N», 14547
Zaterdag 27 Juli.
A®. 1907.
feze Qcurant wordt dagelijks, met uitzondering
van tgonen feestdagen, uitgegeven.
Dit nommer Bestaat uit
DRIE Bladen.
Eerste Blad.
Offieieele Kennisgeving.
Bijgeloof en kwakzalverij
in de wereld van het recht.
FEUILLETON.
Beproefde liefde.
LEIDSCH
ritlJH OEZER COURANT»
L*t4n f*> -«» 8 OcDtli (Ml 8 maanden I J J f 1,10.
Bnltan Lelden, pet loopei en naar agenten gevestigd i(]o J 1.30.
franco per post 1.65.
PRI,'8 DER ADVERTENT1EN
Tan 1—8 regels ƒ106. Iedere regel meer t 0.17j. - Orootere lettere naar
plaatsruimte. - Kleine advertentiën ran 80 woorden 40 Oents oontanti elk
tiental woorden meer 10 Oenta. - Voor het inoaeseeron wordt/0.05 berekend.
Plaatselijke IMrecte Belasting.
Burgomeoster en Wethouders van Leiden
brengen ter algemeene kennis, dat het
primitief Kohier der Plaatse
lijke Directe Belasting voor 190 7,
In afschrift gedurende vyf maanden ter Secretarie
der gemeente voor osn ieder ter lezing is
medergelegd;
dat bezwaren tegen den aanelag binnon drie
maanden na de uitreiking van het aanslagbiljet
op ongezegeid papier bü den Gemeenteraad
kunnen worden ingediend;
en dat tegen 's Raads beslissing binnen
dertig dagen na do mededeeling daarvan, bf]
de Gedeputeerde Staten in beroep kan worden
gekomen, oveneens by ongezegeld adres.
Zü herinneren er voorts don belanghebbenden
uitdrukkelijk aan, dat door het indienen van
bezwaren en het instellen van beroep, de
verplichting tot betaling van den aanslag
niet wordt opgeschort.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
DE RIDDER, Burgemeester.
VAN HEYST, Secretaris.
Leiden, 27 Juli 1907.
Tweede serie.
II.
Zooals wij reeds opmerkten, bestaat in de
meeste gevallen tusschen echfcgcnootcn ge
meenschap van goederen. In den regel zal
dat ook wel gewenscht wezen, vooral waar
de vrouw geeno afzonderlijke bezittingen
heeft.
De man beheert die gemeenschap,
waarvan een gevolg is, dat hij het beheer
voert cn de beschikkingen heeft over alles
■wat van weerskanten in die gemeenschap
valt. De gehuwde vrouw heeft dus ook geen
recht op het door haar verdiende loon, een
waarheid, dio voorheen van geringe betecke-
nis was, toen de man nog wezenlijk de kost
winner van het gezin kon genoemd worden
maar die van veel meer beteekenis werd,
toen de maatschappelijke toestanden en ver
houdingen geheel veranderden en de vrouw
het huisgezin verliet, om zelve ook te arbei
den in werkplaats of fabriek, of elders.
Ook hier is het weer niet de vraag hoe do
wet wezen moest, doch alleen hoe ze werke
lijk is, en daarom is het gewenscht om er op
to wijzen, dat do gehuwde vrouw, die kans
ziet om wat te sparen, in dit opzicht be
schermd wordt door de wet op de Rijkspost
spaarbank. Zij kan namelijk, zonder daar
toe den bijstand van haar man noodig te
hebben, gelden op de Spaarbank beleggen.
Het boekje, wordt gesteld op naam der
vrouw en aan haar, met uitsluiting van
haar man, geschiedt do terugbetaling van
hetgeen zij op het boekje te vorderen heeft.
Zooals men weet, is er voor een inlage op
de Spaarbank maar heel weinig noodig en
menige huisvrouw kan, ondanks de al te
strenge bepalingen dor wet, door zuinigheid
de deugd van 't sparen een weinig beoefenen
en behoeft althans niet bevreesd te zijn dat
haar spaarpenningen voor haar of het gezin
zullen verloren gaan.
Het gebeurt, zooals wij allen weten^ zeer
vaak dat een tweede of derde huwelijk /oor
een weduwe of weduwnaar gesloten wordt.
Doet zich dat geval voor in de niet-bczit-
tende klassen, dan doet het meestal weinig
tot de zaak of er van een eorste of van een
volgend huwelijk sprake is.
Het is echter geen zeldzaamheid, dat in
een tweede of volgend huwelijk althans van
een van de beide echtgenooten iets bezeten
wordt. Zijn nu beiden kinderloos, dan staat
het huwelijk in zijn* gevolgen met een eer
ste weer volkomen gelijk; maar wanneer de
man of de vrouw, of beiden, vroeger reeds
gehuwd waren en cr kindoren zoogenaam
de voorkinderen aanwezig zijn, dan zijn
de gevolgen van het huwelijk, met betrek
king tot de goederen der echtgenooten,
anders dan in eerste huwelijken en de rege
len der wet op dit punt zijn zeer slecht be-
kond, ofschoon het dikwijls van groot belang
kan zijn om, vóór het aangaan van het
huwelijk, op dat verschil te letten.
Wanneer daaromtrent vóór het huwelijk
geen andere bepalingen zijn gemaakt, be
staat ook in tweede, of volgend huwelijk tus-
schen de echtgenooten gemeenschap van
goederen, maar het gaat volstrekt niet op,
dat de gemeensohappelijken boedel altijd bij
helften zou verdeeld worden. Dit '8
alleen het geval wanneer de nieuwe echt
genoot die minder ten huwelijk aanbrengt
dan de hertrouwde, door de gemeenschap
met niet meer bevoordeeld wordt daa
een kindsdeel. In elk geval mag dat voor-
deel nooit meer bedragen dan het vieroe
gedeelte van hetgeen do hertrouwde echt
genoot ten huwelijk aanbracht.
Onder dat aangebrachte" ten huwelijk
wordt wel gerekend wat hij bij het aangaan
er van bezat of gedurende het huwelijk bij
erfenis of schenking verkreeg, maar niet
de winst.
De echtgenooten kunnen immers in hun
trouwen wel in hun bezit vooruitgaan ook
door minder te verteren dan hun inkomen
bedraagt? Welnu, dat noemt men winst en
die w i n 8 t wordt door beiden samen ge
deeld.
Men begrijpe dus wel dat, in het belang
der voorkinderen van de hertrouwde, de
nieuwe ochtgonoot slechts tot op zekere
hoogte door het huwelijk mag worden be
voordeeld, waarhij hij dan het door hem ten
huwelijk aangebrachte, beter gezegd de
waarde cr van, terug verkrijgt.
Dezelfde regel geldt als er geen gemeen
schap bestaat en de wederzijdsche goederen
dus niet worden vermengd, maar ieder zijn
eigen goed behoudt en bij de huwelijksont
binding terugverkrijgt. Men mag in dat
geval den nieuwen echtgenoot wol bevoor-
deelcn, hetzij bij het huwelijkscontract, het
zij bij testament, maar toch met niet meer
dan het bovengemelde: een kindsdeel en
hoogstens een vierde.
Wij kunnen er nog bijvoegen dat uit de
helft der gemaakte winsten, die aan den
hertrouwden echtgenoot toekomt, de nieuwe
echtgenoot ook mag worden bevoordeeld
(bij testament), door evenmin met meer dan
een kindsdeel en in geen geval met meer
dan een vierde.
Ook op hot punt van. erfrecht bestaat
zeen veel dwaling en onbekendheid met dc
wet. Vooreerst is het een vrij algemeen
verspreide meening, dat iemands eohtge-
r.oot, hetzij dan man of vrouw, van de
nalatenschap zijner overleden vrouw of
van den man iets kan verkrijgen uit de en
kele kracht der wet. Maar dit is, hoe
vreemd ook, volstrekt niet het geval en
menigeen, die niet intijds verzorgd was,
kwam bedrogen uit.
De echtgenoot kan alleen maar uit knacht
van dc wet erven, wanneer er geen bloed
verwanten worden nagelaten in den
graad waarin men erven kaD, en daar dit
de twaalfde graad is een graad van
bloedverwantschap, die bijna nooit voor
komt zal men licht begrijpen dat men
even goed den langstlevenden echtgenoot
van do nalatenschap van den eerststerven-
de had kunnen uitsluiten.
De gevolgtrekking is nu gemakkelijk te
maken. Echtgenooten doen verstandig,
wanneer zij, zoo spoedig mogelijk na het
sluiten van het huwelijk, ja desnoods vóór
het sluiten daarvan, voor het geval dat het
voorgenomen huwelijk voltrokken wondt,
elkander bij testament dat gedeelte van el
kanders nalatenschap toeleggen, waarover
de wet hun do vrije beschikking toelaat.
Worden er kinderen uit het huwelijk ge
boren, dan bedraagt het gedeelte waarover
beschikt mag woriden, al spoedig niet meer
dan een vierde, namelijk zoodra er drie
kinderen zijn; maar.men mag niet voorbij
zien dat, wanneer de 1 jstlevende ook
slechts voor een klein deol in de nalaten
schap -van den eerststervendi mede-gerech
tigd is, deze dan toch direct belanghebben
de is bij de regeling van den boedel cn de
scheiding daarvan cn dus, dat voordeel nog
daargelaten, een betere Btelling inneemt,
vooral ook, wanneer dio langstlevende niet
reeds krachtens huwelijks-gemeenschap bij
den boedel belang heeft.
Om zulk een testament tot elkanders
voordeel te maken, daartoe hebben de echt
genooten elkander niet noodig. Wanneer
de vrouw, om een uitersten wil te maken,
de bewilliging van haar man noodig had,
dan zou er geen sprake meer wezen van
een vrijwillige daad. Het deel waarover de
wet de vrije beschikking toelaat, kunnen
etehtgenooten dus ook aam vreemde
personen vermaken, met voorbijgang van
echtgenoot en kinderen. Nu zal dit laatste
wel niet licht voorkomen. Wel komt het
soms voor dat, wanneer echtgenooten reeds
bij den aanvang van het huwelijk elkander
bij testament het beschikbare deel vermaak
ten, één hunner daarvan later, wegens
veranderde verhouding, spijt gevoelt. Maar
dit is juist het voordeel van een testament
dat men het ten allen tijde weer herroepen
kan. Ieder der echtgenooten kan dit doen
zonder den andcrie. Ook in dit geval,
heeft de vrouw de bewilliging van haar
man niet noodig en zij kan zioh dus, des
noods buiten zijn weten, tot een notaris
begeven om door deze de herroeping te doen
bewerkstelligen.
Leideis, 27 Juli.
De opheffing der schutterij op 2 Augus
tus a.s. zal, naar .wij vernemen, hier ter
stede toch niet geheel onopgemerkt voorbij
gaan.
Zooals bekend, is door den majoor-com
mandant aan den gemeenteraad een subsi
die van 100 gulden aangevraagd en verkre
gen, bestemd voor een schietconcours en
maaltijd voor de onderofficieren. Deze
feestelijkheden nu hebben plaats op Dins
dag 30 Juli a.s.de schietwedstrijd op den
Burcht van één uur tot halfdric, deze is
toegankelijk voor genoodigden.
Voor dit concours zijn door den burge
meester en andere belangstellenden reeds
welwillend prijzen toegezegd.
Niet onwaarschijnlijk is het, dat voor de
dames en heoren genoodigden de gelegen
heid zal worden open gesteld, onderling te
(kampen.
Indien dus liet weer een weinig mede
werkt kan het, te meer, waar de tonen der
schutterij-muziek zich gedurende den wed
strijd zullen laten hooren, zeker op den
Burcht aantrekkelijk zijn.
De prijsuitdeeling, die door den burge
meester zal geschieden, zal plaats hebben
op de buiten-sociëteit „Amicitia", die tij
dens de matinée van 3 tot 5 uren, gastvrij
heid zal vcrleenen aan dc onderofficieren
met hun familie.
Tot besluit zullen de onderofficieren ten
huizo Prins zich aan een gemeensckap-
pelijken maaltijd vcreenigen.
Ook dc officieren vereenigen zich daar
aan een maaltijd, waaraan de burgemees
ter zal aanzitten.
Bij Koninklijk besluit is: lo. aan den
kolonel D. Fl H. Hel bacil, commandant
van het 4de regiment infanterie, met in
gang van 1 Augustus, op zijn aanvrage,
ter zake van langdurigen dienst en alzoo
krachtens de artt. 39, punt 2a, en 40 der
wet van 9 Juni 1902 (Stsbl. No. 89), onder
toekenning van pensioen> eervol ontslag uit
den militairen dienst verleend
2o. het bedrag van het pensioen vastge
steld, met toepassing van do artt. 2, punt
1, 3, en 25 van de wet van 9 Juni >902
(Stsbl. No. 90)t op 2025 's jaars.
Dc bij het wapen der genie benoemde
tweede-luitenants F. E. van der Staay, H.
Riedel en H. C. B. Bcrkhouv, komen te
Utrecht in garnizoen.
Er worden pogingen aangewend om te
Deventer een neutrale kiesverecniging op
te richten, met het oog op verkiezingen
voor leden van den gemeenteraad.
Het met deze oprichting beoogde doel, ia
om de politiek bij dergelijke verkiezingen
zooveel mogelijk buiten te sluiten on bij het
stellen van candidaten in de allereerste
plaats te letten op hun capaciteiten cn ge
schiktheid om een raadszetcl in te nemen.
Gisternamiddag tegen ongeveer aiie
uren kwam Prins Hendrik per auto, vei
gezeld van baron Van Heemstra cn dr.
Laurillard, een bezoek aan Ned. Mettiay
bij Zutfen brengen.
Aan de poort werd door het muziekkorps
der kwcekelingen het Wilhelmus gespeeld.
Voor do serre van de directeurswoning
werd de Prins ontvangen door de heeren
jhr. mr. W. G. Dedel, Amsterdam, J. Can
ters, Eefde, C. Storm Buysing, Zutfen, C.
B H. do Bruyn, Eefde, en den directeur,
den heer P. G. Appelboom.
De grijze dr. Laurillard sprak eenige
woorden van welkom en stelde enkele hee
ren aan den Prins voor.
Nadat de echtgenoot© nn den directeur
aan den Prins voorgesteld was cn eenigo
verversehingen gebruikt waren, ging men
do stichting rond. De woningen der jon
gens, het gymnastieklokaal en de werk
plaatsen werden achtereenvolgens bezocht.
In de kerk werd orgel en viool gespeeld.
In do werkplaatsen verklaarde de direc
teur, de heer Appelboom, aan den Prins
de verschillende leergargen, welke op do
stichting gevolgd worden om dc jongens
tot degelijke ambachtslieden op te leiden.
Ook de boerderij word bezichtigd.
Bij het heengaan sprak de heer Appel
boom een hartelijk woord van dank tot den
Prins voor diens belangstellend bezoek. Do
Prins zelf betuigde Zijn hooge ingenomen
heid met alles wat Hij gezien had.
(Nieuwe R. Courant)
Te Maastricht is in den ouderdom
van 63 jaren overleden de ecrw. moeder
overste van het gesticht Calvariënberg Ma
ria Lcenaarts. De overledene was ridder in
de Orde van Oranje-Nassau.
De luitenant ter zee 1ste klasse F. J.
Goedkoop, commandant van Hr. Ms. ri
viervaartuig „Isala," wordt met 10 Augus
tus a.s. eervol van dit bevel ontheven en
op non-activiteit gesteld. Met. het bevel
over genoemden bodem wordt alsdan be
last de luitenant ter zee der 1ste klasse
W. H S Hoog. („St-Ct.")
Het stoomschip B a 1 i, van Amster
dam naar Batavia, passeerde 26 Juli Kaap
St.-Vinccnt; de B a n d a, van Batavia
naar Amtcrdam, passeerde 26 Juli Gibral
tar; de K o n i n g(i ni-Rd ge n te s, van
Batavia naar Amsterdam, passeerde 26
Juli Dungencss. de Bosoeki, van Ba
tavia naar Rotterdam, passeerde 25 Juli
Gibraltar; do Prins Willem II arri
veerde 26 Juli van Paramaribo te IJmui-
dende Admiral, thuisreis, vertrok 25
Juli van Lissabon; do Linden, van Ba
tavia naar Amsterdam, arriveerde 25 Juli
te Singaporede Loth ringen arri
veerde 25 Juli van Melbourne'te Soerabaja;
do Tan talus, van Amsterdam naar
Java, passeerde 25 Juli Gibraltar; do
,,Ophir arriyeerde 26 Juli van Batavia
te Rotterdam.
.AARLANDERVEEN. Het mond- cn
klauwzeer breidt zich in deze gemeente
sterk uit, vooral langs den Lagen Rijndijk.
Thans is reeds door 36 veehouders ton
gemeentehuize aangifte gedaan, dat dio
ziekte onder hun vee voorkomt.
ALKEMADE. Door drie veehouders is
aangifte gedaan van mond- en klauwzeer,
onder hun vee; zoodat het aantal gevallen,
thans bedraagt 25.
Tot op heden, zijn twee runderen aan do
ziekte gestorven, wat in verhouding tot do
uitgebreidheid nogal niet ongunstig kan ge
noemd worden.
BODEGRAVEN. Het eerste geval van
mond- en klauwzeer is. alhier voorgekomen
bij den landbouwer D. Nap.
Aan het toelatingsexamen voor de
openbare school voor m. u. 1. o. alhier heb-
24)
Langzaam gleden haar blikken van het
eene gedeelte van het vertrek naar het
andere, zich vaag cr van bewust, dat alles
I oij hetzelfde was gebleven, geen meubel van
zijn plaats verschoven, geen boek anders
gerangschikt was geworden. Toen, door een
I yan die grillen van het toeval, die licht
stralen of schaduwen, die de omstandighe
den van het oogenblik te voorschijn roe
pen en waardoor het mensclielijk streven
zich soms zoo ten eencnmalo doet beheer-
schen concentreerden zich haar bliklken
op Johann en op hetgeen hij verrichtte.
Zij stond op den drempel, de armen slap
langs het lijf neerhangend en d j oogen
half gesloten, deels onbewust om zich heen
starend en dan weer beseffend wat er om
haar heen voorviel; opetechter kwam er
j leven en beweging in haar; z j hief haar
hand op, om die terston 1 weer te doen
zinken, blijkbaar onder den indruk van
leen bij haar opkomende gedrchte. Het was
een gedachte, die haar pijnlijk aandeed,
I haar een schok gaf. Welken achtereen was
Ihaar plaats bedaard en bescheiden door
leen ander ingenomen geworden. Opnieuw
I hief zij haar hand op. Eén voor één, traps-
Igewijze, waren tal van haar vervelende
I huishoudelijke bezigheden haan van de
Jfcchouders genomen, en had een ander zich
Ier mee belast onderwijl zij lijdelijk toekeek.
'i Duidelijk, glashelder, zag zij de waarheid
j*oor e.ich. Voor de tweede maal liet zij
haar hand zinken.
Zij trad het vertrek binnen en draaide
de pit van de lamp wat hooger op; toen
schreed zij op het haardvuur toe, hurkte er
voor neer en spreidde haar, vingers tegen
do flikkerende vlammen uitn Het gefluïd
van het rammelende porselein, van Jo-
hanns zachte voetstappen, dio zich nu eens
hier, dan weer daar ophielden, drong ge
heel tot haar bewustzijn door; haar gedach
ten bepaalden zich tot hem. Het besef, dat
zijn blikken onafgewend op haar rustten,
wa-s zóó sterk, do zekerte overtuiging, dat
zijn lippen beefden en toch aarzelden zich
tot spreken te openen, was zóó volkomen,
dat het haar stil maa&te. Eindelijk en ten
laatste vermande zij zich en verbrak de
stilte: „.Johann, waar zijn die blokken van
daan gekomen 1" Zij wees op een stapeltje
hout, dat dicht bij het vuur geplaatst was
om te kunnen dingen.
Het gerammel met het porselein hield op.
In haar verbeelding zag zij hoe Johann zijn
lippen half opende op do gretige en toch
weer half schoorvoetende wijze, waarmee
hij altijd het woord nam. En terstond daar
op maakte zich weer een andere gedachte
van haar brein meester, de gedachte aan
een bestaan, waarin Johanns lippen en
Johanns woorden en alles, wat op Johann
betrekking had, niet meer dan een herin
nering zou zijn, die met elik jaar vager en
onduidelijker izou woeden. Deze gedachte
verschrikte haar. Zij veithief haar stem.
„Johann, waar zijn ze vandaan gekomen,
die blokken?"
Met iets afwercDds in zijn stem antwoord
de hij: „Ik had jo al zoo vaak hooren zeg
gen, dat je een houtvuur zoo heerlijk
vindt. Vandaag kwam er een schip aan met
een hoatlading aan boord; ik hoorde e1
toevallig en je woorden schoten mij daar
bij te binnen. Er was niets ran../' Hier
brak hij af.
Anna klemde haan tanden vaster opeen.
En toen heb je zelf die vracht hierheen
getorst?"
..Natuurlijk. Er was niets aan."
Even was het stil in het vertrek. Een
doorgebrande kool viel uiteen on veroor
zaakte eenig geraas. Dit geluid deed Anna
het hoofd opheffen.
„De trap is vandaag geveegd; ik zag het
bij hot binnenkomenwie heeft dat
gedaan?"
,,Ik heb haar geveegd.
Anna wilde iets zeggen, maar kon het
woord niet over de lipppen krijgen. Zij
bleef voor, zich uitstaren in het knetteren
de houtvuur.
...TohannT"
„Ja, Anna."
Het was de oude formule: de vraag, die
op vastberaden, heslisten toon gedaan
werdhet antwoord, dadelijk gereed, waar
in iets gretigs, een zucht, om haar tevre
den te stellen, doorklonk.
„Johann, je hebt al het huiswerk go-
daan, terwijl ik er niet was. Wanneer wil
je dan toch je eigen werk doen, al dat
vervelende werk, dat vader je opgedragen
heeft?"
Johann zweeg, blijkbaar eenigszins in het
nauw gebracht.
„Nu, Johann, wanneer denk je daaraan
to beginnen V'
„Daarvoor zal wel wat tijd overschie
ten".
Zij richtte zich uit haar knielende hou
ding op, ging, met haar rug geleund tegen
het haardkekje, vbor het vuur zitten en
wendde toen het hoofd ora.
„Johann, je bedoelt, dat je tot laat in
den nacht wilt zitten blijven werken, dat
je zwoegt en slaaft, dat je zoowel je eigen
werk als het mijne verricht, terwijl ik er
bij sta cn niets uitvoer."
Vast, afgemeten, klonken de woorden,
als ware er geen wederlegging mogelijK
voor hot eerst, sedert weken, zag zij de
naakte, koude feiten duidelijk voor zich.
Zij zag Johann; zij zag zichzelf in het volle
daglicht. Op eenmaal stond zij op.
„Johann," zij keek hem recht in de
oogen en hield haar handen op den rug.
„Johann, waarom doe je dit alles voor me?'
Er volgde een doodelijke stilte; toen liet
Johann een kopje uit zijn handen vallen.
Hij bukte zich om het op te rapen Het was
hem of een innerlijke stem hem een ant
woord op haar vraag ingaf; alsof deze hem
toeriep: „Nu is het oogenblik daar." Do
stem bleef doorklinken, hem in de ooren
gonzen. Langzaam richtte hij zich op één
knie op. Zijn pols jaagde. De poort tot een
nieuw lcvetn scheen hem' half geopend te
worden; hij ha<l zijn hand er slechts naar
uit te steken.
„Johann, zeg mij de waarheid."
Het geluid dier stem deed hem het bloed
naar het hoofd stijgenhij greep zich aan
de tafel vast en hief zich langzaam op;
toen zag hij haar aan. Zijn gelaat was in
do schaduw; op het hare viel het volle
licht. Er was voor hem iets profetisch in
deze verdeeling; het gaf hem een gevoel
van kilheid. Hij vermande zich en gevoel
de hoe het opstijgende bloed weer, uit zijn
gelaat wegtrok.
„Anna," begon hij, om terstond daarop
weer in een stilzwijgen te vervallen. Onbe
wust stond zij daar, het Lot om zoo te
zeggen typcerend. Haar roodblond aureool
van haar, haar donkergrijs getinte oogen,
beide hadden voor hem iets symbolisch. Hii
haalde diep adem, even diep als hij adem.
gehaald had op dien eersten avond, toen
hij haar in het gezicht kreeg.
„Johann," herhaalde zij, „waarom doa
jo het?"
Er volgdo een oogenblik van besluiteloos
heid, van aarzeling; toen zcido hij, met af
gewend gelaat:
„Waarom dient men God?"
Anna trad naderbij en legde haar hand
op zijn arm. Een trilling doorvoer zijn le
dematen, doch hij verroerde zich niet.
„Er zijn menschen, dio God dienen om
belooning te erlangen. Dat bedoel je toch.
zeker niet?"
Hij bleef zwijgen.
„Johann!" Zij trok hem bij zijn mouw.
Met een plotselinge en onhandige bewe
ging keerde hij zich om; diepe smart stond
op zijn gelaat te lezen.
„Neen," zeide hij, „dat bedoel ik niet.
Er is nog een andere wijze van dienen, An
na, behalve die." Weer moest hij zichzelf
vormanncn om voort te kunnen gaan. „Er
is een wij«ze van dienen, waarbij men al
maar. geeft en geeft, omdat het niet ander»
kan." Hij stak zijn hand uit en greep de
hare vast. „Een wijze van dienen, die uit
het hart, Diet uit het hoofd voortkomt. Een
wijze van dienen, waarbij het hart moet
geven, wil hot niet breken."
(Wordt vervolgd.)