Kinderen en de Fieis. tieve kleuren. Hetgeen het wonder der persoonlijke voldoening slechts verster ken kan. Zonder echter groot kleurenkenner to zijn, kan men zich toch een juist denkbeeld vormen van de juistheid der approxima tieve kleuren, door het onderzoek van de witte kleur. Op de autochroom-platen ontvangt het wit, of boter gezegd, het afwezig zijn van de kleur, die wit moet vormen, zijn volle uitdrukking eerst na een bepaalden, nor malen, belichtingstijd. In alle andere gevallen mist wit zoowe' euiverheid als schittering. Wanneer 'o kort geposeerd wordt, helt het wit naar blauw over. Dit is zelfs in zoo groote mate het geval, dat het mogelijk is op uw plaat de fameuze blauwe rozen tc schep pen, die dc rozenkweekers reeds zoolang tevergeefs zoeken Gij behoeft daarvoor slechts witte rozen te fotografceren, doch de belichting aanmerkelijk te kort tc doen zijn. Wordt de tijd van belichting te lang genomen, dan helt het wit over naar rose. Dat de proeven zelden zijn wat zij wel zouden kunnen wezen, hangt dus geheel af van het bestudeeren der kwestie, hoe lang de opname geschieden moet. Deze studie zal zeer velen, die nooit anders ge wend geweest zijn dan eenvoudig even op een kuopie of een balletje te drukken, een onoverkomelijke hinderpaal lijken; hun, die zich toeleggen op do ware fotografie, zal zij echter alleszins begrijpelijk en na tuurlijk voorkomen. De redactie van het weekblad geeft dan een aantal bijzonderheden, tabellen en technische wenken over den duur der be lichting voor verschillende onderwerpen m:t autochrome-platcn. In het weekblad „Do Volksgezondheid'' werd dezer dagen door den arts Ooster- baan, inspecteur van de volksgezondheid te Zwolle, met nadruk gewaarschuwd te gen do gevaren van fietsen op te jeugdi gen leeftijd. Na mee lof gezongen te hebben over het gerief en het gemak van het nieuwe ver ve ermiddel, wanneer daarvan met mato gebruik wordt gemaakt; na ook inzonder heid te hebben gewezen op de hygiënisch beter© kleeding, die de vrouwen aan de fiets tc danken hebben, terwijl zij zich vroeger maar niet konden ontworstelen aan de tyrannie eener dwaze en ongezonde mode het korset gaat dr. Oosterbaac voort: De groot© inspanning, die het wielrijden van hart en longen vordert en de daar uit voortvloeiende gevaren, maken, dat men bij kinderen bijzonder vodrzicihtiïg moet zijn. En terwijl men geneigd is deze eeuw den eerenaam „Eeuw van het Kind" te geven, bestaat algemeen te dezen opzich te een verregaande roekeloosheid. .Kjinde ren, die nauwelijks kunnen loopen, plaatst men soms ook reeds op eon rijwiel, nu eens op een voor hun lengto to groote ma chine, ook wel, bij bijzonder zorgzame ouders, op een speciaal voor hen gemaakt wiel. Men beseft meestal niet, hoe men, zoo handelende, de gezondheid der kinde- r n gevaar doet loopen. Terwijl reeds het hart en de longen van volwassenen dik wijls niet in staat zijn, den bij het wielrij den gevraagden arbeid te verrichten, is de 'grens van het geoorloofde bij kinderen •veel eer bereikt. In het algemeen zijn 'de organen bij jeugdige personen teer en zeer licht vatbaar voor stoornissen, vooral gevoelig voor dc schadelijke gevolgen van te groote inspanningen. Hoe licht kan niet bij het kind door een enkele oververmoeid heid het hart voor het gchecle leven min derwaardig worden en een ziekelijke t/.-e- stand ontstaan, waaraan het kind gedu rende zijn geheele verder© leven lijdt. Ge woonlijk vindt men het „aardig" dergelij ke kleine kleuters van een jaar of acht of tien t© zien wielrijden als de beste en' voelt zich het oudenhart gestreeld door de loftuitingen van brwonderendo vrienden en vriendinnen. Men kan ze steeds en overal zien langs de wegen, soms begeleid door zorgvuldige ouders, di© telkens controleeren of het kind zich ook te veel verhit en of er mis schien reeds hartkloppingen zijn opgetre den. Om dan natuurlijk de verdere oefe ningen voor kortoren of langeren tijd te 8 taken. Ongelukkig echter het kind, bij wicn om di© redenen rust wordt bevolen; misschien i3 hot dan reeds t© laat. Natuurlijk is ook hier d© schade niet onmiddellijk merkbaar; en wanneer na ja ren blijkt, dat de opgroeiende jongeling of maagd-toch niet zooveel kan als wel ande ren, als men had" verwacht, omdat hij of zij spoediger wordt vermoeid of telkens hinder heeft van hartkloppingen of kort ademigheid, wai.neer dan ue geneesheer, die, om ander© redenen geraadpleegd, bij zijn onderzoek een licht© of meer ernstige uitzetting van het hart constateert, dan is men reeds lang vergaten, dat men zelf de schuldige is van dio afwijking, omdat men zijn kind to vroeg heeft laten wiel rijden. Do kinderen zeiven kunnen niet beoor- deelen wat zij al dan niet zonder schade voor de gezondheid van hun lichaam mo gen vergen; zij zullen spoedig geheel wor den overmeesterd door den hartstocht van den wedstrijd, met de mederijders onbe wust aangegaan, en niet dan nadat de stoornissen merkbaar worden, komt men tot de overtuiging, dat de inspanning te groot is geweest. Als bijkomend gevaar moet nog worden gewezen op de onvoldoende ontwikkeling van het beenderenstelsel en do geringe sterikte van de gewrichten. Hot lang aan een wielrijden zal ook op de gewrichten van de beenen een slechten invloed hebben en deze op lateren leeftijd minder sterk doen worden dan het geval kon en moest zijn. Dat nog niet in grooten getale gevallen bekend zijn van schadelijk© gevolgen van te jong en te veel wielrijden, bewijst nog niet, dat do geschetste gevaren niet be staan, omdat nog slechts een klein deel van de tegenwoordig volwassenen in de jeugd heeft gefietst. Worden geen voor zorgen genomen, dan is een sterke toene ming daarvan in de toekomst zek©r te vreezen. Het bovenstaande moge daarom hen, die zeggingskracht over kinderen hebben, doen besluiten in bet belang van die aan hun zorg toevertrouwde wezentjes, hun het wiel rijden in de prilste jeugd te ontzeggen, en pas op ongeveer veertien jarigen leeftijd, in dien de omstandigheden daartoe noodzaken, veroorloven soms eens op een rijwiel te zit ten. Yoor velen zullen de maatschappelijke omstandigheden het opvolgen van dezen re gel m<*?ilijk, zoo niet onmogelijk maken: het rijwiel is reeds in tal van gevallen het middel geworden om jongens en meisjes, op het platteland wonende, de stadsscholen te doen bezoeken. Toch neemt dat niet weg, dat die kinderen dan echter nog te jong zijn, dergelijke rijwieltochten zonder gevaar voor hun gezondheid geregeld te onderne men; dat het-, op dien leeftijd nog een waag stuk is den kinderen zelf een wiel in eigen dom te geven, omdat daardoor het houden van de oefeningen binnen de dan nog zeer enge veroorloofde grenzen, totaal onmogelijk wordt en eventueel e plan non van voorzorg den weg gaan van zoovele goede voornemens. Pas wanneer de lichaamsontwikkeling di© van den volwassene nadert, dat is gemid deld op zeetien jaar, kan men zonder ge vaar meer vrijheden inzake het gebruik van een rijwiel toelaten. Werd die Tegel meer algemeen opgevolgd, dan zou daardoor de gezondheid van het opkomend geslacht in sterke mat© worden bevorderd. Daarnevens zal de openbare gezondheid, althans die van het enorm groote aantal wielrijders, zeer worden bevorderd door al le verbeteringen van het mechanisme der rijwielen en door het aanleggen en bescher men van gladde wielerpaden langs de we gen. Gaslicht en Kleuren. Het is voor de dames van groot belang te weten, wellken invloed het gaslicht het electrisch licht beïnvloedt de kleuren slechts weinig op de verschillende kleu ren uitoefent. Zoo kan men opmerken, dat neutrale dorükere kleuren bijna algemeen donkerder worden, lichte daar entegen veelal aan levendigheid winnen., Dit is vooral bij gele en roode kleuren het geval. Terwijl namelijk scharlaken en ro bijnrood bijna geheel onveranderd blijven, ja, zelfs een nog vuriger tint aannemen, verandert kersrood in ponceau, en ponceau in capucijnerkleur, (bruinrood), capucijner kleur daarentegen wordt oranje; oranje goudgeel, goudgeel neemt het geel der bo terbloemen aan en dit verandert weer in stroogeel. Ofschoon over het algemeen de gele tinten bij gaslicht levendiger worden, is dit toch niet altijd het geval. Zoo wordt bijv. stroogeel en korengeel (maïs) lichter, haar reflex vuriger, kanariegeel verliest haar groenachtige tint en wondt levendiger, terwijl daarentegen zwavelgeel meer naar. het witte zweemt en bleek er schijnt. Een belangrijke verandering ondergaaD bij gaslicht bijna alle bleekros© tinten. Hiervan zijn uitgezonderd solferine, dat onder alle bleekroode nuances de eenige kleur is, die vuriger van toon wordt, als mede de lichtrose nuances, in het bijzonder bengale, dat aan levendigheid niets ver liest, ©n alleen eenigszins van toon veran dert. Daarentegen schijnt zalmkleur met be houd van de fijnheid der nuance bijna ge heel wit, terwijl purperrose, doordat het met zooveel kracht de lichtstralen in zich opneemt, doodsch en glansloos wordt. Dit is grootendeels ook het geval met de grij ze nuances, zooals loodgrijs, zi-^zgrijs, ijzer grijs en paarlgrijs; deze komen bij gas licht in het geheel niet uit. Een uitzondering hierop maakt zilver grijs. Dit is het eenige grijs, dat vuriger van toon wordt en daarbij een lichfc-rose- kleurig schijnsel aanneemt. Het werkt in combinatie met andere kleuren in zooverre echter ongunstig, dat het derniet tot haar volle recht doet komen, uitgezonderd heel lichte kleuren met rustig reflex, zoo als vleeschkleur en lichtrose. Ook d© bleekgrijze tinten, alsmede ra/- venzwart en aLle blauwe nuances, verlie zen veel van haar levendigheid en haar glans; zij worden echter niet geheel glans loos, zooals de bovengenoemdie grijze nuances. Zoo wordt lichtblauw: grijs, hemels blauw verandert niet, maar wordt geheel glansloos en vergeet-mij-niet turkoois - wordt doodsch en dof. Donkerblauw lijkt bijna zwart en is bij gaslicht zelfs moeilijk van zwart te onderscheiden. Van de groene tinten verandert appel groen in esmeralda en pauwgroen in ijs vogel groen Halcyon geelgroen blijft vurig, wordt echter donkerder, evenzoo olijfgroen, het laatste met een prachtige reflex. "Wat de violetkleuren betreft, hiervan veranderen sommige geheel en al, terwij] andere dof en glansloos worden. Het eer ste is het geval bij paars, prune, enz., die bruin of zwart wordendit laatste is het geval bij licht violet, blauwachtig violet en lila. Het eenige violet, dat hierop een uitzon dering maakt, is vïoletrood. Dit wordt heller en neemt een meer rood© tint aan. Ofschoon ook, zooals in den beginne werd gezegd, neutrale donkere kleu ren bij gaslicht bijna algemeen doffer worden, is dit toch minder het geval, als zij niet met lichtere kleuren gecombineerd worden, doch toon op toon worden gehou den. Op deze wijze kan men door aanwen ding van donkere nuances in den vorm van moezen, randen en meer dergelijke decoratief werkende garneeringen op lich te kleuren zeer fraaie effecten krijgen. Uit bovenstaande regelen blijkt tevens van boe groot belang het is van de veran dering deir kleuren., die deze bü gasiiehJ

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1907 | | pagina 14