Maandbloeiers en Maandrozen.
Cliassé.
Reeds lang hield men als hangplant in
potten de zoogenaamde Indische aardbeziën,
die ook in het wild in China en Japan
roorkomen.
De planten hebben kleine, gele bloempjes
m roode vruchtjes, welke niet eetbaar zijn.
Zijn het dan wilde aardbeien?
O neen, die zijn niet alleen eetbaar, maar
gelfs heerlijk van geur en smaaik.
In het bosch, langs de vochtigste randen,
waar zon en licht toegang hebben, vindt
men die kleine vruchten in overvloed. Mei
en Juni is de bloeitijd; in het laatst van
Juni en Juli plukt men ze, kinderen rijgen
ze aan stevige grashalmen, om 'ze mee naar
huis te nemen, als zij niets meegenomen
hebben om ze in te doen. Zelfs in Augustus
en September, October, ja, in het begin
van November, heeft iemand, die er over
schrijft in de „N. R. Ct.", ze wel gevon
den op beschutte plaatsen.
Deze wilde aardbeien behooren namelijk
tot de tg. „Maandbloeiers."
Dit maandbloeiers" moet men opvatten
als maan drozen". Zo bloeden; meest alle
maanden, behalve natuurlijk in den win
ter.
Dit bracht dien schrijver op de gedachte,
am langs een rand en om een bed van
roode maandrozen een ,,band" van
maandbloeiers" te planten, in plaats van
gras ban den strooken van graszoden.
De maandrozen waren van verschillende
soorten en verscheidenheden, de maand
bloeiers waren St.-Joseph" en St.-Antoine
'de Padoue". Maandrozen en maandbloeiers
hebben dit gemeen, dat ze, bij sterke be
mesting, overvloedig begieten en besproeien,
verstandig snoeien en behandeling met
Bordeansche pap in winter, voor- en na
jaar tegen roest- en schimmelziekten en
insecten van Juni tot October door-
bloeien.
Omdat het al half April was in het vo
rige jaar, toen hij dit plan opvatte om
eenige, in dit gedeelte van den tuin, altijd
leelijke gxasbanden te vervangen, bestelde
hij geen planten, maar pollen, krachtige,
volle, breede planten met flinken aard
kluit. Anders zou van 't bloeien en vrucht-
dragen zeker niet veel gekomen zijn.
Augustus is de beste plantmaand.
De oude grasbanden werden met veel
(koemest en 5 KG. superphosphaat per A.
ondergespit, om alles samen tot bemesting
der aardbeienplanten te dienen.
Deze werden des avonds geplant, nadat
de grond flink begoten was. Ze kwamen ge
regeld op 2 d.M. afstand.
Maandbloeiers kunnen met die tusschen-
ruimte volstaan. Natuurlijk mogen de plan
ten elkaar niet hinderen, maar het staat
toch fraai, als de banden in den vollen
groei- en bloeitijd gesloten zijn.
De gTond om de planten werd met
auden koemest bedekt. Bij droog weer wer
den de aardbeien des voormiddags gego
ten. Tot den langsten dag is dit altijd ver
kieslijk, omdat men dan veel van nacht
vorsten te vreezen heeft. Na den langsten
dag wordt het meestal warmer, evenals na
den kortsten kouder.
Hoewel ze zoo laat geplant waren, bloei
den ze lang vóór de rozen, maar toen deze
half Juni de eerste bloemen gaven, hadden
(c aardbeien, als echte maandbloeiers,
bloemen en vruchten te gelijk. De blade
ren van aardbeziën in het algemeen en van
deze in het bijzonder zijn al zoo mooi.
Daarbij kwamen de sierlijke lichtkleurige
bloemen in weelderigen overvloed en de
prachtige, heerlijke vruchten. De aardbei-
planten waren bijna nog fraaier dan de
rozen en maakten met deze samen een on
vergelijkelijk schoon effect.
„En is dat nu duur?"
Och neen, het kwam niet duurder dan
grasbandendeze moeten bovendien eenige
malen in den zomer geknipt worden. Aard-
jeiplanten behoeft men alleen zuiver te
Houden van onkruid. Ook neemt men m
t^ds &- ranken weg, althans het eerste jaar
na de pk.ntmg. Die rant m toch vormen
aan het eind telkens nieuwe plantjes, die
wortelen cn doorgroeien; hebben de oudo
nog niet genoeg kracht, dan lijden ze
daarvan te veel en het bloeien en vrucht-
dragen houdt spoedig op.
Het tweede jaar, dus een vol jaar na de
planting, mag men aan enkele planten de
ranken laten. Daartoe zoekt men de
vruchtbaarste met de grootste, geurigs te.
mooiste en lekkerste vruchten uit, en zet
er een 6teeketiquet bij of eenvoudig eea
plankje van een gespleten sigarenkistje,
met een punt er aan, om in den grond te
steken. Hierop schrijft men met goed pot
lood de bijzonderheden, die men van de
planten wil onthouden. Uit de jonge plan
ten, die er aan groeien, kan men dan kie
zen. Zoo laat men er o. een paar door
groeien, die bijzonder vroeg zijn; ook een
paar heel late, om zoo lang mogelijk bloe
men en vruchten te hebben.
Van alle andere planten knipt men de
ranken geregeld weg.
Wat beendermeel, fcusschen en om ^e
planten gestrooid, houdt rupsen, vooral
aardrupscn, en slakken weg. De uitgebloei
de bloemstengéls hangt men over „aard
beiijzers", boogjes van gegalvaniseerd ijzet,
welke in den grond kunnen blijven st\an.
De uitgebloeide vruchtstengels zijn nl. te
zwak, om opgericht te blijven, als de
vruchten zwaarder worden. Zij zakken du.ii
naar den grond en de vruchten rotten daar,
voor zo rijp zijn, of worden door slakken
beschadigd. Bij storm breken vele sten
gels. Over de ijzers gehangen, blijven vo
gels, slakken en rupsen er af, rotten ze
niet en laat de wind ze met rust. Tegen
musschen spant men nog zwarte draden.
Eerst heeft men nog lang bloemen en
vruchten, maar in den vollen aardbeitijd
vruchten alleen. Dan bloeien de maandro
zen op het schoonst en heeft men weer een
verrukkelijk geheel.
Na het plukken bemest men de planten
opnieuw flink met ouden koemest, dien
men er omheen brengt, zonder de wortels
te beschadigen. Wat superphosphaat, opge
lost als vloeimest, gegeven met wat patent
kali van elk een eierlepel opgehoopt vol
op 5 liter water bevordert den nieuwen
groei en bloed buitengwooru Zijn de bla
deren roestig of gevlekt geworden, dan
besoroeit men de planten na het plukken
flink met bouillie bordelaise Bordean
sche pap.
Hier werden beschreven de maandbloeiers
en maandrozen in den tuin. Ook in huis
kan men er veel genoegen van hebben.
Hoe men de maandrozen in het najaar
in potten kan planten, eerst een maand
met pot en al in den grond zet en dan op
een zonnige, maar koele en luchtige vorst-
vrije plaats in huis, is bekend. Den gehee-
len winter kan men er dan soms bloemen
van hebben; de eene roos begint, als de
andere gedaan heeft.
October plukt men nog van de maand
bloeiers; bij zacht weer begin November.
Wanneer men de uitloopers, „ranken",
van een paar beste planten laat doorgroei
en ende planten daaraan in den grond
willen wortelen, leidt en legt men deze
plantjes in bloempotjes, half met rivier
zand, half met boschgrond gevuld, en deze
grond zorgvuldig vermengd zonder mest.
Men knakt weldra den stengel van den
uitlooper; deze sterft af en de plant heeft
inmiddels het bloempotje geheel met wor
tels gevuld.
Men geeft nu een grooteren bloempot,
gevuld met beste zwaar bemeste tuinaarde
en zet hierin de aardbeiplant met wortel
kluit. In een serre of erker oi; voor een
luchtig raam kan zoo'n maandbloeier van
beide genoemde soorten zeer lang frissche,
sierlijke bladeren behouden, in Januari
beginnen te bloeien, in Maart rijpe vruch
ten hebben en ons zoo den geheele-n winter
genoegen geven.
Dit viel den schrijver hiervan op door
ondervinding met maandbloeiers en maand
rozen. Beproef het eens en gij zult ver
rukt zijn, zegt hij.
Een eigenaardig versje»
Ik .wensch U thans een jaar
Met weinig blijde dagen;
Nooit wensch ik U een jaar
Yan voorspoed en behagen I
Ik wensch U thans een jaar
Yan pijn en droefenis;
Nooit wensch ik U een jaar
Dat vol van vreugde ia-
Ik wensch, dat Gij moogt eten
Met groofé pijn en smart;
Ik wensch, dat Gij nooit eet
Gezond en friscb yan harte
Dat God de Heer U zegent^
Dat zou mij eeuwig smarten;
Maar dat Gij hier verarmt
Wensch ik van ganscher harten-
Dat God U kindken geef,
Dat zou mij eeuwig rouwen.,
Maar dat Gij zondig leef
Wensch ik hier te aanschouwen.
En eindelijk wensch ik U
Het eeuwig zielelijden l
Mn-ar nimmer wensch ik U.
Den Hemel vol verblijden I
Vreemde wenschen zeer zeker, nietwaar?
Maar er zitten ook goede inl
Neem van elk couplet de volgorde der
regels eens als 1, 4, 3, 21 Dan ziet het er
anders en heter uit 1
Gelijk bekend is, werd op 18 Juni jl. het
stoffelijk overschot van David Henri Bar
ron Chassó op plechtige wijze te Ginneken
bijgezet, in bijzijn o. a. van de heeren G.
W. Caron on jhr. P. Reach 1 in, als verte
genwoordigers van de gemeente Tiel, waar
Chassó den 18den Maart 1765 geboren
werd, en waar de straat, waarin het huis
zijner ouders destijds stond, in 1882 naar
hem is genoemd.
Zijn vader, Karei Johan Chassó, was
majoor in het regiment van Manster, in
garnizoen te TicL Zijn moeder, Maria Jo
hanna Helena Schuil, werd 8 Januari 1729
te Tiel geboren.
Door zijn geboorte voor den krijgsdienst
bestemd, trad hij op jeugdigen leeftijd in
dienst en werd in 1787 luitenant. Als vu
rig patriot trad hij in 1793 in Franschen
dienst en trok hij in I79& met Piohegra
naar Nederland terug.
De gewijzigde staatkundige verhoudingen
deden hem weer den Nederlandschen dienst
kiezen, en wel van 1795 tot 1799 onder
Daendeis, in Duitschland. In laatstge
noemd jaar lag hij te Tiel met zijn jagers
in garnizoen en woonde toen in de Ambt-'
manstraat, tegenover den stadsrentmeestar
Tielenius Kruijthof.
In 1805 weder in Franschen dienst getre
den, onderscheidde hij zich vooral in Span
je, 18081813, en verwierf zioh daar den
bijnaam van „général baïonnette", door
zijn voorliefde voor bajonet-aanvallen. Tij
dens den veldtocht der verbonden mogend
heden in Frankrijk werd hij in 1814 zwaar
gewond. In 1815 vinden wij hem bij Wa
terloo, strijdende tegen Napoleon. Hij
diende daarna in het Nederlandsche leger
en' maakte zioh vooral naam door zijn
dappere houding als bevelhebber der Ci
tadel te Antwerpen.
De Prins van Oranje verliet deze stad
25 October 1830, waarna een algemeen op
roer uitbarstte. De opeisching van de
sterkte werd door Chassó beantwoord met
een hevig bombardement, waarbij zeshon
derd huizen werden vernield.
Na de hulp, door Frankrijk aan de Bel
gen geboden, sloeg Gérard 30 November
het beleg om de Citadel, waarvan de be
schieting op 4 December aanving. Drie
weken werd heft beleg volgehoudentoen
bleek de vesting niet langer verdedigbaar
te zijn,, en Chaaaó, tijdens het beleg tot Ge-