So. 14162. Set Leidsche uitbreidingsplan. in. LEIDSCH DAGBLAD. PERSOVERZICHT. WOEf^S SAG 17 APRIL. TWEEDE BLAD. Anno IS07. FEUILLETON. C1EEBA. Op grond van al het in vorige nommers yver deao zaak medegedeelde, geven B. en flVs. den Raad thana in overweging: lo. over to gaan tot da vaststelling van tuït uitbreidingsplan der gemeente, gelijk dit op de Secretarie ter inzage heelt gele gen, nader aklua gewijzigd, dat de ont worpen verbreeding van de Gasthuislaan niet uitsluitend aan de Oostzijde, maar, gelijkelijk over beide zijden verdeeld, ook aan de Westzijde zal worden tot atand ge- braoht; 2o. krachtens de bevoegdheid den Raad toegekend bij art. 27, lBte lid van de Wo ningwet, uit te vaardigen het navolgende yerbod De Raad der gemeente Leiden Gelet op zijn besluit dd. heden, waarbij grond wordt aangewezen, die in de naaste toekomst voor deo aanleg van straten, grachten on pleinen 16 bestemd; Gezien de voordracht van Burgemeester fen Wethouders; Overwegende, dat in het behang van stelselmatige bebouwing nauwgezette nale ving van hot op heden door hem vastge stelde plan van uitbreiding, althans voor ïoover do in de naaste omgeving van de bebouwde kom der gemeente gelegen gron den betreft, noodzakelijk ie; heeft besloten: te verbieden, dat gebouwen worden gebouwd of herbouwd op de bij het uitbreidingsplan voor straat, graoht of plein bestemde gedeelten der perceelen, vermeld op den bij dit besluit gevoegden staat letter B, in welken Btaat tevens is aangegeven op welk deel van den grond aan een en denzelfden eigenaar toebehoorende het verbod betrekking heeft. Voor zoover de in don staat B vermelde perceelen met rood zijn onderstreept, wordt meor dan 1/3 gedeelte van den aan een en denaelfden eigenaar toebehoorenden, in het plan begrepen grond door het verbod getroffen. De redenen, waarom vooralsnog niet tot aankoop of onteigening van deze gronden wordt overgegaan, verschillen al naar het reeds bebouwde of nog onbebouwde gron- j den betreft. Ten aanzin van de bebouwde pcrcoe- len zal uit den aard der zaak eeret dan het oogenblik voor aankoop of onteigening ge komen zijn, wanneer èf wel in verband met de aangrenzende bebouwing de afbraak van een geheel complex gebouwen noodza kelijk wordt, öf wel liet verbod tot her bouw den eigenaar van cod bepaald pand schade zou berokkenen, wanneer dit b.v. ten gevolge van brand, bouwvalligheid of veranderde bestemming, herbouw of ver bouwing zou moeten ondergaan. I Ten aanzien van de nog onbebouwde perceelen, waarop het bouwverbod rusten zal, moet dadelijke aankoop of onteige ning van die perceelen afstuiten op den te zwaren financieelen laat, welke dienten gevolge op de gemeente zou worden gelegd, in verband met het weinig productieve êo- bruik, dat door de gemeente van die gron den kan worden gemaakt, totdat het oogenblik van bebouwing gekomen is, en de onzekerheid of aan den thans tot straat, gracht of plein bestemden grond, ook werkelijk die bestemming zal worden gegeven, waar immers de mogelijkheid, dat het vastgestelde uitbreidingsplan alsnog wijzigingen zaJ ondergaan, niet uitgeslo ten ia. Bovendien zou, juist omdat nog niet vol strekt vaststaat, dat de thans bot straat bestemde grond ook inderdaad straat zal worden, indien reeds thana bot aankoop of onteigening lier gronden werd overgegaan, later kunnen blijken, dat do aankoop of onteigening geheel onnoodig was geweest, zoodat de gemeente zich zonder noodzaak gedurende 'n reeks van jaren 'n ondraaglij- ken financ. last op de schouders zou heo- ben gelegd Eerst dan clua zal, i n d i e a de billijkheid dit meebrengt, tot aankoop of onteigening worden over gegaan, wanneer het oogemblik van be bouwing der aangrenzends pereoolen geko men ia. (B. en Ws. merken hierbij op, dat in dien de Raad zich met de door hem voor gestelde wijziging van het uitbreidingsplan ten aanzien van de Gasthuislaan kan ver eenigen, uit den aard der zaak ook de bij het bouwverbod bedoelde staat letter 1 dienovereenkomstig zal moeten worden ge wijzigd.) 3o. B. en Ws. machtigen aan degenen, die bezwaren tegen de vaststelling van het uitbreidingsplan hebben ingediend, te be richten, dat hun verzoek, om bij eventueele niet-inwilliging hunner bezwaren een billij ke schadevergoeding te mogen ontvangen, eerst dan zal kunnen worden in overweging genomen wanneer bij de uitvoering van dit plan zal blijken of inderdaad schade door hen wordt geleden. „D e Standaard" zegt in een tweede artikel over het kiesreoht- v r aagstuk, dat het niet te vermoeden is, dab het blanco'' op ook maar één stem van Rechts zou kunnen rekenen. Het ia, 200 schrijft zij, niet bij toeval, maar om overheerschende redenen, dat èn de vorming van het kiezerskorps, èn de samensmelting van de Staten-Generaal in de Grondwet is vastgelegd. Dat anders te willen is heel het gebouw van Staat op losse schroeven zotten, heel het gebouw doen trillen, dwepen met een soort revolutie-bouw. En tooh,.dat is-het blanco. De gewone wetgever zal met gewone meerderheid de grondzuil van heel het Staatsgebouw inkorten, omverhalen of ver zetten kunnen. In een tijd van opwinding en overspan ning zal er een Kamer gekozen worden, die geheel onder den invloed staat vian een overdreven denkbeeld; die tolk is van een waan, die voor een oogenblik de geesten beheerscht; die gedreven wordt, zooals de tegenwoordige Fransche' Kamer, door bit terheid en haat tegenover een haar hinde rende minderheid. En zulk een Kamer zal dan met meerderheid van één stem heel het grondplan van one Staatsgebouw wijzigen kunnen. De meerderheid van die Kamer kan staan, gelijk nu, 51 tegen 49, en toch alle beginselen en belangen, die door die 49, d.i. door- bijkans de helft der natie, wor den voorgestaan, overhoop werpen. En zelfs die kleine, die nietszeggende meerderheid kan tot stand zijn gekomen door de stem van vijf k zes kiezers, zoodat het eigenlijk geen meerderheid ia. Ja, tijdelijke ziekte of do val van een paard, kan gelijk geschied is, opeen gege ven oogenblik de oorzaak zijn, dat er een wet doorgaat, die anders niet zou zijn tot stand gekomen En aan dergelijk kansspel wil het blanco den 8taat der Nederlanden overleveren I Kan het dwarser? En verder: Met het blanco kunnen ook onze nationa le vrijheden in het gedrang komen. Als een gewone wetgever met één stem meerderheid den geheelen toestel kan wij- rigen, k-n dit èn in socialistische richting, maan ook in reactionairen zin ons staatsge bouw onkenbaar maken. Voor het oogenblik is dit zeker niet te duchten. Maar wie zal ontkennen, dat er nu reeds een reactionaire neiging door het land gaat, die liefst met deze nationale vrijheden korte metten zou maken. En wat waarborgt u, dat deze zuiging niet nog in kracht zal winnen? Op doldriftig© actie is reactie steeds een natuurlijke terugslag Reeds nu komt hot parlementair stelsel allerwegen in discre- diefc. Er zijn er reeds, die zeggen; dat het bezig ia zichzelf af te breken. Vergeet ook niet, dat onder Thorbocke's leiding het liberalisme ten onzent juist doorheen i^iterst beperkt kiesrecht heeft ge- trtLompheexd. Met een anderhalf honderd- duizend kiezerSj dis den mannen van het geld de overmacht verzekerden, waren de Liberalen messter van het terrein. En nu is wel het verzet tegen het ceusi- taire kiesrecht op het oogenblik nog sterk, maar hier staat tegenover, dat in de alge meen© politiek, ook in de internationale, alleen de stoffelijke, de oeconomische be langen bijaa uitsluitend, meespreken. Idee ën zijn weeldeartikelen geworden, waaro ver niemand zich meer bekommert. Votfr idealen strijdt man niet meer. Door uw blanco nu schept ge eenerzij ds de mogelijkheid dat in oen onvoorzien oogenc-& de rechten der minderheden met voeten worden getreden en dc Kroon in gevaar komt, maar ook anderzijds de mo gelijkheid, dat men ons kiesrecht tot aan het belachelijke inkrimpt, en onze nationa le vrijheden als het kind met het bad weg- apoeli. En waarom dat. blanco? Alleen, omdat men op algemeen stem recht afgaat, maar inziet, dat men het niet kan doorzetten, zoo het staan moet in de Grondwet. De socialisten zijn in zoover op recht, dat zo zeggenkunnen of niet kun nen, het moet eenvoudig. Maar de mannen van het blanco zijn uu eenmaal geen helden. Hun kracht zit in het slimme. Zij denken,,Als we maan eerst van de Grondwet af zijn, dan weet ge nooit hoe de koe een haas vangt, en krijgen we allicht, vroeg of laat, ons algemeen stem recht er door I En let ge nu op bet glijbaantje, waar langs de Vrij-liberalen steeds aan het sul len zijn, dan is die berekening misschien nog zoo dom niet. Rechts, dat weet men vangen ze niet. Maar de Vrij-liberalen zijn in een perpotutum mobile, en wibbelen in die wiegeling altoos meer naar rood. Rood, zeggen ze, is op zichzelf een bloei ende kleun. Algemeen stemrecht moet vroeg of laat komen. Maar nu nog niet. We ko men er wel, maar laat ons tijd. Aan een blikaemtroin wagen wo ons hachje niet. Dat hoeft dan ook niet, antwoorden de blanco-mannen. Wat we nu alleen wiTleu ia de pees van de Grondwet doorsnijden. En dat kunt ge toch wel met ons doen. En nu repliceert men wel weer: nooit! Maar dat nooit heeft voor de Vrij-libera len altoos een zeer betrekkei ijken tijdsduur. En &1b het dan moet, en niet anders kan, mits ze dan eerst luide geprotesteerd heb ben, dan willen ze toch aan het eind niet on-inachikkeLijk zijn en geven met een zucht uit het benauwde hort toe. In het eerste artikel, waarmee „De Standaard" haar beschouwingen over het kiesrecht vraagstol aanving, werd, bij de verdediging van de houding van het vo rig© Kabinet ten aanzien van de kiesrecht kwestie, ook gezegd, dat het ministori©- Kuypor, ware het in 1905 niet tot aftreding gedwongen, uiteraard in zijD tweede perio de ook dit vraagstuk zou hebben moeten afdoen. „H et Huisgezin" zegt hieromtrent Ware dit juist, dan had bij de stembus van 1905 de rechterzijde haar houding in zake het kiesrecht moeten vaststellen, dan had van overeenstemming ten aanzien van dit vraagstuk bij de onderscheidene groepen van reohts moeteD zijn gebleken. Welnu, bij de jongste periodieke verkie zingen is van rechte het kiesrecht-vraag stuk niet eens vernoemd. D© basis, waarop rechts stond en veilig stond, was verdere afwerking van het Re- geeringsprogram, waarmee men in 1901 waa opgetreden. Op dat program kwam het kiesrecht- vroagttuk niet voor. Wij stellen dc zaak ons zoo voor, dat, had rechte in 1905 gewonnen, de heolo pe riode 10051909 zou zijn gevuld geweest met wat „D e Standaard" noemt de materieel-social© vraagstukken. En dat aan d© stembus van 1C00 het kies- rechtvraagstuk inzet van deu strijd ware geworden. n—ncn^a—r—zaaBa—1111 naa Te meer, daar „D e Standaard" zelf verklaart, dat oplossing van het kiesrocht- vraagafcuk niet aan het einde, maar aan het begin van een wetgevend periode thuis hoort. Mr. P. S. M. Aalberoe schreef in het „Katholiek SooiaaJ Week blad," dat tijdens de over hefc_ Arbeidsoontraot „een Katholiek Kamerlid ongevraagd van een sociaal-de mocraat het materiaal ontving, om Tak in de Kamer te beantwoorden." „Het Volk" riep mr Aalborse toe: „Gij liegt" on sommeerde hem den naam van dien sociaal -do» ceraat te noemen. Naar aanleiding daarvan schrijft deze vertier in zijn blad. „flet Yol k" meenfc het recht te hebben te verklarenG ij liegt zoolang wij nret bereid zijn den naam van dozen sociaal democraat to noemen. Welnu, dan kan het lang wachten. Zou „Het Volk" in het omgekeerde geval wel bereid zijn namen te noemen Hoe het zij, „H 0 t Volk" moge het gelooven of niet ©eiooven, dat laat ons volkomen koud, doch wat wij schre ven was de zuivere waariteid. Eti Bet toen gezonden materiaal ia nog in 011® bezit, zui nig bewaard ala treffend bewijs van de ont zaglijke woed©, welke or onderling tussohen de 80oiaal-demooratischc partijgonooton heer&oht. Zouden wij dan zoo grif golooven dat de „eenheid" plotseling is hersteld? Wij kunnen echter „Het Volk" alvast een verrassing voor ons volgend numnnn aankondigen. Namelijk een antwoord op zijn beschuldiging G ij liegt, een ant woord, dat den heoren vermoedelijk nog lang heugen eaU" „Het Volk" teckent firij de vermelding hiervan dit aan: Wij herhalen dus wat wij sohrevenG ij liegt. Maar wij hebben nu tot mr. A. (smodee) nog iets daarbij te zeggen. Scnrijf ons b. v. p. cito cito, per ommegaand, tegen welk bedrog gij ons taxeert-, om die vrceae- lijke onthullingen van u over ons onge schreven fce laten. Wij zullen dan zien wat wij kunnen doen. „D e Nieuw© öourant" zegt: „D e Standaard" schrijft, „dat een gemeen tebeetuur alleen zoodanige bedrijven moet uitoefonen, die door p\rticuiicren éf niet, óf minder goed kunnen worden uitgeoe fend; bedrijven, die betrekking hebben op het algemeen verkeer of de algemoene voor ziening van water, gas, electriciteib, enz. Daarentegen moet de gemeente geen be drijf gaan uitoefenen, waarin ovengoca door de particuliere nijverheid kaD worden voorzien. Ze mag wel geld uit een bedrijf trokken maar ze moet geco bedrijf inrichten, uiv sluitend met het doei om geld tc maken Eb ft venzoo moet weerstand geboden aan de poging, om door middel voo het gemeen tebedrijf ons do socialistische haven te doen binnenvaren." Mot deze beeohouwingen kunnen wij zegt „D e Nieuwe Ooura nfc" ons over het geheel zeer wel voreenigen. Maar in welk K-ader plaatst het Anti revolutionaire biad ze? Het maakt er een wapen van tegen den minister van bitmenlaadscho zaken, die net ontwerp van den minister Kuyper inzake de gemeentebedrijven heeft ingetrokken en vervangen door een ander, hetwelk de ge meenten geheel vrij laat om eik bedrijf uit te oefenen, dat haar goeddunkt. Het ontwerp-Kuyper bedoelde daarente gen deo gemeenten niet toe te staan, zelf bedrijven uit to oefenen, die buiten haar bestuurssfeer lagen. M. a. w. het ontwerp-Kuyper wilde bij de wot den gemeenten bepaalde regels van gemeente p o l i ti e k opleggen ter zako van bedrijven. Het tastte alzoo do grondwettelijk be staande vrijheid der gemeentebesturen aan, om oncLr oontróle van hoog er gezag zelf te beslissen of ep welke bedrijven d© ge meente zou exploiteeren. En hst deed dit op zoo benepen wijze, dat daardoor zelfs cp zichzelf on in bepaal de omstandigheden hoog6t nuttige onder werpen van gemeentelijke zorg, buiten be reik der gemeentebesturen werden gesteld, Zoo werd uit „vaderlijke zorg" opnieuw een greep gedaan naar de gemeentolijko autonomie. Dat minister Rink dit voorbeeld niet heeft willen volgen, strekt hem tot eer. In „D e N.e d e r 1 a n d e 0 h 0 Specta tor" wijdt H. L. I(sraels) ecu artikel van het bekende i n c i d e n t-D e S t u e r s en schrijft o. m. De gezanten hebben een zeer bijzondere stelling, hun personen zijn onschendbaar, hun woningen zijn exterritoriaal, in de bo- lostingen wordon zij niet aangeslagen, hun goederen zijn ontheven van douanerechten en douaneformaliteiten, do aan hen geadres seerde of door hen verzonden pakketten mo gen aan geen enkel onderzoek onderworpen worden, de politie noch iemand anders mag hnn woning binnentreden, enz. Die voor rechten brengen plichten mede. Evenals do onschenbare koning door zajn onschendbaar heid gehouden 13 niet openlijk partij te kie zen voor de een of andere politieke riclibiDg, is do onschendbare gezant verplicht zich strikt te onthouden van alles, wat naar eenigo inmenging of partij kiezen in dc bin- nonland&che aangelegenheden zweemt. Hij, die zoo hartstochtelijk is zulk een volstrekte onzijdigheid niet te kunnen handhaven, deugt niet voor diplomaat." RocJenen van internationale welvoeglijk heid en redenen van 's lands waardigheid vervolgt dc heer H. L. I. verbieden een langer aanblijven van jhr. Do Stucrs als gezant te Parijs. „De Nederlandsoh© regeering kan zich niet blootstellen aan de aangekondigde in terpellatie in de Fransche Kamer en aan de mogelijkheid, dat de Franscho minister van buitenlandsche zaken dan zou antwoor den, dat hij in dezen alles moest laten in handen der Nedorlandseh© regeering, van wier vriendsohappelijkc gezindheid Frank rijk overtuigd is. En ook om redonen van 'a lands belang kan jhr. De Stuers niet gehandhaafd blij ven. De verhouding tussoben hemen de Fran- Bchc autoriteiten kan niet anders dan uiterst stroef wezen; het vertrouwen, dat de Fran scho regeering in hem moot stellen, moet wel diep geschokt zijn. Sinds de laatste 20 jaar is do diplomatie ke positio van Nederland aaniderkolijk ver anderd. Do vredesoonferentiën in Den Haag en hot daar gevestigd Arbitrage-Hof liebber hiertoe veel bijgedragen. De belangen van ons land, zijn hoogste belangen zelfs, eisohton dat tc Londen, Berlijn, St.-Petera- burg, Parijs, Brussel, Washington, Peking en Yeddo, Nederland door een zeer bek war ri man wordt vertegenwoordigd, door iemand, wien de regeering, waor ij hij geaccrediteerd is, ten vollo vertrouwen kan. Sinds den val van Hanotaux is dc ver houding tusschen jhr. De Stuers cu het ministerie op do Quai d'Orsay nooit "-wroet zooals zij eigenlijk moest zijn. Do verhouding met de Ncdorlandsche kolonie laat eveneens veel to wenrcheD over. Het incident van nu toont bovendien glashelder, dat onze tegen woordige gezant bij de Fransche Republiek mist die eigenschappen, welke ten allen tijde van een diplomaat gevraagd worden: on aantastbare kalmte, bezadigdheid, zelfbehccr- sching en tact. Dit is de kern van hot incident-Do Stuers, en daarom kunnen wij als juist beschouwen het bericht van „E© Petit Bleu", dat binnen voer korten tijd tbr. De Stuers in aanmer king genomen „hoezeer deze zaak zijn posi tie moeilijk maakt", en tevens rekening houdend met zijn leeftijd, zijn ontndog uit den diplomat] eken dienst zal nernen. ïai „Dat is juist een punt, waarover ik eens een hartig woordje met dien dikken, jovi- alen dokter zal spreken. Zeer beleefd, zeer hoffelijk, maar ook onaangenaam op don man afje weet, dat ik zeer onaangenaam kan wordoa." „O, jal" riep Gerda met de volste over- tuiging, „Men zal je als geaond ontslaan, wat je dan ook bont. Dan sta j© daar 1 Wat wil je dan zonder mij beginnen V' „Dan wend ik mij tot de Regeering om bescherming I" „Maar dat is juist het ongelukkige van d© zaak I" zeide haar metgezel met onmis kenbare voldoening. „Dat kan je niet doen wanneer je dat doet, dan kom je van den regen in clen drup. Heet je dan soms juffrouw Roland? En heb je je niet met d© grootst© onbevangenheid onder dien vaischen naam bij de auto/ -sitea aange meld en zelf8 je paspoort met dien naam onderteekend Dat is wat men noemt schriftvervalschring en bij de wet strafbaar. Wees maar blij, dat ik gekomen ben om je weer mee naar je vaderland te nemen. Wat is dat nu weer voor een schooier, die je daar groet?" Gerda Roland wierp 'n vluchtigen blik °P den grijzen, in lompen gehulden man. nO, dat ia dc koetsier van de arabd, waarmee ik gisternacht hieriieen ben ge komen. Hij verbeeldt zich, dat ik spoedig J^eer terug zal reizen. Daarom loopt fadj "ter rond." „De man is een gedachtonlezer 1" Dr. von Wallenrodt tastte in zijn zak en wierp den grijsaard een vijf-frankstuk toe waarvoor hij den Sidi met een twintigvoudig „Iköt- sor Allah Khereck („God vermeerdere uw bezittingen"; dankte. „Overmorgen op zijn allerlaatst gaan wij met j© terug, Daar kan je op rekenen." Zij was aan de poort der citadel blijven staan, eeD weinig bleek, maar kalm, voor het uiterlijke althans. Maar innerlijk beef de zij van woedo. En nauwelijks had haar verloofde haar nog1 tot afscheid gezegd „Ik ben zoo hard tegen je, Gerda, omdat ik je »oo lief heb I En wat ik tegen j© jril do©, doe ik voor je eigen best." Nau welijks had hij dat gezegd en zich 'o de richting van de karavanserai verwijderd, of zij snelde, zoo vlug zij kon, over de bia- nenplaats, naar de kamer van haar bro^T. Daar viel zij voor het bed op de knie- en en begon luid te snikken. D© kleine soldaat, die er in vergelijking met gisteren geheel veranderd uitzag, het waa alsof er nieuw leven was in die scherp©, verouderde trekken, zag zijn mooie zuster angstig en radeloos aan, tot zij zich eindelijk de tra non uit de 00gen wischte. „Misschien moet ik van hier weg, O!" riep zij met bevende stem. „Ik bedoel, uit het hospitaal weg. Dat zullen zij gezamen lijk wel klaarspelen 1 Maar geen monsch ter wereld kan mij uit je nabijheid bren gen, tot je weer gezond en reisvaardig bent 1 Dat zweer ik je en daarom moet je niet bang zijn, wanneer je soms geduren de een paar dagen niets van mij hoort 1 Ik weet zelf nog niet, wat ik doen en waar- been ik gaan zal I" Zij stond op en schudde hem bijna heen en weer. Zóó vast hield zij bet magere Lichaampje van den zieken broer in haar handen. „Ik heb do gelofte gedaan, j© naar huis te brengen. Juist omdat de an deren niets mew van je willen weten, ben- gel^ dio je bent I Reeds indertijd, toen z© je naar Argentinië wilden zenden, heb ik je gezegd: „Veel plezier zullen we aan Otto wel n/ooit bieleven l Maar een half bruikbaar mensch zou er van hom ten slotte nog wel kunnen groeienEn daar blijf ik bij. En daarom blijf ik hier." Beiden begonnen weer te schreien. En de kleine soldaat glimlachte vol hoop door zijn tranen been en zeide getroost: „Gerda, wat jij wilt, gebeurt toch I" Toen n>oeef» zijzelf nog met betraande oogen lachen. „Wij zullen wel eens zieu 1" zeide zij„zoo gcmakkelij"k krijgt men mij niet onder don duim." Dr. Hngo voa Wallenrodt had inmiddels zijn weg naar do karavansered door le straten der stad El-Ariana voortgezet. Hij zocht do schaduw der huizen po, daar d© hitte plotseling vreeselijk geworden was. Eindelijk bereikte hij de herberg „Sind- bad de Zeeman" en trad binnen. Hij zag daar xijn bediende A)i Stambocli neerge hurkt, terwijl hij op zijn geraak een sigaar rookte, dio zijn meester had toebehoord. Verschrikt stak hij bij het plotseling ver schijnen van dr. von Wallenrodt do sigaar in zijn zak, waarvan het vuur, door do voering van zijn broek heen, zijn gele huid verschroeid©. Met eeD van pijn verwrongen geaicht, maar toch glimlachend, hoorde hij zijn meester vragen: „Nu, Ali, zeg mij nn een* waar die kerel zich bevindt." Wie met „dien kerel" bedoeld iwerd, dien hij op bevel van zijn gebieder sedert hun aankomst te El-Ariana op den voet volgde en bespiedde, dat wist hij wel, en hij was blij te kunnen antwoorden: „Hij is boven op het daktn Hij liep snel 1T0 trap op en had onderweg gelegenheid het verraderlijke eindje sigaar, dat hem zoo pijnigde, uit een venster te werpen. Zijn meester was hem intusso .cn gevolgd naar bet platte afdak van d© herberg en gaf hem te verstaan, dat hij mot Sidi Frank alleen wenschte te gijn. Deze zat op den grond, op de glooiend heote steeneo, tus- Bohon waterkommen en poetsdoeken, en waa bezig zijn jachtgeweer aan een gron dige reiniging t© onderwerpen. Toen viel zijn blik op den heer von Wal lenrodt en d© beid© mannen stonden een paar ©ogenblikken zwijgend tegenover el kaar. Om hen heen heerschte eveneens een dood end© stilte. Dr. von Wallenrodt had onwillekeurig geearaeld, het gesprek te beginnon. Mefc hoe grooto beg list hei d hij an der 3 ook op trad)» giowsond om zijn mede men aohen to helpen rogeeren, ditmaal wiet hij niet pre cies, hoe hij tegenover tbzen mam moest optreden. Wi© was hij eigenlijk? Waar kwam hij vandaan? Uit hot vreemdelingen legioen! Maar vroeger? Men wist alleen van hem, dat hjj een Duifccchor was, due edn landgenoot. Hij groop naar zijn stroohocd en »eid© op gemaakbvroolijken toon: „Goeden morgen, waard© landge noot! Mag ik u eea oogenblik storen? Ja? U is al te goed. Duizendmaal dank I Ik ben hier naar boren geklommen, om u, om zoo te zeggen, ja, du», ontvang mijn hartelijken dank f' „Waarvoor?" vroeg "de man van het vreemdelingenlegioen en hihg het gewoet om. „Kijk, dc zaak ie "fcooh de..." Dr. ven Wallenrodit lachte luidruohtig on zonder behoorlijk motief. Daarbij sloeg hij de handen oen paar keer Ineen, middelen, om gr 1.---:.-^zaor zijn innerlijke woed© tegenover den ander uiterlijk te veranderen in d© onberispelijke beminnelijkheid van den gentloman. „Heb betreft d© j-omgodame, die gij onder uw bescherming hebt genomen. Zeer verplicht 1 Wat had haar niet op dezen gevaarlijken nachtelijkon tocht kunnen overkomen, ari gij uiet als haar getrouwe Eokart haar ge volgd waart..." Het gozicht van den jager verraadde vrij duidelijk, dat zijn bezoeker en dien9 manier van spreken hom niet bevielen- Doch hij antwoordde niets. Terwijl hij sprak, keek hij hem bedaard aan, met dien eigenaardigon* in de verte zoekenden blik van hen, die vcet m do open lucht, onder den wijden hemel leven. „En dan hebt gij dc juffrouw, hm, juf frouw Roland, geholpen, om ov^r de^t muur in do citadel te klimmen 1" ging dijf von Wallenrodt voort. „Een beetje onge woon, nietwaar, maar ook kranig, gezierf het gocdo dool, den zieken broer, zeker een vroogor kameraad van u uit het legioen, cn- zoovoort. En dat gij toen nog voor juffrouw V Roland gisteravond alc het. ware de cicero ne in do oase gespeeld hebt en haar allea hebt, laten zien, prachtig, bepaald* prach tig 1 Eu ik dank u nogmaals recht harte lijk voor dc moeite, die gij u gegeven hebt» ook uit naam der familie van juffrouw Ro land. Nu bon ik er, om zoo to zeggen: af lossing voor 1" Hij lachte weer en keek zoo terloops naar het binnenplein, ofschoon daar niets rpeer te zien was. En do man voor hem antwoordde bedaard: ,Mag ik vragen in welke betrokkingen u tot juffrouw, Roland slaat?" (Wordt veivolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1907 | | pagina 5