So. 14162.
Set Leidsche uitbreidingsplan.
in.
LEIDSCH DAGBLAD.
PERSOVERZICHT.
WOEf^S SAG 17 APRIL.
TWEEDE BLAD.
Anno IS07.
FEUILLETON.
C1EEBA.
Op grond van al het in vorige nommers
yver deao zaak medegedeelde, geven B. en
flVs. den Raad thana in overweging:
lo. over to gaan tot da vaststelling van
tuït uitbreidingsplan der gemeente, gelijk
dit op de Secretarie ter inzage heelt gele
gen, nader aklua gewijzigd, dat de ont
worpen verbreeding van de Gasthuislaan
niet uitsluitend aan de Oostzijde, maar,
gelijkelijk over beide zijden verdeeld, ook
aan de Westzijde zal worden tot atand ge-
braoht;
2o. krachtens de bevoegdheid den Raad
toegekend bij art. 27, lBte lid van de Wo
ningwet, uit te vaardigen het navolgende
yerbod
De Raad der gemeente Leiden
Gelet op zijn besluit dd. heden, waarbij
grond wordt aangewezen, die in de naaste
toekomst voor deo aanleg van straten,
grachten on pleinen 16 bestemd;
Gezien de voordracht van Burgemeester
fen Wethouders;
Overwegende, dat in het behang van
stelselmatige bebouwing nauwgezette nale
ving van hot op heden door hem vastge
stelde plan van uitbreiding, althans voor
ïoover do in de naaste omgeving van de
bebouwde kom der gemeente gelegen gron
den betreft, noodzakelijk ie;
heeft besloten:
te verbieden, dat gebouwen
worden gebouwd of herbouwd
op de bij het uitbreidingsplan voor straat,
graoht of plein bestemde gedeelten der
perceelen, vermeld op den bij dit besluit
gevoegden staat letter B, in welken Btaat
tevens is aangegeven op welk deel van den
grond aan een en denzelfden eigenaar
toebehoorende het verbod betrekking heeft.
Voor zoover de in don staat B vermelde
perceelen met rood zijn onderstreept, wordt
meor dan 1/3 gedeelte van den aan een en
denaelfden eigenaar toebehoorenden, in
het plan begrepen grond door het verbod
getroffen.
De redenen, waarom vooralsnog niet tot
aankoop of onteigening van deze gronden
wordt overgegaan, verschillen al naar het
reeds bebouwde of nog onbebouwde gron-
j den betreft.
Ten aanzin van de bebouwde pcrcoe-
len zal uit den aard der zaak eeret dan het
oogenblik voor aankoop of onteigening ge
komen zijn, wanneer èf wel in verband met
de aangrenzende bebouwing de afbraak
van een geheel complex gebouwen noodza
kelijk wordt, öf wel liet verbod tot her
bouw den eigenaar van cod bepaald pand
schade zou berokkenen, wanneer dit b.v.
ten gevolge van brand, bouwvalligheid of
veranderde bestemming, herbouw of ver
bouwing zou moeten ondergaan.
I Ten aanzien van de nog onbebouwde
perceelen, waarop het bouwverbod rusten
zal, moet dadelijke aankoop of onteige
ning van die perceelen afstuiten op den
te zwaren financieelen laat, welke dienten
gevolge op de gemeente zou worden gelegd,
in verband met het weinig productieve êo-
bruik, dat door de gemeente van die gron
den kan worden gemaakt, totdat het
oogenblik van bebouwing gekomen is, en
de onzekerheid of aan den thans tot
straat, gracht of plein bestemden grond,
ook werkelijk die bestemming zal worden
gegeven, waar immers de mogelijkheid, dat
het vastgestelde uitbreidingsplan alsnog
wijzigingen zaJ ondergaan, niet uitgeslo
ten ia.
Bovendien zou, juist omdat nog niet vol
strekt vaststaat, dat de thans bot straat
bestemde grond ook inderdaad straat zal
worden, indien reeds thana bot aankoop of
onteigening lier gronden werd overgegaan,
later kunnen blijken, dat do aankoop of
onteigening geheel onnoodig was geweest,
zoodat de gemeente zich zonder noodzaak
gedurende 'n reeks van jaren 'n ondraaglij-
ken financ. last op de schouders zou heo-
ben gelegd Eerst dan clua zal, i n d i e a
de billijkheid dit meebrengt,
tot aankoop of onteigening worden over
gegaan, wanneer het oogemblik van be
bouwing der aangrenzends pereoolen geko
men ia.
(B. en Ws. merken hierbij op, dat in
dien de Raad zich met de door hem voor
gestelde wijziging van het uitbreidingsplan
ten aanzien van de Gasthuislaan kan ver
eenigen, uit den aard der zaak ook de bij
het bouwverbod bedoelde staat letter 1
dienovereenkomstig zal moeten worden ge
wijzigd.)
3o. B. en Ws. machtigen aan degenen,
die bezwaren tegen de vaststelling van het
uitbreidingsplan hebben ingediend, te be
richten, dat hun verzoek, om bij eventueele
niet-inwilliging hunner bezwaren een billij
ke schadevergoeding te mogen ontvangen,
eerst dan zal kunnen worden in overweging
genomen wanneer bij de uitvoering van dit
plan zal blijken of inderdaad schade door
hen wordt geleden.
„D e Standaard" zegt in een
tweede artikel over het kiesreoht-
v r aagstuk, dat het niet te vermoeden
is, dab het blanco'' op ook maar één stem
van Rechts zou kunnen rekenen.
Het ia, 200 schrijft zij, niet bij toeval,
maar om overheerschende redenen, dat èn
de vorming van het kiezerskorps, èn de
samensmelting van de Staten-Generaal in
de Grondwet is vastgelegd.
Dat anders te willen is heel het gebouw
van Staat op losse schroeven zotten, heel
het gebouw doen trillen, dwepen met een
soort revolutie-bouw.
En tooh,.dat is-het blanco.
De gewone wetgever zal met gewone
meerderheid de grondzuil van heel het
Staatsgebouw inkorten, omverhalen of ver
zetten kunnen.
In een tijd van opwinding en overspan
ning zal er een Kamer gekozen worden, die
geheel onder den invloed staat vian een
overdreven denkbeeld; die tolk is van een
waan, die voor een oogenblik de geesten
beheerscht; die gedreven wordt, zooals de
tegenwoordige Fransche' Kamer, door bit
terheid en haat tegenover een haar hinde
rende minderheid. En zulk een Kamer zal
dan met meerderheid van één stem heel het
grondplan van one Staatsgebouw wijzigen
kunnen.
De meerderheid van die Kamer kan
staan, gelijk nu, 51 tegen 49, en toch alle
beginselen en belangen, die door die 49,
d.i. door- bijkans de helft der natie, wor
den voorgestaan, overhoop werpen.
En zelfs die kleine, die nietszeggende
meerderheid kan tot stand zijn gekomen
door de stem van vijf k zes kiezers, zoodat
het eigenlijk geen meerderheid ia.
Ja, tijdelijke ziekte of do val van een
paard, kan gelijk geschied is, opeen gege
ven oogenblik de oorzaak zijn, dat er een
wet doorgaat, die anders niet zou zijn tot
stand gekomen
En aan dergelijk kansspel wil het blanco
den 8taat der Nederlanden overleveren I
Kan het dwarser?
En verder:
Met het blanco kunnen ook onze nationa
le vrijheden in het gedrang komen.
Als een gewone wetgever met één stem
meerderheid den geheelen toestel kan wij-
rigen, k-n dit èn in socialistische richting,
maan ook in reactionairen zin ons staatsge
bouw onkenbaar maken.
Voor het oogenblik is dit zeker niet te
duchten. Maar wie zal ontkennen, dat er
nu reeds een reactionaire neiging door het
land gaat, die liefst met deze nationale
vrijheden korte metten zou maken. En wat
waarborgt u, dat deze zuiging niet nog in
kracht zal winnen?
Op doldriftig© actie is reactie steeds een
natuurlijke terugslag Reeds nu komt hot
parlementair stelsel allerwegen in discre-
diefc. Er zijn er reeds, die zeggen; dat het
bezig ia zichzelf af te breken.
Vergeet ook niet, dat onder Thorbocke's
leiding het liberalisme ten onzent juist
doorheen i^iterst beperkt kiesrecht heeft ge-
trtLompheexd. Met een anderhalf honderd-
duizend kiezerSj dis den mannen van het
geld de overmacht verzekerden, waren de
Liberalen messter van het terrein.
En nu is wel het verzet tegen het ceusi-
taire kiesrecht op het oogenblik nog sterk,
maar hier staat tegenover, dat in de alge
meen© politiek, ook in de internationale,
alleen de stoffelijke, de oeconomische be
langen bijaa uitsluitend, meespreken. Idee
ën zijn weeldeartikelen geworden, waaro
ver niemand zich meer bekommert. Votfr
idealen strijdt man niet meer.
Door uw blanco nu schept ge eenerzij ds
de mogelijkheid dat in oen onvoorzien
oogenc-& de rechten der minderheden met
voeten worden getreden en dc Kroon in
gevaar komt, maar ook anderzijds de mo
gelijkheid, dat men ons kiesrecht tot aan
het belachelijke inkrimpt, en onze nationa
le vrijheden als het kind met het bad weg-
apoeli.
En waarom dat. blanco?
Alleen, omdat men op algemeen stem
recht afgaat, maar inziet, dat men het niet
kan doorzetten, zoo het staan moet in de
Grondwet. De socialisten zijn in zoover op
recht, dat zo zeggenkunnen of niet kun
nen, het moet eenvoudig.
Maar de mannen van het blanco zijn uu
eenmaal geen helden. Hun kracht zit in
het slimme. Zij denken,,Als we maan eerst
van de Grondwet af zijn, dan weet ge nooit
hoe de koe een haas vangt, en krijgen we
allicht, vroeg of laat, ons algemeen stem
recht er door I
En let ge nu op bet glijbaantje, waar
langs de Vrij-liberalen steeds aan het sul
len zijn, dan is die berekening misschien
nog zoo dom niet. Rechts, dat weet men
vangen ze niet. Maar de Vrij-liberalen
zijn in een perpotutum mobile, en wibbelen
in die wiegeling altoos meer naar rood.
Rood, zeggen ze, is op zichzelf een bloei
ende kleun. Algemeen stemrecht moet vroeg
of laat komen. Maar nu nog niet. We ko
men er wel, maar laat ons tijd. Aan een
blikaemtroin wagen wo ons hachje niet.
Dat hoeft dan ook niet, antwoorden de
blanco-mannen. Wat we nu alleen wiTleu
ia de pees van de Grondwet doorsnijden.
En dat kunt ge toch wel met ons doen.
En nu repliceert men wel weer: nooit!
Maar dat nooit heeft voor de Vrij-libera
len altoos een zeer betrekkei ijken tijdsduur.
En &1b het dan moet, en niet anders kan,
mits ze dan eerst luide geprotesteerd heb
ben, dan willen ze toch aan het eind niet
on-inachikkeLijk zijn en geven met een
zucht uit het benauwde hort toe.
In het eerste artikel, waarmee „De
Standaard" haar beschouwingen over
het kiesrecht vraagstol aanving, werd, bij
de verdediging van de houding van het vo
rig© Kabinet ten aanzien van de kiesrecht
kwestie, ook gezegd, dat het ministori©-
Kuypor, ware het in 1905 niet tot aftreding
gedwongen, uiteraard in zijD tweede perio
de ook dit vraagstuk zou hebben moeten
afdoen.
„H et Huisgezin" zegt hieromtrent
Ware dit juist, dan had bij de stembus van
1905 de rechterzijde haar houding in zake
het kiesrecht moeten vaststellen, dan had
van overeenstemming ten aanzien van dit
vraagstuk bij de onderscheidene groepen
van reohts moeteD zijn gebleken.
Welnu, bij de jongste periodieke verkie
zingen is van rechte het kiesrecht-vraag
stuk niet eens vernoemd.
D© basis, waarop rechts stond en veilig
stond, was verdere afwerking van het Re-
geeringsprogram, waarmee men in 1901
waa opgetreden.
Op dat program kwam het kiesrecht-
vroagttuk niet voor.
Wij stellen dc zaak ons zoo voor, dat,
had rechte in 1905 gewonnen, de heolo pe
riode 10051909 zou zijn gevuld geweest
met wat „D e Standaard" noemt de
materieel-social© vraagstukken.
En dat aan d© stembus van 1C00 het kies-
rechtvraagstuk inzet van deu strijd ware
geworden.
n—ncn^a—r—zaaBa—1111 naa
Te meer, daar „D e Standaard" zelf
verklaart, dat oplossing van het kiesrocht-
vraagafcuk niet aan het einde, maar aan
het begin van een wetgevend periode
thuis hoort.
Mr. P. S. M. Aalberoe schreef in het
„Katholiek SooiaaJ Week
blad," dat tijdens de over hefc_
Arbeidsoontraot „een Katholiek
Kamerlid ongevraagd van een sociaal-de
mocraat het materiaal ontving, om Tak in
de Kamer te beantwoorden."
„Het Volk" riep mr Aalborse toe:
„Gij liegt" on sommeerde hem den naam
van dien sociaal -do» ceraat te noemen.
Naar aanleiding daarvan schrijft deze
vertier in zijn blad.
„flet Yol k" meenfc het recht te hebben
te verklarenG ij liegt zoolang wij nret
bereid zijn den naam van dozen sociaal
democraat to noemen. Welnu, dan kan het
lang wachten. Zou „Het Volk" in het
omgekeerde geval wel bereid zijn namen
te noemen Hoe het zij, „H 0 t Volk"
moge het gelooven of niet ©eiooven, dat
laat ons volkomen koud, doch wat wij schre
ven was de zuivere waariteid. Eti Bet toen
gezonden materiaal ia nog in 011® bezit, zui
nig bewaard ala treffend bewijs van de ont
zaglijke woed©, welke or onderling tussohen
de 80oiaal-demooratischc partijgonooton
heer&oht. Zouden wij dan zoo grif golooven
dat de „eenheid" plotseling is hersteld?
Wij kunnen echter „Het Volk" alvast
een verrassing voor ons volgend numnnn
aankondigen. Namelijk een antwoord op
zijn beschuldiging G ij liegt, een ant
woord, dat den heoren vermoedelijk nog
lang heugen eaU"
„Het Volk" teckent firij de vermelding
hiervan dit aan:
Wij herhalen dus wat wij sohrevenG ij
liegt. Maar wij hebben nu tot mr. A.
(smodee) nog iets daarbij te zeggen. Scnrijf
ons b. v. p. cito cito, per ommegaand, tegen
welk bedrog gij ons taxeert-, om die vrceae-
lijke onthullingen van u over ons onge
schreven fce laten. Wij zullen dan zien wat
wij kunnen doen.
„D e Nieuw© öourant" zegt: „D e
Standaard" schrijft, „dat een gemeen
tebeetuur alleen zoodanige bedrijven moet
uitoefonen, die door p\rticuiicren éf niet,
óf minder goed kunnen worden uitgeoe
fend; bedrijven, die betrekking hebben op
het algemeen verkeer of de algemoene voor
ziening van water, gas, electriciteib, enz.
Daarentegen moet de gemeente geen be
drijf gaan uitoefenen, waarin ovengoca
door de particuliere nijverheid kaD worden
voorzien.
Ze mag wel geld uit een bedrijf trokken
maar ze moet geco bedrijf inrichten, uiv
sluitend met het doei om geld tc maken
Eb ft venzoo moet weerstand geboden aan
de poging, om door middel voo het gemeen
tebedrijf ons do socialistische haven te
doen binnenvaren."
Mot deze beeohouwingen kunnen wij
zegt „D e Nieuwe Ooura nfc" ons
over het geheel zeer wel voreenigen.
Maar in welk K-ader plaatst het Anti
revolutionaire biad ze?
Het maakt er een wapen van tegen den
minister van bitmenlaadscho zaken, die net
ontwerp van den minister Kuyper inzake
de gemeentebedrijven heeft ingetrokken en
vervangen door een ander, hetwelk de ge
meenten geheel vrij laat om eik bedrijf uit
te oefenen, dat haar goeddunkt.
Het ontwerp-Kuyper bedoelde daarente
gen deo gemeenten niet toe te staan, zelf
bedrijven uit to oefenen, die buiten haar
bestuurssfeer lagen.
M. a. w. het ontwerp-Kuyper wilde bij
de wot den gemeenten bepaalde regels van
gemeente p o l i ti e k opleggen ter zako
van bedrijven.
Het tastte alzoo do grondwettelijk be
staande vrijheid der gemeentebesturen aan,
om oncLr oontróle van hoog er gezag zelf
te beslissen of ep welke bedrijven d© ge
meente zou exploiteeren.
En hst deed dit op zoo benepen wijze,
dat daardoor zelfs cp zichzelf on in bepaal
de omstandigheden hoog6t nuttige onder
werpen van gemeentelijke zorg, buiten be
reik der gemeentebesturen werden gesteld,
Zoo werd uit „vaderlijke zorg" opnieuw
een greep gedaan naar de gemeentolijko
autonomie.
Dat minister Rink dit voorbeeld niet
heeft willen volgen, strekt hem tot eer.
In „D e N.e d e r 1 a n d e 0 h 0 Specta
tor" wijdt H. L. I(sraels) ecu artikel van
het bekende i n c i d e n t-D e S t u e r s en
schrijft o. m.
De gezanten hebben een zeer bijzondere
stelling, hun personen zijn onschendbaar,
hun woningen zijn exterritoriaal, in de bo-
lostingen wordon zij niet aangeslagen, hun
goederen zijn ontheven van douanerechten
en douaneformaliteiten, do aan hen geadres
seerde of door hen verzonden pakketten mo
gen aan geen enkel onderzoek onderworpen
worden, de politie noch iemand anders mag
hnn woning binnentreden, enz. Die voor
rechten brengen plichten mede. Evenals do
onschenbare koning door zajn onschendbaar
heid gehouden 13 niet openlijk partij te kie
zen voor de een of andere politieke riclibiDg,
is do onschendbare gezant verplicht zich
strikt te onthouden van alles, wat naar
eenigo inmenging of partij kiezen in dc bin-
nonland&che aangelegenheden zweemt. Hij,
die zoo hartstochtelijk is zulk een volstrekte
onzijdigheid niet te kunnen handhaven,
deugt niet voor diplomaat."
RocJenen van internationale welvoeglijk
heid en redenen van 's lands waardigheid
vervolgt dc heer H. L. I. verbieden een
langer aanblijven van jhr. Do Stucrs als
gezant te Parijs.
„De Nederlandsoh© regeering kan zich
niet blootstellen aan de aangekondigde in
terpellatie in de Fransche Kamer en aan
de mogelijkheid, dat de Franscho minister
van buitenlandsche zaken dan zou antwoor
den, dat hij in dezen alles moest laten in
handen der Nedorlandseh© regeering, van
wier vriendsohappelijkc gezindheid Frank
rijk overtuigd is.
En ook om redonen van 'a lands belang
kan jhr. De Stuers niet gehandhaafd blij
ven.
De verhouding tussoben hemen de Fran-
Bchc autoriteiten kan niet anders dan uiterst
stroef wezen; het vertrouwen, dat de Fran
scho regeering in hem moot stellen, moet
wel diep geschokt zijn.
Sinds de laatste 20 jaar is do diplomatie
ke positio van Nederland aaniderkolijk ver
anderd. Do vredesoonferentiën in Den Haag
en hot daar gevestigd Arbitrage-Hof liebber
hiertoe veel bijgedragen. De belangen van
ons land, zijn hoogste belangen zelfs,
eisohton dat tc Londen, Berlijn, St.-Petera-
burg, Parijs, Brussel, Washington, Peking
en Yeddo, Nederland door een zeer bek war ri
man wordt vertegenwoordigd, door iemand,
wien de regeering, waor ij hij geaccrediteerd
is, ten vollo vertrouwen kan.
Sinds den val van Hanotaux is dc ver
houding tusschen jhr. De Stuers cu het
ministerie op do Quai d'Orsay nooit "-wroet
zooals zij eigenlijk moest zijn. Do verhouding
met de Ncdorlandsche kolonie laat eveneens
veel to wenrcheD over. Het incident van nu
toont bovendien glashelder, dat onze tegen
woordige gezant bij de Fransche Republiek
mist die eigenschappen, welke ten allen tijde
van een diplomaat gevraagd worden: on
aantastbare kalmte, bezadigdheid, zelfbehccr-
sching en tact.
Dit is de kern van hot incident-Do Stuers,
en daarom kunnen wij als juist beschouwen
het bericht van „E© Petit Bleu", dat binnen
voer korten tijd tbr. De Stuers in aanmer
king genomen „hoezeer deze zaak zijn posi
tie moeilijk maakt", en tevens rekening
houdend met zijn leeftijd, zijn ontndog uit
den diplomat] eken dienst zal nernen.
ïai
„Dat is juist een punt, waarover ik eens
een hartig woordje met dien dikken, jovi-
alen dokter zal spreken. Zeer beleefd, zeer
hoffelijk, maar ook onaangenaam op don
man afje weet, dat ik zeer onaangenaam
kan wordoa."
„O, jal" riep Gerda met de volste over-
tuiging,
„Men zal je als geaond ontslaan, wat je
dan ook bont. Dan sta j© daar 1 Wat wil
je dan zonder mij beginnen V'
„Dan wend ik mij tot de Regeering om
bescherming I"
„Maar dat is juist het ongelukkige van
d© zaak I" zeide haar metgezel met onmis
kenbare voldoening. „Dat kan je niet doen
wanneer je dat doet, dan kom je van
den regen in clen drup. Heet je dan soms
juffrouw Roland? En heb je je niet met
d© grootst© onbevangenheid onder dien
vaischen naam bij de auto/ -sitea aange
meld en zelf8 je paspoort met dien naam
onderteekend Dat is wat men noemt
schriftvervalschring en bij de wet strafbaar.
Wees maar blij, dat ik gekomen ben om
je weer mee naar je vaderland te nemen.
Wat is dat nu weer voor een schooier, die
je daar groet?"
Gerda Roland wierp 'n vluchtigen blik
°P den grijzen, in lompen gehulden man.
nO, dat ia dc koetsier van de arabd,
waarmee ik gisternacht hieriieen ben ge
komen. Hij verbeeldt zich, dat ik spoedig
J^eer terug zal reizen. Daarom loopt fadj
"ter rond."
„De man is een gedachtonlezer 1" Dr.
von Wallenrodt tastte in zijn zak en wierp
den grijsaard een vijf-frankstuk toe waarvoor
hij den Sidi met een twintigvoudig „Iköt-
sor Allah Khereck („God vermeerdere uw
bezittingen"; dankte.
„Overmorgen op zijn allerlaatst gaan
wij met j© terug, Daar kan je op rekenen."
Zij was aan de poort der citadel blijven
staan, eeD weinig bleek, maar kalm, voor
het uiterlijke althans. Maar innerlijk beef
de zij van woedo. En nauwelijks had haar
verloofde haar nog1 tot afscheid gezegd
„Ik ben zoo hard tegen je, Gerda, omdat
ik je »oo lief heb I En wat ik tegen j©
jril do©, doe ik voor je eigen best." Nau
welijks had hij dat gezegd en zich 'o de
richting van de karavanserai verwijderd,
of zij snelde, zoo vlug zij kon, over de bia-
nenplaats, naar de kamer van haar bro^T.
Daar viel zij voor het bed op de knie-
en en begon luid te snikken. D© kleine
soldaat, die er in vergelijking met gisteren
geheel veranderd uitzag, het waa alsof er
nieuw leven was in die scherp©, verouderde
trekken, zag zijn mooie zuster angstig en
radeloos aan, tot zij zich eindelijk de tra
non uit de 00gen wischte.
„Misschien moet ik van hier weg, O!"
riep zij met bevende stem. „Ik bedoel, uit
het hospitaal weg. Dat zullen zij gezamen
lijk wel klaarspelen 1 Maar geen monsch
ter wereld kan mij uit je nabijheid bren
gen, tot je weer gezond en reisvaardig
bent 1 Dat zweer ik je en daarom moet je
niet bang zijn, wanneer je soms geduren
de een paar dagen niets van mij hoort 1
Ik weet zelf nog niet, wat ik doen en waar-
been ik gaan zal I"
Zij stond op en schudde hem bijna heen
en weer. Zóó vast hield zij bet magere
Lichaampje van den zieken broer in haar
handen. „Ik heb do gelofte gedaan, j©
naar huis te brengen. Juist omdat de an
deren niets mew van je willen weten, ben-
gel^ dio je bent I Reeds indertijd, toen z©
je naar Argentinië wilden zenden, heb
ik je gezegd: „Veel plezier zullen we aan
Otto wel n/ooit bieleven l Maar een half
bruikbaar mensch zou er van hom ten
slotte nog wel kunnen groeienEn daar
blijf ik bij. En daarom blijf ik hier."
Beiden begonnen weer te schreien. En
de kleine soldaat glimlachte vol hoop door
zijn tranen been en zeide getroost:
„Gerda, wat jij wilt, gebeurt toch I"
Toen n>oeef» zijzelf nog met betraande
oogen lachen. „Wij zullen wel eens zieu 1"
zeide zij„zoo gcmakkelij"k krijgt men mij
niet onder don duim."
Dr. Hngo voa Wallenrodt had inmiddels
zijn weg naar do karavansered door le
straten der stad El-Ariana voortgezet. Hij
zocht do schaduw der huizen po, daar d©
hitte plotseling vreeselijk geworden was.
Eindelijk bereikte hij de herberg „Sind-
bad de Zeeman" en trad binnen. Hij zag
daar xijn bediende A)i Stambocli neerge
hurkt, terwijl hij op zijn geraak een sigaar
rookte, dio zijn meester had toebehoord.
Verschrikt stak hij bij het plotseling ver
schijnen van dr. von Wallenrodt do sigaar
in zijn zak, waarvan het vuur, door do
voering van zijn broek heen, zijn gele huid
verschroeid©. Met eeD van pijn verwrongen
geaicht, maar toch glimlachend, hoorde hij
zijn meester vragen: „Nu, Ali, zeg mij nn
een* waar die kerel zich bevindt."
Wie met „dien kerel" bedoeld iwerd,
dien hij op bevel van zijn gebieder sedert
hun aankomst te El-Ariana op den voet
volgde en bespiedde, dat wist hij wel, en
hij was blij te kunnen antwoorden: „Hij
is boven op het daktn Hij liep snel 1T0
trap op en had onderweg gelegenheid het
verraderlijke eindje sigaar, dat hem zoo
pijnigde, uit een venster te werpen.
Zijn meester was hem intusso .cn gevolgd
naar bet platte afdak van d© herberg en gaf
hem te verstaan, dat hij mot Sidi Frank
alleen wenschte te gijn. Deze zat op den
grond, op de glooiend heote steeneo, tus-
Bohon waterkommen en poetsdoeken, en
waa bezig zijn jachtgeweer aan een gron
dige reiniging t© onderwerpen.
Toen viel zijn blik op den heer von Wal
lenrodt en d© beid© mannen stonden een
paar ©ogenblikken zwijgend tegenover el
kaar.
Om hen heen heerschte eveneens een
dood end© stilte.
Dr. von Wallenrodt had onwillekeurig
geearaeld, het gesprek te beginnon. Mefc
hoe grooto beg list hei d hij an der 3 ook op
trad)» giowsond om zijn mede men aohen to
helpen rogeeren, ditmaal wiet hij niet pre
cies, hoe hij tegenover tbzen mam moest
optreden. Wi© was hij eigenlijk? Waar
kwam hij vandaan? Uit hot vreemdelingen
legioen! Maar vroeger? Men wist alleen
van hem, dat hjj een Duifccchor was, due
edn landgenoot. Hij groop naar zijn
stroohocd en »eid© op gemaakbvroolijken
toon: „Goeden morgen, waard© landge
noot! Mag ik u eea oogenblik storen? Ja?
U is al te goed. Duizendmaal dank I Ik
ben hier naar boren geklommen, om u,
om zoo te zeggen, ja, du», ontvang mijn
hartelijken dank f'
„Waarvoor?" vroeg "de man van het
vreemdelingenlegioen en hihg het gewoet
om.
„Kijk, dc zaak ie "fcooh de..." Dr. ven
Wallenrodit lachte luidruohtig on zonder
behoorlijk motief. Daarbij sloeg hij de
handen oen paar keer Ineen, middelen, om
gr 1.---:.-^zaor
zijn innerlijke woed© tegenover den ander
uiterlijk te veranderen in d© onberispelijke
beminnelijkheid van den gentloman. „Heb
betreft d© j-omgodame, die gij onder uw
bescherming hebt genomen. Zeer verplicht 1
Wat had haar niet op dezen gevaarlijken
nachtelijkon tocht kunnen overkomen, ari
gij uiet als haar getrouwe Eokart haar ge
volgd waart..."
Het gozicht van den jager verraadde
vrij duidelijk, dat zijn bezoeker en dien9
manier van spreken hom niet bevielen-
Doch hij antwoordde niets. Terwijl hij
sprak, keek hij hem bedaard aan, met dien
eigenaardigon* in de verte zoekenden blik
van hen, die vcet m do open lucht, onder
den wijden hemel leven.
„En dan hebt gij dc juffrouw, hm, juf
frouw Roland, geholpen, om ov^r de^t
muur in do citadel te klimmen 1" ging dijf
von Wallenrodt voort. „Een beetje onge
woon, nietwaar, maar ook kranig, gezierf
het gocdo dool, den zieken broer, zeker een
vroogor kameraad van u uit het legioen, cn-
zoovoort. En dat gij toen nog voor juffrouw V
Roland gisteravond alc het. ware de cicero
ne in do oase gespeeld hebt en haar allea
hebt, laten zien, prachtig, bepaald* prach
tig 1 Eu ik dank u nogmaals recht harte
lijk voor dc moeite, die gij u gegeven hebt»
ook uit naam der familie van juffrouw Ro
land. Nu bon ik er, om zoo to zeggen: af
lossing voor 1" Hij lachte weer en keek zoo
terloops naar het binnenplein, ofschoon
daar niets rpeer te zien was. En do man
voor hem antwoordde bedaard: ,Mag ik
vragen in welke betrokkingen u tot juffrouw,
Roland slaat?"
(Wordt veivolgd).