Nachtvorsten. Er was nergens licht cn geen geluid werd gehoord. Spookachtig stond het zwarte ge vaarte in het schemerlicht. Wij bonkten te gen de zware deur en de echo klont luid in het gebouw. Maar toen plotseling zou ik hebben kunnen zweren, dat ik Winnies stem hoorde, zwak, dof, maar onmiskenbaar voor den man, die haar liefhad. „We moeten die deur intrappen l" riep [k. „Maar hoe?" wierp Charles tegen. „Wij hebben geen stormram." „Neen", riep ik met een plotselinge in geving, „maar dien. zullen we spoedig heb ben... Tom, geef me eens die loopplank, die over de sloot ligt." „Dat ia een ideel" riep Tom. Met vereende krachten tilden wij de acht tien voet breede plank op en droegen ze naar de Mill. Daar bestormden wij uit volle nacht de deur. Hoe sterk die ook .was, zoo'n aanval ton zo rn.t weerstaan, en ze bezweer. Wij gin gen door het gat naar binnen en daar streek Tom een lucifer af en stak d lantaarn aar. „Hallo", zei hij, „wat is dat?" Hij wees op den grond, en wij zagen daar eeD ijzeren ring en een groot valluik. Wij trokken het luik open en een ladder werd. zichtbaar, die naar beneden leidde, in wat een leege put leet te zijn. „Wel lieve Hemelzeide Tom. ,,Daar moet ik bet mijne van hebben." En toen boorden wij allen een zwak hulpgeroep van beneden komen. Ik liep de ladder af en vond een steenen tunnel, die naar een andere deur leiade, waarach ter de kreten om hulp nu duidelijk hoor baar waren. „Het is alles in orde, lieveling!" riep ik „We komen Een snik was bet eenige antwoord, en wij 'liepen storm tegen de deur. Deze was niet zoo sterk als de voordeur en bezweek -voor d: kracht van onze schouders. Daar .-7a-s zijDaar was mijn kleine V. !.:nie, bleek, dood-op en ellendig, maar levend, en met nog genoeg bloed om tc g_^ blozen onder mijn kussen, terwijl zij zenuwachtig lachend en schreiend in mijn armen lag. Zij vertelde ons, toen wij allen samen haar naar huis droegen, boe Jespers haar. op den donkeren weg overvallen en naar de Black Mill gedragen had, en hoe hij daar gezegd, had, dat hij haar zonder voedsel opgesloten zou laten zitten, totdat zij be loofd had, hem te trouwen. Zij had sinds haar gevangenschap slechts een beetje water geproefd, maar zij had liever willen sterven dan toe te geven. Misschien had haar el lende haar geheimzinnige macht verhoogd en haar in staat gesteld, mij naar de schrijf machine te drijven. Zij zei, dat zij het gevoel had, alsof zij in dezelfde kamer was als ik, terwijl ze mij hypnotiseerde. En zc ver telde precies, hoe en waar wij zaten, en ■wat iis deed. smeekte, dat het me mocht gelukken, je hart te bereiken," zei ze. „Eerst kon ik niet, maar toen ik twee dagen en nachten geen voedsel gehad had, scheen het me als of ik mijn lichaam verliet. Ik zag je^ in de bibliotheek en trachtte je in te fluisteren wat ik.wenschtc. Je voelde mijn tegenwoor digheid dat wist ik zeker. En toen pro beerde ik mijn eigen zijn je in te geven; en zoo ging je naar de schrijfmachine en schreef al wat ik wilde op." Mijn arm meisje was geheel uitgeput, cn wij waren dankbaar, toen wij haar onder de teedere zorg van mevrouw Muller gesteld hadden. Op haar verzoek ondernamen wij geen wettelijke vervolging tegen Jespers. Zij had liever niet, dat de zaak hekend werd, en natuurlijk willigden wij haar wensch in. Maar ik wilde wel eens met hem afre kenen en met dat doel ging ik naar zijn huis. De vogel was echter gevlogen. Hij was bang geworden en had het land verla ten. Wij zagen hem nimmer weer. Ik heb nog wel eens geprobeerd met de schrijfmachine te werken, maar bij iedere poging van dien aard maakte ik een aller malst figuur. Een minuut in mijn leven was ik een knap typewriter geweest, maar ook slechts één. Of Winnies macht zich n w eens in ons leven zal openbaren weet ik niet. Maar ik hoop, dat die haar nooit meer onder gelijke omstandigheden zal be hoeven to helpen. Altijd kan re, dat is waar, mij precies laten doen wat ze wil: maar ze ontkent beslist, dat haar magnetische kracht daar ook maar het minste mee heeft uit te staan. Met het oog op de eigenaardige voor- jaars- en vooral Juni-temperaturen van dit jaar, is het volgende dat wij in „Do Nieuwe Courant" aantroffen zeker le zenswaard. Zooals de wisselwerking tusschen de op name en de uitstraling der warmte door den aardbodem het dagelijksch verloop en het verschil in temperatuur van de lucht teweegbrengt, zoo wordt ook de jaarlijkscho periode der luoht-temperatuur door het in- en uitstralen der warmt© bepaald. De ge middelde hoogste jaartemperatuur hebben we niet, als de zon haar hoogsten stand bereikt heeft, dus op 21 Juni, doch eerst einde Juli. Evenzoo staat de thermometer niet gemiddeld op zijn laagst op 21 Decem ber, maar drie of vier weken na dezen da tum. Wel is echter op 21 Juni de warmte der zonnestralen op haar hoogst; de aarde bezit alsdan echter nog voorjaarskou en vandaar is ook de uitstraling van de warm te minder dan de opname. De temperatuur stijgt nog en eerst, wanneer het dagelijksoh warmteverlies gelijk geworden is aan de ab sorptie, is het hoogst© punt bereikt. Even zoo móet na den kortsten dag de thermome ter nog dalen, daar de uitstraling nog lang de opname overtreft. Er heeft derhalve bij de veranderlijkheid van het weer geen ge lijkmatige stijging van temperatuur van Januari tot Juli en evenzoo geen gelijkma- tige afname van Juli tot Januari plaats. Er komen dikwijls gevallen van vor%t in het voorjaar en van zomersche tijdperken in het najaar voor, dus herhalingen van ze kere tijden, die vooral einde Maart, einde April, midden Mei, midden Juni voor West en Midden-Europa zeer schadelijk zijn. In ons land en aangrenzende landen vallen die z.g. nachtvorsten vaak omstreeks 1013 Mei. St.-Mamertus, 11 Mei, St.-Pancra- tius, 12 Mei, en St.-Servatius, 13 Mei, zijn de drie zoogenaamde ijsheiligen, die zelfs de aandacht trokken van Frederik den Grooten, toen diens planten uit de oranje rie, reeds vóór den löden Mei naar buiten gebracht, door nachtvorsten werden bescha digd. Zelfs in Juni komen sterke tempera- tuursverlagingen voor, echter zelden met nachtvorsten. De nachtvorsten in Mei komen gewoonlijk met een drogen, middelmatigen noordoos tenwind in den tijd, even nadat in Rus land hot ijs gesmolten is. Dit smelten begint eerst, wanneer bij ons do hoornen reeds in bloei staan bij een zach- ten zuidwestenwind en deze zich een "weg naar Rusland heeft gebaand. Daar zwellen dan de rivieren en enorme schollen ijs werken zich los, smelten en doen de temperatuur dalen. Met r1—* afkoe ling gaan meestal omstandigheden gepaard, die een luchtbeweging naar het zuidwesten teweegbrengen Zoo krijgt men hier een sterken noord oostenwind, uit Rusland afkomstig, die zeer koud is en vooral des nachts de afkoeling zeer bevordert, de temperatuur tot beneden nul doet dalen en dus vorst veroorzaakt. Ook in Italië worden dikwijls om dezen tijd herhalingen van den wintertiid waar genomen, waartoe dan het smelten van sneeuw en ijs op de Alpen medewerkt. Daarentegen zijn deze verschijnselen in Rusland, Engeland en Amerika onbekend. De zeldzamer -voorkomende nachtvorsten in Juni schijnen niet van Russischen, doch van Groenlandschen oorsprong te zijn, daar zij niet met een noordoosten-, maar met een noordwesten-wind komen. In Zuid-Azië is het in Juni zeer heet, men heeft daardoor een geringe Iuchtdeprcssie, daarentegen brengen de losgeraakte ijsber gen van Groenland een sterke afkoeling te weeg in den Atlantischen Oceaan, zoodat daar een zeer hooge luchtdruk waar tc ne men ia. AJsdan ontstaat de koude en vochtige noordwestenwind, die bij ons zeer veel na deel aan de laat in bloei staande planten berokkent. Men heeft geprobeerd deze Juni-nacht- vorsten te verklaren als te zijn voorboden van een derde ijstijdperk. Het is een bijna algemeen bekend geolo gisch feit, dat in den voor-historischen tijd, vele duizenden jaren na elkaar, twee ijsperioden bestaan hebben. Niet alleen Scandinavië, Engeland, Nederland, Noord- Duitschland en Rusland, doch ook Zwitser land, een groot deel van Zuid-Duitschland, Italië, Frankrijk en België waren geheel onder gletschers begraven. De Midden- en Oost-Europeesch© laagvlakten vormden toen een ijszee. Voor het ontstaan der ijs tijden zijn vele hypothesen opgeworpen, waarvan die nog het waarschijnlijkst is, waarbij gebruik gemaakt wordt van den loop van het perihelium der aarde door de ruimte, d.L van het tijdstip en het punt, waarop de aarde en de zon het dichtst bij elkaar zijn. Dit punt, dat de aarde thans in het begin van Januari bereikt, verplaatst zich ieder jaar cir a 26 gr. aan den hemel. In 21,000 jaar loopt het dus den hemelboog langs. Over 10,000 jaar valt het perihelium in het begin van Juli, over 5000 jaar in het be^in van April. In onzen winter is dus te genwoordig de aarde het diohtst bij de zon. In denzelfden tijd heeft het zuidelijk half rond zomer en de zon oefent daar dus door de grootere nabijheid en de loodrechte rich ting harer stralen naar verhouding een ster keren invloed uit dan in het Noorden, zoo dat ieder jaar water naar het Zuiden wordt getrokken. Deze werking vindt reeds 6000 jaar plaats, waardoor zich de overwegende zeenatuur van het Zuidelijk halfrond ver klaart. Over 10,000 jaar, wanneer de ver houding omgekeerd is en dus do aarde in onzen zomertijd het diohtst hij de zon staat zal het Noorden grooten deels door de zee verzwolgen zijn en zullen slechts de hoogste bergen als eilanden te voorschijn komen; onze hoofdsteden zullen dan diep onder de zee liggen. Do naaste ijsperiode zal over 9000 jaar haar hoogste punt bereikt heb ben. Over 1000 jaar is echter de gunstige tijd voor het Noorden voorhij. D© Noorde lijke streken zijn nu reeds sterker met ij? bedekt dan vroeger het geval was. In de middeleeuwen en volgens oud- Noorse he sagen nog meer in den ouden tijd waren IJsland en Groenland nog in het bezit van een dichte bevoking en een be trekkelijk hoogstaande cultuur, die reeds grootendeels onder het ijs begraven is; zelfs in do 18de eeuw was het gemakkelijker voor de Noordpoolvaarders op Spitsbergen te landen, door te varen en het noordelijke punt te bereiken dan thans voor de, trots alle inspanning, talrijke speciaal voor dit doel uitgeruste en van alle gemakken voor ziene vaartuigen van den togenwoordigen tijd. Wanneer dus werkelijk de Juni-koude van de Groenlandsche gletschers afkomstig is en wanneer deze gletschers in de middel eeuwen niet in de zee kwamen, dan kun nen toen ook geen Juni-vorsten hebber plaats gehad on het is een feit, dat de ge schiedenis wel melding maakt van nacht vorsten in Mei, echter niet van die in Juni Tevens is het een feit, dat ook het aanta koude en natte dagen van Juni meer ei meer in aantal toeneemt. Overvloedige oog 6ten, wat vruchten betreft, zooals bijv. aard beien, bessen en kersen behooren tot d zeldzaamheden. Natuurlijk ondervindt deze huivering wekkende voorspelling van de komst van ee; nieuwen ijstijd veel tegenwerping; zeter 1 het echter bijv., dat de afnam van vet Alpen-gletschers geen proefhoudend tegei bewijs is, daar zij door c© toen~ ne van ai dere gletschers kleiner woraen en d© afns me ook verklaard wordt door het rooie der b "-.chen, waardoor de neerslag vermit dert en het uitdrogen van talrijke be*e veroorzaakt wordt. De moderne natuurwe tenschap houdt zich bezig met de oorza" der voorjaarsnachtvorsten na te gaan en t onderzoeken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1907 | | pagina 14