Anekdoten.
van den lichttoren naar de kost waa aan
gelegd, sagen aankomen. Reeds langen
tijd hadden die hier htm snood handwerk
uitgeoefend. In haal donkere nachten, ab
d) nee door den wind wood opgezweept,
ontstaken rij groot© vuren op de rotsen.
De schippers, vertrouwende op do lichten,
die zij sagen flikkeren, stuurden er op
aan, leden schipbreuk en werden dan uit
geplunderd of wel gedood. De booswich
ten wilden den wachter van den vuurto
ren tegenhouden, opdat hij zijn lantaarn
niet zou kunnen aansteken, want rij wis
ten, dat dien nacht groot© sohepen ronden
aankomen, en de dikke duisternis moest
hun booze aanslagen begunstigen.
De rader had zijn inkoopen in de stad
gedn» en spoedde rich na weder naar
den tonen terug. Nauwelijks had hij rijn
voet op den <Hjk gezet, of ha] werd «p den
grond geworpen.
Zij bonden hem handen en voeten, lieten
Wee van hen als wachters bij hem, en
haastten rich om aan hun snood werk te
beginnen.
„O, Marie 1 Marie f" weeklaagde 'de ar-
ine vader. „Wat zult gij denken I En de
lantaarn I Niemand kan haar aansteken en
dte schippers zullen misschien aüen ver
ongelukken 1"
Intusschen viel Marietje de tijd zeer
lang. Ieder 'oogenblik trad rij1 aan bet
venster dat uitzicht had op de kust en
kon het lange wegblijven van vader niet
begrijpen. De hangklok stond reeds op
zes uur, en Marie wist toch, zoo beangst
ais rij was, dat de vioed begon op te bo
men, en dat het onmogelijk werd, droog
voets den vuurtoren te bereiken.
Een uur verstreek. Het was zeven uur,
en Marie staarde onafgebroken naar de
landzijde, in de hoop haar vader te zul
len ontdekken. VergeefsTegen acht uur
was de vloed zoo hoog, dat de dijk geheel
onder waiter stond.
,,0 Vader 1 Vader 1" riep Marietje in
haar angst, „och. kom toch gauw F' Maar
als antwoord hoorde zij slechte het rollen
der baren, die acbokriend tegen haar wo
ning sloegen en het huilen van den wind,
voorbode van den naderenden storm.
Eindelijk hoopte Marietje niet meer. Zij
begon te weenen, en daoht daarbij aan
haar moeder, met wie rij vroeger alleen
geweest was, als vader naar de stad ging,
en die haar dan .zoo prettig en leerrijk
hij; „de meesten beschouwen ons als een
slechte bende."
Die avond bleef hem n°g lang in het
geheugen geprent: de welriekende tuin, en
de lange, lage keuken, waar de gelukkige
huisgenooten om de tafel geschaard zaten;
do onhandige pogingen van den in zich
zelf gekeerden „Oom Jack", om toch tc
maken, dat zijn gast rich tehuis zon ge
voelen; de korte, pittige opmerkingen der
oude vrouw, en de zachte jonge moeder
met haar goudlokkigen jongen, die voort
durend de aardigste vragen naar het sol
datenleven deed dat alles rees hem in
latere jaren nog vaak als een heerlijk ge
heel voor den geest. Hij was zelf nog heel
jong en geroerd door de hem bewezen
vriendelijkheid, die hem terug deed denken
aan zijn eigen moeder, in haar landelijk
dorpje. Toen hij afscheid nam, wist hij
«Ian ook geen woorden te vinden tot het
uitdrukken zijner dankbaarheid.
Teddy had dien avond op mogen blijven
en toen hij zijn handje tusschen de groote
verbrande vingers van den militair stak,
vroeg hij:
„Mag ik uw naam niet weten, korpo
raal
„Walter Saxby."
„En hoe heet die arme oude soldaat,
die op Nieuwjaar de belofte toekende?"
,rTim Stokes."
„Dat zal ik niet vergeten," zei de Teddy
en, zich naar rijn grootmoeder wendende, na.
dat korporaal Sariby vertrokken was,
vroeg hij:
„Th mag Tim Stokes immers op de thee
mecbnengen, als ik hem vind, grootje 2 De
korporaal vertelde mg van hem; Bij doet
wist bazig te houden. Bijna radedoofe
riep rij,.Wat moet ik toch beginnen I" en
eensklaps de handen vouwende bad zij:
„Lieve Heer l Behoed mijn goeden vader 1
Spaar rijn leven f"
Het water stond al een voet hoog boven
den weg. De zon waa reeds ondergegaan
jen jdonjkcre wolken bedekten den hemcL
Do otzandroorveni loerden op hun buit.
Daar geen maan- of sterrelicht do diepe
duisternis wat verminderde en de lantaren
van den vuurtoren niet brandde, hoopten
rij dat de zeelieden zonder eeaage onge
rustheid den oever zouden naderen.
Op eens kwam Marietje op de gedachte,
dat rij zelve wel eens zon kunnen beproe
ven, om het hebt in de lantaren aan tc
steken. Maar boe dat te doen? Want de
lantaren was vrij hoog. Eg stak een kaars
aan, haalde een trapleer, zette die voor-
riebtig op den vloer en onderzocht of die
tot aan de lantaren reikte. Maar daar ont
brak nog veel aan. Zij wist rich echter te
helpen, haalde een tafeltje, dat rij tegen
muur zette, plaatste de ladder er op,
klom moedig naar boven en hoopte dat-
maal haar doel te bereiken. Maar er kwam
altijd nog een weinig aan te kort, al ging
zij op de bovenste sport op haar teenen
staan, ,,Als ik nu maar een stok had I"
dacht rij, „dan zou ik aan het eind daar
van een lucifertje vastmaken en zoo zou
ik wel klaar komen.'' Maar er was er geen
te vinden.
De storm nam in hevigheid toe; zijn
huilen klonk verschrikkelijk. Vol vrees na
derden de zeelieden den oever, en konden
maar niet begrijpen hoe het kwam, dat "ij
den vuurtoren niet bemerkten. Zouden zij
misschien bun koers verkeerd genomen
hebben? Maar dat kon toch niet wezen en
daarom waagden zij zich niet verder.
Gedurende dien tijd lag Marietjes vader
aan den oever, en bad zoo vurig hij maar
kon om bescherming voor zijn kind en
voor de zeelieden, die de kust naderden;
maar op welke wijze dit zou kunnen ge
schieden, daarvan kon hg rich geen reken
schap geven.
Slechts één. gedachte echonk bom kracht:
„God is akmachtagf'
Mrirtefcje ging sehredencfie ritten. Ej
was er bedroefd over, dat rij haar voorne
men om de lantaren aan te steken, niet
had kunnen ten uitvoer brengen. Daar
viel haar oog op den grooten bijhei, die
zijn best goed te zijn, maar is nog geen
soldaat van mijn Kapitein geworden.
Zoudt u hem daar niet toe kunnen over
traden, grootje, terwijl hij hier is? Mis
schien doet hij het wel voor u."
„Ik weet niet wat er van den jongen
moet worden," zeide de oude vrouw iets
laten, toen Teddy naar bed .was; het
komt mij voor, dat hij meer van een domi
nee in zich heeft dan van een militair.
Ik houd er niet van, dat kinderen al te
godsdienstig zijn; dat is onnatuurlijk."'
„O, hij is daarom nog niet te goed om
in het leven te blijven", bracht haar zoon
Langzaam in het midden; „hij. is haantje
de voorste hij alle spelletjes."
„Ik vraag mij dikwijls af", zeide de jon
ge weduwe, met een peinzende uitdrukking
„of hij werkelijk in het legen zal gaan; hij
is bijna te fijngevoelig voor het Harde,
ruwe leven, dat zoovele krijgslieden leiden.
De twijfel er aan of hij het zou kunnen
dragen."
„Het ontbreekt hem niet aan kordaat
heid," verzekerde de grootmoeder, die al
tijd iets goeds over haai4 kleinzoontje te
zoggen had, als hij er niet bij was. „Ik
vind hem vanmorgen op hot veld, bezig
zonder zadel of teugels het jonge paard te
berijden en ik heb hem geducht beknord
want bet dier sloeg als een razende met de
achterbeen en in de hoogte; maar hij keek
mij lachend aan en riep: „Het is m-ijn
strijdros, grootje, on Lij ruikt het slag
veld; daarom is hij zoo lastig P' Het spijt
mij dat wij hier op het. dorp al die solda
ten krijgenhg zal met niets anders bezig
zijn en wij krijgen geen oogenblik rust
meer, voordat zij goed en wel zijn verdwe-
hen_ „.Teddy sfeemd dien volgenden marges*
op een stoel lag en waaruit moedor haar
soo dikwijl# zulke mooie geschiedenissen
had voorgeleeen.
„o betel die oobl mg grooter kunnen
maken I" was baar eerste gedachte. „Maar
ia dat W betamelijk? Mag ik op den
bijbel gaan «taan! O, nooit, nooit 1 Maar
het komt er thans op aan, kostbare ma*-
schealeveaae te redden. Ik denk, dot sao>
dctrüef in dit geval het ook gedaan *o*
hebben t"
In ean oogenblik was haar baahrct ge-
itffMTtfnn 25 legde dsn groeten fcsHo-bïjbel
op het tafeltje, plaatste de ladder voor
zichtig er op, zoodat zij niafc behoefde te
▼reeccn, dat die zou uitglijden. Spoedig
stond rij op de bovenste sport, en o wat
can bHj&reWl groote temp wa»
aangestoken en verspreide kaar lichtende
stralen ver to het rond over de schuimende
baren. Toen de gekluisterde vader hét
licht ontdekte, klopte rijn hort van blijd
schap, want rijn plicht was vervuld. Maas1,
vanwaar kwam deze hulp? Dat kon hij,
zich niet verklaren. In allen gevalle was
het plan der booswichten verijdeld.
Ook de zeelieden bespeurden bet hcht,
dat hun den weg wees. Zij verwijderden,
zich van da gevaarlijke rotsen en liepen
gelukkig de Veilige haven bónnen.
De schittering van het licht had bij de
zeelieden een gévoteSL van dankbare blije!-
schap opgerwekt, bij de loerende booswieh-»
ten echter wrok en verbittering, daar de
volvoering hunner boo ze plannen was mis
lukt. Gedurende dézen nacht wierp de
vuurtoren zijn gezegend licht ver over
den door storm bewogen vloed, en nie
mand behoefd© iets te vreezen.
Tegen den morgen werd de vadBT door
visschers gevonden, die hem van rijn
banden bevrijdden.
Hij snelde zoo spoedig rijn krachten hem
dat toelieten naar zijn woning, waar hij
van Marietje vernam, wat rij gedaan had.
Brave Marie t
Ingezonden door Picter Coffrie, te
Beiden.
Twee stadsmeisjes huppelen in het veld;
opeens zagen zij in een weide twee koeien
grazen, een witte en een brrrmkleitrige.
„Sief7* sprak best eené meisje, naar de
heel vroeg op, om zijn vriend te zien ver
trekken. Hg had nog een lang gesprek
mei hem voordat zij afscheid namen en
ging toen naar school, waar hij zijn gedach
ton geen oogenblik bij de lessen kon be
palen en dus fout pp fout maakte. Toen
hij eindelijk vrij was, begaf hij rich t^»t
de pastorie en meldde rich aan hij den
dominé, die hem heed vriendelijk ontving:
„Weer last gehad met Ipaef' vöoeg haj
glimlachend.
„Neen, dominéé, maar ik wilde IJ spre
ken over de soldaten, die hier komen."
„Ik heb er van gehoord. Dat zal een
Iraerlijke tijd voor je zijn nietwaar
„Och, dominee, zoudt u niet een theepartij
V<x,:* ze kunnen geren?"
De heer Upton schoof zijn bril omhoog
en keek go bed ontsteld op. „Een theepar
tij, »g je?"
„Ja, de korporaal vertelde mg dat ver
leden jaar ergens een dominéé aan hon
derd soldaten thee 6chonk in een sehooL
zaal en ze daarna toesprak. Do korporaal
zeide dat zoo iets ze uit de herbergen
houdt. Hij kwam gisteravond bij ons thee
drinken; maar grootje wil er geen heek»
menigte hebbendus beloofde ik hem (tot
ik er U eens over zou spreken."
„Hel is een heele onderneming," mom
pelde de predikant: „maar wij zouden
toch wel iets voor ze kunnen verrichten
Wanneer komen zij hierj?"
„Oven twee of drie dagen."
„Dan geloof ik wel dat ik het klaar zai
spelen. Ik zal eens naar kolonel Grahant
gaan en vragen of hij ons vril helpen."
(Wordt vervolgd).