Wat aan vruchtboomen te zien is.
Kenmerken van hondsdolheid.
Zooals zich alle sponsen door groöle
buigzaamheid kenmerken, is dit ook bij de
glassponsen hot geval.
Wat den vorm aangaat, enkele stellen
,een hoorn des overvloede voor, mooie scha
len, sierlijke knotsen en fraaie kelken
andere weer rechtopstaand© manden en
zwammen, zwaar getakte boomen en veel
gekronkelde pijpen. Maar dat is nog lang
'niet het meest wonderlijke. Wij zien ook
kleine knoetsen, eveneens'op zichzelf staan
de dieren en wel kleine poliepen, ccn soort
zeerozen, die met de spons innige vri nd-
schap hebben gesloten. Dez© soort dienen-
vriendschap, die twee verschillende wezens
'tot gemeenschappelijk nnt en welzijn ge
sloten hebben komen wij in het geheele
sponsenrijk tegen.
Onder de glassponsen herbergen de fraaie
bloemenkorf van Venus" en de gietkan-
nenspons bijna altijd een kreeftenpaarfcjo.
De kreeften kruipen, als zij nog kleine
larven zijn, door de fijne glascelletjes van
%dé spons en kunnen, als zij grooter worden,
hun gevangenis niet verlaten. Het betoo-
verde glaspaleis dient het paartje dus niet
..leen tot woning en wieg, maar ook tot
doodkist, en slechts hun broedsel kan het
glazen huis verlaten. Overal, waar geen
sterk licht binnendringt, in reten cn holen
van rotsen, in het dichte zeegras en het al-
genwoud, ja, zelfs in leege slakkenhuisjes
en mosselschelpen, treffen wij de fraaie kalk-
sponsen aan, die haar omhulsel uit. kool
zure kalk samenstellen. Zij zijn de dwergen
in het rijk der sponsen, want zelden bren
gen zij het boven een grootte van enkele
centimeters Geen andere sponssoort eigent
zich er beter toe ons een blik te 'geven op
den bouw dezer dieren, dan de kalkspons.
Zij zijn meestal de eenvoudigste soort,
xooal^ bijv. de Olynhus, die een dunne een
heid voorstelt. Het is een zakvormig lichaam
met ruimte voor de maag en een mondope
ning. Snijdt men z/ulk een zakdier, als het
volwassen is, door en bekijkt men de stuk
ken onder een glas, dat vijfhonderd maal
vergroot, dan is het een verrassing. Wij zien
een krioelen van talrijke kleine bolletjes,
omkleed door een dikke vacht van fijne
haartjes. Wat wij daaT zien zijn jonge spons-
larven, die na hun geboorte in jeugdige zucht
naar vrijheid de groote, blauwe zee doorzwe
ven. Zulk een 6ponslarve bestaat uit twee
geheel verschillende celvormige omhulsels,
waarvan het voorgedeelte door talrijke lan
ge draden, welke de beweging tot stand
brengen, voorzien is. Na langen tdjd houdt
eindelijk bet nomadenleven der larve op, zo
zet zich op 'een geschikte plaats vast en
groeit uit tot een dunwandigen, hollen cy
linder, boven met een oponing, in het mid
den de zoogenaamde Oskulum en een van
talrijke poriën voorzien, buitenblad.
De larve is een spons geworden, door de
sluitbare poriën heeft een voortdurende wa
ter-circulatie plaats, tot stand gebracht
door vele voortdurend zuigende draden bin
nen in de spons. Hierdoor wordt het dier
onafgebroken voedsel toegevoerd, dat door
de maagwanden wordt opgenomen. Niet al
le kalksponsen zijn enkelvoudig, vaak ver
groeien zij tot samenstelsels.
Van alle sponssoorten wordt de badspons
Hef meest door ons gebruikt. Haar omhulsel
is een min of meer elastisch netwerk van
hoorn.
Al de sponssoorten, waarvan het lichaam
op de beschreven wijze gevormd is, duidt
men aan met den naam van hoornspons of
Cereospons.
Dp badsponsen worden door de visschers
in verschillende soorten verdeeld, naar ver
houding van de hoedanigheid: Syrische,
Zemokha- cn paardensponsen. De mooiste
soort is de grootgatige, grove paardenspons,
die soms 'n aanzienlijke grootte bereikt. De
grootste handelswaarde heeft do Syrische
spons, Spongia officinalis, en in het bij
zonder de fraaie bekervormige stukken.
Ook de hoornspons en de soorten daar
van zijn niet zelden anders gevormd. Fraaie
samenstelsels zijn o. a. dc waaier- en de
tralievormige spons. Het ,,non plus ultra"'
echter in deze soort heeft de natuur gescha
pen in den zoogenaamden „Neptunusbeker".
Op een prachtig onderstel verheft zich deze
groote, bokaalvormige spons. Van binnen
zijn de wanden mooi en zuiver glad; de bui
tenkant toont onregelmatige verhevenhe
den. Deze buitengewone Neptunusbeker
komt voor van de kleinste soort tot de groo
te reuzenexemplaren van meer dan een meter
hoogte, op den bodem van den grooten
Oceaan.
Evenals dé glassponsen, worden ook de
hoornsponsen door verschillende diersoorten
bewoond. De ruime kanalen herbergen een
bonte menigte wormen, zeesterren, kreeften
cn poliepen. Deze tot de zoogenaam 1 klui
zenaars behoorende kreeften verbergen ang
stig het zachte achterlijf in de poriën, waar
door zij het licht kwetsbare lichaam in vei
ligheid weten te brengen. De spons heeft
van dit samenleven dat voordeel, dat zij van
de eene naar de andere plaats gedragen
wordt en daardoor gemakkelijker in staat
is voedsel tot zich te nemen. Een afwijking
van de hoornsponsen zijn de kiezelsponsen,
die geleidelijk uit de eerste ontstaan zijn;
hiertoe behooren de mooie pijpsponsen, de
veeltakkige Clialiniden en de verblindend
witte Spongin lobata van de Faröereilanden.
Het is de tijd, dat de boomen zijn uitge-
loopenzij vormden bloesem cn blad, ver
lengden de takken cn maakten nieuwe
scheuten. Jammer, dat de verwachting op
een goed ooft jaar en op een krachtige ont
wikkeling zoo dikwijls wordt teleurgesteld,
en dat tevens in den loop van den zomer
blijkt, dat van een welige ontwikkeling van
den boom niets komt, hoe schoon de voor
uitzichten ook waren. Men schrijft dit
algemeen toe, vooral bij oudere boomen,
aan een „bank'' in den grond, waarop de
boomen met hun wortels komen te staan.
Meer recht heeft dc opvatting, die langza
merhand veld wint, dat de boomen
met hun wortels komen op onvruchtbare
aardlagen, nadat zij de bovenste, meer
vruchtbare hebben uitgepnt: gebrek aan
voedsel is duidelijk te zien aan den boom
zelf. De heer E. Lierke, uit Lcopoldsholl,
die jaren lang praotische studie heeft ge
maakt van' dit onderwerp door velerlei
proefnemingen, schrijft over de uiterlijke
kenteekenen van dat gebrek nog het volgen
de: De bladeren toonen bij gebrek aan
kali in den bodem onregelmatige, kroeze,
bruin gekleurde vlekken Het gebrek toont
zich niét alleen aan de bladeren, doch
maakt zich ook kenbaar in den houtgreei.
Opvallend is het veel te vroeg afsterven
van het jonge lot, terwijl de andere takken
verdorde uiteinden vertoonen.
Dit laatste is zeer duidelijk te zien als de
jonge scheuten weer hun knoppen en blade
ren ontplooien. Vele toppen steken als
naakte dorre spitsen buiten en boven de be-
bladerde kroon uit. Hot is goed daarop te
letten, "Wie dit in zijn boomgaard opmerkt,
weet, waaraan het is te wijten. Beneden de
verdorde uiteinden loopen de zijknoppen
uit. Hieruit ontstaan zijtakjes, waarvan de
bladeren zeer duidelijk in den loop van den
zomer Eet kenmerk dragen van kali-armoe-
de, de bruingele vlekken met het gekroesde,
zeer donkergroen gekleurde blad.
Vroegdragende appelsoorten bloeien meest
al rijk, bloeien van armoede, zegt de tuin
man dikwijls, er wordt veel vTueht aangezet,
maar de meeste komen zeer onvolkomen
tot ontwikkeling en vallen vóór den tijd af.
Men schrijft bovengenoemde verschijnselen
wel toe aan stikstofgebrek, doch dan ver
toonen de bladeren een geheel ander ver
schijnsel. Deze blijven dan klein, worden
geelgroen van kleur en missen de bekende
bruine vlekken.
Fosforzuur-gcbrek bij de boomen is niet
zoo goed van buiten af zichtbaar, doch
maakt zich meer kenbaar in de hoedanigheid
der vruchten. Vroegrijpheid van de vrucht
en zuur blijven is het gevolg. Bij appelen en
peren heeft fosforzuurgebrek op de hoeveel
heid vruchten en de grootte weinig invloed,
doch de smaak lijdt merkbaar. Door een
bemesting met superfosfaat en chilisalpeter
kan men het gebrek aan deze voedingsstof
fen betrekkelijk snel verhelpen, bij kalige
brek daarentegen is het noodig, dat geregeld
voor toevoer van voldoende hoeveelheden'
kali wordt gezorgd. Bij geregeld doorgezette
bemesting kan bij andere boomen nog veel
worden verholpen, zaak ig het echter, bij
jonge aanplantingen door jaarlijksche be
mestingen er voor te zorgen, dat geen kali
gebrek intreedt. Wie maar de eerste ken
teekenen waarneemt, en ze zijn zeer karak
teristiek, die neme bijtijds zijn maatregelen-
Zij, die in dit jaar aan de bladeren en
takken de verschijnselen, welke op kalige
brek duiden, waarnemen, moeten zich in het
belang hunner bloemen voornemen, het vol
gende voorjaar zoo vroeg mogelijk per
boom 12 G. patentkali te geven, bij
groote boomen kan men zelfs tot. 4 K.Gv
gaan. Het belang der beurs van den eige
naar!
Geheel ten onrechte stelt men zich voor,
dat een dolle hond bijzonder woest of wild
is. Juist het tegendeel is het gevaL Een
Hier, door dolheid aangetast, wekt in den
aanvang en bij vele honden gedurende het
heel© ziekteverloop meer medelijden dan
vrees. Het is een hond, waarvan men kan
zeggen, dat hij het overal zoekt, maar het
nergens vinden kan. Het beest is ongeduldig,
zoekt het nu hier, dan daar, is angstig en
gejaagd, kruipt ergens onder, maar komt
spoedig weer voor den dag; woelt in zijn
nest, cn geeft allerlei teekenen van een ge
voel van angst en onrust.
Die toestand duurt urenlang, en kan voor
al bij honden, die niet kwaad zijn, een dag,
soms wel twee dagen en langer aanhouden.
Men bemoeit zich allicht met zulk een dier,
te meer^ omdat het niet alleen niet kwaad
aardig is, maar zelfs nog meer aanhanke
lijkheid toont dan anders.
De gejaagdheid gaat eindelijk over in
nog sterker verschijnselen. Laat men het
dier aan zichzelf over, dan dommelt het in,
laat het hoofd zakken, zijn knieën knikken,,
maar opeens richt het zich weer op, luistert
scherp in een bepaalde richting, waar niets
te hooren valt, hapt naar een vlieg die er
niet is; kortom, er openharen zich hallucf-
natiën, die weer verdwijnen, als de „baad*
het dier aanspreekt. Het beest wordt dan
schijnbaar weer een volkomen normale hond,
zoo lang namelijk zijn aandacht a^ius wordt
gaande gehouden. Intusschen neemt het
dier zijn gewone voedsel niet meer, maar
drinkt nog altijd, en dat stelt juist de men-
8chen gerust, of maakt hen niet aandachtig
op het gevaar.
Immers, eon hond, 'die dol is, heeft water»
vrees. Zoo meent menmaar zoo is het niet,
Evenmin als bij den dollen hond dadelijk
zich de bijtzucht vertoont, evenzoo heeft het
dier niet alleen geen vrees voor water, maar
zelfs dorst, het drinkt veel en komt hel
tijdstip in de ziekte, dat het doorslikken
moeilijk wordt, dan tracht het zijn dorst
zelfs te ïessehen door den kop in het watet
te steken en er in te happen. Het likt ook
veelal aan koude voorwerpen.
Niet zelden gebeurt het, dat de dolle hond,
die in dit tijdperk der ziekte veel aanhan
kelijkheid voor meester en bekenden toont,
ook veel neiging heeft, om aan hun handen
en aangezicht te lekken. Dit lekken is reedi
zeer gevaarlijk omdat nu al de kwaal van
het dier, in open wondjes gerakende, al
licht de schroraelijkste gevolgen zou hebben.
Het dier begint nu aan allerlei voorwerpen
te knabbelen, te knagen, te rukken en tn
trekken, en de deelen van kleeden,
pantoffels, enzcovoort worden door
geslikt, zoolang het slikken nog tame
lijk gaat. Alleen den mensch zal hij dan nog
niets doen. Maar nu komt de hond allp-.ngy
in het tijdperk, dat het gebeuren kan, als
iemand hem onverhoeds wat ruw aanspreek!
vooral als het een vreemde is, dat hij plot
seling, geheel onverwacht, een uitval en een
poging doet om te bijten. Het meest wordt
hij daartoe opgewekt door het zien van an
dere honden, te meer, naarmate hij strijd
lustig van aard is.
Is nu het eerste tijdperk voorbij, dan
treedt eerst de razernij in, maar niet onaf
gebroken, alleen bij vlagen, die plotseling
opkomen en weer bedaren.