VOOR DEJEUGD re 14568. Woensdag 21 Augustus. Anno 1907, IE-ID5CH DAGB1AD De IConings&ocBiter. De geschiedenis van een snoever. %Zf B 1^-21" - n M „Was ik toch maar een prinses 1" Emma stond met stoffer en blik in haar hand, op weg naar boven, naar haar eigen lief klein kamertje, dat zij ver plicht was zelf i ede ren dag in orde te houden. Waarom, mijn kind?" vroeg haar moe der. „Omdat ik dan nooit behoefde schoon to maken, stof af te nemen en bedden op te maken; want dan zou ik overvloed van bedienden hebben om al die dingen voor mij te doen". „Dat is een zeer dwaa© wensch," hernam haar moeder; „en zelfs, al waart ge een prin ses, dan nog geloof ik, dat je het het bes te zoudt vinden om te leeren hoe ge al die dingen doen moest, zoodat je het in geval van nood doen kunt". „Het is voor prinsessen nooit noodig om te werken." „Daar laat mijn klein meisje» haar on kunde blijken. Indien, wanneer zij met haar werk klaar is, hij mij wil komen, dan zal ik haar eens een schilderij laten zien." Het slaapkamertje was eindelijk in orde gebracht, en Emma kwam nu haar moe der de belofte omtrent de schilderij herin neren. „Wat zie je daar nu op, kindlief?" vnoeg haar moeder, toen ze de schilderij voor baar dochter plaatste. „Ik zie een net aangekleed jong meisje met een schort voor en een bezem in haar hand." „Kan je me zeggen in welk soort van vertrok zij is?" „Ik weet het niet. Er zijn muren en bo gen van steen, en een gewone steenen vloen. Ik geloof niet, dat het een pretti ge plaats kan zijn." „Neen, dat is het ook niet;c het is een gevangenis en het jonge meisje is een ko ningsdochter." Een koningsdochter X* „Ja, en haar geschiedenis is zeer treu rig. Meer dan 100 jaar geleden was Lo de wijk de Zestiende koning en zijn gema lin Marie Antoinette koningin van Frank rijk. Men kon hen geen slechte vorst en Aorstin noemen, maar zij waren gedachte loos en hielden veel van prlet. Zij verga ten, dat het hun plicht was het welzijn van bun volk ter harte te nemen, en al dus verkwistten zij buitensporig veel geld roor hun eigen genoegens, terwijl de ge- heele bevolking in nood verkeerde. De bevolking werd ontevredenen toen ten 'i-tste Lodewijk en Marie Antoinette den '-'dap zagen, dien zij begaan hadden, bun gedrag trachtten te veranderen, het te laat. "v bevolking, door slechte aanvoerders r stookt, leerde haar koning en koning- haten. Dezen werden met hnn twee kinderen en des konings zuster in een ge vangenis, le Tempte genaamd, opgesloten. In het jaar 1793 werd de arme koningin ter dood gebracht. Haar dochter, Maria Theresia bleef toen met haar tante, me vrouw Elizabeth, alleen over. Maar het duurde niet lang of zelfs ook dit gezel schap werd haor ontnomen. Mevrouw Eli zabeth werd weggehaald en onthoofd, en toen was het arme jonge zestienjarige meisje geheel alleen in een sombere ge vangenis. Zoo bracht zij anderhalf jaar door, het rampzaligste leven leidende cn niet weten de, of haar moeder en tante leefden of ge storven waren. „Op deze schilderij ziet ge een konings dochter en de kleindochter van een kei zerin Maria Theresia van Oostenrijk, die, na zich zorgvuldig aangekleed te heb ben, den gewonen steenen vloer van haar cel veegt. Wat denkt ge, dat haar in deze dagen de meeste voldoening schonk: de herinnering, dat rij een koningsdochter was, of de bekwaamheid voor huishoude lijke bezigheden, die zij ongetwijfeld had verkregen, teirwijl zij een gelukkige, be nijdenswaardige prinses was, in een par leis woonde en door bedienden omringd I Kleine kinderen begrijpen niet altijd al les opeensdaarom wil ik fciet zeggen, dat Emma van dien tijd af genoegen in stof afnemen en schoonmaken vond. Maar, jeugdige vrienden en vriendinnetjes, prent u wel in, dat die vrouw de meest konink lijke is niet zij, die de onwetendste en de lastigste voor anderen is, maar rij, die zoowel in kleine als groote dingen ver standig is die haar verstand en haar kracht gebruikt ten voordeele van haar omgeving cn voor geen plicht terugdeinst, dien rij moet volbrengen, maar hem lief derijk en goed vervult. Op een avoüd bereikte een Spaansch rei ziger, die van de zeekust kwam, een vrij grooten rancho verblijf voor herders en vee op de grenzen van Segovia in Zuid- Amerika gelegen en verzocht er om huisves ting voor dien nacht. De gastvrije eigenaar had het opzicht over een kudde van wel twee duizend run deren, meestendeels in een groot, door stei le rotsen omgeven halfrond opgesloten, ter wijl eenige honderden zoo in het woud als op de vlakte graasden. Onze reiziger gebruikte zijn avondeten 'haalde daarna een flesob wijn te voorschijn en maakte het rich met de noodige sigaren zoo prettig en gemakkelijk als het niaac kon. Aan een andere tafel zaten een paar Engelschen. Nadat de opperherder ook een sigaar had aangestoken, vertelde hij van de rooverijen door een panter in het woud dicht bij de rancho gepleegd. De Spanjaard, don Miguel geheeten, die rich blijkbaar voor het eerst van rijn leven, en dan nog pas heel kort, in een wond be vond, verklaarde, dat de panter eigenlijk maar iets kinderachtigs en niete anders dam een kat was; dat hij te Cadiz er een in een kooi had gezien, en dat hij het slechts ?.an een groot gebrek aanmoed en onder nemingsgeest bij de inboorlingen kon toe schrijven, dat dit gansche gebroed nog niet was uitgeroeid. Bij dit gesprek waren ook eenige Indiar ïicn tegenwoordig, en een van hen, een be jaard man, merkte met de natuurlijke bt>- leefdheid, die niet zelden bij wilde volken wordt aangetroffen, op2 „dat dc cab'allero misschien wel een kat xn een kooi, maar zeker wel nog geen panter in het woud ge zien zou hebben, die met oogen als twee glooiende kolen en onder een gebrul als het rollen van den donder gereed staat toe te springen, en dat de senor waarschijnlijk twee geheel verschillende dieren met elk ander verwarde." De don wilde dit op geenerlei wijze toe geven, en waarschijnlijk verhit door het onderwerp als door den gebruikten sterkeu dranik, zwoer hij, dat hij zeer verlangend was den panter te zien, die niet voor hem op de. vlucht ging, en een langen Toledo- degen, dien hij op rijde droeg, uittrekken de, noodigde hij het gezelschap uit, het opschrift, dat op den kling gegraveerd stond, te lezen. Diegenen onder de aanwezigen, die lezen konden, voldeden aan die uitnoodiging, en ontcijferden voor de anderen, die het niet konden, de woorden: „No me tiras sin ra zen; no me envaynas sin honor!" „Trek mij nooit zonder reden steek mij nooit in zonder eer I" Dit opschrift scheen op de toehoorders een grooten indruk te maken, terwijl de don zich bij herhaling op de borst sloeg cd verzekerde, dat hij een echt Spanjaard en een afstammeling van de veroveraars der gansche wereld was; alle partijen stemden dat stilzwijgend toe, want in een woest woud scheen het waarlijk do moeite niet waard om deze laatste bewering te weder- De opperherder antwoordde hem heel be daard, dat de panter dienzelfden avond oo een halfuur afstands van een rancho een kalf had gedood; dat hij, ofschoon verjaagd den volgenden dag stellig naar die plek zou tcrugkeeren, en die plek vlak in de na bijheid van den weg lag, dien de Spanjaard plan had te volgen waarop deze den panter voor een verloren dier verklaarde. Den volgenden morgen zeer vroeg had het zelfde gezelschap vier mijlen vereen en den zelfden weg af te leggen alvorens zij zo«- den scheiden. Door een herder en twee andere Indianen begeleid,beroikten rij een opening in het woud, die er bijna als een breede laan uitr zag, maar met korten wilden indigo bewas sen was. De herder had kort te voren op een zwerm in de lucht zwevende gieren op merkzaam gemaakt. Nu echter wees hij, de laan langs turende den nog achter het geboomte verborgen reizigers den panter aan, die juist bezig was het kalf op te smul. len, waarbij hij met rijn staart naar de rui ters toegewend stond. Heel bedaard zeide hij tot den Spanjaard, dat nu a ij n tqd go-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1907 | | pagina 9