Ingezonden door Geradina Löwensteyn, te
Leide n.
Een milicien kwam voor de keuring.
„Hebt ge een gebrek of een kwaal yxoeg
de officier van gezondheid.
„Jawel, mijnheer, ik ben bijziende I"
„Hoe kunt ge dat bewijzen?"
„Gemakkelijk genoeg, mijnheer. Ziet a
die schilderij daar aan den muur?"
„Ja!"
„Welnu, ik zie ze niet."
Ingezonden door Jannetje v. d. Meer, te
Leiden.
Jantje, die zdjn moeder wel eens een
knoop in haar zakdoek zag leggen, om wat
te onthouden, zegt op een wandeling:
„O, maatje, kijk eens, dat paard moet
zeker wat onthouden, want het heeft een
knoop in zijn staart."
Ingezonden door Martha Stroebei, te
Leiden.
Grappig Paaltje,
Paul: „Pa, raad eens, wat ik in mijn zak
heb?"
Pa: „Edn appel!"
Paul: „O, neen!"
Pa: „Nu, dan een (knikker of een mesje!"
Paul: „Ook niet!"
Pa: „Nu, wat dan, jongen
Paul: „Een gat!"
Ingezonden door S. Tegelaar, te
Leiden.
Slimme Frits.
Moeder tot Fritsje, die nog in zijn bed
ligt: „Opstaan F ritsje, bet is al acht
uur 1"
Fritsje: „Heen, moesje, ik ben dood V
Reken dat maar eens uit!
Meester, die de kinderen van de klok
leert: „Kom, Jan, zeg jij nu eens hoe laat
het op het oogenblik is 1"
Jan: „Tien minuten over kwart .voor
half tien, meester I"
Veifeeerd Degrepen.
„Moe, moe I" roept kleine Johan, op een
sproeiwagen wijaand: ,>De regen rijdt in
1 een wagen 1"
Slimme Bertie.
De kinderjuffrouw, die heeft zitten le
zen, verschrikt:
„Gunst, -Bertie, foei, wat doe je daar?"
Bertie: „Bertie begiet mammaa's mooien
hoed. Ze zien ajjemaal zoo doog uit, en
nou wodde ze jekker fjial"
Ware beleefdheid.
Martinique is een eiland, dat dioht bi
Amerika ligt, maar het behoort aan Franto
rijk. Nu spreekt het vanzelf, dat Franknjfc
daar iemand heeft, die het eiland re
geert. Zoo ieïnand noemt men
De» week mogen joltte alweer een versje maken en wel hg
bovenstaand aardig plaatje, terwijl lk bet gedlcbtje.dat mjj hstmeeat
geschikt voorkomt, in ons blaadje zal afdrukken.
De Uitgever heeft een fraai boekwerk beschikbaar gestald.
DB REDACTRICE.
nooit in de studie van Vegetarianisme ver
diept."
Elisabeth vond, dat het hoog tijd was,
dat hij dat zon doen en op staanden voet
gaf zij hem over dat onderwerp een lezing,
door haar moeder opgesteld en door haar
zel ven voorgedragen in hun huis voor een
vergadering barer ongelukkige stadsken-
nisjes.
Zij ging daarmede voort en voort, en zij
folterde den minister nog meer, door tel
kens haar woorden af te breken met uit
roepen ale: „Dat kunt u niet ontkennen,
oom
„Is dat niet de volle waarheid, oom?U
moet dat toch toeg< en."
Het valt moeilijk te zeggen toe lang dit
zou hebben geduurd, had niet lady Noggs
gulweg gegeeuwd en een ei genomen.
„Je zult toch geen ei eten Félicia?" riep
Elisabeth uit.
„Ja, zeker. Eieren (kunnen niet voelen,"
antwoordde lady Noggs.
„Maar zij bevatten levensmachten riep
Elisabeth.
„Heusoh?" vroeg lady Noggg en keek
neel ernstig in het ei, als zocht zij die te
ontdekken.
„Zeker, uit dat ei zou een kuiken kun
nen groeien."
,,Neen, nidt uit een gekookt ei," zeide
lady Noggs op een toon van gezag.
„Maar ik meen natuurlijk als men het
niet had gekookt."
„Maar het was gekookt, dus heb je on
gelijk I" klonk het zegevierend.
Elisabeth verschool zich achter een hoog
hartig stilzwijgen ©n ging voort met haar
revalenta.
Eindelijk kwam men tot groote verlich
ting van den minister met het ontbijt ge
reed.
Elisabeth stapte deftig de kazner uit en
lady Noggs stond op het punt haar te vol
gen, toen zij de deur weer dicht duwde en
halfluid zeide: „Dunkt u niet, dat zij op
dommen Dick gelijkt? Ik geloof haar zelfs
nog dommer 1"
„Jeje moet bedenken op welke wijze
zij werd opgebracht," zeide Bord Erring-
ton, te oprecht om haar tegen te spreken;
enen herinner je, dat je lief voor haar
moet zijn."
Lady Noggs beloofde dit, maar vond de
vervulling daarvan heel moeilijk.
Elisabeths beminnelijkheid openbaarde
zich eerst ten volle in de leerkamer. Zij
mocht zelf niet werken, maar drong er op
aan Félicia's lessen bij te wonen en deed
daarbij ieder oogenblik naar meerderheid
uitkomen. Nu eens deed zij lady Noggs
voelen hoe onwetend zij was, dan weder
oefende zij antiek uit op het onderwijs
zelf. Miss Stetson verzekerde, dat men
zulk een gebrekkige methode van leeren
reeds sedert jaren had opgegeven. Zij was
vooral zeer scherp ten opzichte der ge
schiedenis, verklarende, dat de verhalen,
die zij aanhoorde, geen historie, maar
slechts legenden waren.
De lessen eindigden met een bladzijde
schoonschrift, een werk, waar Elisabeth de
schouders spottend voor ophaalde; maar
dat haar gastvrouwtje tijd tot nadenken
gaf.
De uitslag van dat nadenken was, dat,
toen zij de leerkamer verlieten, lady Noggs
zich tot haar nichtje keerde en met groo
te vriendelijkheid zeide:
„Laat ons naar mijn slaapkamer gaan
en je wat losser opmaken. Je behoeft
er waarlijk niet zoo leelajk uit te sen,
Bess 1"
Elisabeth snakte naar adem en stotter
de: Mijmijn naam is Elisabeth 1"
„Ik houd van lievelingBnaampjes", zeide
lady Noggs, even vriendelijk als te voren:
„ik zal je Bess noemen en jij moogt Noggs
zeggen
„Ik denk er niet aan!" riep Elisabeth
„dat is onfatsoenlijk; het zijn spotnamen I"
„Dan denk ik er aldus over," verklaarde
lady Noggs: „maar kom mede; ik zal je
haar opmaken, dat is veel gewichtiger."
„Ik wil mijn haar niet anders opge
maakt 'nebbenIk draag het opzettelijk
zooMenschen, die aan verstandsontwik
keling hechten, geven niet om bun uiter
lijk voorkomen."
„Oom wel, hij is daar zeer op gesteld",
zeide lady Noggs: „maar precies aooals
je het veddest. In elk geval zal ik je te
gen het thee-uur een jurk ieenen, een
jurk, die je past."
„Ik wil je jurken niet hebben!" riep
Elisabeth ademloos uit, keerde haar fW*
rug toe en liep heen.
Lady Noggs ging zeer voldaan haar ei
gen kant uit. Wel is waar, kwelde haar
geweten haar een beetje, want zij wist,
zeer goed niet bijzonder vriendelijk te rijn
geweest, maar rij wiegde het in slaaps
met de overtuiging, dat hn-ar behandeling
Elisabeth goed zou doen.
CWordt vervolgd.)