het bevende meisje, ,,neem een slokje uit mijn melkflesch, dat zal u goed doen. Zulk weer, te slecht voor ee>n hond." Gewillig nam Mag da een slokje, drukte de hand vaji den werkman en hield die lang vast een traan viel er op en met bezorgdheid keelk de oude man naar het tengere meisje, dat zeker ziek moest zijn." Op de treeplank dook een mannenhoofd opzijn oogen gleden over het tooneeltje in den wagen. ,,Daar heb je mijn Willem," zei de oude man; ,,dio kan u thuis brengen, in mijn werkpak kan ik dat niet doen." ,,0, ga als het u belieft mee," antwoord de Magda onder tranen en lachen. K,Den tweeden proefrit" heb je er beter afgedacht, liefste," fluisterde Willem het meisje in be# .oor. Drie gelukkigs menschen keerden huis waarts. SPE1KHAHEN. Nïtrfc lang geleden is Transvaal geteis terd door een sprinkhanenzwerm en kwa men berichten over de verwoesting van den oogst, door die dieren daar aangericht. Toirh was dit maar een betrekkelijk klei ne zrwerm. Egypte is htm geliefkoosd ver blijf: cm over de onheilen, die zij teweeg brachten, kan men een donkbeeld krijgeD uit het volgende: Waar een zwerm zich neerlaat, bedekt hij 8 tot 9 uren lang, 3 tot 4 uren breed en een el hoog den bodem. Met ongo- looflijke snelheid is spoedig elk blad, elk halmpje, alles wat groeit en bloeit ver dwenen de geheele oogst schoon opgepeu zeld I Wie nog des morgens zijn velden vol veelbelorend koren zag staan, heeft des avonds geen enkel tarwe korrelt je meer over, geen enkel stuk ooft, geen grashalmpje. En zooals het hem is gegaan, zoo ook rijn buur man, zoo de bewoners van wel tien dorpen in den omtrekalles is kaal gevreten, alles verdelgd. Verjagen kunt gij een sprinkhanen zwerm niet, en verdelgen ook niet. Al trekken al de mannen van verscheiden dorpen uit om met stangen en planken op de vraatzuchti ge dieren aan te vallen, in welker massa's men tot aan de knieën loopt, al hitst men ook het vee cr op af, al werpt men er ook vuur tusschen, al tasten ook de duizenden van vogels voornamelijk lijsteTs die el- ken sprinkhanenzwerm vergezellen, nog zoo begeerig toe, gij kunt niet zien, dat hun aantal vermindert. Al worden er ook dui zendmaal duizend verdelgd, men bemerkt er niets van. Als de hoofd zwerm opstijgt, blijven err steeds nog groote hoeveelheden achter van hen, die afgemat zijn en niet meer mee voort kunnen, of die in het ontaettend ge drang geen voedsel hebben kunnen vinden of verwond zijn. Deze dieren vliegen nl. zoo dicht op elkaar, dat zij elkander dikwerf de vleugels hezeerenook eten de bovenop liggenden, als zij niets anders vinden, wel aan de vlerken van de nabijzijnden. Bij deze achterblijvers komt nu, ongeveer 6 tot 6 voet boven den grond vliegende, een dergelijke schaar natrekkers, die op de vo rige plaats was achtergebleven. Tegen deze achterhoede van het groote hoofdleger kan men iets uitrichten. Men kan ze, door ge- druisch te maken, van zijn eigen veld op clat van zijn buurman jagen, kan ze stuk- stamnen, door het vee laten opeten, ver branden, enz.; deze achterhoede wordt ge woonlijk langzamerhand verdelgd. Als zij weg is, dan is ook oogen schijn lijk alle plan tengroei verdwenen; de natrekkers eten niet alleen elk blaadje op, dat der vraatzucht van het hoofdleger is ontkomen, zij knagen ook aan de schors der boomen, aan hout, zelfs aan lederwerk, en slechts aan de on vergelijkelijke vruchtbaarheid van den Egyptischen bodem is het te danken, dat niet na elke sprinkhanenplaag hongersnood ontstaat. De oogst is wel verloren, maar er wordt in hetzelfde jaar nog een tweede en ook een derde rijp. Als de zwermen het geheele land tot aan de zee zijn doorgetrokken, verheffen zij ziöh weer, zoodra er een krachtige zuiden wind waait, om zich over de Middel land- sche Zee te laten drijven. Er zijn dan mil- lioenen dezer dieren, die den langen tocht niet kunnen uithouden, voor en na neder- 6torten en zoo in het water verdrinken, maar die, welke Europa bereiken, zijn al toos nog eeD vreeselijke landplaag. Kan aantal is nog zoo ontzettend groot, dat zij evenals in Egypteland geheele oogsten vernielen. Tevergeefs heeft men alle na tuurlijke en bovennatuurlijke middelen te gen deze schadelijke gasten beproefd, men is ze niet de baas kunnen worden. In het jaar 874 kwamen ze tot in Frank rijk. Daar werden zij in zulk een ontelbare menigte verdelgd, dat door de lucht der rottende dieren de pest ontstond. In 1693 zwierven zij tot naar Thüringen. Men heeft het getal, dat zich tusschen Weimar en Roda neerliet, op 92,160 millioen geschat. En dat was toch slechts het overschot van een gToote vluchtIn Mei 1863 liet zich het overblijfsel van een zwerm in de provincie Toledo, in Spanje, neer. Er werd een bij zondere sprinkhanen-commissie benoemd, een werkelijke landstorm tegen deze ge vaarlijke dieren opgericht, en binnen wei nige dagen had men 228 centenaars dezer beesten gedood. Hoeveel stuks zouden dat wel geweest zijn? Eindelijk liet men nog mi litairen oprukken, maar raakte den vijand toch niet eer kwijt, dan toen het hem be haagde uit zichzelf af te trekken. In Apr3 1S66 verschenea deze beestjes in Savoye en zuidelijk Frankrijk cn deden denken aan 1613, toen z5j binnen weinig uren het land in een woestenij hadden herschapen. De stad Aries had toen 63,000 livree voor de in levering van 30,000 pond sprinkhanen a 2 stuivers en 300,000 pond eieren a 4 stuivers uitgegeven. In 1874 verspreidden rij jammer en schrik over de provincie Mascara in Algiers; in onmetelijke scharen rukten zij uit het zuid oosten op, en tevergeefs stelden de Fran- sohe overheden alles in het werk, wat men- schclijke kracht vermag, om de onhealbren- gende gasten te verdrijven; vijandige men- schenlegers kunnen worden overwonnen, sprinkhanen niet. Een jaar later verwoest ten rij op voorbed de looze wijze do maïsvel den in het arme Roemenië. Zij lagen zoo hoog en vast op elkaar, dat in Septem ber 1875 tnsschen Galatz en Barboti de spoortrein tusschen hen bleef vastzitten. In April 1875 stonden de Cortes te Madrid Twee millioen realen toe voor de verdelging van de sprinkhanen, waarmee Spanje was bezocht. Weer rukten de militairen uit; er werd een bepaalde sprinkhanen-verdelgings- machine uitgevonden; te Badajoz werden 15;000 centenaars dezer vraatzuchtige dieren verbrand. Alles tevergeefs. Deze sprinkhanen rijn groen met donke re plekken, hebben helderbruinc dekschil den met zwarte vlekken en zijn duim lang. Eet gedruisch veroorzaken zij, door met hun achterpooten tegen de vleugels te klappen. Het wijfje logt ongeveer 200 eie ren, in twee of drie afdeelingen, door een witachtig slijm aan elkaar verbonden, in of ook op de aarde. In het jaar 1752 hebben de bewoners der stad Drossen (in het dis trict Frankfort) alleen ruim 13 schepels van zulke eieren ingezameld en verdelgd, tot een getal van ongeveer 16| millioen. Cojagfcmegfers. De negera bouwen hun hutten meestal van aan elkaar gevlochten leangos, de bies- achtige stengels van den papyrus, welke in de omstreken van Bom a en over het alge meen in alle moerassige streken wordt aan getroffen. Het dak is vervaardigd van me- teba, de bladeren van een soort waaier- palm, welke ook tot vele andere doeleinden gebruikt worden, zooals het vlechten van matten, graszakken, enz. Huisraad hebben zij niet veel. In elke hut vindt men een houten brits, waarop een matje ligt. Verder eenige aarden potjes en een koclkan en gewoonlijk een .fetisch af godsbeeldje. Deze beeldjes zijn van bout gesneden en hebben, al naar gelang van hun bestem ming, verschillende gevormde of misvorm de ledematen of andere Iichaamsdeelen. In den buik bevindt zich gewoonlijk een stut spiegelglas. Het geheel is met allerlei vod den en veeren opgesierd en ingesmeerd met een roode kleurstof, ,,lakoela" genaamd. De stammen aan de rivier tusschen Bo- ma en Vivi, zoowel aan den rechter- als aan den linker-oever, zijn wel te onderscheiden van de MavumKa's, Mussurongo's cl Mushicongo's. Zij hebben geheel andere ge woonten. Een der eigenaardigheden is de zooge naamde ïTKimba. De N'Kimba is een fetisch, of etn soort van geheime broederschap. Iedere man moet daarin opgenomen worden. Gedurende den tijd, dat de nieuwelingen daar ingewijd worden, leeren zij een vreemde taal, waar schijnlijk een soort van dieventaal, en klee- den zij zich op een zonderlinge wijze in een ruimen zak van gras, waar slechts het hoofd uitsteekt. Hun lichaam wordt geheel witgeverfd. Deze N'Kimba's leven geduren de eenigen tijd op een afgelegen plaats in een hosoh, waarin geen vreemdelingen geduld worden. Indien men, niettegenstaan de hun waarschuwingen, toch daarin zou willen doordringen, zou men het waarschijn lijk met rijn leven moeten betalen. De hoofd zaak schijnt te zijn de jongens te onderwij zen ho© zij zich als man te gedragen hebben. Andere fetisches zijn de O'Benza, N'Kösi, enz. Deze komen onder andere namen ook bij de Oabinda's voor en bestaan in het verbod om sommige spijzen te gebruiken, welke schadelijk geacht worden, zooals var- kensvleesoh kippen, enz. Het is zonderling, dat rij rich tegenover Europeesch varkensvleesch niet aan den ,,kirille" storen 1 Ham en Europeesch spek is volgens bun zeggen niet van een varken afkomstig. Al deze stammen hebben een groote lief hebberij om do een© of andere kwestie in het openbaar to behandelen en zeker heb ben rij daartoe aanleg. Zulk een bijeen komst (funda^ao d'uma palavra) zeer merkwaardig. Niet zelden gaat het er hef tig toe en worden de laatste woorden van den redenaar door het geheele gezelschap „in koor" herhaald. Men moet in deze streken op zijn hoede zijn, daar rij zeer veel houden van zulke palavers mot de blanken te beginnen, welke bijna altijd eindigen moeten met het een of ander te betalen. Dit is altijd regel geweest: schuldig of niet, de blanke betaalt. Het ie trouwens een vreemde karaktertrek van den neger, dat, als men hem met het em of ander helpt, hij altijd op den koop toe een ,,mataibicbe", een glaasje rum, bijwijze van betaling, verlangt. De Mushicongo's wonen niet aan den oever der rivier. Het rijn eigenlijk bewo ners van het koninkrijk Congo, met de hoofdplaats San Salvador, hetwelk trou wens niets meer dan eenig ander negerdorp is en, volgens oordeel van personen, die daar geweest zijn, niet een van de netste. Zij hebben de eigenaardige gewoonte om hun hoofdhaar tot allerlei kapsels te vor men. Sommigen vlechten het bijwijze van touwtjes te zaraen, anderen vereenigen alles te zamen op de kruin van hun hoofd en weer anderen maken er met klei pakjes van, Koodat rij er uitzien, alsof hun hoofd in plaats van haren schubben had. Boven dien breken rij de twee snijtanden uit de bovenkaak weg en misvormen zoo hun ge laat. Zij hebben ook een zekere voorliefde om zich met zwier te kleeden. Hun panno wordt, als het eenigszins mogelijk is, drie- en meermalen om het Hchaam geslagen on buitendien dragen rij een andore bijwijze van sjaal over den schouder. In plaats van te rooken, snuiven zij. Id hun land groeit een slechte soort tabak. De- zo wrijven rij op een steen fijn en vermen gen poeder met wat houtasch. Men ziet hen dan gewoonlijk met neus en bovenlip vol van dit geelbruine goedje. De Zombos, die ivoor te koop brengen, verpakken dit op zonderlinge wijae: maken n.1. een geraamte van takken, waar in de tand past en stevig vastgebonden wordt. Waarom het ivoor zulk een waarde voor den Europeaan heeft, kan een neger rich niet goed voorstellen. Hij denkt* dat

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1907 | | pagina 14