N», 14547 Zaterdag 27 Juli. A®. 1907. feze Qcurant wordt dagelijks, met uitzondering van tgonen feestdagen, uitgegeven. Dit nommer Bestaat uit DRIE Bladen. Eerste Blad. Offieieele Kennisgeving. Bijgeloof en kwakzalverij in de wereld van het recht. FEUILLETON. Beproefde liefde. LEIDSCH ritlJH OEZER COURANT» L*t4n f*> -«» 8 OcDtli (Ml 8 maanden I J J f 1,10. Bnltan Lelden, pet loopei en naar agenten gevestigd i(]o J 1.30. franco per post 1.65. PRI,'8 DER ADVERTENT1EN Tan 1—8 regels ƒ106. Iedere regel meer t 0.17j. - Orootere lettere naar plaatsruimte. - Kleine advertentiën ran 80 woorden 40 Oents oontanti elk tiental woorden meer 10 Oenta. - Voor het inoaeseeron wordt/0.05 berekend. Plaatselijke IMrecte Belasting. Burgomeoster en Wethouders van Leiden brengen ter algemeene kennis, dat het primitief Kohier der Plaatse lijke Directe Belasting voor 190 7, In afschrift gedurende vyf maanden ter Secretarie der gemeente voor osn ieder ter lezing is medergelegd; dat bezwaren tegen den aanelag binnon drie maanden na de uitreiking van het aanslagbiljet op ongezegeid papier bü den Gemeenteraad kunnen worden ingediend; en dat tegen 's Raads beslissing binnen dertig dagen na do mededeeling daarvan, bf] de Gedeputeerde Staten in beroep kan worden gekomen, oveneens by ongezegeld adres. Zü herinneren er voorts don belanghebbenden uitdrukkelijk aan, dat door het indienen van bezwaren en het instellen van beroep, de verplichting tot betaling van den aanslag niet wordt opgeschort. Burgemeester en Wethouders voornoemd DE RIDDER, Burgemeester. VAN HEYST, Secretaris. Leiden, 27 Juli 1907. Tweede serie. II. Zooals wij reeds opmerkten, bestaat in de meeste gevallen tusschen echfcgcnootcn ge meenschap van goederen. In den regel zal dat ook wel gewenscht wezen, vooral waar de vrouw geeno afzonderlijke bezittingen heeft. De man beheert die gemeenschap, waarvan een gevolg is, dat hij het beheer voert cn de beschikkingen heeft over alles ■wat van weerskanten in die gemeenschap valt. De gehuwde vrouw heeft dus ook geen recht op het door haar verdiende loon, een waarheid, dio voorheen van geringe betecke- nis was, toen de man nog wezenlijk de kost winner van het gezin kon genoemd worden maar die van veel meer beteekenis werd, toen de maatschappelijke toestanden en ver houdingen geheel veranderden en de vrouw het huisgezin verliet, om zelve ook te arbei den in werkplaats of fabriek, of elders. Ook hier is het weer niet de vraag hoe do wet wezen moest, doch alleen hoe ze werke lijk is, en daarom is het gewenscht om er op to wijzen, dat do gehuwde vrouw, die kans ziet om wat te sparen, in dit opzicht be schermd wordt door de wet op de Rijkspost spaarbank. Zij kan namelijk, zonder daar toe den bijstand van haar man noodig te hebben, gelden op de Spaarbank beleggen. Het boekje, wordt gesteld op naam der vrouw en aan haar, met uitsluiting van haar man, geschiedt do terugbetaling van hetgeen zij op het boekje te vorderen heeft. Zooals men weet, is er voor een inlage op de Spaarbank maar heel weinig noodig en menige huisvrouw kan, ondanks de al te strenge bepalingen dor wet, door zuinigheid de deugd van 't sparen een weinig beoefenen en behoeft althans niet bevreesd te zijn dat haar spaarpenningen voor haar of het gezin zullen verloren gaan. Het gebeurt, zooals wij allen weten^ zeer vaak dat een tweede of derde huwelijk /oor een weduwe of weduwnaar gesloten wordt. Doet zich dat geval voor in de niet-bczit- tende klassen, dan doet het meestal weinig tot de zaak of er van een eorste of van een volgend huwelijk sprake is. Het is echter geen zeldzaamheid, dat in een tweede of volgend huwelijk althans van een van de beide echtgenooten iets bezeten wordt. Zijn nu beiden kinderloos, dan staat het huwelijk in zijn* gevolgen met een eer ste weer volkomen gelijk; maar wanneer de man of de vrouw, of beiden, vroeger reeds gehuwd waren en cr kindoren zoogenaam de voorkinderen aanwezig zijn, dan zijn de gevolgen van het huwelijk, met betrek king tot de goederen der echtgenooten, anders dan in eerste huwelijken en de rege len der wet op dit punt zijn zeer slecht be- kond, ofschoon het dikwijls van groot belang kan zijn om, vóór het aangaan van het huwelijk, op dat verschil te letten. Wanneer daaromtrent vóór het huwelijk geen andere bepalingen zijn gemaakt, be staat ook in tweede, of volgend huwelijk tus- schen de echtgenooten gemeenschap van goederen, maar het gaat volstrekt niet op, dat de gemeensohappelijken boedel altijd bij helften zou verdeeld worden. Dit '8 alleen het geval wanneer de nieuwe echt genoot die minder ten huwelijk aanbrengt dan de hertrouwde, door de gemeenschap met niet meer bevoordeeld wordt daa een kindsdeel. In elk geval mag dat voor- deel nooit meer bedragen dan het vieroe gedeelte van hetgeen do hertrouwde echt genoot ten huwelijk aanbracht. Onder dat aangebrachte" ten huwelijk wordt wel gerekend wat hij bij het aangaan er van bezat of gedurende het huwelijk bij erfenis of schenking verkreeg, maar niet de winst. De echtgenooten kunnen immers in hun trouwen wel in hun bezit vooruitgaan ook door minder te verteren dan hun inkomen bedraagt? Welnu, dat noemt men winst en die w i n 8 t wordt door beiden samen ge deeld. Men begrijpe dus wel dat, in het belang der voorkinderen van de hertrouwde, de nieuwe ochtgonoot slechts tot op zekere hoogte door het huwelijk mag worden be voordeeld, waarhij hij dan het door hem ten huwelijk aangebrachte, beter gezegd de waarde cr van, terug verkrijgt. Dezelfde regel geldt als er geen gemeen schap bestaat en de wederzijdsche goederen dus niet worden vermengd, maar ieder zijn eigen goed behoudt en bij de huwelijksont binding terugverkrijgt. Men mag in dat geval den nieuwen echtgenoot wol bevoor- deelcn, hetzij bij het huwelijkscontract, het zij bij testament, maar toch met niet meer dan het bovengemelde: een kindsdeel en hoogstens een vierde. Wij kunnen er nog bijvoegen dat uit de helft der gemaakte winsten, die aan den hertrouwden echtgenoot toekomt, de nieuwe echtgenoot ook mag worden bevoordeeld (bij testament), door evenmin met meer dan een kindsdeel en in geen geval met meer dan een vierde. Ook op hot punt van. erfrecht bestaat zeen veel dwaling en onbekendheid met dc wet. Vooreerst is het een vrij algemeen verspreide meening, dat iemands eohtge- r.oot, hetzij dan man of vrouw, van de nalatenschap zijner overleden vrouw of van den man iets kan verkrijgen uit de en kele kracht der wet. Maar dit is, hoe vreemd ook, volstrekt niet het geval en menigeen, die niet intijds verzorgd was, kwam bedrogen uit. De echtgenoot kan alleen maar uit knacht van dc wet erven, wanneer er geen bloed verwanten worden nagelaten in den graad waarin men erven kaD, en daar dit de twaalfde graad is een graad van bloedverwantschap, die bijna nooit voor komt zal men licht begrijpen dat men even goed den langstlevenden echtgenoot van do nalatenschap van den eerststerven- de had kunnen uitsluiten. De gevolgtrekking is nu gemakkelijk te maken. Echtgenooten doen verstandig, wanneer zij, zoo spoedig mogelijk na het sluiten van het huwelijk, ja desnoods vóór het sluiten daarvan, voor het geval dat het voorgenomen huwelijk voltrokken wondt, elkander bij testament dat gedeelte van el kanders nalatenschap toeleggen, waarover de wet hun do vrije beschikking toelaat. Worden er kinderen uit het huwelijk ge boren, dan bedraagt het gedeelte waarover beschikt mag woriden, al spoedig niet meer dan een vierde, namelijk zoodra er drie kinderen zijn; maar.men mag niet voorbij zien dat, wanneer de 1 jstlevende ook slechts voor een klein deol in de nalaten schap -van den eerststervendi mede-gerech tigd is, deze dan toch direct belanghebben de is bij de regeling van den boedel cn de scheiding daarvan cn dus, dat voordeel nog daargelaten, een betere Btelling inneemt, vooral ook, wanneer dio langstlevende niet reeds krachtens huwelijks-gemeenschap bij den boedel belang heeft. Om zulk een testament tot elkanders voordeel te maken, daartoe hebben de echt genooten elkander niet noodig. Wanneer de vrouw, om een uitersten wil te maken, de bewilliging van haar man noodig had, dan zou er geen sprake meer wezen van een vrijwillige daad. Het deel waarover de wet de vrije beschikking toelaat, kunnen etehtgenooten dus ook aam vreemde personen vermaken, met voorbijgang van echtgenoot en kinderen. Nu zal dit laatste wel niet licht voorkomen. Wel komt het soms voor dat, wanneer echtgenooten reeds bij den aanvang van het huwelijk elkander bij testament het beschikbare deel vermaak ten, één hunner daarvan later, wegens veranderde verhouding, spijt gevoelt. Maar dit is juist het voordeel van een testament dat men het ten allen tijde weer herroepen kan. Ieder der echtgenooten kan dit doen zonder den andcrie. Ook in dit geval, heeft de vrouw de bewilliging van haar man niet noodig en zij kan zioh dus, des noods buiten zijn weten, tot een notaris begeven om door deze de herroeping te doen bewerkstelligen. Leideis, 27 Juli. De opheffing der schutterij op 2 Augus tus a.s. zal, naar .wij vernemen, hier ter stede toch niet geheel onopgemerkt voorbij gaan. Zooals bekend, is door den majoor-com mandant aan den gemeenteraad een subsi die van 100 gulden aangevraagd en verkre gen, bestemd voor een schietconcours en maaltijd voor de onderofficieren. Deze feestelijkheden nu hebben plaats op Dins dag 30 Juli a.s.de schietwedstrijd op den Burcht van één uur tot halfdric, deze is toegankelijk voor genoodigden. Voor dit concours zijn door den burge meester en andere belangstellenden reeds welwillend prijzen toegezegd. Niet onwaarschijnlijk is het, dat voor de dames en heoren genoodigden de gelegen heid zal worden open gesteld, onderling te (kampen. Indien dus liet weer een weinig mede werkt kan het, te meer, waar de tonen der schutterij-muziek zich gedurende den wed strijd zullen laten hooren, zeker op den Burcht aantrekkelijk zijn. De prijsuitdeeling, die door den burge meester zal geschieden, zal plaats hebben op de buiten-sociëteit „Amicitia", die tij dens de matinée van 3 tot 5 uren, gastvrij heid zal vcrleenen aan dc onderofficieren met hun familie. Tot besluit zullen de onderofficieren ten huizo Prins zich aan een gemeensckap- pelijken maaltijd vcreenigen. Ook dc officieren vereenigen zich daar aan een maaltijd, waaraan de burgemees ter zal aanzitten. Bij Koninklijk besluit is: lo. aan den kolonel D. Fl H. Hel bacil, commandant van het 4de regiment infanterie, met in gang van 1 Augustus, op zijn aanvrage, ter zake van langdurigen dienst en alzoo krachtens de artt. 39, punt 2a, en 40 der wet van 9 Juni 1902 (Stsbl. No. 89), onder toekenning van pensioen> eervol ontslag uit den militairen dienst verleend 2o. het bedrag van het pensioen vastge steld, met toepassing van do artt. 2, punt 1, 3, en 25 van de wet van 9 Juni >902 (Stsbl. No. 90)t op 2025 's jaars. Dc bij het wapen der genie benoemde tweede-luitenants F. E. van der Staay, H. Riedel en H. C. B. Bcrkhouv, komen te Utrecht in garnizoen. Er worden pogingen aangewend om te Deventer een neutrale kiesverecniging op te richten, met het oog op verkiezingen voor leden van den gemeenteraad. Het met deze oprichting beoogde doel, ia om de politiek bij dergelijke verkiezingen zooveel mogelijk buiten te sluiten on bij het stellen van candidaten in de allereerste plaats te letten op hun capaciteiten cn ge schiktheid om een raadszetcl in te nemen. Gisternamiddag tegen ongeveer aiie uren kwam Prins Hendrik per auto, vei gezeld van baron Van Heemstra cn dr. Laurillard, een bezoek aan Ned. Mettiay bij Zutfen brengen. Aan de poort werd door het muziekkorps der kwcekelingen het Wilhelmus gespeeld. Voor do serre van de directeurswoning werd de Prins ontvangen door de heeren jhr. mr. W. G. Dedel, Amsterdam, J. Can ters, Eefde, C. Storm Buysing, Zutfen, C. B H. do Bruyn, Eefde, en den directeur, den heer P. G. Appelboom. De grijze dr. Laurillard sprak eenige woorden van welkom en stelde enkele hee ren aan den Prins voor. Nadat de echtgenoot© nn den directeur aan den Prins voorgesteld was cn eenigo verversehingen gebruikt waren, ging men do stichting rond. De woningen der jon gens, het gymnastieklokaal en de werk plaatsen werden achtereenvolgens bezocht. In de kerk werd orgel en viool gespeeld. In do werkplaatsen verklaarde de direc teur, de heer Appelboom, aan den Prins de verschillende leergargen, welke op do stichting gevolgd worden om dc jongens tot degelijke ambachtslieden op te leiden. Ook de boerderij word bezichtigd. Bij het heengaan sprak de heer Appel boom een hartelijk woord van dank tot den Prins voor diens belangstellend bezoek. Do Prins zelf betuigde Zijn hooge ingenomen heid met alles wat Hij gezien had. (Nieuwe R. Courant) Te Maastricht is in den ouderdom van 63 jaren overleden de ecrw. moeder overste van het gesticht Calvariënberg Ma ria Lcenaarts. De overledene was ridder in de Orde van Oranje-Nassau. De luitenant ter zee 1ste klasse F. J. Goedkoop, commandant van Hr. Ms. ri viervaartuig „Isala," wordt met 10 Augus tus a.s. eervol van dit bevel ontheven en op non-activiteit gesteld. Met. het bevel over genoemden bodem wordt alsdan be last de luitenant ter zee der 1ste klasse W. H S Hoog. („St-Ct.") Het stoomschip B a 1 i, van Amster dam naar Batavia, passeerde 26 Juli Kaap St.-Vinccnt; de B a n d a, van Batavia naar Amtcrdam, passeerde 26 Juli Gibral tar; de K o n i n g(i ni-Rd ge n te s, van Batavia naar Amsterdam, passeerde 26 Juli Dungencss. de Bosoeki, van Ba tavia naar Rotterdam, passeerde 25 Juli Gibraltar; do Prins Willem II arri veerde 26 Juli van Paramaribo te IJmui- dende Admiral, thuisreis, vertrok 25 Juli van Lissabon; do Linden, van Ba tavia naar Amsterdam, arriveerde 25 Juli te Singaporede Loth ringen arri veerde 25 Juli van Melbourne'te Soerabaja; do Tan talus, van Amsterdam naar Java, passeerde 25 Juli Gibraltar; do ,,Ophir arriyeerde 26 Juli van Batavia te Rotterdam. .AARLANDERVEEN. Het mond- cn klauwzeer breidt zich in deze gemeente sterk uit, vooral langs den Lagen Rijndijk. Thans is reeds door 36 veehouders ton gemeentehuize aangifte gedaan, dat dio ziekte onder hun vee voorkomt. ALKEMADE. Door drie veehouders is aangifte gedaan van mond- en klauwzeer, onder hun vee; zoodat het aantal gevallen, thans bedraagt 25. Tot op heden, zijn twee runderen aan do ziekte gestorven, wat in verhouding tot do uitgebreidheid nogal niet ongunstig kan ge noemd worden. BODEGRAVEN. Het eerste geval van mond- en klauwzeer is. alhier voorgekomen bij den landbouwer D. Nap. Aan het toelatingsexamen voor de openbare school voor m. u. 1. o. alhier heb- 24) Langzaam gleden haar blikken van het eene gedeelte van het vertrek naar het andere, zich vaag cr van bewust, dat alles I oij hetzelfde was gebleven, geen meubel van zijn plaats verschoven, geen boek anders gerangschikt was geworden. Toen, door een I yan die grillen van het toeval, die licht stralen of schaduwen, die de omstandighe den van het oogenblik te voorschijn roe pen en waardoor het mensclielijk streven zich soms zoo ten eencnmalo doet beheer- schen concentreerden zich haar bliklken op Johann en op hetgeen hij verrichtte. Zij stond op den drempel, de armen slap langs het lijf neerhangend en d j oogen half gesloten, deels onbewust om zich heen starend en dan weer beseffend wat er om haar heen voorviel; opetechter kwam er j leven en beweging in haar; z j hief haar hand op, om die terston 1 weer te doen zinken, blijkbaar onder den indruk van leen bij haar opkomende gedrchte. Het was een gedachte, die haar pijnlijk aandeed, I haar een schok gaf. Welken achtereen was Ihaar plaats bedaard en bescheiden door leen ander ingenomen geworden. Opnieuw I hief zij haar hand op. Eén voor één, traps- Igewijze, waren tal van haar vervelende I huishoudelijke bezigheden haan van de Jfcchouders genomen, en had een ander zich Ier mee belast onderwijl zij lijdelijk toekeek. 'i Duidelijk, glashelder, zag zij de waarheid j*oor e.ich. Voor de tweede maal liet zij haar hand zinken. Zij trad het vertrek binnen en draaide de pit van de lamp wat hooger op; toen schreed zij op het haardvuur toe, hurkte er voor neer en spreidde haar, vingers tegen do flikkerende vlammen uitn Het gefluïd van het rammelende porselein, van Jo- hanns zachte voetstappen, dio zich nu eens hier, dan weer daar ophielden, drong ge heel tot haar bewustzijn door; haar gedach ten bepaalden zich tot hem. Het besef, dat zijn blikken onafgewend op haar rustten, wa-s zóó sterk, do zekerte overtuiging, dat zijn lippen beefden en toch aarzelden zich tot spreken te openen, was zóó volkomen, dat het haar stil maa&te. Eindelijk en ten laatste vermande zij zich en verbrak de stilte: „.Johann, waar zijn die blokken van daan gekomen 1" Zij wees op een stapeltje hout, dat dicht bij het vuur geplaatst was om te kunnen dingen. Het gerammel met het porselein hield op. In haar verbeelding zag zij hoe Johann zijn lippen half opende op do gretige en toch weer half schoorvoetende wijze, waarmee hij altijd het woord nam. En terstond daar op maakte zich weer een andere gedachte van haar brein meester, de gedachte aan een bestaan, waarin Johanns lippen en Johanns woorden en alles, wat op Johann betrekking had, niet meer dan een herin nering zou zijn, die met elik jaar vager en onduidelijker izou woeden. Deze gedachte verschrikte haar. Zij veithief haar stem. „Johann, waar zijn ze vandaan gekomen, die blokken?" Met iets afwercDds in zijn stem antwoord de hij: „Ik had jo al zoo vaak hooren zeg gen, dat je een houtvuur zoo heerlijk vindt. Vandaag kwam er een schip aan met een hoatlading aan boord; ik hoorde e1 toevallig en je woorden schoten mij daar bij te binnen. Er was niets ran../' Hier brak hij af. Anna klemde haan tanden vaster opeen. En toen heb je zelf die vracht hierheen getorst?" ..Natuurlijk. Er was niets aan." Even was het stil in het vertrek. Een doorgebrande kool viel uiteen on veroor zaakte eenig geraas. Dit geluid deed Anna het hoofd opheffen. „De trap is vandaag geveegd; ik zag het bij hot binnenkomenwie heeft dat gedaan?" ,,Ik heb haar geveegd. Anna wilde iets zeggen, maar kon het woord niet over de lipppen krijgen. Zij bleef voor, zich uitstaren in het knetteren de houtvuur. ...TohannT" „Ja, Anna." Het was de oude formule: de vraag, die op vastberaden, heslisten toon gedaan werdhet antwoord, dadelijk gereed, waar in iets gretigs, een zucht, om haar tevre den te stellen, doorklonk. „Johann, je hebt al het huiswerk go- daan, terwijl ik er niet was. Wanneer wil je dan toch je eigen werk doen, al dat vervelende werk, dat vader je opgedragen heeft?" Johann zweeg, blijkbaar eenigszins in het nauw gebracht. „Nu, Johann, wanneer denk je daaraan to beginnen V' „Daarvoor zal wel wat tijd overschie ten". Zij richtte zich uit haar knielende hou ding op, ging, met haar rug geleund tegen het haardkekje, vbor het vuur zitten en wendde toen het hoofd ora. „Johann, je bedoelt, dat je tot laat in den nacht wilt zitten blijven werken, dat je zwoegt en slaaft, dat je zoowel je eigen werk als het mijne verricht, terwijl ik er bij sta cn niets uitvoer." Vast, afgemeten, klonken de woorden, als ware er geen wederlegging mogelijK voor hot eerst, sedert weken, zag zij de naakte, koude feiten duidelijk voor zich. Zij zag Johann; zij zag zichzelf in het volle daglicht. Op eenmaal stond zij op. „Johann," zij keek hem recht in de oogen en hield haar handen op den rug. „Johann, waarom doe je dit alles voor me?' Er volgde een doodelijke stilte; toen liet Johann een kopje uit zijn handen vallen. Hij bukte zich om het op te rapen Het was hem of een innerlijke stem hem een ant woord op haar vraag ingaf; alsof deze hem toeriep: „Nu is het oogenblik daar." Do stem bleef doorklinken, hem in de ooren gonzen. Langzaam richtte hij zich op één knie op. Zijn pols jaagde. De poort tot een nieuw lcvetn scheen hem' half geopend te worden; hij ha<l zijn hand er slechts naar uit te steken. „Johann, zeg mij de waarheid." Het geluid dier stem deed hem het bloed naar het hoofd stijgenhij greep zich aan de tafel vast en hief zich langzaam op; toen zag hij haar aan. Zijn gelaat was in do schaduw; op het hare viel het volle licht. Er was voor hem iets profetisch in deze verdeeling; het gaf hem een gevoel van kilheid. Hij vermande zich en gevoel de hoe het opstijgende bloed weer, uit zijn gelaat wegtrok. „Anna," begon hij, om terstond daarop weer in een stilzwijgen te vervallen. Onbe wust stond zij daar, het Lot om zoo te zeggen typcerend. Haar roodblond aureool van haar, haar donkergrijs getinte oogen, beide hadden voor hem iets symbolisch. Hii haalde diep adem, even diep als hij adem. gehaald had op dien eersten avond, toen hij haar in het gezicht kreeg. „Johann," herhaalde zij, „waarom doa jo het?" Er volgdo een oogenblik van besluiteloos heid, van aarzeling; toen zcido hij, met af gewend gelaat: „Waarom dient men God?" Anna trad naderbij en legde haar hand op zijn arm. Een trilling doorvoer zijn le dematen, doch hij verroerde zich niet. „Er zijn menschen, dio God dienen om belooning te erlangen. Dat bedoel je toch. zeker niet?" Hij bleef zwijgen. „Johann!" Zij trok hem bij zijn mouw. Met een plotselinge en onhandige bewe ging keerde hij zich om; diepe smart stond op zijn gelaat te lezen. „Neen," zeide hij, „dat bedoel ik niet. Er is nog een andere wijze van dienen, An na, behalve die." Weer moest hij zichzelf vormanncn om voort te kunnen gaan. „Er is een wij«ze van dienen, waarbij men al maar. geeft en geeft, omdat het niet ander» kan." Hij stak zijn hand uit en greep de hare vast. „Een wijze van dienen, die uit het hart, Diet uit het hoofd voortkomt. Een wijze van dienen, waarbij het hart moet geven, wil hot niet breken." (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1907 | | pagina 1