LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 25 MEI. VIERDE BLAD. Anno 1007. ■Onze Stads-Bank-van-Leening. Gemengd Nieuws, FEUILLETON. ■Een veelbewogen leven. ■Jïo. 11*193. ^KVaar men haar niet zoeken zou, in een ^■Btig, vriendelijk straatje in 't hartje van ■t geleerde Leiden dit, in ondersehei- Bng met 't westelijk deel der stad met de ^Haarlemmerstraat als grenslijn, dat ik ■t fabrieksgedcelte van Leiden wil noe- S0I, ver van dat Leiden, waar de Bank ^Kar meeste klantjes telt, is zij sinds,, ■uwen her gevestigd. ^■Mcn ziet van de grooto inrichting, van Geele, eeuwenoude gebouw niets van de ■raat af. ■Een lage, breedc poort, zóó laag, dat Ben bij middelmatige lengte zijn hoofd nog Booten kan tegen de balkenzoldering van Bet er over heen gebouwde huis, doet als ^■en den eersten keer de Bank bezoekt, de ^■richting nog niet kent, aan, als een sym- Mjjolisch onder 't juk moeten doorgaan; juk van 't leed der armoede; 't is inder- Hgaad voor de overigens zoo modcl-inrich- ■□g een allcrdcplorabelsb entree, een de- ■rimcerende toegang. Het straatje, waarin men daarna treedt, ■k> vertrouwelijk ouderwetsch, met zijn ■oortje, zijn deuren met zwaar ijzeren klop- ■ers, de lantaarn met smeedwerk, neemt ■e ontstemming wel weg. Dan staat men voor de eenvoudige, don- Hergroen geverfde deur, waardoor zoo on- Blbaar velen gingen in de verdwenen ■euwen, de ingang, die er is geen andere Kijk op nog zoovelen zal doorlaten, zoo- Hang er kleine loonen zullen bestaan, werk loosheid hecrschen, werkstakingen dreigen, loolang er nood en armoede zijn onder een Hategorio van schepselen, ontbering en ge brek /uilen dwingen tot mogelijk tijdelijke Hfgifte van wat in beter dagen een klein He/it nog was. Kleine witte cijfers op do Keur geverfd, geven den duur van de opc- P&ing aan. Van 9—3, van 6—8 is de Bank Hp gewone dagen voor het publiek geopend, 'b Zaterdags, in verband met loon uitbeta ling en huismoederlijke inkoopen, tot half- ■lf des avonds. I Binnentredend staat de leek even ver last stil. Waar men vage herinneringen van be- Hch rij vingen uit Dickens, of eon vroegere Indi uk van een Bank, elders opgedaan Kog in zich omdroeg, zajn die in het enkele lioment van overzien verbannen. Een uiterst ordelijk vertrek, waar het Biet onaangenaam riekt, waar de wind ■oor wijd geopende ramen vrij binnen- Hreedt. Dan wordt het oog gevangen door wit kartonnen bordjes. Men leest dan: i^pnreinheid is een ijverig bondgenoot van Besmetting en de verdere bekende practi- Bche maatregelen tot bestrijding der fcu- Kerculose. Ze zijn opgehangen tegen de getraliede zijde van hot gangetje, in het Broote vertrek; achter die tralies bevinden Hich dc voorwerpen waar het hier om gaat, daar hangen lange risten geëtiketteerde ïoassen, allerhande verscheidenheid van Heeren, wintergoed meest, die nu met het warme weer gestadig binnenvloeien. Maar er is meer; linnengoed tot stapeltjes ge pakt, en zorgvuldig ingepakte wollen dekens; overbodige weeldedingen met Bei/1 oen verandering, die men kans ziet te gen den winter, als koude rillingen tot sparen d r ij v e n met overgespaarde centen weer terug te halen; verder: camera's, naaimachines, pendules, fietsen, een wonder lijk samenraapsel van wat de drang naar Pbaar geld in zulk een week wel inbrengt, wat de stroom van oliëndige armoede als overtolligheden uitwerpt wanneer do sim pele Vraag om te bestaan zich doet gelden. In dit vertrek bevindt zich de oogst van ■en enkel© week, een reeks voorwerpen .varieerend, maar onder te brengen tot die jenheid van levensbehoeften; stoelen, klok- tafels, kleederen, sieraden ook. Een Enkel© keer een exotische plant er tusschen ineen microscoop, een prachtig juweel, en gebruiksvoorwerp met edel metaal ge- nontcerd, een solici leeren reiskoffer een fijn crucifix, een gramophone zelfs, een huisorgel, piano's, trompet, enz., enz. Tegen den wit gekalkten muur hangt en extract uit het reglement van de Bank Eau Leening te Leiden. Met voorbedachtheid, klaarblijkelijk hier opgehangen, vóór men nog door een volgen de deur in de eigenlijke Bank treedt, waar do ruil plaats grijpt. Want dit eerste lange vertrek, door zij ramen uitzicht gevend op een vxoolijk. mooien tuin, dient slechts tot doorloop voor het publiek, tot voorloopig© hechte nis van wat hier een week vertoeft, alvo rens boven voor korter of langer tijd te worden ingekerkerd. Van „weekpanden" worden het dan ,,bankpanden". Op dit reglement staan de condities over en weer: de rentevoet en het administratieloon. De interessen door de pandgevers verschuldigd, bedragen vau voorschotten van minder dan 200 gld 12 1/2 pCfc. en voor voorschotten van 200 gld. en meer 9 pCt. Do interessen worden van alle panden berekend bij maanden en dagen met inbegrip van den dag der be leening on van dien der lossing. In een tabel wordt het administratieloon opgesomd. En dan volgt nadrukkelijk: „Buiten den bepaalden interest, het admi nistratieloon en hetgeen ter voldoening van de belasting op gouden en zilveren wenken, mocht verschuldigd zijn, mag niets gevor derd of aangenomen worden onder welke reden of voorwendsels hoegenaamd." Dan voor de pandinbrengers: „Onreine of van besmetting verdachte panden worden niet aangenomen." Meerdere bepalingen staan daar zwart op wit, die zoowel den ambtenaar als den inbrenger betreffen. Een meer gewichtige functie is dit ver trek nog toebedeeld. Hier worden de publieke verkoopingen gehouden, zetelt do afslager sinds 1905 no- vendien nog twee keer 's weeks voor do ondershandjeh© verkoopingen van goede ren, dio op den publidkcn verkoop niet vol doende opbrachten. Door een volgende deur komen we dan in dc eigenlijke Bank Het is een even lange pijpela-achfcige zaal met hetzelfde vriendelijk uitzicht eenerzijdn op den tuin. Aan den togenovcrgestelden muur bevin den zich kasten met leege planken mee- rendeels, zoodat men den indruk van een grooten, karig van goederen voorzienen winikel krijgt; een lange toonbank scheidt inbrengers van de heeren helpers. Hierover hebben de gesprekken plaats. Het gebruikelijke: „Hoeveel wilt u er op hebben?" ^an den ambtenaar. En van de zijde van het publick, het maximum, dat verlangd wordt of wat zeer veel voorkomt, het scheutig vragen van het net afgepasts sommetje waaraan men behoefte had. Want die. welbewuste wil: het bczittinkje terug te Ikrijgcn, zit bij haast allen voor. Omstandigheden, die dwars zitten, aller lei kleine rampspoedigheden en het ge wennen aan het gemis van heb voorwerp brengen al te veel dingen op den publio- k'en verkoop, dio toch met z- aar hart zijn weggebracht, waarvan men met tra nen en zuchten is gescheiden. Dit bedrijf is ernstig, is volle menschen- ernst. Dc buitenstaanders in goeden doen mogen van lichtzinnigheid keuvelen, die midden in het bedrijf staan, weten beter. Lange winters zonder werk, een week loon, daar gcon groeikracht meer inzit, een gezin, dab daarentegen onmatig aanwast, het sterven van den k. .twinncr, het zijn allo drijfvecrcn, die hier naar toe voeren. Dergel ijlk'e redenen zijn het, die dö ge- erfdo. sieraden van moeder, do trouwring, de meubeltjcö van het trouwen, de met zooveel vlijt bevochten naaimachine naar hier doen verhuizen. En die ontzettende tragiek, 'die sober- ernstig voor den dag treedt bij het zien van die opeenstapeling van panden, gaoi- sche zalen vullend, is flauw weerspiegeld in het uiterlijk, do gelaten der ambtenaars, die ernstig zijn, niet zich stellend boven de misère, die ben dagelijks in allerlei gedaanten, allerlei vormen, eindeloozo va riaties bezoekt, maar afdalend en begrij pend, in zooveel jaren in het Bankbeheer doorgebracht: „Van waar een mensch wel toe komen kan, toe komen moet, als het loven tegen hem is." De ambtenaars aan de Leidache Banik- van-Leening zijn, dit i'. -at vast, in huma nitaire principes onderlegd. Do directeur gaat hen hierin voor. Geen nood, dat do inbrengers het onaan gename van hun gang zullen voelen, dat zij tersluiks zullen aangemoedigd worden, zelfs waar daar ruimschoots gelegenheid toe is, tot grootere' geldopname, dan zij noodzakelijk behoeven. Dan is men er op uit tor wille te zijn, komt men het schaamtegevoel van de zeer bedeesden te gemoet, weet men van schik ken en plooien, waar dat met het regle ment te strooken valt. Een enkel geval, waar ik getuige van was, moge hier volgen: Een werkman, al op jaren, nergens vast wei Ik, wol noodhulp-werk kunnende beko men, bracht zijn horlogo in. Hij was uit Den Haag komen loopen, om het hier te brengen. Want het werk ontbrak hem weer. Het horloge hielp hem voor den zooveelsten keer een paar dagen uit den nood; de Lcidsch© Bank-van-Leening en zijn horloge Ikenden mekaar. Uit allerlei plaatsen in heb land, waar hij maar werkte, als noodhulp eü weer gedaan kreeg, werd cn wordt het naar hier gestuurd. Heeft hij dan weer verdienste, dan lost hij het in, de ambtenaars zorgen voor een spoedige expeditie. Achter de toonbank bevinden zich de ap paraten voor het keuren van het goud. Gouden «en zilveten voorwerpen, juwee len, stroomen binnen. Verschil lende ver trekken op de bovenverdieping, rondom van planken-stellages voorzien, liggen vol, beladen *mct dc meest uiteenloopende, waardevolle schatten En daar alles naar nummer van zijn inbrengmoment ligt, be vindt zich het onnoozclst zilveren ringetje naast het gouden oorijzer van honderdon guldens waarde, ligt het ailvejren knipje van liet eenvoudige ouderwetsch© burger vrouwtje, naast kostbare juweelen van achteruitgegane fa)milio. Zware gouden horlogekettingen en rood- koralen kinderarmbandjes, wandelstokken met edel metaal gemonteerd, zilveren le pels en vorken, ébui's met kostbaarheden, juweelen oorbellen, tot vergulde of goudeu medailles toe, het ligt er in de wonderlijk st^ afwisseling ordelijk naast elkaar, me kaar op het naast bestaand door den be- leenbrief, den z.g. langen brief, dien zij alle moeten dragen. Een nog grooter denlkbeeld van den om zet een 70- k 80,000 panden jaarlijks geven de andere zalen, waar duizenden jassen en vrouwenjaponnen in lange gele deren hangen. Aandoenlijk is het dikwijls met hoe'n zorg de kleodingstukken zijn weggebracht, sommige met den kleerhanger er bij, ander© zorgvuldig ingespeld of toe gedekt. Witte Communie-juïlkjeB zijn er sporadisch ook onder' te vinden. Dat hoort tot incourante goed, moeilijk op den pu- Lfittkon verkoop aan den man te bren gen een aanneemjurkjo moet nieuw zijn. Andere zalen van het groote gebouw zijn door legers van fietsen, tallooze kinder wagens cn sportkarren ingenomen. Weer andere maken oppervlakkig den indruk van een kaaspakhuis met zijn lattcn-sted- la-gcs, te midden en aan dc kanten opge slagen. Daar liggen honderden palkkon linnengoed, elkaar te verdringen, en elders weer rijen van naaimachi nes, vele zorgzaam in wollen foudra- len gepakt, gedurende heel dien logeertijd zoo buitenshuis. En dan op één zolder, daar bevinden zich do meubels, mooie tafels cn stoelen, glimmende rijen uit 'de mode geraakte sto ven en kasten, .die glanzen als strak satijn van al de boenwas, dat e.' krachtdadig op is uitgewreven en spiegels in soorten 1 Nar tuurlijk is er ook een ruimte, waar geen bepaalde rubriek onder dak is gebracht, waar microscopen ©n traproeden mando lines en parapluies, waar crucifixs tus schen klokken en theepotjes en harmonica's liggen en een moderne city-bag een ©ven moderne gramophone geselschap houdt, waar een schuiftrompet het- hof maakt aan een advocaat-bowl. Het ziet er daar uit als een bazaar. Maar hoe ongelijksoortig deze chaos van voorwerpen ook moge zijn, er heerseht een orde, een netheid eir zindelijkheid in dit groote complex van zalen, die bewondering voor het beheer afdwingt, cn een gunstige tegenstelling levert met de onvoldoende en onzuivere bergplaats veelal in de pandjes huizen. Een gewichtig onderdeel in het gebouw is wel die zaal-zolder, waar de „brieven" be waard worden. Van minstens vier vollo jaren bevinden die zich hier in stevige pakjes naar tijdorde gerangschikt, de lange brieven, die aan de voorwerpen hebben gezeten de ikorte brie ven, welke de menschen mee naar huis kre gen. Eén geheel zijn ze geweest; lange en korte brief bleven gescheiden, als voorwerp cn eigenaar, tot na het inwisselen van het pand. Maar op dezen zolder liggen weer lang© en korte brieven te zamen, duizenden en duizenden als zooveel overwonnen lc- vjensmofeilijkheden, zooveel kleine geschie denissen. Maar do aanblik dier tallooze brieven geeft ook eenig denlkbeeld van dc admini stratie. Die is niet gering, als men er bij bedenkt, dat nog twee filialen, twee hulp kantoren op de Lammorenmarkt en aan het Utrechtschcveer, met hun boekhouding mee ressorteeren onder dit beheer. Dc drie commissarissen, die geregeld hebben te verifieeron, kunnen dan ook al lerminst van een sinecure spreken. Maar al dc arbeid in een goed inge richte, goed gecontroleerde en door menschlievcndon zin welge leide Banlk-van-Lccning, is besteed aan een uitstekend beginsel, is bij uitstek een prac tise])© weldadige hulp, den financieel zwak ke bewezen. Zoolang dc maatschappelijke toestanden geen ingrijpende veranderingen zullen hebben ondergaan, niet ieder ten al len tijde het noodige geld zal heblien om het dagelijksch brood te koopen of in het meest noodige te voorzien, zal een goed ingerichte gemeentel ijk© Bank-van-Lee ning een maatschappelijke behoefte blijken, die in de welvaart van zijn bezoekers wel, maar in zijn wezen niet verschilt van een hypotheekbank. Een inrichting dus, waar men zich in geenen deele voor te sohamen heeft ze bin nen te loopen, tenzij men zich voor ver diende armoe heeft tc sclia' :cn. Ten slotte nog een aanteekening van een gschiedschrijvcr over oorsprong en naam. Dat de Leenbanken binnen de steden van Holland door de oppergebiedendo macht-, om den behoeftigen te helpen en de schraapzucht van bijzondere personen te stremmen, ingevoerd zijn, dunkt mij de natuurlijkste oorsprong on opdat de be stiering regelmatig zijn zoude, hebben do Graaven hier te Lande, het recht van bc- leeninge aan zich getrokken en het houden van zoodaanigo banken voor een jaarlijk se he er&tentonis aan eenige personeD, som wijlen vreemdelingen, dio zich dien handel best verstonden, vergund; onder dezen wa ren verscheiden uit Lombardië, welke zoo veel voordeel en voortgang uit de Leen banken deden, deze eerlang, meesters van heb grootste deel van den handel in do Hollandsche steden zijn geworden en do huizen tot dit gebruik geschikt, tot heden nog naar hen ,,Lomba°rden" gehceten worden. Een afschrift van liet „gemeenteraads besluit", waaruit de hooge leeftijd van de Lcidsch© Bank van Leening steeds aan haar zelfde huyzingo verbonden, moge blijken, laten wij hier volgen: lö Februari 1655 octrooi verleend tot het houden van een Bank van Leening voor den tijd van 20 jaar, te eindigen 4 Sep tember 1675 aan: C. Ornea C. v. d. Boueliorst en Bastiaan Koningh. Resolutie van de Gr. Vroedschap dor stad Leiden, approbeerende dc koop door Burgcm. on Schepenen gedaan van de Ban(k van leening voor 't recht op do pan den tot op 114.934 gulden voor de inte ressen k percent 9769 gulden. Alsmede approbeerende de koop van dö huyzinge in de Nieuwsteeg voor 12.000. To zamen 136.703. De Bank van Leening werd aan de stad gehouden ten profijt© van de Godshuysen. To Beerta, Gr., sloeg Donder- dag de bliksem in de behuizing der erven F. Dreise, zonder brand te veroorzaken. Do inboedel van één der kamers Werd bijna geheel vernield. Moj. C. Dreis© werd ge troffen, waarvan de sporen aan verschil lende lichaamsdeel en waren te zienlangen tijd bleef ze bewusteloos, do<?h zorg voor haar toestand bestaat cr niet. Gi sternamiddag sloeg dc bliksem in den luchtkoker van de drogerij der fabriek „Lombok" der heeren Van Heek en Co. te Enschedee. De brand werd door het werken der sprinkels en drie slangen der waterleiding spoedig gc- bluscht. Te Wageningen wordt ver mist do heer W. J. L., die Maandagavond uit Purmcrend naar zijn woonplaats ver trok. Daar hij tot heden niet is thuisge komen, vermoedt men een ongeluk. Grootmoedertje v. S te O c Ir ten, wachtte in spanning met Pinksteren bezoek, want behalve haar dochter uit Em merik, zouden twee kleinkinderen overko men. Niemand kwam; wel een brief, melden de, dat beide kinderen bij het baden ia den Rijn waren verdronken. Do staking aan do Rand m ij nen. Men seint uit Johannesburg, d.d. 24 Mei: De stakers van do Randmijneu zot ten lieden 'voor de Croesus-mijn een betoo ging op touw. Zij weigerden uiteen te gaaD, toer. zij daartoe werden gesommeerd. Een escadron huzaren maakte daarop een char ge, waarop de stakers de vlucht namen. De rechtbankte Landau in den Palts heeft gisteren dei) wijnhande laar Jung uit Edenkoben wegens verval- sching van wijn veroordeeld tot vijf maan den gevangenisstrei en twee medeplichti gen tot vier maanden elk. E e» n juwcclenroof van èon kwart milliocn dollars. Door een zeke ren Edward Boeck, den vertegenwoordiger van China op de tentoonslelli ig te St.- Louis, is een bekende Now-Yorksche juwe liersfirma onder valsche voorgevens bena deeld voor 250,000 dollars aan juweelen, die hij beleende. Voor een bedrag van 50,000 dollars is teruggevonden in huizen van bc-lecning. Het stadje Podune in Noord- Mandsjoerije i^7 April 1. 1. door brand ge heel verwoest. Er brandden 435 huizen af, 25 menschen en 2000 koeien en schapen kwamen in de vlammen om. In de buurt van Chattanooga! in den Staat Tennessee, vond j. 1. Woens dag een spoorwegongeluk plaats, waarbij twee leeuwen uit den trein ontsnapten., Deze beesten hebben nog heel wat ongeluk kon aangericht vóór zij waren opgevangen en weer veilig achter do tralies zaten. Het casino te Spa is opniduw gepacht door den bekenden Belgischen speelpachter Georges Marquet. Tegen be taling van 80,000 fr. kreeg hij het rechfc op een overeenkomst, die hem het beheer van de stedelijke badplaats inrichtingen gedu rende 24 jaren waarborgt. De overeenkom^ treedt op 1 Januari 1908 in werking. Ge durende de eerst 15 jaren bedraagt de pachtsom 250,000 fr., daarna 600,000 fr. Marquet verbindt zich bovendien jaar lijks een millioen fr. voor reclame cn fees telijkheden ten bate van Spa uit te govon.. Marquet heeft dadelijk, bahalve de ver langde 80,000 fr., 750,000 fr. betaald voor drie jaren pacht, ©n bovendien nog 10,000 fr. zegelrecht. Het Casino te Spa schijnt dus nogal winstgevend tc zijn. ■[Wolodyjówski was zeer verheugd, want fict was al jaren geleden, dat hij zijn zus ter gezien had; en toen hij vernam, dat ge in de voorstad een woning wilde be trekken, begaf hij zich spoedig naar haar, om zc uit te noodigen haar intrek te ne- JD&en in Ketlings landhuis. Het begon al te schemeren, toen hij bij H haar kwam; hij herlkendc haar echter ter stond, ofschoon nog twee vrouwen in de ^■h": r waren. ■pok zij herkende hem dadelijk en in zijn Hwnr.-n vallend, kon zij langen tijd geen I .Voord uitbrengen. De andere vrouwen stonden ondertusschen als kaarsen en za gen do begroeting aan. vrouw MaJkowiecka herstelde zich ein delek en riep: „Hoeveel jaren! Hoeveel ja ren is het geleden, beste broer, dat we el- .haar gezien hebben. Toen ik je ongeluk I,verr[amben ik direct op weg gegaan. En mijn rnan hield mij niet terug, want we „verwachtten de Tartaren. Mijn man zal eelt voor do koningskeuze ovorfkomen." Hij zei tegen me: H|,Neem de meisjes mee cn reis af; MichaJ HE 8°troost worden en hij zal je 3 teg n do Tartaren beschermen. Ga, naar ■Warschau, huur een goede woning, voor ^■L m eons aan het raam, toenrn opdat lk J6 kan op- maSer geworden maar door je maar aoor je ■■aervondea droefheid kaa ^et niet anders. Mijn maai had goed praten met to zeggen: huur een woning 1 Nergens is een huis te krijgen; wij hebben in deze hut nauwelijks drie bundels stroo om te slapen gevonden." „Ik heb voor u kamers in orde gebracht," zei Michal, ,,on wel zulke mooie, dat een senator er verblijf zou kunnen houden. Ik woon bij een vriend, kapitein Ketling, en ik zal je daar een thuis bezorgen." „Maar denk er om dat wij met ons drie- en zijn en bovendien nog twee dienstboden en vier knechts. Maar, schande, i'k heb je nog niet aan do dames voorgesteld." Zij wendde zich naar di beide dames. „Gij weet, wie hij is, maar hij weet niet wie gij zijt. Dit is juffrouw Drohojewska en dab Barbara Jczeorkowska, reijn man is voogd over haar en beheert te gelijk haar vermo gens; zij won©n bij ons in, want zij zijn weezen. Voor zulke jonge meisjes past het niet alleen te wonen." „Laten wc instappen en wegrijdenZag- loba woont met mij cn ik heb hem ver zocht het avondmaal te laten klaar zetten." „De beroemde Zagloba?" vroeg juffrouw Jezeorkowska. „Stil Basial" 1) zei mevrouw Malkowiecka- „Ik ben bang, dat we onzen gastheer in verlegenheid zullen brengen." Als Zagloba voor een maaltijd zorgf," sprak de kleine ridder, „behoeft u niet on gerust tc zijn, zelfs al kwamen we liet tweemaal zooveel. Ketlings rijtuig is ook groot genoeg, zoodat we met ons vieren ge makkelijk kunnen mtten." „Ons rijtuig is nog niet afgeladen,zei mevrouw Makowiecka; „we behoeven alleen 1) Verkorting van Barbara». de paarden te laten voorspanhen om weg to kunnen rijdon. Basia, ga het even zeg gen." Basia verliet de kamer en kwam spoedig terug met de mcdedeeling, dat alles gereed was. „Nu, dan is het tijd I" zei Wolodyjowsky. E/en daarna reed het gezel&dhap naax Mokotow. Naast mevrouw Makowiecka zat juffrouw Drohojews-a, terwijl de kleine ridder had plaats genomen naast juffrouw Jeziorkowska. Het was intusschen donker geworden, zoodat hij haar gezichten niet kon zien. „Kent u Warschau?" vroeg hij. „Neen," antwoordde juffrouw Drono- jewska met welluidende stem. „Wij zijn maar menschen uit een kleine plaats en kennen noch groot© stedenL noch beroemde mannen." Bij deze laatste woorden wondde zij haar hoofd ter zijde, alsof zij wilde tc ken nen geven, dat zij tot de laatatcn ook Wolo- dyjowski rekende. „Dat schijnt een aardig meisje te zijnl" dacht hij, cn brak er noh het hoofd over, hoe hij dit complimentje zou beantwoorden. „Zelfs al was de stad tienmaal grooter dan zo nu is, dan nog zou uw schoonheid boven allen uitblinken." „En hoe weet ge dat, daar g© door do duisternis niets kunt zien?" vroeg juffrouw Jeziorkowska. „Daar gaat jo compliment," dacht Wolo- dyjowski. Hij sprak niet verder cn cenigen tijd reden- ze zwijgend voort. Juffrouw Je- ziorkowsky wendde zich weer tot den klei nen ridder: „Weet gij' of er in de stallen plaats genoeg is voor onze paarden?" MAi waren er dertig, ze zouden alle ge stald kunnen worden." Eindelijk .waren ze voor Ketlings huis aangekomen. Alle venstors waren voor de ontvangst helder verlicht. Do bedienden met Za'globa aan het hoofd, kwamen aangeloopen. Zagloba liep op het rijtuig toe cn vreog: „Welke dame mag ik begroeten als de zus ter van mijn besten vriend Michal?" „Dat ben ik," antwoordde mevrouw Ma kowiecka. Zagloba drukte haar de hand, hielp haar bij het afstappen, en leidde haar do woning binnen. Michal hielp de beide meis jes. Binnen werd Zagloba aan de beide jonge dames voorgesteld, die bij het zien van zulke lieve dames in cui goeden luim kwam. De tafel Btond gedekt en zij namen plaats. Mevrouw Makowiedka kreeg de ecreplaats, naast haar zat Zagloba cn ver der juffrouw Jeziorkowska. V/olodyjowski zat naast juffrouw Drohojewska. Eerst hier was do kleine ridder in staat de beide meisjes goed op te nemen. Beiden waren alleraardigst, maar elik op haar manier. Juffrouw Drohojewska had zwart haar, zwarte wenkbrauwen cn grooto blauwe oogen. Zij was in den rouw, want eenigen tijd geleden had zij haar vader verloren. Jeziorkowska was veel kleiner dan haar vriendin, blond en Èbo lief en vroolijk, dat men zich onwille/keurig tot haar voelde aangetrokken. Haar sohitterende, onrustige oogen en haar guitig gezicht deden haar lijken op een pensionnaire, die op een of andere grap zint. Zij zat nu rustig en at met smaakt maar toch kon ze niet nalaten overal heen te zien; nu naar Zajgloba, dan naar Wolo- dyjowski. Wolodyjowaki sprak niet, ofschoon hij voelde, dat het zijn plicht was, zich met juffrouw Drohojewska te onderhouden; maar hij wist niet waarmee te beginnen. De kleine ridder was in een gezelschap van dames niet op zijn plaats en vooral nu was zijn ziel somber en bedroefd, als) de beide meisjes hem aan de afgestorvene herinnerden. Zagloba was in druk gesprek met me vrouw Makowiecka en verteld© haar van Michals lotgevallen cn van de zijuo. In den loop van het gesprok verhaalde hij, hoo hij eens met vorstin Kurcowicz en haai Tartaren vluchtte en hoe zij, om de vorstioi te redden en aan de vervolging te ontko men, do bende het hoofd boden Juffrouw Jeziorkowska hield met eten op, en de kin in dc handen steunend, luis< terde zij met aandacht, schudde nu en dan het hoofd en terwijl haar oogen schifc' terden, riep zij: „Mooi, mooi! En verder?" En toen Zagloba in het verhaal gekomen was, aan het oogenblik, dat Kur'zels dra* gonderB eensklaps te voorschijn kwamen, en de Tartaren neersabelden, kon juffrouw Jeziorkowska zich niet meer inhouden en met kracht in de handen Iklappcnd, riep zei ,,Ik wou, dat ik or bij geweest was, dali- pan I" „Basia!" riep haar pleegmoeder, ,.j«' bent in fatsoenlijk gezelschap, zeg toch dat „dalipan" niet. Het scheelt er nog maat. aan, dat je roept: „Bij mijn zwaard", of zoo iets Het meisje brak in een helder lachen uit cn sloeg met beide handen op haar knieëalr (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1907 | | pagina 19