfs d© visscben in de zee schijnen in beroering te komen bij aardschokken. Zoo werden te Messina m 1783 tal van zeld zame visschen gevangen, *die zich andeVa alleen op verborgen plaatsen in den zee bodem ophielden. A. v, Humboldt, de bekende reiziger, deelt mede. dat hij op gemerkt heeft, dat de krokodillen aa.n cfe Orinoco bij aardbevingen zich uit het water begaven en naar het boaob rhicht- ten. Tegen roode neuzen. In een geneeskundig weekblad van Praag geeft dr. Brück raad aan pereonen, wier» neus geneigd is plotseling rood te worden» als zij uit de koude in warme kamers ko^ men, warme dranken gebruiken, of eei^ glaasje wijn hebben genoten. Hij heeft nl. bevonden, dat als zeer bruikbaar middel daartegen'de autodranik kan worden aange wend benzine, die door snel verdampen da bloedvaatjes samentrekt. Men moet daartoe da.n de benzine gieten op een of andere stof, die er veel van kan opzuigen en die dan zonder te wrijven tegen dei neus korte poozen aandrukken. Ooi: het glimmen van den neus zou aldus verdwijnen. V» ij vinden niet aangetsekend wat men doen moet om den benzinegeur weg ta nemen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1907 | | pagina 15