Anekdoten. fi>ïC NAR. De kleine erfgename. Ingebonden door Eiias Bomli, te Leiden. Niet bang. Oude juffrouw, die een rijtuig vraagt: ,,Zeg, ia je paard niet bang of schrik achtig?" Koetsier: ,,Hij? O, neen, hij slaapt alle nachten, heel alleen in een donkeren stal." Ingezonden door Jean nette Oostveen te Leiden. Mevrouw: ,,Maar Kika, hoe lomp van je om mynheer's doorgerookte pijp te breken, waar hij zoo op gesteld is 1" Rika: „O, 't is alleen de steel maar, me vrouw. De kop is nog heel I" Ingezonden door Albertus Goddijn te Leiden. Dienstmeisje: Slager, wat is die tong prachtig I Mevrouw wil er dan ook nog één hebben, maar van hetzelfde beest. Hij wist het. Meester: „Waar werd het Verbond der Edelen geteekend?" Karei: „Onderaan, meester F' Ingez. door Bernard us Zwetsloot, te Leiden. Een lastig geval. Iemand, die niet muzikaal was, had op Zich genomen voor een vriend een zeker zangstuk mee te brengen en ging met dat doel naar een muziekhandelaar. ,,In welken sleutel wil u het hebben 1"- vroeg men hem. „Dat kan ik u niet zeggen.' „Wou u het in een hoogen of lagjen sleutel hebben?" „Ik weet het niet, maar en hij hief rijn hand in de hoogte maar, het is voor een piano van omtrent zoo'n hoogte." Ingezonden door Frans Löwenstein, te Leiden. Nog slimmer. Eenige jaren, voordat het fieterijden 100 algemeen was als thans, kwam een boer in een ijzer magazijn om een zeis te koo- In overoude tijden Had men aan ieder hof Een hofnar, die den Koning Steeds gaf tot lachen stof. B3j droeg een zeer bont pakje, Daarbij een narrenkap. Geheel voorzien van schellen, Dat klonk bij iedr'en stap. De nar had op een stokje Een pop, zijn evenbeeld. En als hij 'n goede bui had Werd er wat mee gespeeld. De kinderen kwamen luisteren En moede werd men niet Naar 't hooren van die grapjes, Die hij hem zeggen liet. Was dan het speJ geëindigd, Dan keert hij tot zijn heer. Vermaakt dien met zijn grappen. Scherts en verhalen weer. DOOB EDOAKD JEPSOM. 0) De gouvernante staarde haar een seconde els versuft aantoen drong de vreeselijke waarheid tot haar door en zeido zij op koelen toon: „Ik vrees, Felicia, dat je niet veel hart bezit." Lady Noggs kon haar gevolgtrekking niet aanstonds vatten. Haar voorhoofd rimpel de zich onder de poging, die zij aanwendde om deze te begrijpen en daarop zeide rij, ©enigszins aarzelend: „dat kan wel zijn, 'maar ik houd veel van honden I" Miss Stetson vond dat antwoord een raadsel. Eenige dagen achtereen heerschte er vre de. De gouvernante noemde haar leerling niet meer „lieveling". Maar lady Noggs bleef de lessen ondragelijk vervelend vinden en aangemoedigd door haar eerste poging, begon zij nieuwe droomen te droomen. Zij tag een middel zich van de Duitsche me tbode en misschien zelfs "wel van haar nieu we gouvernante te ontslaan. Nu volgde er een reeks van ongelukken Op zekeren dag was het boek van de Engel- geschiedenis verloren en trots dat er nieuw boek uit Londen aangekomen was, werd die les door iets anders vervan gen. Toen was het rekenboek twee dagen Boh to reen zoek en werd daarna op den vloer van bet bed der gouvernante gevon- ijW JTmmr leerling vroeg haar of rij er zoo laat in gelezen had, dat zij er mede in slaap was gevallen; maar die veronderstelling werd zoo driftig tegengesproken, dat Félicia op beleedigden toon zeide: „Ik dacht dat U van rekenkunde hield." Miss Stetson zag haar waarlijk boos aan. Pennen schenen alle uit de leerkamer weg te loopen en werden op de zonderling ste plaatsen teruggevonden. Ook de infct kreeg vreemde gewoonten. Den eenen dag was hij als modder en onbruikbaar; den volgenden morgen als water en er dreven van allerlei dingen in. Twee van de drie dagen kwam lady Nogga opnieuw bijna een uur te laat voor haar lessen. Den derden dag scheen haar ver stand opeens zoo afgestompt, dat de gou vernante tevergeefs allo pogingen aan wendde haar iets te doen begrijpen. Misschien echter was de onveranderlijke beleefdheid der leerling nog hetgeen, dat haar het meest kwelde. Félicia pruilde geen oogenblik; zij gaf toe, dat men gelijk had wanhopig te zijn over haar domheid; geen enkel bits gezegde ontsnapte haar Hoe was het dan mogelijk zulk een kind te straf fen? Miss StetBon ging voort haar uiterste best te doen; maar week op week scheen de Duitsche onderwijsmethode in dit bij zondere geval jammerlijk schipbreuk te lijden. Zij zag er tegen op den Minister met de zaak lastig te vallen, hij wag overstelpt met de belangen des lands en mocht niet gekweld worden met zorgen omtrent rijn nichtje. Maar ten laatste wist de gouvernante geen raad meer, waarschuwde rij lady Noggs, dat zij zich tot haar oom zou wen den en toen deze ook die bedreiging heel onverschillig opnam, ging zij bij hem klar gen. „Och, och 1 dat is allerdroevigst 1" riep lord Errington uit: „Ik zal eens heel ern stig met haar spreken. Wees zoo goed het kind onmiddellijk hierheen te zenden." Gewoonlijk kwam lady Nogga, wanneer zij wist een berisping te zullen ontvangen, met een uitdagende houding aan. Ditmaal verscheen zij met éen uitdrukking van kal me gelatenheid. „Félicia!" zeide haar oom op zeer stren gen toon: „Miss Stetson zegt mij, dat je je niet de minste moeite bij het leereD geeft." „Het zijn ook zulke domme lessen 1" zeide lady Noggs. „Onzin 1" antwoordde de Minister; „je bent een dom, klein meisje I" „De lessen zijn dom," hield lady Noggs met zachte vastberadenheid vol. „Ik kan zulke domme dingen niet leeren. Ze willen niet in mijn geheugen blijven 1" „Je probeert het niet," zeide haar oom „Nu niet, maar wel in het begin en het hielp niet", verklaarde Félicia bedaard. „Maar je wilt immers geen onwetende dame worden", klonk het mine er streng, want de teerhartige man was getroffen door baar stille beslistheid: „bedenk toch eena welk een schande dat zou zijn voor iemand, die in de gelegenheid was geweest zooveel te leeren." „Ik behoef geen breuken, of onregelma tige Fransche werkwoorden te kennen", zeide lady Noggs, nog altijd even va&tbe-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1907 | | pagina 12