Amerikaansche post-automobieL
voor een oogenblik misleiden. Bij een gron
dig onderzoek der nabootsingen, zij mogen
dan oogenschijnlijk nog zoo kunstig en wel
geslaagd zijn, is de fotografie tban^ een
nooit falend hulpmiddel.
De stalen pen.
Het tegenwoordige geslacht kan zich bij
na niet meer voorstellen, hoe men het vroe
ger gesteld heeft zonder de stalen pen, en
tooh is het nog geen vijftig jaar geleden,
dat deze algemeen in gebruik kwam. Maar
wel is het veel langer geleden, dat ze werd
uitgevonden. Haar oorsprong is, zou men
kunnen zeggen, zelfs in het duister gehuld.
Ze is als een met de hand vervaardigd,
zeldzaam en duur werktuig reeds een paar
honderd jaar geleden bekend geweest, ver
moedelijk door meer dan één persoon uitge
vonden, maar tot in het twintigste jaar
der negentiende eeuw lang niet zoo algemeen
verspreid geweest alg tegenwoordig de vul
penhouder. Eerst de omstreeks dien tijd
begonnen machinale vervaardiging heeft
voor haar de wereld veroverd en de dood
van den heer Joseph Henry Gillot, den zoon
en erfgenaam van den eersten man, die met
de machinale vervaardiging der stalen pen
is begonnen, doet ons er aan herinneren
hoe toevallig vele der belangrijkste uitvin
dingen gedaan worden.
Het was omstreeks 1822, toen Gillot in
zijn jeugd naar Birmingham, het groote
centrum der klein-industrie van metaalwa-
ren^ ging om zijn fortuin te maken. Het
maken van gespen was in het bijzonder zijn
werk en hij moet in het begin veel vrijen
tijd gehad heiben, dien hij met succes ge
bruikte om de hand van een juffrouw
Mitchell te vragen. Als verloofde van deze
jongedame kwam hij weldra in aanraking
met haar broeders, <tie in de toenmalige
nandindustrie van stalen pennen werkzaam
ware®. De jonge Gillot was in die dagen
een vernuftige kerel; hij interesseerde zich
voor de permenfabrieage, leerde van de
broeders zijner aanstaande zonder veel
moeite, welke handgrepen bij de vervaardi
ging der pennen noodig waren, en kwam op
de gedachte, hoe dat alles veel gemakkelij
ker met machines gedaan zou kunnen wor
de®. In het geheim liet hij zich een pers
maken, om het dunne ataalblik tot pennon
te snijden, en geraakte weldra in de goede
richting voor de geheele arbeidsmetbode.
Het duurde nog lang voor deze methode
geheel volmaakt was, maar reeds op zijn
huwelijksdag was hij zoo ver gevorderd, dat
..hij op den morgen van zijn huwelijk een gros
stalen pennen vervaardigde, die hij later
voor een shilling, 60 cent, per stuk ver
kocht. Dat was het begin van een reusach
tige industrie, die Gillot tot een zeer rijk
man maakte.
Hij liet bij zijn dood c ?n vermoge® van
meer dan een millioen pd. sterling na en een
schilderijengalerij, die op een verkooping
250,000 pd. st-, 3,000,000 gld., opbracht.
Ook de naam Mitchell is m de penDenin-
„dustrie sedert dien zeer bekend geworden.
Goede Thee.
Wat weten wij, arme West-Europeanen,
van goede thee? Men koopt „echt" Chin*e-
sche, Japansche of Russische, overgiet zo
in den trekpot met kokend water en de
heerlijke afternoon-drank is gereed.
Rillend zou de Japansche vrouw zich van
zulk doen afwenden. Zij heeft het zetten
van thee verheven tot een kunst. De toebe
reiding duurt ook langer dan bij ons. Twee
theelepels vol frissche, groene theebladeren
worden nauwkeurig afgemeten en in een
porseleinen pot gedaan, die precies een
Engelsche pint, 3/4 liter, inhoud heeft. De
pot moet volmaakt droog zijn, evenals de
lepel, waarmee gemeten wordt. De thee
wordt nu met de pint kokend water over
goten en snel wordt op den pot het zware
deksel gezet, dat eerst na precies dertig
seconden mag opgelicht worden, geen
oogenblik eer, want daardoor zou de thee
haar kcjtelijk aroma verliezen. Na deze
halve minuut wordt het water in een groo-
spoelkom uitgegoten, maar niet om ge
dronken te worden. Want zegt de Ja
panner het eerste water heeft een wel-
riekenden geur, dien men, evenals dien van
de roos in een vaas, alleen maar door de
kamer mag laten trekken, om hem in te
ademen. Ed weer giet men voorzichtig over
de thee in den pot een pint kokend water,
weer doet men er het deksel op en weer
giet men het na dertig seconden uit. ,,Het
tweede treksel is bitterNog eens, voor de
derde maal, giet men water op de bladeren,
weer verstrijken precies dertig seconden en
nu wordt de thee ingeschonken. In kleine
kopjes wordt zij gediend: de Japansche
vrouw schenkt eerst een vierde gedeelte van
ieder kopje vol eD dan weer een vierde,
opdat ieder thee van gelijke sterkte zal
krijgen.
Het is gemakkelijk te gelooven, dat men
in Japan de beste thee ter wereld drinkt;
maar waar moeten wij de onontbeerlijke
frissche groene theebladeren vandaan ha
len?
Electröcïteit en Vogels.
Een groote vijand van zwaluwen en vele
andere vogels schijnen te zijn de luchtdra-
den, die gebruikt worden om den electri-
Bchen stroom voor licht en kracht over te
brengen. Want het zijn juist de zwaluwen
die in haar speelsche evolutiën zoo sierlijk
rn blijkbaar zoo opzettelijk even op de hoo-
ge luohtdxaden komen uitrusten.
Vooral in Frankrijk kost deze luchtgym-
nastiek aan tallooze lentebode® het leven.
En zóó erg is de sterfte door electriciteit
dit voorjaar geweest, dat verschillende
vogelvrienden er over gaan schrijven. Een
inzender meent zelfs reeds, dat men geen
zwaluwen buiten meer ziet, en dat, zoo
Chateaubriand weer opstond, hij „le lac
tranquille" nog wel zou kunnen beture®,
doch geen enkele zwaLuw meer daarover
zou zien scheren.
Een andere vogelvriend wil verdeer gaan
en vraagt om maatregelen tegen dezen vo-
gehnoord; hij wijst er op, dat, nu er tegea
w oor dig zooveel bonden worden opgericht,
er ook wel een bond tot bescherming van
vogels tegen gevaarlijke electriscb© dra
den gesticht mocht worden.
In Chicago worden sedert eenige jaren
om alle electrischo kabels, welke boven de
straten loopeni kokers geschoven van een
soort van papier macfaó, waardoor zij niet
gevaarlijk meer zijn.
Hetzelfde zou ook in Europa in te voe
ren zijn, in het belang van de anders uit
stervende zwaluwen; ook een weinig wel
licht ih dat van de menschen I
CLIVIA'S.
Het weekblad „Buitenleven" schreef een
week geleden over clivia's:
De meeste clivia's zullen uitgebloeid zijn
en de enkele, die nog bloeit, zal het met
lang meer volhouden. Dc vraag rijst na:
Wat met zoo'n plant aan te vangen? Want
dat er wat mee gebeuren moet, dat ze aan
nieuwe krachten geholpen, moet worde® om
een volgend jaar weer even rijk, kan het:
nog rijker te bloeien, is duidelijk.
In de eerste plaats dan worden na den
bloei de zaadhalletjes, zoo die zich gezet
mochten hebben, afgenepen. Jonge planten
uit zaad op te kweeken, is een heele onder
neming en de oude geven in den regel ge
noeg zijscheuten, om dien langen weg niet
te bewandelen.
Den overgeschoten bloemstengel kan men
naar believen of onmiddellijk uitsnijden of
eerst laten vergelen en dan wegnemen.
Maar de grond in den pot, hoe moet men
daarmee aan?
In den regel zal men het beste doen, den
bovengrond, ongeveer een vingerdik, wat
weg te krabben en dan eens flink met koe-
gier te begieten. Dat brengt ee® hoeveelheid
voedsel in den grond, die voor de eerste
twee, drie maanden zeker ruimschoots vol
doende is. En heeft men geen koegier bij de
hand, dan is er aan ouden, verteerden koe
mest of aan ouden kippemesfcwei te komen.
Die wordt met water aangelengd, tot ee»
dim papje gemaakt en daar krijgt de plant
haar aandeel van.
Maar beide, hetzij koe- of kippemest, moe
ten goed oud wezen, anders bevatten ze te
veel scherpe bestanddeelen en de clivia zou
het wel eens zwaar to verantwoorden kun
ne a krijgen. Heeft men wat rijkelijk; wel
nu: bewaar dan, wat er overblijft, en geef
er de plant geregeld om de veertien dagen
een aftreksel van. Ik verzeker het u, dat het
resultaat hebben zal. Want oude kippe
mest vooral; daar zit „pit" in. Maar lie
ver driemaal wat, dan éénmaal te veel!
Op deze manier is verpotte® zelden nöG-
dig. En dient het toch te geschieden, neem
dan bij voorkeur een veenachtigen grond,
zooals er o.a. in de azaleapotten zit. Zware
kleigrond deugt voor de clivia niet; ze kao
er met haar zware vleezige wortels roet,
doorheen komen, terwijl die bovendien voor
hun ademhaling heel wat lucht noodig heb
ben, die ze in den saamgepakten kleigrond
niet kunnen vinden. Vooral ee® liefhebber
ka® het niet altijd zoo precies doen als het
wezen moet; maar met wat overleg is er
toch in den regel wel een goede oplossing
te vinden. Dat bewijzen trouwens vaak de
prachtige planten, die bij liefhebbers meer
dan ééns zoo mooi zijnx dat kweekers van
beroep hun die benijden. De clivia is in dat
opzicht een plant, die genoemd en aanbe»
volen mag worden.
De fftoorsche berken.
In „Door Noorwegen" van G. Honingh
leest men het volgende over de berken in
Noorwegen:
Aa® sommige eeuwenoude berken zijn sa
gen verbonden van schatten, die daaronder
begraven zajn en door draken worden be
waakt. Hem, cBe ee® tak van deze berkeh
afbreekt, zal ee® ongeluk overkomen.
Op enkele plaatsen werd, nog geen men
schen leeftijd geleden, aan den voet van
sommige berken op Zaterdagavond karne
melk, op Kerstavond bier uitgegoten
overblijfsel van de afgodische vereering
der heilige boomen.
Het bout dier berken wordt niet allee® als,
breund-, maar ook als timmerhout zeer g
waardeerd; meubelen, daarvan vindt men in
bijna iedere huishouding. Hun duurzaam-1
beid verheugt den arme; de schoone glans,
dien ze door het polijsten verkrijgen, be*
koort den rijke.
Waar de eik ontbreekt, gebruikt men ber
kebast tot looien. Met berkeschors dekt
men in de plattelandsdistricten de daken
der huize®.
Uit berkebast maakt men cylindervormig
vaatwerk (Sferubbe of Raverskrukke) vanj
verschillenden vorm en grootte voor het be
waren van natte en droge waren, snuif- en'
sigaren doozen, enz.
Uit het hout worden korfjes on bakjes
gemaakt. De Finmarker-Lappen gebruiken
een stukje berkebast, om met behulp van
tabak, sigaretten te maken.
In het begin der 19de eeuw werd op bla
deren van den witten berkebast geschreven
in plaats van op papier.
Uit reepen herkebast van L5 2 duim
werd door de Finnen tot voor weinige ja
ren een soort ransel gevlochten, „Finkunte",
in de omstreken van Kongsvinger maakt
men er schoenen van, „Finsko", die men
des zomers bij veldarbeid gebruikt en die
wel niet sterk, maar ook zeer goedkoop
30 tot 40 ore dit is 2123 oents, zijn.
Ook legt men wel zulke reepen tusschen de
schoenzolen, om ze waterdicht te maken.
Sedert verscheidene jaren gebruikt men
in de Yereenigde Staten automobielen voor
de® postdienst in de plattelandsdistricien,
die van goede wegen doorkruist zijn, en
een onlangs door den „Postmaster" Cor-
telyon aangeplakt bevel strekt om er de
aanwending algemeen van te maken m al de
Staten der Unie, waar dit ook maar moge
lijk is.
Nochtans, bijwijze van voorzorg, behoudt
de staatssecretaris het recht de