LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 25 MEI. VIERDE BLAD.
Anno 1007.
■Onze Stads-Bank-van-Leening.
Gemengd Nieuws,
FEUILLETON.
■Een veelbewogen leven.
■Jïo. 11*193.
^KVaar men haar niet zoeken zou, in een
^■Btig, vriendelijk straatje in 't hartje van
■t geleerde Leiden dit, in ondersehei-
Bng met 't westelijk deel der stad met de
^Haarlemmerstraat als grenslijn, dat ik
■t fabrieksgedcelte van Leiden wil noe-
S0I, ver van dat Leiden, waar de Bank
^Kar meeste klantjes telt, is zij sinds,,
■uwen her gevestigd.
^■Mcn ziet van de grooto inrichting, van
Geele, eeuwenoude gebouw niets van de
■raat af.
■Een lage, breedc poort, zóó laag, dat
Ben bij middelmatige lengte zijn hoofd nog
Booten kan tegen de balkenzoldering van
Bet er over heen gebouwde huis, doet als
^■en den eersten keer de Bank bezoekt, de
^■richting nog niet kent, aan, als een sym-
Mjjolisch onder 't juk moeten doorgaan;
juk van 't leed der armoede; 't is inder-
Hgaad voor de overigens zoo modcl-inrich-
■□g een allcrdcplorabelsb entree, een de-
■rimcerende toegang.
Het straatje, waarin men daarna treedt,
■k> vertrouwelijk ouderwetsch, met zijn
■oortje, zijn deuren met zwaar ijzeren klop-
■ers, de lantaarn met smeedwerk, neemt
■e ontstemming wel weg.
Dan staat men voor de eenvoudige, don-
Hergroen geverfde deur, waardoor zoo on-
Blbaar velen gingen in de verdwenen
■euwen, de ingang, die er is geen andere
Kijk op nog zoovelen zal doorlaten, zoo-
Hang er kleine loonen zullen bestaan, werk
loosheid hecrschen, werkstakingen dreigen,
loolang er nood en armoede zijn onder een
Hategorio van schepselen, ontbering en ge
brek /uilen dwingen tot mogelijk tijdelijke
Hfgifte van wat in beter dagen een klein
He/it nog was. Kleine witte cijfers op do
Keur geverfd, geven den duur van de opc-
P&ing aan. Van 9—3, van 6—8 is de Bank
Hp gewone dagen voor het publiek geopend,
'b Zaterdags, in verband met loon uitbeta
ling en huismoederlijke inkoopen, tot half-
■lf des avonds.
I Binnentredend staat de leek even ver
last stil.
Waar men vage herinneringen van be-
Hch rij vingen uit Dickens, of eon vroegere
Indi uk van een Bank, elders opgedaan
Kog in zich omdroeg, zajn die in het enkele
lioment van overzien verbannen.
Een uiterst ordelijk vertrek, waar het
Biet onaangenaam riekt, waar de wind
■oor wijd geopende ramen vrij binnen-
Hreedt. Dan wordt het oog gevangen door
wit kartonnen bordjes. Men leest dan:
i^pnreinheid is een ijverig bondgenoot van
Besmetting en de verdere bekende practi-
Bche maatregelen tot bestrijding der fcu-
Kerculose. Ze zijn opgehangen tegen de
getraliede zijde van hot gangetje, in het
Broote vertrek; achter die tralies bevinden
Hich dc voorwerpen waar het hier om gaat,
daar hangen lange risten geëtiketteerde
ïoassen, allerhande verscheidenheid van
Heeren, wintergoed meest, die nu met het
warme weer gestadig binnenvloeien. Maar
er is meer; linnengoed tot stapeltjes ge
pakt, en zorgvuldig ingepakte wollen
dekens; overbodige weeldedingen met
Bei/1 oen verandering, die men kans ziet te
gen den winter, als koude rillingen tot
sparen d r ij v e n met overgespaarde centen
weer terug te halen; verder: camera's,
naaimachines, pendules, fietsen, een wonder
lijk samenraapsel van wat de drang naar
Pbaar geld in zulk een week wel inbrengt,
wat de stroom van oliëndige armoede als
overtolligheden uitwerpt wanneer do sim
pele Vraag om te bestaan zich doet gelden.
In dit vertrek bevindt zich de oogst van
■en enkel© week, een reeks voorwerpen
.varieerend, maar onder te brengen tot die
jenheid van levensbehoeften; stoelen, klok-
tafels, kleederen, sieraden ook. Een
Enkel© keer een exotische plant er tusschen
ineen microscoop, een prachtig juweel,
en gebruiksvoorwerp met edel metaal ge-
nontcerd, een solici leeren reiskoffer een
fijn crucifix, een gramophone zelfs, een
huisorgel, piano's, trompet, enz., enz.
Tegen den wit gekalkten muur hangt
en extract uit het reglement van de Bank
Eau Leening te Leiden.
Met voorbedachtheid, klaarblijkelijk hier
opgehangen, vóór men nog door een volgen
de deur in de eigenlijke Bank treedt, waar
do ruil plaats grijpt.
Want dit eerste lange vertrek, door zij
ramen uitzicht gevend op een vxoolijk.
mooien tuin, dient slechts tot doorloop
voor het publiek, tot voorloopig© hechte
nis van wat hier een week vertoeft, alvo
rens boven voor korter of langer tijd te
worden ingekerkerd.
Van „weekpanden" worden het dan
,,bankpanden". Op dit reglement staan de
condities over en weer: de rentevoet en
het administratieloon. De interessen door
de pandgevers verschuldigd, bedragen vau
voorschotten van minder dan 200 gld
12 1/2 pCfc. en voor voorschotten van 200
gld. en meer 9 pCt. Do interessen worden
van alle panden berekend bij maanden en
dagen met inbegrip van den dag der be
leening on van dien der lossing.
In een tabel wordt het administratieloon
opgesomd. En dan volgt nadrukkelijk:
„Buiten den bepaalden interest, het admi
nistratieloon en hetgeen ter voldoening van
de belasting op gouden en zilveren wenken,
mocht verschuldigd zijn, mag niets gevor
derd of aangenomen worden onder welke
reden of voorwendsels hoegenaamd."
Dan voor de pandinbrengers:
„Onreine of van besmetting verdachte
panden worden niet aangenomen."
Meerdere bepalingen staan daar zwart
op wit, die zoowel den ambtenaar als den
inbrenger betreffen.
Een meer gewichtige functie is dit ver
trek nog toebedeeld.
Hier worden de publieke verkoopingen
gehouden, zetelt do afslager sinds 1905 no-
vendien nog twee keer 's weeks voor do
ondershandjeh© verkoopingen van goede
ren, dio op den publidkcn verkoop niet vol
doende opbrachten.
Door een volgende deur komen we dan
in dc eigenlijke Bank
Het is een even lange pijpela-achfcige zaal
met hetzelfde vriendelijk uitzicht eenerzijdn
op den tuin.
Aan den togenovcrgestelden muur bevin
den zich kasten met leege planken mee-
rendeels, zoodat men den indruk van een
grooten, karig van goederen voorzienen
winikel krijgt; een lange toonbank scheidt
inbrengers van de heeren helpers.
Hierover hebben de gesprekken plaats.
Het gebruikelijke: „Hoeveel wilt u er op
hebben?" ^an den ambtenaar. En van de
zijde van het publick, het maximum, dat
verlangd wordt of wat zeer veel voorkomt,
het scheutig vragen van het net afgepasts
sommetje waaraan men behoefte had.
Want die. welbewuste wil: het bczittinkje
terug te Ikrijgcn, zit bij haast allen voor.
Omstandigheden, die dwars zitten, aller
lei kleine rampspoedigheden en het ge
wennen aan het gemis van heb voorwerp
brengen al te veel dingen op den publio-
k'en verkoop, dio toch met z- aar hart
zijn weggebracht, waarvan men met tra
nen en zuchten is gescheiden.
Dit bedrijf is ernstig, is volle menschen-
ernst.
Dc buitenstaanders in goeden doen mogen
van lichtzinnigheid keuvelen, die midden in
het bedrijf staan, weten beter.
Lange winters zonder werk, een week
loon, daar gcon groeikracht meer inzit, een
gezin, dab daarentegen onmatig aanwast,
het sterven van den k. .twinncr, het zijn
allo drijfvecrcn, die hier naar toe voeren.
Dergel ijlk'e redenen zijn het, die dö ge-
erfdo. sieraden van moeder, do trouwring,
de meubeltjcö van het trouwen, de met
zooveel vlijt bevochten naaimachine naar
hier doen verhuizen.
En die ontzettende tragiek, 'die sober-
ernstig voor den dag treedt bij het zien
van die opeenstapeling van panden, gaoi-
sche zalen vullend, is flauw weerspiegeld
in het uiterlijk, do gelaten der ambtenaars,
die ernstig zijn, niet zich stellend boven
de misère, die ben dagelijks in allerlei
gedaanten, allerlei vormen, eindeloozo va
riaties bezoekt, maar afdalend en begrij
pend, in zooveel jaren in het Bankbeheer
doorgebracht: „Van waar een mensch wel
toe komen kan, toe komen moet, als het
loven tegen hem is."
De ambtenaars aan de Leidache Banik-
van-Leening zijn, dit i'. -at vast, in huma
nitaire principes onderlegd. Do directeur
gaat hen hierin voor.
Geen nood, dat do inbrengers het onaan
gename van hun gang zullen voelen, dat
zij tersluiks zullen aangemoedigd worden,
zelfs waar daar ruimschoots gelegenheid
toe is, tot grootere' geldopname, dan zij
noodzakelijk behoeven.
Dan is men er op uit tor wille te zijn,
komt men het schaamtegevoel van de zeer
bedeesden te gemoet, weet men van schik
ken en plooien, waar dat met het regle
ment te strooken valt.
Een enkel geval, waar ik getuige van was,
moge hier volgen:
Een werkman, al op jaren, nergens vast
wei Ik, wol noodhulp-werk kunnende beko
men, bracht zijn horlogo in. Hij was uit
Den Haag komen loopen, om het hier te
brengen. Want het werk ontbrak hem
weer. Het horloge hielp hem voor den
zooveelsten keer een paar dagen uit den
nood; de Lcidsch© Bank-van-Leening en
zijn horloge Ikenden mekaar. Uit allerlei
plaatsen in heb land, waar hij maar werkte,
als noodhulp eü weer gedaan kreeg, werd
cn wordt het naar hier gestuurd. Heeft
hij dan weer verdienste, dan lost hij het in,
de ambtenaars zorgen voor een spoedige
expeditie.
Achter de toonbank bevinden zich de ap
paraten voor het keuren van het goud.
Gouden «en zilveten voorwerpen, juwee
len, stroomen binnen. Verschil lende ver
trekken op de bovenverdieping, rondom
van planken-stellages voorzien, liggen vol,
beladen *mct dc meest uiteenloopende,
waardevolle schatten En daar alles naar
nummer van zijn inbrengmoment ligt, be
vindt zich het onnoozclst zilveren ringetje
naast het gouden oorijzer van honderdon
guldens waarde, ligt het ailvejren knipje
van liet eenvoudige ouderwetsch© burger
vrouwtje, naast kostbare juweelen van
achteruitgegane fa)milio.
Zware gouden horlogekettingen en rood-
koralen kinderarmbandjes, wandelstokken
met edel metaal gemonteerd, zilveren le
pels en vorken, ébui's met kostbaarheden,
juweelen oorbellen, tot vergulde of goudeu
medailles toe, het ligt er in de wonderlijk
st^ afwisseling ordelijk naast elkaar, me
kaar op het naast bestaand door den be-
leenbrief, den z.g. langen brief, dien zij
alle moeten dragen.
Een nog grooter denlkbeeld van den om
zet een 70- k 80,000 panden jaarlijks
geven de andere zalen, waar duizenden
jassen en vrouwenjaponnen in lange gele
deren hangen. Aandoenlijk is het dikwijls
met hoe'n zorg de kleodingstukken zijn
weggebracht, sommige met den kleerhanger
er bij, ander© zorgvuldig ingespeld of toe
gedekt. Witte Communie-juïlkjeB zijn er
sporadisch ook onder' te vinden. Dat hoort
tot incourante goed, moeilijk op den pu-
Lfittkon verkoop aan den man te bren
gen een aanneemjurkjo moet nieuw zijn.
Andere zalen van het groote gebouw zijn
door legers van fietsen, tallooze kinder
wagens cn sportkarren ingenomen. Weer
andere maken oppervlakkig den indruk
van een kaaspakhuis met zijn lattcn-sted-
la-gcs, te midden en aan dc kanten opge
slagen. Daar liggen honderden palkkon
linnengoed, elkaar te verdringen, en
elders weer rijen van naaimachi
nes, vele zorgzaam in wollen foudra-
len gepakt, gedurende heel dien logeertijd
zoo buitenshuis.
En dan op één zolder, daar bevinden
zich do meubels, mooie tafels cn stoelen,
glimmende rijen uit 'de mode geraakte sto
ven en kasten, .die glanzen als strak satijn
van al de boenwas, dat e.' krachtdadig op
is uitgewreven en spiegels in soorten 1 Nar
tuurlijk is er ook een ruimte, waar geen
bepaalde rubriek onder dak is gebracht,
waar microscopen ©n traproeden mando
lines en parapluies, waar crucifixs tus
schen klokken en theepotjes en harmonica's
liggen en een moderne city-bag een ©ven
moderne gramophone geselschap houdt,
waar een schuiftrompet het- hof maakt aan
een advocaat-bowl. Het ziet er daar uit
als een bazaar.
Maar hoe ongelijksoortig deze chaos van
voorwerpen ook moge zijn, er heerseht een
orde, een netheid eir zindelijkheid in dit
groote complex van zalen, die bewondering
voor het beheer afdwingt, cn een gunstige
tegenstelling levert met de onvoldoende en
onzuivere bergplaats veelal in de pandjes
huizen.
Een gewichtig onderdeel in het gebouw is
wel die zaal-zolder, waar de „brieven" be
waard worden.
Van minstens vier vollo jaren bevinden
die zich hier in stevige pakjes naar tijdorde
gerangschikt, de lange brieven, die aan de
voorwerpen hebben gezeten de ikorte brie
ven, welke de menschen mee naar huis kre
gen. Eén geheel zijn ze geweest; lange en
korte brief bleven gescheiden, als voorwerp
cn eigenaar, tot na het inwisselen van het
pand. Maar op dezen zolder liggen weer
lang© en korte brieven te zamen, duizenden
en duizenden als zooveel overwonnen lc-
vjensmofeilijkheden, zooveel kleine geschie
denissen.
Maar do aanblik dier tallooze brieven
geeft ook eenig denlkbeeld van dc admini
stratie. Die is niet gering, als men er bij
bedenkt, dat nog twee filialen, twee hulp
kantoren op de Lammorenmarkt en aan het
Utrechtschcveer, met hun boekhouding mee
ressorteeren onder dit beheer.
Dc drie commissarissen, die geregeld
hebben te verifieeron, kunnen dan ook al
lerminst van een sinecure spreken.
Maar al dc arbeid in een goed inge
richte, goed gecontroleerde en
door menschlievcndon zin welge
leide Banlk-van-Lccning, is besteed aan een
uitstekend beginsel, is bij uitstek een prac
tise])© weldadige hulp, den financieel zwak
ke bewezen. Zoolang dc maatschappelijke
toestanden geen ingrijpende veranderingen
zullen hebben ondergaan, niet ieder ten al
len tijde het noodige geld zal heblien om
het dagelijksch brood te koopen of in het
meest noodige te voorzien, zal een goed
ingerichte gemeentel ijk© Bank-van-Lee
ning een maatschappelijke behoefte blijken,
die in de welvaart van zijn bezoekers wel,
maar in zijn wezen niet verschilt van een
hypotheekbank.
Een inrichting dus, waar men zich in
geenen deele voor te sohamen heeft ze bin
nen te loopen, tenzij men zich voor ver
diende armoe heeft tc sclia' :cn.
Ten slotte nog een aanteekening van een
gschiedschrijvcr over oorsprong en naam.
Dat de Leenbanken binnen de steden van
Holland door de oppergebiedendo macht-,
om den behoeftigen te helpen en de
schraapzucht van bijzondere personen te
stremmen, ingevoerd zijn, dunkt mij de
natuurlijkste oorsprong on opdat de be
stiering regelmatig zijn zoude, hebben do
Graaven hier te Lande, het recht van bc-
leeninge aan zich getrokken en het houden
van zoodaanigo banken voor een jaarlijk
se he er&tentonis aan eenige personeD, som
wijlen vreemdelingen, dio zich dien handel
best verstonden, vergund; onder dezen wa
ren verscheiden uit Lombardië, welke zoo
veel voordeel en voortgang uit de Leen
banken deden, deze eerlang, meesters van
heb grootste deel van den handel in do
Hollandsche steden zijn geworden en do
huizen tot dit gebruik geschikt, tot heden
nog naar hen ,,Lomba°rden" gehceten
worden.
Een afschrift van liet „gemeenteraads
besluit", waaruit de hooge leeftijd van de
Lcidsch© Bank van Leening steeds aan
haar zelfde huyzingo verbonden, moge
blijken, laten wij hier volgen:
lö Februari 1655 octrooi verleend tot het
houden van een Bank van Leening voor
den tijd van 20 jaar, te eindigen 4 Sep
tember 1675 aan:
C. Ornea
C. v. d. Boueliorst en
Bastiaan Koningh.
Resolutie van de Gr. Vroedschap dor
stad Leiden, approbeerende dc koop door
Burgcm. on Schepenen gedaan van de
Ban(k van leening voor 't recht op do pan
den tot op 114.934 gulden voor de inte
ressen k percent 9769 gulden.
Alsmede approbeerende de koop van dö
huyzinge in de Nieuwsteeg voor 12.000.
To zamen 136.703.
De Bank van Leening werd aan de stad
gehouden ten profijt© van de Godshuysen.
To Beerta, Gr., sloeg Donder-
dag de bliksem in de behuizing der erven
F. Dreise, zonder brand te veroorzaken. Do
inboedel van één der kamers Werd bijna
geheel vernield. Moj. C. Dreis© werd ge
troffen, waarvan de sporen aan verschil
lende lichaamsdeel en waren te zienlangen
tijd bleef ze bewusteloos, do<?h zorg voor
haar toestand bestaat cr niet.
Gi sternamiddag sloeg dc
bliksem in den luchtkoker van de drogerij
der fabriek „Lombok" der heeren Van
Heek en Co. te Enschedee. De brand werd
door het werken der sprinkels en drie
slangen der waterleiding spoedig gc-
bluscht.
Te Wageningen wordt ver
mist do heer W. J. L., die Maandagavond
uit Purmcrend naar zijn woonplaats ver
trok. Daar hij tot heden niet is thuisge
komen, vermoedt men een ongeluk.
Grootmoedertje v. S te O c Ir
ten, wachtte in spanning met Pinksteren
bezoek, want behalve haar dochter uit Em
merik, zouden twee kleinkinderen overko
men.
Niemand kwam; wel een brief, melden
de, dat beide kinderen bij het baden ia
den Rijn waren verdronken.
Do staking aan do Rand m ij
nen. Men seint uit Johannesburg, d.d.
24 Mei: De stakers van do Randmijneu zot
ten lieden 'voor de Croesus-mijn een betoo
ging op touw. Zij weigerden uiteen te gaaD,
toer. zij daartoe werden gesommeerd. Een
escadron huzaren maakte daarop een char
ge, waarop de stakers de vlucht namen.
De rechtbankte Landau in
den Palts heeft gisteren dei) wijnhande
laar Jung uit Edenkoben wegens verval-
sching van wijn veroordeeld tot vijf maan
den gevangenisstrei en twee medeplichti
gen tot vier maanden elk.
E e» n juwcclenroof van èon
kwart milliocn dollars. Door een zeke
ren Edward Boeck, den vertegenwoordiger
van China op de tentoonslelli ig te St.-
Louis, is een bekende Now-Yorksche juwe
liersfirma onder valsche voorgevens bena
deeld voor 250,000 dollars aan juweelen,
die hij beleende. Voor een bedrag van
50,000 dollars is teruggevonden in huizen
van bc-lecning.
Het stadje Podune in Noord-
Mandsjoerije i^7 April 1. 1. door brand ge
heel verwoest. Er brandden 435 huizen af,
25 menschen en 2000 koeien en schapen
kwamen in de vlammen om.
In de buurt van Chattanooga!
in den Staat Tennessee, vond j. 1. Woens
dag een spoorwegongeluk plaats, waarbij
twee leeuwen uit den trein ontsnapten.,
Deze beesten hebben nog heel wat ongeluk
kon aangericht vóór zij waren opgevangen
en weer veilig achter do tralies zaten.
Het casino te Spa is opniduw
gepacht door den bekenden Belgischen
speelpachter Georges Marquet. Tegen be
taling van 80,000 fr. kreeg hij het rechfc op
een overeenkomst, die hem het beheer van
de stedelijke badplaats inrichtingen gedu
rende 24 jaren waarborgt. De overeenkom^
treedt op 1 Januari 1908 in werking. Ge
durende de eerst 15 jaren bedraagt de
pachtsom 250,000 fr., daarna 600,000 fr.
Marquet verbindt zich bovendien jaar
lijks een millioen fr. voor reclame cn fees
telijkheden ten bate van Spa uit te govon..
Marquet heeft dadelijk, bahalve de ver
langde 80,000 fr., 750,000 fr. betaald voor
drie jaren pacht, ©n bovendien nog 10,000
fr. zegelrecht.
Het Casino te Spa schijnt dus nogal
winstgevend tc zijn.
■[Wolodyjówski was zeer verheugd, want
fict was al jaren geleden, dat hij zijn zus
ter gezien had; en toen hij vernam, dat
ge in de voorstad een woning wilde be
trekken, begaf hij zich spoedig naar haar,
om zc uit te noodigen haar intrek te ne-
JD&en in Ketlings landhuis.
Het begon al te schemeren, toen hij bij
H haar kwam; hij herlkendc haar echter ter
stond, ofschoon nog twee vrouwen in de
^■h": r waren.
■pok zij herkende hem dadelijk en in zijn
Hwnr.-n vallend, kon zij langen tijd geen
I .Voord uitbrengen. De andere vrouwen
stonden ondertusschen als kaarsen en za
gen do begroeting aan.
vrouw MaJkowiecka herstelde zich ein
delek en riep: „Hoeveel jaren! Hoeveel ja
ren is het geleden, beste broer, dat we el-
.haar gezien hebben. Toen ik je ongeluk
I,verr[amben ik direct op weg gegaan. En
mijn rnan hield mij niet terug, want we
„verwachtten de Tartaren. Mijn man zal
eelt voor do koningskeuze ovorfkomen." Hij
zei tegen me:
H|,Neem de meisjes mee cn reis af; MichaJ
HE 8°troost worden en hij zal je
3 teg n do Tartaren beschermen. Ga, naar
■Warschau, huur een goede woning, voor
^■L m eons aan het raam,
toenrn opdat lk J6 kan op-
maSer geworden maar door je
maar aoor je
■■aervondea droefheid kaa ^et niet anders.
Mijn maai had goed praten met to zeggen:
huur een woning 1 Nergens is een huis te
krijgen; wij hebben in deze hut nauwelijks
drie bundels stroo om te slapen gevonden."
„Ik heb voor u kamers in orde gebracht,"
zei Michal, ,,on wel zulke mooie, dat een
senator er verblijf zou kunnen houden. Ik
woon bij een vriend, kapitein Ketling, en
ik zal je daar een thuis bezorgen."
„Maar denk er om dat wij met ons drie-
en zijn en bovendien nog twee dienstboden
en vier knechts. Maar, schande, i'k heb je
nog niet aan do dames voorgesteld." Zij
wendde zich naar di beide dames. „Gij
weet, wie hij is, maar hij weet niet wie gij
zijt. Dit is juffrouw Drohojewska en dab
Barbara Jczeorkowska, reijn man is voogd
over haar en beheert te gelijk haar vermo
gens; zij won©n bij ons in, want zij zijn
weezen. Voor zulke jonge meisjes past het
niet alleen te wonen."
„Laten wc instappen en wegrijdenZag-
loba woont met mij cn ik heb hem ver
zocht het avondmaal te laten klaar zetten."
„De beroemde Zagloba?" vroeg juffrouw
Jezeorkowska.
„Stil Basial" 1) zei mevrouw Malkowiecka-
„Ik ben bang, dat we onzen gastheer in
verlegenheid zullen brengen."
Als Zagloba voor een maaltijd zorgf,"
sprak de kleine ridder, „behoeft u niet on
gerust tc zijn, zelfs al kwamen we liet
tweemaal zooveel. Ketlings rijtuig is ook
groot genoeg, zoodat we met ons vieren ge
makkelijk kunnen mtten."
„Ons rijtuig is nog niet afgeladen,zei
mevrouw Makowiecka; „we behoeven alleen
1) Verkorting van Barbara».
de paarden te laten voorspanhen om weg
to kunnen rijdon. Basia, ga het even zeg
gen."
Basia verliet de kamer en kwam spoedig
terug met de mcdedeeling, dat alles gereed
was.
„Nu, dan is het tijd I" zei Wolodyjowsky.
E/en daarna reed het gezel&dhap naax
Mokotow. Naast mevrouw Makowiecka zat
juffrouw Drohojews-a, terwijl de kleine
ridder had plaats genomen naast juffrouw
Jeziorkowska. Het was intusschen donker
geworden, zoodat hij haar gezichten niet
kon zien.
„Kent u Warschau?" vroeg hij.
„Neen," antwoordde juffrouw Drono-
jewska met welluidende stem. „Wij zijn
maar menschen uit een kleine plaats en
kennen noch groot© stedenL noch beroemde
mannen."
Bij deze laatste woorden wondde zij
haar hoofd ter zijde, alsof zij wilde tc ken
nen geven, dat zij tot de laatatcn ook Wolo-
dyjowski rekende. „Dat schijnt een aardig
meisje te zijnl" dacht hij, cn brak er noh
het hoofd over, hoe hij dit complimentje
zou beantwoorden.
„Zelfs al was de stad tienmaal grooter
dan zo nu is, dan nog zou uw schoonheid
boven allen uitblinken."
„En hoe weet ge dat, daar g© door do
duisternis niets kunt zien?" vroeg juffrouw
Jeziorkowska.
„Daar gaat jo compliment," dacht Wolo-
dyjowski. Hij sprak niet verder cn cenigen
tijd reden- ze zwijgend voort. Juffrouw Je-
ziorkowsky wendde zich weer tot den klei
nen ridder: „Weet gij' of er in de stallen
plaats genoeg is voor onze paarden?"
MAi waren er dertig, ze zouden alle ge
stald kunnen worden."
Eindelijk .waren ze voor Ketlings huis
aangekomen.
Alle venstors waren voor de ontvangst
helder verlicht. Do bedienden met Za'globa
aan het hoofd, kwamen aangeloopen.
Zagloba liep op het rijtuig toe cn vreog:
„Welke dame mag ik begroeten als de zus
ter van mijn besten vriend Michal?"
„Dat ben ik," antwoordde mevrouw Ma
kowiecka.
Zagloba drukte haar de hand, hielp
haar bij het afstappen, en leidde haar do
woning binnen. Michal hielp de beide meis
jes.
Binnen werd Zagloba aan de beide jonge
dames voorgesteld, die bij het zien van
zulke lieve dames in cui goeden luim kwam.
De tafel Btond gedekt en zij namen
plaats. Mevrouw Makowiedka kreeg de
ecreplaats, naast haar zat Zagloba cn ver
der juffrouw Jeziorkowska. V/olodyjowski
zat naast juffrouw Drohojewska.
Eerst hier was do kleine ridder in staat
de beide meisjes goed op te nemen.
Beiden waren alleraardigst, maar elik op
haar manier. Juffrouw Drohojewska had
zwart haar, zwarte wenkbrauwen cn grooto
blauwe oogen. Zij was in den rouw, want
eenigen tijd geleden had zij haar vader
verloren.
Jeziorkowska was veel kleiner dan haar
vriendin, blond en Èbo lief en vroolijk, dat
men zich onwille/keurig tot haar voelde
aangetrokken. Haar sohitterende, onrustige
oogen en haar guitig gezicht deden haar
lijken op een pensionnaire, die op een of
andere grap zint.
Zij zat nu rustig en at met smaakt maar
toch kon ze niet nalaten overal heen te
zien; nu naar Zajgloba, dan naar Wolo-
dyjowski.
Wolodyjowaki sprak niet, ofschoon hij
voelde, dat het zijn plicht was, zich met
juffrouw Drohojewska te onderhouden;
maar hij wist niet waarmee te beginnen.
De kleine ridder was in een gezelschap
van dames niet op zijn plaats en vooral
nu was zijn ziel somber en bedroefd, als)
de beide meisjes hem aan de afgestorvene
herinnerden.
Zagloba was in druk gesprek met me
vrouw Makowiecka en verteld© haar van
Michals lotgevallen cn van de zijuo. In
den loop van het gesprok verhaalde hij, hoo
hij eens met vorstin Kurcowicz en haai
Tartaren vluchtte en hoe zij, om de vorstioi
te redden en aan de vervolging te ontko
men, do bende het hoofd boden
Juffrouw Jeziorkowska hield met eten
op, en de kin in dc handen steunend, luis<
terde zij met aandacht, schudde nu en
dan het hoofd en terwijl haar oogen schifc'
terden, riep zij: „Mooi, mooi! En verder?"
En toen Zagloba in het verhaal gekomen
was, aan het oogenblik, dat Kur'zels dra*
gonderB eensklaps te voorschijn kwamen,
en de Tartaren neersabelden, kon juffrouw
Jeziorkowska zich niet meer inhouden en
met kracht in de handen Iklappcnd, riep zei
,,Ik wou, dat ik or bij geweest was, dali-
pan I"
„Basia!" riep haar pleegmoeder, ,.j«'
bent in fatsoenlijk gezelschap, zeg toch dat
„dalipan" niet. Het scheelt er nog maat.
aan, dat je roept: „Bij mijn zwaard", of
zoo iets
Het meisje brak in een helder lachen uit
cn sloeg met beide handen op haar knieëalr
(Wordt vervolgd.)