FEUILLETON. Teddy's Knoop. Ce zeekapitein en de zwaluwen. TWBiftr komen was, cn dat h ij ongetwijfeld den vijand rou nederleggen. De. don steeg van het paard, trok zijn langen degen en naderde den panter, die omstreeks honderdvijftig schreden van hem verwijderd stond, terwijl de anderen vao het gezelschap zonder den zadel te verlaten, als toeschouwers achterbleven, maar vol komen verscholen waren. Nadat de Span jaard ongeveer de helft van den afstand had afgelegd, bleef hij staan, en riep, zijn degen zwaaiende, op een gebiedenden toon: „AfueraAfuera!" (Pak u wegl PaK u w -). De panter scheen geen lust te hebben om aan die aanmaning gehoor te geven, maar sprong over het kalf heen en plaatste zich, zoo luid brommende, dat zelfs de an deren het duidelijk hooren konden, tegen over den Spanjaard. Toen de don zag, dat het niets baatte hij al op de plek bleef staan, waar hij zich bevond, ging hij nög een stap of wat vooruit en vermaande, tei- wijl hij opnieuw r.ijn Spaanschen kling zwaai de, met den meesten nadruk, heb dier zich uit de voeten te maken terwijl hij er een me nigte vr.n die uitdrukkingen aan toevoegde, waaraan d© Spaansche taal zoo rijk is, en die bijna niet zijn over te zetten. Maar het geduld van den panter scheen eindelijk uitgeput, want daar hij slechts een enkelen vijand tegenover zich zag, stiet hij eensklaps een luid gebrul uit en draafde in een lich ten, achteloozen galop, bijna zooals men dat van een kalf wel eens ziet, op den Span jaard toe. Of deze, toen het dier nog een pas of dertig van hem verwijderd was, plot seling tot de ontdekking kwam, dat tus- schen een panter en de kat, die hij tc Cadix in een kooi gezien had, een heel groot ver schil was, of dat hem een plotselinge schrik beving om kort te gaan, het zwaard ont viel aan zijn machteloos geworden hand. Terzelfder tijd begon hij zoo vreeselijk te gillen, dat de panter, hetzij ten gevolge van den ontzettenden angstkreet of ook wel omdat eensklaps het geheele gezelschap zoo snel mogelijk aan kwam rijden om den be angstigde te ontzetten, zich opeens omwend de en in het kreupelhout verdween. Gelukkig bevond zich in des Spanjaards mantelzak nog een flesch met een restantje van dat vocht dat hem reeds den vorigen avond had verkwikt; maar lang duurde het eer hij k^n spreken of iets anders kon doen dan korte teugen uit zijn flesch ne men. Twee mijltn verder moest de held een an ."eren weg inslaan, maar al dien tijd werd er geen woord over den panter ge sproken; nadab echter de Spanjaard hen irBI-w"""-j- -BOT-^-jrrganBga—— DOOR AMY IiK FEUVBE. 0) ,,Ik wist wel, cLat u het zoudt doen riep Teddy, stralend van geluk; „en mis schien kunt u dan meteen aan enkelen zeggen hoo ze dienst kunnen nemen bij onzen Kapitein. Ik zou dat wel wuleu doen, maar naar mij zouden zij natuurlijk niet luisteren. Ik probeer het nu bij Nan cy; maar zij zegt, dat zij niet anders dan een matroos wil zijn voor Jezus, geen soldaat. Kan zij dat wezen, dominee J" De grijsaard glimlachte: „Ja zeker, kan zij dat; matrozen moeten de wacht houden cn zich oefenen en orders aanne men en onder hun commandant vecotcn, precies zooals soldaten Teddy keerde nu huiswaarts en verbaas de zijn moeder niet weinig, door haar met een uitdrukking van groot gewicht mee te deelen: „Dominee Upton en ik zullen den soldaten een theepartij geven, ais zij op het dorp aankomen". De predikant hield woord. Er werd een groot theefeest aangericht in het schoolge- oouw. Kolonel Graham betaalde al de kos ten en toen de soldaten op een warmen middag geheel bestoven aankwamen, stond alles voor hen gereed. verlaten had, brak er een hartelijk gelach uit, dat zij al dien tijd slechts met de groot ste moeite hadden kunnen onderdrukken. Jar©n geleden lag er een schip voor anker te Botterdam. De kapitein van het schip was een flink man, die terdege wist hoe hij zijn „schuit" moest besturen, maar hij was norsch en nu en dan ruw en barsch voor zijn equipage. Soms sloeg hij de scheepsjongens om het geringste vergrijp en lachte om hun smart en tranen. Toen het schip zeilree was, .werd het an ker gelicht en de koopvaarder naar zee ge- s' Alles was in beweging. D kettingen rammelden toen het anker opgehaald werd, en zoo verdween het fier© schip om in de Ooct een lading koffie t© gaan halen. Toddy en de meeste dorpskinderen ver drongen zich bij hun komst voor de „Haas en de Honden" en Nanoy stond vooraan tusschen de menigte. „Ik heb niets op met soldaten," zedde zij, met minachtend opgetrokken neus. „Het zijn vuilo mannen, bedekt met stof en zij hebben geen muziek; geen wappe rende vaandel, niets". Zoo Teddy teleurgesteld werd hij den aanblik zijner helden, dan zeide hij daar tocH niets van; maar Sam antwoordde in zijn plaats. „Zij hebben de muziek en de vaandels zeker in de stad achtergelaten. Deze sol daten Hier kwamen alleen op het dorp, omdat men daar geen plaats meer voor hen had7' Later op den middag begaf Teddy zich naar den ouden olmboom vóór het loge ment', waar verscheidene manschappen op houten banken gezeten wanen, enkelen met kroezen bier, terwijl tal van de bewonde rende dorpsbewoners een kleinen kring om hen heen hadden gevormd. Met zijn gewone vrijmoedigheid baande de knaap zich een weg naar de militairen. „Is mijnheeT Tim Stokee hier?" vroeg hij luid. De soldaten begonnen te lachen en ver oorloofden zich eenige grappen over den door hem genoemden makker. „Wat wil je vs.n hem, jongen?" „Ik zou hem willen spreken." „Dan zal je hem wel onder een van de tafels van de gelagzaal i&ndea; de ende Nu was het schip te midden van de Mid- dellandscho Zee. Het wt was zeer mooi, cn er .woei een flinke bries. De kapitein wandelde op het dek. Terwijl hij naar het noorden keek, zag hij van daar 'n donkere olk het schip naderde. Daar nu in de Middellandsche zee stormen dikwerf plotse- 1 ag opkomen, riep hij zijn volk bijeen om alles voor het ergste gereed te houden. Na der en nader kwam de wolk, maar de zon scheen nog even vroolijk en de wind blies nog even luchtig. Het ble^: nu niets anders te rijn dan een wolk van duizenden en dui- en zwaluwen, die, bij het naderen van den winter, op weg naar Afrika waren. Deeds op grooten afstand hadden zij het schip gerien en haastten zich om het be- rc. :en, daar zij vermoeid van het vliegen waren ©n naar een oogenblikjo rust smacht ten. In een oogenblik waren zij op het tuï- ga^j en de zeilen van het schip neergestre ken, en toen deze er g?en meer konden be~ Tim heeft een dorstige keel na een marsch zooals die van heden." Die woorden deden een luid gelach op gaan maar Teddy begreep de aardigheid niet. „Ik kan „De Haas en de Honden" niet binnefngaan," zeide hij. „Ik heb moeder beloofd dat nooit te zullen doen. Wilt u hem even voor mij gaan halen?" En zich, tot een jcyigcn militair met goedhartig gelaat wendende, legde Teddy smeekend de hand op zijn arm. De soldaat keek den knaap lachend in het mooie gelaat, stond toen zuchtend op en antwoordde: „Best, kereltje, ik zal hem bij je brengen". Hij bleef eenigen tijd weg en Teddy maakte van de gelegenheid gebruik om kennis te maken met zijn kameraden. Het duurde niet lang of hij had hun verteld de zoon te zijn van een krijgsman, en daarna kwam hij er vanzelf toe hun het verhaal van „Vaders knoop" mee te dee len. -Er volgden oorverdoovende toejui chingen op het slot der geschiedenis. „Hier, jongen," sprak een der oudere soldaten, hem zijn steenen kroes voor hou dende: „Drink eens een slok als een Tn«.nf je verdient het!" „Neen, dank ui" zeide de knaap; „ik drink nooit bier!" En ziende, dat een soldaat, wiens zware knevels reeds begonnen te vergrijzen, op hjesj toetrad, keerde Teddy zich verrukt naar hem toe. „Bent u Tim Stokes?" ipJxuetv is -mijn

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1907 | | pagina 10