Een zoete jongen. FEUILLETON. Teddy's Knoop. Marietje van den vuurtoren. maakte, telkens als hij haar had ingepakt. Er volgde een gevecht en daarbij kreeg Tommy, die tusschenbeide wilde komen, een duw, waardoor hij met het hoofd voor over in het water viel. Zijn makkertjes ontstelden daarvan niet weinig; hij bevond rieh echter dicht aan den kant en slaagde er in weer tegen den oever op te kruipen maar wat xag hij er nit 1 Tan hoofd tot voeten druipend en groen van kroost en Frank en Mand konden nu nog slechts staan schaterlachen, tot hij geheel en al uit rijn humeur was gebracht. Maar bij hun thuiskomst lachten zij niet meer, want alle drie werden streng gestraft voor bet uit school blijven en het visacbeir In 3e rivier, wat hun streng verboden mmiL 25} herinnerden rich niet een ongeluk kiger dag tel hebbeen doorleefd. Men zal zich de ramp in de kolenmijn van Courrières herinneren. Het was bijna drie weken na dab ontzettend ongeluk. Een menigte wanhopende vrouwen en woedende mijnwerkers stond aan den in gang der Verschillende toegangen tob de mijn, slechts met moeite in bedwang ge houden door de op post gezette soldaten f Plotseling ging er een luide kr^et uit toe gang 2 op. Men had nog overlevenden ont dekt. Iedereen stormde er heen en uit de omhoog gehaalde kooi wankelden, onder st und door makkers, dertien mannen en een knaap. Onder hen bevond zich Ninny, dc man, che deze uitgeputte lieden tot de plek des behonds had aangevoerd en naast hen stond P ra vost, die hem daarbij zoo dapper terzijde had gestaan. Ninny en Car li er, de ploegbaas, waren in de mijn van Courrières aan het werk ge weest. Eensklaps weergalmde er een luide, maar spoedig gesmoorde knal door de don kere gangen, stegen er giftige gassen op. „D© mijn is gesprongen," fluisterden beiden verbleekend. Nnmy nam de leiding op rich en ging don ander voor. Aan het einde eqper krom ming verlichtten hun lantaarns een dikken gelen nevel. De lucht was van geluiden vervuld; men hsurde duidelijk houweeleti aam het weak. Zes man voegden zich bij het tweetal. DOOB AMY LD PEUVBE. 8) VI. De Boodjassen. >rMoeder, grootmoeder, er komen solda ten kierl" Ted-dy kwam op een morgen na schooltijd het huis binnenstormen met dit bericht. Zijn gelaat straalde van verrukking. Zijn moeder dekte juist de tafel en zijn groot moeder, die de aardappelen op een schotel schudde, vroeg wie hom dat verteld had. „Ik zag er een, een echten, levenden sol daat, een korporaal met twee gouden stre pen op zijn jas en witte handschoenen aan en ik ging naar hem toe en sprak met hem. Sam en Wortel en nog eenige andere jongens waxen bij mij en ver telden mij, dat mij, dat hij met nog een paar gekomen was om inkwartiering te zoe ken voor hot regiment, dat hier ladgs zal trekken op weg naar Wales. En over een paar dagen zullen wij ze door het dorp zien marcheeren. H ij zei de, dat de meesten in de stad zouden blijven, maar twintig komen erin „De Haas en de Honden", waar zij zullen slapen. Hij is zulk een vriendelijk man, moeder, en hij slaapt hier alleéi maar van nacht; daarna trekt hij weer verder, om voor db inkwartiering te ynrgon Zou hij hier vanmiddag niet op de Er verliep een dag. Ecu voor een gingen de lantaarns uit, totdat de mijnwerkers in dui ternis gedompeld Weven. De tijd waa nu overgegaan in één onafgebroken nacht. Als hun horloges bleven stilstaan wisten zij dat er andermaal vier en twintig uren ver streken waren. Dat was al. De dood omgaf hen van alle rijden. Zij bemerkten dat aan de steeds benauwder wordende lucht. Ih aller hart, behalve in dat van Ninny, heerschte wanhoop. Hij alleen sprak voort durend van redding en bezwoer rijn metge zellen de hoop nirt op te géven. Voedsel en water vonden zij bij bet rondtasten, in de kruiken en (knapzakken hunner omge komen kameraden. Op zekeren dag hoorden zij eindelijk Eet gedruisch van rollende wagens en nu werd hun hoop op uitkomst levendiger. „Dafl moet de mijn toch niet gebed en al ver woest zdjn", dacht elk bdj ricbadvem. Im mers de wagens konden niet van zelf voortrollen en die klanken moesten beteeke" nen, dat hun makkers nog naar hen zoch ten. Het was Ninny, altijd weer Ninny, die zijn lotgenooten bemoedigde en van nieuw leven vervulde. „Courage, mes braves 1", riep hij uit: „Nog slechte een beetje ge duld en wij zullen zeker gered worden I Denkt aan die wakkere lieden, die voort- werken aan ons behoud. Zij rillen bun taak niet opgeven." En hij voerde ze steeds nader tot de plek, waar men het duidelijkst de geluiden van buiten hoorde. Maax toen er daarna weer dag aan dag verstreek stierf de hoop weer in de harten weg. „Het is nu over de veertien dagen, dat wjj levend begraven zijn, Ninny", zeide een mijnwerker: „ik geloof nooit, dat wij onze vrouwen en kinderen zullen weerzien. Al mijn moed ontzinkt mij bij de gedachte, dat mijn kleine Lucinne nooit meer haar vader tegemoet zal loopen." „Je spreekt als een Lafaard, antwoord de Ninny toornig: „je verdient het niet ooöt je. Lucinne weer te zien." Ér waxen negentier- dagen «ingekropen, toen opeens een plotselinge, onmetelijke vreugde de harten vervulde. Er naderden mannen. Zij waren gered. Ninny had hen in veiligheid gebracht. Een gelukkige vrouw was aan Ninny's legerstede gezeten Dicht bij hem in dezelf de ziekenzaal, lag Pruvost. Op beider borst schitterde het kruis van het Legioen van thee kunnen komen? Mag ik hem vragen, Grootje f' De oude vrouw lachte niet onvriendelijk. „Je zoudb zelfs een schurk in huis halen, als hij maar een uniform droeg, nietwaar?" „Soldaten zijn nooit schurken 1" riep Teddy, trillend van verontwaardiging uit. „Ken je dan al de soldaten van het Brit- sche leger?" vroeg de grootmoeder. „Ik denk niet, dat hij er lust in zou heb ben bij vreemden te komen theedrinken," zeide. de jonge weduwe. „01 Zeker, moeke, want hij is niet op het logement gesteld. Hij reide, dat hij geheel onthouder was." „Komaan, dat klinkt niet kwaad 1" ver klaarde de grootmoeder, „vraag hem dan ter wille van je vader." Teddy kon dien dag onmogelijk vecd eten en nooit hebben de lessen hem op school zoo venveeld. Maar eindelijk waren rij afgeloopen en ging hij zijn nieuwen vriend zoeken, dien hij ten slotte onder een wilgenboom, erven buiten het kerkhof, vond ritten. „Grootje laat u vragen thee bij ons te komen drinken l" riep de knaap ademloos uit. De korporaal keek op. Hij was een mooie jongeman met een open gelaat. „Dat is al heel vriendelijk van je Grootje," zeide hij; „en ik zal het met pleiziesr doen. Ik heb al meer dan genoeg van de Haas en de Honden." „Zijn de andere soldaten er ook onte vreden?" vroeg Teddy, terwijl zij zich samen op weg begaven. De korporaal schudde treurig het hoofd. „Neen, zij houden van een herberg. Het regiment teil bijna zevenhonderd man en Eer, den morgen daarop vastgespeld door den minister van Openbare Werken. Een 'kleine knaap naderde het bed, waar op Ninny lag uitgestrekt, Ninny, do held' wiens naam door alle dagbladen over heel de wereld vermeld werd. Een minumfc lang tuurde het kind verruj-t naar het eerekruia aan bet mooie roode lint, totdat bet einde lijk uitriep: „U moot al een heel zoete jongen op school geweest zijn, vader; om zulk ©en mooie medaille te verdienen F'- De meeaten onaer jonge lexer*, vooral rij, die dicht bij de ree wonen oi daar wel eens geweeet rijn, zullen wel weten, wat een vuurtoren, een lichttoren of vuurbaak ia. De anderen zullen er rich oat de vol gende korte omschrijving, hoop ik, wel eenig denkbeeld van kunnen maken. Efaet zijn torens doorgaans op verheven plaat sen aan het strand gebouwd, en waarin '8 nachia een helden licht of vuur brandt, waardoor de schepelingen ook in den duisteren nacht,de plaatsen der kust herkennen en alzoo veiliger varen kun nen. Yooral op gevaarlijke plekken, ja somtijds op de rotsen worden ze opga- richt, om als het ware de schepen te waar schuwen, toch voonal niet te dicht te na deren. Zoo stond er een voor de kust van Cornwall is het zuid westelijkste graaf schap van Engeland ver van het land1 verwijderd en bijna geheel door de zee om spoeld. De eenige bewoners waren do klei ne Marie en haar vader; de moeder waa1 reeds twee of drie jaren geleden gestor ven. Op zekeren dag had de vader de groo te lantaarn zoover gereed gemaakt, dat, men ze desnoods ieder oogenblik zou kun nen aansteken, want hij wilde naar de stad om levensmiddelen te gaan inkoo- pen, daar de kleine voorraad bdj na opge teerd was. Marie moest dus in dien groo- ten vuurtoren, daar buiten bij die schui mende golven, geheel alleen achterblijven; maar vader rei, dat ze maar niet beng moest wezen en beloofde, dat hij spoedig terug zou komen. Achter een groote rote aan den oever stonden echter strandroovezs op den uit kijk, die niet weinig in hun schik waren, toen rij Marietjes vader op den dijk, die slechts zes behalve ik drinken nooit meer. Een jaar geleden was ik zelf nog een dronkaard en dacht ik, dat ik nooit den drank op zou kunnen gewen; dat is nu alles voorbij, maar ik moet bekennen, dat' ik liefst zoo ver mogelijk van een herberg blijf. Het zien alleen van bier is reeds een verleiding voor iemand, die er eens aan verslaafd was en toch moet ik heel den weg over in logementen slapen." Na een oogenblik gezwegen te hebben, hernam de korporaal: „Het is al heel vriendelijk van je groot- tje mij op de thee te vragen. Ik dacht er juist over na of er hier niet iets gedaan bon worden voor de manschappen, die na mij zullen komen. Verleden jaar, toen wij voor de manoeuvres het land doortrokken, schonk men op verschillende plaatsen gra tis koffie en dat hield zoo menigeen van den drank af. Er zal hier een man komen, over wien ik mij zeer bezorgd maak. Hij ia al lang in het leger een vreeselijke dronk aard- geweest; maar op Nieuw jaarsdag onderteekende hij de belofte niet meer te zullen drinken en hij Eield zich sedert gced. Als hij echter aanlandt in de een of andere herberg, omdat hij daar moet overnachten, sta ik niet meer voor hem in. Wat willen zij ook anders doen, als zij vermoeid en dorstig aankomen en daar in een gelagzaal zitten, dan te drinken?" Teddy's voorhoofd rimpelde zich van het diepe nadenken. „Ik wist niet, dat soldaten' te veel dron ken," zeide hij„ik dacht, dat zij nooit iets kwaad8 deden." De korporaal glimlachte; „er zijn nie$ veel lieden, <Se zoo oven one denken,"- reï

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1907 | | pagina 10