VOOR DEJEUGD i, r 16IDSCH DAGBIAD ki'j. fl£. 14490. Woensdag 22 Mei. Anno 1907. 4 Onwetendheid. Een gevaarlijk avontuur. «i# tl |tiiil|ltiilfhul| 11 u 11 i lull iitsil g heil i h I 0 ■9 1 k i <2 .1 Een mijner kennissen braeht onlangs een (week te Brussel door en bij naar terugkeer vertelde zij mij een aardig staaltje van Britsche onwetendheid: In het hotel waar zij haar intrek had genomen, logeerde ook een rijke Engelsche familie, die zich slechts ■voor enkele dagen in Belgie's hoofdstad ophield, alvorens den zomer in Zwitserland te gaan doorbrengen. De negentienjarige dochter was den morgen na hun aankomst, aan het ontbijt, druk bezig over het schoo- ne Helvetië, dat zij en haar ouders voor het eerst zouden zien. „Papa," vroeg het jonge meisje luid: „Welke taal spreekt men in Zwitserland?" De vader was zoozeer in zijn spek met eieren verdiept, dat hij de vraag niet hoorde. De moeder verklaarde aan haar dochter het wel geweten, maar vergeten te hebben en herhaalde daarop de vraag aan haar echtgenoot. Deze keek van zijn bord op en antwoordde met groote deftigheid: „Wel, natuurlijk Vla&msch, lieve." „01 ja," zeide mama, alsof haar geheu gen plotseling door eeD helderen licht straal werd wakker gemaakt; hoe kon -k dat ook vergeten? In Zwitserland spreekt men Vlaamsoh." En het drietal was zeer voldaan over zdjn kennis. Iets dergelijks zal men niet licht van Duitschers, Zweden, Russen, Polen of Ne derlanders hooren; Franschen en Engel- schen vergasteD u telkens op dergelijke proeven van onwetendheid. Een Engelsche dame, die bij hoog en laag volhield, dat er een fout was in Hugo's heerlijk gedichtje „fioyee c o m m e l'oiseau" verklaar de ten slotte, dat Victor Hugo gebrekkig Fransch schreef. Maar wij moeten tegen dergelijke domhe den waken. Het is een merkwaardigheid te zien hoe opgeblazen de onwetendheid is. Ware ge leerden zijn nederig. Zij hebben die groote les geleerd: „Ik weet dat ik niets weet. Hoe knap men oo^ moge wezen, er blijven nog altijd heele werelden van wetenschap over, die wij nimmer betraden, waarvan ons nagenoeg niets bekend is. Wie dat be seft, houdt op ijd 1 te zijn op de verwor ven kennis van andere dingen; maar dat- neemt niet weg, dat wij moeten zorg dra gen zooveel te leeren als er slechts te lee- ren is. Dat kan onmogelijk op school alleen geschieden. Onze tdju aldaar wordt inge nomen door de pogingen thuis te geraken in de beginselen der dingen; maar het leven schenkt ons de kansen ons verder te ontwikkelen en het zijn die kansen, welke meestal zoo jammerlijk verwaarloosd .worden. Laat ons slechts het eenvoudige voorbeeld nemen van een geïllustreerd blad. Men krijgt het in handen, bekijkt er de plaatjes van, leest er een novelle of het feuilleton vanmaar de wetenschappelijke artiüels, die het bevat, worden bijna geregeld over geslagen. Waarom? Als men met den trein reist, kan met dat telkens zien gebeuren. Bij het wetenswaardige wordt het blad dichtgeslagen en, terwijl men een stuk voor zich heeft, dat ons weer iets nieuws omtrent de natuur, de dierenwereld, of een groote uitvinding zou hebben geleerd, zit men ver der uren lang, met verveelde uitdrukking en over elkaar geslagen handen werkeloos.: Waarom toch? Ik wil het geheele menschdom niet in geleerden herschapen zienmaar onwetend heid is altijd jammerlijk. Nog dezer dagen zag ik er de gevolgen van: Een jong paar was verloofd geraakt; het was een huwelijk uit liefde en beiden waren onbeschrijfelijk gelukkig; maar de jonge man, een veelbelovend ingenieur,; hield zich met alle mogelijke wetenschappe lijke vraagstukken bezig en had bij voor keur tot daartoe de kringen van zeer ont wikkelde lieden opgezocht. Het jonge meis je daarentegen, had zich nooit eenige moeite gegeven bij haar lessen en deze wa ren nagenoeg vergeten. Zij meende dat het voldoende zou zijn een uitstekend huishoud stertje te zijn en was heel knap in het ko ken. Daar werd zij aan zijn kennissen voorge steld en opeens zag zij in hoeveel haar ont brak. Zij kende geen vreemde talen; zij wist over niets mede te sprekendat maakte haar zoo verlegen, dat zij linksch werd en men er haar aangeboren bevallig heid door vergat. Zijzeive begon er over te tobben werd daardoor zenuwziek 'en heeft thans na een jaar van ontzetbenden tweestrijd, ondanks alle pleidooien van haar verloofde alles tusschen hen verbro ken, zelf een eind aan haar geluk gemaakt, omdat zij zich te onwetend voor hem oor deelde. O! laat ons toch alle kansen tot leeren aangrijpen; op school ons uiterste best doen bij onze lessen; daarbuiten geen ooge-nblik verloren laten gaan; lezen wat ons iets wetenswaardigs duidelijk kan ma ken; luisteren zoo vaak iemand, die veel gezien heeft of las vertelt; ons verstand is een ruwe diamant, die heerlijke flonker- süralen verspreiden kan; maar wij moeten hem slijpen met eigen handen. Paul Lebret zou de Paaschvacantie gaan doorbrengen bij zijn neef. Hij had het onge luk gehad een jaar te voren zijn moeder te verliezen en zijn vader was reeds sedert het begin van Januari op reis; maar de uitnoo- diging van zijn rijken vroolijken neef was den knaap heel aangenaam en hij stelde zich het grootste genoegen voor van de tochtjes, die hij met den auto van zijn gastheer zou mogen maken. Neef Henri woonde buiten; hij had hem per briefkaart gemeld den dag zijner aan komst voor zaken in de stad te moeten vo zen. Paul moest zorg dragen met den trein van zes uur aan te komen en zou hem dan aan het station vinden. Het eenige wat de knaap daartegen had, was dat hij daartoe pas om twee uur van school moest gaanwat vrij laat is voor een leerling, die de minste oogenblikken eenei vacanfcie wist te schattendoch eindelijk was de morgen verstreken, het tweede ont bijt genuttigd en zat hij iD den trein zoo opgetogen over het vooruitzicht op al het pleizier, dat hem wachtte dat hij geheel en al vergat dat al zdjn makkers reeds se dert uren thuig waren. Nadat men een paar uur voartgestoomd had, stond de sneltrein opeens midden op den vlakken weg stil. Paul dacht, evenals de andere passagiers, dat men een kruis punt bereikt had, maar al spoedig bleek het, dat de machine was gebroken, en ex iemand te voet naar het eerstvolgend sta tion moest gaan, om aldaar om een an dere locomotief te seinen. Dat was een te leurstelling. Met een en ander ging zoo veel tdjd verloren, dat hij pas om acht uren het station bereikte, waar neef Hen ri hem op zou wachten en natuurlijk nie mand meer vond om hem te verwelkomen. Hongerig en Ikood poogde, bij echter moed te vatten. Ik weet gelukkig den weg; zoo dacht bij, zijn valies opnemende. Hij was twee jaren te voren reeds naar het dorp X geweest maar per auto en stel- zich den afstand daarom al zeer kort voor. Het was donker op weg, doch hij stapte dapper voort, zelfs nadat hij een boer ont moet had, die hem op zijn vraag had mede gedeeld, dat hij nog wel een kwartier of vijf Ead door te loop-en. Zijn armen deden pijn van het zware valies, dat hij beurte lings van de eene hand in de andere nam en hij begon maagkramp te krijgen van don honger, toen hij ten slotte de eerste hui zen van het dorp bereikte. Nu zou alles spoedig geleden zijn; want slechts op tien minuten gaans van de kom der gemeente, stonden do vier villa's, waarVan' neet' Henri er een bewoonde. Hij had het kunnen uitjubelen van vreug de toen hij eindelijk het hek binnenkwam maar bij het naderen van het huis viel het hem wel eenigszins tegen, dat de woning zoo donker was. Zou men nu al naar bed zijn Het kon niet veel later dan tien our wezen. Nu hij zou de dienstboden wel opklop pen Ze wisten natuurlijk van ziin komst! O! daar was het huisje van den hertsier, al was die ook een gToot vriend van hrm, hij, wilde liover terstond de heerenw :ng' binnengaan en hij kende de achterc' -ut. Daarlangs zou hij gaan Hij beproefde drn knop om to draaien. De deur was gegren deld; maar hij hoorde een luid geblaf. Dat moest Max zijn, een speelmakker van hem, de beste hond ter wereld. Hij bedacht zich niet langer; maar schoof het raam open en sprong naar binnen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1907 | | pagina 11