Jacli en zijn Vriend.
Nieuw® S&aa&sels.
Ingezonden door Leendert Schilthuyzen, Ie
Leiden.
I,
Ik ben een lichaamsdeel; zet er een me
deklinker vóór, dan ben ik iets, dat ge
vaarlijk is op zee.
Inge-zondcn door Agnes Oostveen, te
Leiden.
IL
Verborgen Meisjesnamen..
Het ros at haver.
Gaat gij met andere kinderen wandelen?
Zeven min acht ie een.
De bel laat zijn helderen klank hooron.
Is het examen van allen al afgeloopea?
Ingezonden door Eetje Braam, te
Leiden.
HL.
Ik ben een heel mooi diertje, dat altijd
in boomen zit. Mijn staart dient tot sier 1
Mijn naam bestaat uit 2 lettergrepen. Mijn
laatste deel is de naam van een stad in
Noord-Holland.
Nu, hoe heet ik?
Ingezonden door Aim a Switzer, ta
L e i d e n.
IY.
Ik hen eeor rivier in Nederland.
Vloei ook door andere oorden.
'k Ben vol bedrijf aan alle kant'
En vruchtbaar langs mijn boorden.
Eén letter anders en dan ziet
Gij mij aan den hemel prijken.
Maar 'k laat bij donkere lucht mij niet
Door roenschen oog bekijken.
V.
Ik ben met u een eoort van vaas,
Doch met een r daarvoor, helaas,
Niet meer of minder dan een lor.
Meen niet, dat ik daarover knor.
Want dikwijls wordt het ook gehoord
Met iets heel liefs, dat ons bekoort.
De grootst© vriend van Jack, den down,
Is Tom, de bruine beer.
Hij kent veel fraaie kunstjes, cn
Doet net als een mijnheer.
Hij zet zich in een leuningstoel
Aan den gedekten disch,
En eet zijn voedsel van een bord
"Wat zeker kunstig, is.
Die goeie, "dikke, bruine beer
Doet onzen Jack geen kwaad,
Maar ik waarschuw alle anderen, 3sf»
Men hem met vrede laat.
Wajjt plaagt ge hem, dan toont hij
Gewis ziji1 berenaard.
Voor wie dan in z*n klauwen komt,
Ia t leven niet .veel yzaand.
Maar weet jd Jack te op zijn post
En houdt Tom ïn bedwang.
Kijk dus maar rustig naar het dier
En maak je maar niet bang.
blinken, wat naar hij dacht, een groote
hulp voor hem zou kunnen zijn om bet
verder te Brengen in het leven en hij be
dacht niet beter in haar gunst te kunnen
komen dan door haar mede te deelen welke
pogingen hij had aangewend tot het ver
beteren van haan achternichtje.
Den middag zelf, waarop hij op dien
inval was gekomen, ontmoette hij Lady
Noggs, die zich op weg naar het bosch be
vond. Hij versperde haar deD weg en zeide
vastberaden
,,Lady Félicia, ik zie, dat gij u al .we
der naar het bosch begeeft; maar met das
Zigeunerleven moet het uit zijn. Het is
niet geschikt voor een dame. Kom regel
recht mede naar huis terug en houd u daar
rustig beedg, zooals het iemand van uw
stand betaamt, met een boek of een hand
werkje, tot uw gouvernante u op ordente
lijke manier voor een wandeling komt
vergezellen."
,,Dat doe ik niet!" antwoordde Lady
Noggs eenvoudig.
„Maar ik dring er op aan," sprak mijn
heer Millington Butge.
,,Dat kan mij niet schelen," verklaarde
Lady Noggs bedaard.
Als gij niet gehoorzaamt, zal ik u me-
denemen," zeide do secretaris, plotseling
dreigend.
De oogen van het kind begonnen te
vlammen en daarop zeide zij met groote
minachting: Domme Dick", en sprong
voorbij.
Mijnheer Millington Budge ijlde haar na
en zij renden den tuin door, de weide over
on zoo het woud in. De natuur had mijn-
,heer Millington ongelukkigerwijs niet ge
bouwd op een manier, die hem in staat
stelde een zoo vlug eekhoorntje als Lady
Noggs achterna te lcopen; maar hij had er
-.'v-ernat zijn finnen op gezet cn roet heel
de volharding van-een, man uit één stuk
hield hij de jacht vol. 'Do kleine hinde zelf
zweefde benijdenswaardig gemakkelijk voor
hem uit en spoorde den hijgenden, puffen-
den en blazenden man aan tot doorzetten,
door nu en dan het hoofd om te wenden
en Hem lachend: „Domme Diok" toe te
roepen.
Félicia, die elk plekje van het Bosch
kende, scheen bij voorkeur de moeilijkste,
hobbcligste paden uit te kiezen. Hij kreeg
een ondraaglijke pijn inude zijde; maar
hield vol, tot zij hem over een moeras
leidde, dat haar met gemak droeg, maar
waar de ongelukkige dikke man tot aan de
knieën in zonk en bleef steken.
Het kind, dat dit voorzien had, was met
een paar sprongen op het boschpau terug,
riep nog eens „Domme Dick 1" en huppelde
toen luchthartig verder. Na iweer een wei
nig op adem te zdjn gekomen, worstelde
mijnheer Millington Budge zich uit don
moddergrond los. Zijn gevoelens waren te
diep voor woorden, althans voor zulk© als
er in zijn woordenboek van fatsoen to vin
den waren. Nog een andere bittere teleur
stelling wachtte hem; toen hij weer op
vasten bodem stond, bemerkte hij ver
dwaald te zijn, zijn vrccselijke kleine leid
ster was verdwenen. Hij zwierf trooste
loos rond door het bosch, bitter lijdende
onder zijn nederlaag, toen een man met
norsch gelaat en in een groen pak, opeens
van achter een boom op hem toesnelde en
hem kortaf verzocht zijn naam en adres op
te geven.
Mijnheer Millington Budge gaf beide met
merkbaren trots op en zeide toen ver
dwaald te zijn geraakt.
„Verdwaald!" herhaalde de boscbwach-
_ter met krenkend ongeloof. „Je hebt je
schuldig gemaakt aan een vergrijp tegen
de wet door wild achterna te zitten, zeg
ik je. Kijk maar naar je beenen. Je ver
beeldt je zekefi, dat het je helpen zal de
secretaris van Lord Errington te zijn;
maar dat heb je mis, man. Wij hebben aT
lang uitgekeken, om den een of ander van
Stronvill te betrappen en nu hebben wij
je."
„Maar het is bespottelijk 1 Ik heb nooit
van mijn leven wild achtervolgdIk ben
zelfs een werkzaam lid der vereeniging tot
afschaffing van jachtvermaakriep Mil
lington Budge.
„Vertel dat maar aan de rechtbank,"
antwoordde de boschwachter bedaard en
terwijl hij zijn gevangene het bosch uit
voerde, maakte hij heel wat spottende op*
merkingen over secretarissen, die het pro
beerden onder zijn waakzame oogen fazan
ten-eieren in het woud te stelen.
Eenmaal het bosch uitgekomen zijnde,
begaf Millington Budge zich naar "den mi
nister om hem op staanden voet zijn klach
ten te doen hooren. Hij vond tot zijn ver
bazing al zeer weinig instemming bij de
zen. Lord Errington antwoordde hem op
ijskouden toon, dat het. niet tot de taak
van zijn particulier-secretaris behoorde
zijn nichtje op zulk een warmen dag als
deze mijlen ver achterna te zetten; dat dit
zeer nadeelig voor haar gezondheid was en
dat hij het recht had meer verstand van
den heer Budge te verwachten. Hij voegde
er bij, dat Budge zich bespottelijk had ge
maakt. De secretaris vcrdedigdlo zijn ge
drag met heel den gloed eener diepe ver
ontwaardiging, doch toen het onderhoud
was afgeloopen, had hij niettemin een on
bestemd gevoel zich niet op zeer gelukkige
wijze onderscheiden te hebben.
(Wordt vervolgd-)