LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 23 "AAART. - TWEEDE BLAD. Brieven van een Leidenaar. f*l£iy£^-QJAESTfi£. Gemengd Nieuws. Annw 19Ö7. so; mis. CLXXYI. Mij werd ovenals velen anderen stadge noten dezer dagen het verslag over 1900 van de Handelsbedicnden-vereeniging Kennis |g Macht" toegezonden, die het vorige jaar jeeds haar dertigjarig bestaan mocht her denken. Het is niet om de vereeniging zelve dat ik zooals altijd met belangstelling van 'dit verslag kennis neem. Do vereeniging telt slechts 27 leden en 25 donateurs cn als vakvereeniging neemt dj dus een zeer bescheiden plaats in, doch het is enkel om baar qndcrwijs-inxichting, welko beoogt-, jongelui, die de lagere scholen hebben door- loopen en op heb kantoor en in een winkel of magazijn een plaats hebben gekregen of toeken, daarvoor verder op te leiden.. Aan deze instelling kunnen de lessen na tuurlijk alleen des avonds gegeven worden, omdat de leerlingen overdag'hun werk heb ben. Eet aantal leerlingen, dat geregeld de leasen bezoekt, bedroeg op 1 Januari 178, waaronder 21 vrouwelijke; 96 leerlingen wa ren boven de zestien jaar. Onder leiding van het bekende school hoofd, den heer D. J. M. de Hondt, wordt door ccn zevental onderwijzers in Neder- landsch, Fransch, Duitsch, Engelsch, boek houden, rekenen en machineschrijven en schoonschrijven onderwezen, alle vakken, waarin een boekhouder of ander ambtenaar in de handelswereld, geen vreemdeling mag zijn. Een andere, soortgelijke instelling, be staat hier in Leiden niet; men mag dus van .Kennis ia Macht" gerust zeggen, dat zij m een wezenlijke behoefte voorziet, vooral ook, omdat de meeste der leerlingen of hun ouders niet bij macht© zijn, privaat-onder wijs te bekostigen. Met den aanvang van 1907 heeft het on derwijs een belangrijke uitbreiding verkre gen. Zooals op elk gebied, worden ook do eischen aan het kantoor- en magna:u- en winkelpersoneel gesteld, voortdurend groo- ter en daarmede moet het onderwijs reke ning houden. Meer vakken en meer lesuren zijn daar van het onvermijdelijk gevolg. Nu heeft do vereeniging altijd met groo- te zuinigheid gewerkt; de leeraren verdien den er weinig en de ondorwijslokalen heeft men gratis. Doch do dringend nood-rke- lijke uitbreiding van het aantal lesuren maakte vermeerdering van inkomsten noo- dig. Het schoolgeld verhoogen ging al zeer moeilijk, al is men er toe over moeten gaan en dat bedraagt nu voor zes vakken per kwartaal 7.50 gld., dat is per jaar 30 gld., wat zeker niet laag kan genoemd worden, vergeleken bij het schoolgeld aan de H. B - Bchool, dat 60 gld. bedraagt. Doch met die verhooging kon men er nog niet komen. In 1906 overtroffen de uit gaven de inkomsten met 209 25 gulden. Dat kon zoo niet Langer gaan, men zou als in den toestand geen verandering kwam, de instelling moeten opheffen. De gemeente begreep, dat dit moest wor den voorkomen, want dan zou zij er zelf voor moeten zorgen en zij heeft de vereeni ging de reddende hand toegestoken door in de eerste plaats de subsidie te brengen op 1260 gulden en kosteloos het gebruik af te staan van de vier bovenlokalen van de school tweede klasse voor Jongens en Meis jes aan de Oude Vest. Ook de Provincie verleende over 1907 een subsidie van 375 gulden, terwijl op een bij drage van het Rijk een volgend jaar mag worden gehoopt. Mits en hiermee kom ik tot het eigen- (Voor alle jongo huisvrouwtjes). Na de meid, die bij ons wegging, omdat het bij ons te druk was, hadden wij ar een, die hetzelfde deed, omdat het te stil was. Na de meid, die bij ons wegging omdat het te stil was, hadden wij er een, die eveneens wegging, omdat we drio honden haddon, waarvan twee kleine snoezen, Dirkje en Daantje, nog niet gansch en al zindelijk waren en dos nachts weieons wat leven maakten. Jonge honden hebben dit met kleine kin deren en kippen gemeen: zij gaan met de zon op stok en zijn met de zon ook weer in dc ren. Wij gaven Dirkje en Daantje weg, en na de meid, die haar ontslag nam, omdat wij drie honden hadden, kregen wij er een, die dol op henden was, doch serieus naar een anderen dienst ging uit zien, toen zij bemerkte dat wij eon kindje verwachtten. Na de meid, die wegging, omdat wij een kindje verwachtten, hadden wij er een, die op den duur liever in een dienst mot kin deren wa3. Deze verzocht mij om een week abonnement op het ,,Leidsch Dagblad" en als ik soms geschikte advertenties tegen kwam in andere bladen, die voor haar uit fce knippen. Ni do meid, dio wegging, om dat zij liever in een gezin met kinderen diende,hadden wij genoeg van de 6tads-meiden. Ziehier volledigheidshalve haar namen Leentje, Anna Dina, Alida en Marie. Toen wij genoeg hadden van de stads weiden, kregen wij een flinke buitenmeid. Deze kwam zittenderwijs de trap af, om dat zij een trap nog nooit beklommen had wèl waagde zij zich met plezier op een ladder in den kerseboom. Een keer, dat mijnheer Roodzant ons kwam opzoeken, rei 7A dat ze rood zand nog niet noodig wèl wit voor de mewenplank. Toen wij lijk doel van mijn schrijven „mit© vol- doend© aangetoond kan worden, dat par ticulieren door geldelijke bijdragon blijk „geven met dez© instelling in te stemmen." Dit begint meer en meer de voorwaarde te worden, waarop openbare lichamen, par ticulier© instellingen, steunen. Het particu lier initiatief moet voorop gaan en eersi toonen wat voor een zaak over te hebben, j dan komen Rijk, Provincie en Gemeente helpen. In beginsel zeker een heel aroedo stelre gel, het is anders zoo gemakkelijk wat op touw te zetten en het maar op een of ander openbaar lichaam te laten aankomen, doch in dit geval brengt het de vereeniging in een lastig parket. Do vereeniging telt slechts 27 leden, wier maatschappelijke po sitie over het algemeen niet oen buitenge woon groote bijdrage, grooter dan nu reeds door hen gecontribueerd wordt, toelaat. Bovendien geven d© meeste leden vnn hun tijd en werkkracht aan de onderwijs-inrich ting, zoodat althans van hen niet meer mag geëischt worden. Verder heeft de vereeniging 25 donateurs, die in 1906 samen 103 gulden bijdroegen. Het gaat niet aan tot deze mensclien te komen en te zeggen: „Verdubbelt of ver meerdert althans de bijdragen, die gij zoo goed waart ons jarenlang te schenken I" En toch vrees ik en het bestuur der vereeniging eveneens dat het Rijk, als het kennis neemt van het luttel bedrag, dat particulieren aan de vereeniging geven, dan geen vrijheid vinden kan de in uitzicht gestelde subsidie voor een volgend jaar re verleenen. En het i9 niet onmogelijk, dat do Provin cie er ook zoo over denkt en dat zou voor de vereeniging een bittere teleurstelling wezen en van de begonnen uitbreiding zou niet veel terechtkomen. Want de gemeente, hoe graag zij zou wil len en welk een goed hart zij „Kennis is Macht" toedraagt, zal het alleen niet kun nen doen. Met dit voor oogen, heeft het bestuur van „Kennis ia Macht" het noodig geoor deeld uit zijn midden een commissie te be noemen, om voor de financicele belangen dor schoolinrichting propaganda te maken. Deze commissi© is begonnen met een cir culaire te zenden aan vele hoofden van handelsinrichtingen en industrieele onder nemingen en andere stadgenooten, van wie zij met eenig vertrouwen durft te verwach ten, dat zij voor dit goede doel iets willen bijdragen. En zoo komt het dat ongetwijfeld velen met mij dezer dagen een verslag hebben verkregen met een circulaire, waariD een beroep wordt gedaan om door het schenkeB van een geldelijke bijdrage tot do instand houding en uitbreiding van deze instelling med© te werken. En als ik nu weer eens het verslag opsla en op bladzijde 15 slechts vijf en twintig na men van begunstigers lees, dan vraag ik mij af, of dat nu voor een stad, waarin vooral do nijverheid zooveel beteekent, niet veel te weinig is. Het is immers ook in hot belang der patroons, dat het kantoorperso neel en hun aanstaand kantoorpersoneel goed onderlegd en bekwaam gemaakt wordt voor de taak, die men het oplegt. Elke gulden, die particulieren als bijdra ge schenken, brepgt de kans mee, dat het Rijk er een tientje bijlegt en eveneens de provincie een evenredig deel. Men helpt dus met donateur te worden de nuttige instelling niet alleen met zijn bij drage, maar ook draagt men er too bij, dat do onmisbare subsidies van Rijk en pro vincie binnenkomen. een partijtje hadden en mijn vrouw haar bij ongeluk met het theeblad liet binnen komen^ bleef zij met open mond in de ka merdeur staan, ten slotte uitroepend, éér wij het konden vorhinderen: „Het iB hier een heele vergaodering 1" En toen op een middag de waterleiding was afgesloten, wegens een reparatie aan do buis op straat, kwam ze in wanhoop bin nen, bijna huilend on met een air van nou- zijn-we-gesjochto en het is m ij n sclruld niet, klagend: Mevrouw, de sj'u-kraan wil niet gaan I" Toen deze meid oen dorpsgenoot van haar ontmoet had, die haar des nachts schaakto met wederrechtelijke medeneming van een stel zilveren lepels en vorken, een handdoek, een parapluiehuls, den godspen ning enden huissleutel, en met ver giftiging van den eenigen ons overgeble ven hond toen deze meid, zeg ik, Grietje heette ze, was weggegaan, toen keerden we terug tot de stadsmeLden en zochten ons heil bij de besteedster k 1 a m o d e. Toen kregen wij een meisje, dat gelukkig zoo jong niet meer was en wie de be steedster ons verteldot dat haar vorige „mevrouw" haar dol graag weer terug wil de hebben, wanneer wij de mooie gelegen heid, om haar aan ons te verbinden, gele- genheidt die wij hier aan te danken had den, dat genoemde besteedster werkelijk met ons „bedaan" was, niet met beide han den aangropen. Echter, wij deden zulks wèl cn zaten tevergeefs te wachten op on bekrompen voorstellen van do „vorigo me vrouw" om Fientje van ons af te koopen. Iedere meid heeft haar zwakke zijde. Fientje bad er vele, doch de voornaamste was, dat zo het a 11 ij d koud bad. Yan elf uur des oohtends tot des avonds negen als wanneer zij zich in haar appartemen ten terugtrok brandde do oven. Zij liep door het huis, kleumend, al in October en met een sjaaltje om. De bezigheden op straat en in de gang werden op werkelijk geniale wijz© tot een minimum beperkt. Zij diep onder vijf dekens ik zou dit na- Ik help daarom gaarne mede om onze stadgenooten op to wekken zich als dona teur op te geven van de vereeniging „Ken nis is Macht". De 25 moeten minstens 100 worden zal het getal eenigen indruk maken bij het bestuur der hooge Colleges, waarbij straks ook weer om steun zal moeten wor den aangeklopt. Doch op desselfde bladzijde vond ik ook de ledonlijst met slechts 27 nomen en ik heb mij eveneens afgevraagd of dit getal ook niet veel, veel te klein is. Hoovele kantoorbedienden en boekhou ders hebben in den loop der jaren niet hun opleiding op „Kennis is Mocht" ontvangen en daaraan gedeeltelijk te danken de posi tie, dio ze thans in de maatschappij be- kleeden Gevoelen ze nu niet de verplichting de ver eeniging te steunen door als lid en contri buant to© to treden Solidariteit Is een mooi woord als het goed wordt toegepast en als de oud-leerlingen door toetreding als lid de vereeniging steunen en daardoor de kansen voor oen goede en goed koop o oplei ding voor hun toekomstige vakgenooten vergrooten, toonen zij solidariteit in den goeden zin van het woord. Ik hoop daarom, dat de straks genoemde commissie haar po gingen ook naar dien kant zal uitstrekken. Op elk gebied< zoo lees ik in de oiroulaire van de propaganda^-oommissie, wordt de economische strijd steeds feller gevoerd en om dien strijd to kunnen voeren, is het noo dig, dat onze maatecbappij intellectueel weerbare mannen heeft. Inderdaad poogt „Konnis is Macht" op haar gebied de jonge mannen en vrouwen, die tot haar komen, weerbaar te maken. Doch dat koet geld, steeds meer geld. En waar gemeente provincie ©n Rijk daar veel geld voor willen geven, onder deze voorwaarde, dat ook particulieren blijk ge ven naar hun financieele draagkracht daar toe t© willen medewerken, daar ligt heb op den weg der Loidenaars en in het bijzonder op den weg van hen, die in betrekking staan tot den handel en de industrie, hetzij als patroon, hetzij als loontrekkend kan toorbeambte, om de vereeniging financieel te steunen. Daartoe wek ik in het groot belang dor zaak, dio het aangaat, met aandrang op. In ,,D e Levende Natuur" schrijft O. A, Gerritsen Jr.Sedert eenige dagen zwom hier in Den Haag in de stadsgrachten een meerkoet (Fulica atra) rond. De arme vogel heeft van zijn uit stapje naai de stad niet veel pleiner be leefd. De belangstelling onder de voorbijgan gers .was groot en in troepjes redeneerde men over don naam. Do meesten hielden den vogel voor een zwarte eend. Uitte zich dio belangstelling bij de ouderen in kijken en redeneeren, de lieve straatjeugd scheen niet bijster op den vreemdeling gesteld, althans het arme dier werd voortdurend met steenen gegooid. Het gevolg was natuurlijk, dat het na eenige dagen dood was. Dierenvrienden, die voor het beest partij trokken, werden uitgelachen en kondon zelf oen steen naar het hoofd krijgen, jala ze niet oppasten. Zou Hildebrand zoo iets wel eens bijge woond hebbeD, vóór hij zijn „Jongens" schreef In de coupure van de rivier de Gouwe bij Gouda is een met bouwmate rialen geladen schip van de firma Ooms en Blijleven aldaar door onbekende oor- tuurüjk niet weten, wanneer ik met drie dekens voor haar er bij had moeten lateu koopen. Zij kon een goeden burgerpot ko ken doch liet daar nooit iets van door- eohemeren. Dit was haar eenige bescheiden heid. Overigens was ze zoo brutaal als do hel tegen mijn vrouw, terwijl zij mij waarom mag de hemel weten negeerde. Als ik na haar uitgaansavond, den eenigen dat zo tot elf uur opbleef, haar binnoniiet en verwelkomde, zei zij geen boo of ba en wierp de toohtdeur voor mijn neus dicht. Zij negeerde mij op een wijze, dat ik er werkelijk plezier in kreeg I Een andere zwakke zijde van haara een zéér groote, zéér zwakke zijde, was, dat wij eigenlijk, op don keper beschouwd, haar geen van beiden goed aandurfden. Zij werd een potentaat in de keuken een macht, die m ij voorbijzag en mijn lieve vrouw afsnauwde. Op een ochtend ontdekte mijn vrouw, dat de tuindeuren van de huiskamer ongewoon lang openbleven. Zij stond op cn ging kij ken. In de huiskamer stond de kachel gloeiend. In de keuken zat Fientje, diep gedoken in haar sjaaltje, kopjes thee te verschalken. En op de vraag van mijn vrouw wat of dit beduidde, snauwde zij of zo dan zelfs geen kopje thee meer mocht drinken en dat de kamer warm moeist worden eor zo er ging vegen. Toen werd bet ons te bar en des middags togen wij zoetsappig weer naar de besteed ster heen. Deze gaf ons op alles wat wij zei den gróót gelijk; zij betuigde haar diep leedwezen, dat wij het zoo ongelukkig ge troffen hadden; het was voor de eerste maal, dat iemand tereobt niet over haar tevreden was, en zij bad al 3041 me vrouwen in haar carrière gelukkig gemaakt: hier lag het bookl Zij zei, dat wij onmid dellijk Fientje met zes weken den dienst moesten opzeggen en dat zij een uitstekend ander meisje voor ons wist, op de Hoo- gewoerd, dat tegen dien tijd vrij kwam. Wel had zij nog geen getuigen van dit meisj'e gehaaid zij had het ook zóó cri- zaak gezonken. Alleen de mast steekt bo ven het water uit. Hot schip ligt niet be paald gevaarlijk voor d© scheepvaart. Naar dc „Tel." vernoemt, ie d© „Club de Bienfaisance" in de Vondel straat te Amsterdam weer opengesteld en de heer Politzer aldaar teruggekeerd. Men meldt uit Kolhorn aan de „Alkm. Ct.": Gisteren voer een 5-jarig meisje met een schuit mede, do sterke stroom (was den schipper te machtig, hot king geraakte met het hoofdjo tusscben den paal eener brug en het boord der schuit, het hoofdje werd zoodanig ineen- gedrukt, dat do dood volgde, nog voor ge neeskundige hulp aanwezig was. Uit Aken wordt gem el d, dat de speelclube te Vaals, op de club „Veree niging" na, gesloten zijn. Dez* houdt den strijd tegen den nieuwen burgemeester nog vol. Verscheidene andere speelhuizen heb ben hun inboedel al verkocht, of naar el ders overgebracht. Volgens een gerucht, zouden zij Schevemngen als terrein voor hun verdere werkzaamheid willen kiezen. Op het gehuoht De Brendonck nabij Rethy, aan de Belgische grens, zijn vijf woningen, bewoond door dc landbou wers Peeters, Weijnants, Wad. Goris, J. Lonaerts en W. Kmaeps met inboedel en al totaal afgebrand. De zoon van Peeters is do*.'.- het vuur omgekomen. Bedekt met brandwanden, werd hij in het liofdehuis opgenomen, doch overleed, na korten tijd. Do oorzaak van den brand is onbekend., De „Jena en d tucht. Een zeeofficier schrijft aan het „Journal des Dé- bats" een brief, die zeker indruk zal ma ken. De zeeofficier schrijft aldus: „Ik kan de behoefte niet weerstaan, uit te schreeuwen wat iedor weet en wat niemand zeggen wil. Een volk, dat niet in verval is, moet de waarheid kunnen hooren, ook de wrocde, de treurige waarheid. Er zullen commis sies benoemd worden, enquêtes zullen wor den ingesteld en dat zal uitloopen op alles en op niets. Do bladen, de ministers, zul len getuigschriften uitreiken van helden moed: wij zullen zwellen van trots, en mor gen zal onzo toestand verergerd zijn. De onmiddellijke oorzaak der ontploffing op de „Jena" zal verborgen blijven: do schuldigen, als die er zijn, do getuigen, zijn dood; de plaats van het onheil is verwoest. Maar daar ligt ook niet do oorzaak van al onze ongelukken. Of het betreft do „Suly", de „Farfadet", de „Lutin", do „Kabylo", de „Chamois", en zooveel andere rampen, de allereerste oorzaak, dat is het per- s o n e o 11 Wij maken geleerden, wij maken geen mannen meer I De werktuigen op de oor logsschepen, kanonnen, ketels, worden al tijd maar samengestelder. Elk nieuw werk tuig vereischt meer zorgzaamheid on toowij- ding van die er over gaat Maar terwijl de eischon voor het bedienend personeel hoo- ger worden, gaat het zedelijk peil van het personeel der marine schrikbarend achter uit. Inzcggingen, plicht, gehoorzaamheid, dat zijn oudo lorren, die alleen voor achterlijke stumpers wat beduiden. De dionstdoende wacht slaapt; die do ronde moet doen, laat het na of staat te rooken, Er gebeurt een ongeluk. En als het ongeluk gebeurt, dan is do bemanning meteen dol geworden. Do manschappen springen de uitgangen door en vallen te pletter in het dok. Do mannen van de „Suffren" zijn gevlucht en hebben hun schip aan de vlammen ovorgolaten men denkt or niet over de ruimen onder water te laten loopon, do paniek heeft ieder aangegrepen. meneol druk, omdat ze alle mensoiieu altijd goed bediende maar dat mei.<je was vier maanden geleden in dezen dienec op de Hoogewoerd óók gekomen met gcede getuigen, dus twijfelde zij er niet aan of ook de nieuwe getuigen zouden wel weor goed zijn. Het leek op het oog een heel net meisje. Zij zcide voorts, dat wij haar, be steedster, nu niet weer opnieuw hoofden te betalen, doch dat hut meisje van dc Hco- gewoerd natuurlijk een goodspenning incest hebben en mot Nieuwjaar nog eens even veel. Zij liet ons uit, zich aanbevciend in de gunst en de „rikkemendaasje. Op straat keken wij elkaar aan en lach ten min of meer als een hoor, dio kiespijn heeft. „Waarom heb jij niet gevraagd of z ij het haar wou zeggen?" vroeg mijn vrouw met een vaag verwijt. Doch ik hield mij dapper; ik was im mers de „man" van ons beiden eu in dergelijke gevallen behoort do man zijn vrouw terzijde te staan. „Dat gaat immers niet," antwoordde ik. „Maar i k zal het Fientje wel zeggen." Toen wij thuiskwamen was de rijst aan gebrand doch wij besloten dit nu maar door de vingers te zien. Als het noodig was zouden wij die rijst des avonds er bij halen en anders waren wij au toch over zea weken van haar af. Of wie weet, nog niet gauwer want wij hadden nog Je stille hoop, wij dwazen, dat zij uit zichzelf vroeger zou willen gaan. „Misschien weet zo het niet van die zes weken," zei mijn vrouw. „Je moet maar beginnen haar te vragen wanneer zo wil opmarcheeren 1" Wij zouden wachten tot zo goedennocht kwam zeggen. Tegen negen uur stelde ik iets dringends tot beter gelegenheid uit, om Fientje niet mis t© loopen. Het werd negen uur, het werd een kwartier ©r over, bet werd half tien. „Zij zal toch niet naar boven zijn gegaan zonder het te zeggen," opperde mijn vrouw. Wij legden onze ooron aan de reet van Die paniek is verklaarbaar: dat is he* instinct voor zelfbehoud, dat ons op ae vlucht dryft als de dieren. Maar al3 dj daaraan toegeven, dan is het toch ook on gerijmd ons boven de dieren verheven te achten. Ja, er zijn enkele dappere mannen ge weest bij het ongeluk met de „Jena", naar het waren heel enkelen: do massa was laf. Als er geen officieren on gegraduoerden wa ren geweest, clan was do „Suffren" in da lucht gevlogen. De havenarbeiders, die niets geen gevaar liepon, zijn bet arsenaal uitgehold, in schaamachtige verbijstering. Zij gaven er zich wel rekenschap van, dat, als er tens wat t© doen was in het arsenaal, dat zij er dan vooral niet meer moesten zijn. Dat is de treurigo waarheid. Wat or ge beuren moet, dat is do oude begrippen over plicht en opoffering herstellen Om stipt een order op te volgen behoeft men niet juist ccn geleerde to zijn, maar om te kun nen gehoorzamen in zelfverloochening, daarvoor moet men een man zijn, in don edelen zin van het woord. Dat leert men niet op onze scholen on hier ligt de oorzaak van al onzen tegen spoed. Nog' is de ondergrond van onzo manschappen goed on genezing ia mogelijk Maar als die genezing niet ter hand wordt genomen dan is onze marine verloron. Dan kan mon de vloot wel sparen. Volgons berichten van Ma- dagaskar, heeft do jongste wervelstorm daar verschrikkelijk huis gehouden. In het district Nosy Varika zijn allo woningen vernield, het inlandsche dorp Mananjarv ligt togen don grond, Rindrambolo en An- fcsenavola hebben zwaar geleden, Ambongo is verwoest cn het onheil is nog door over stroomingen verergerd. Kindoren verbrand. In de stad Kaehofka nabij Cherson, hoboen eeni ge onbekend gebleven personen een ge bouw in brand gestoken, waarin Joodscho kinderen aan het dansen waren. Do mees te kinderen slaagden er in te vluchten, maar een tiental kwamen in den rook en do vlammen om het loven. Do mijnramp in Duitschlaud Hot groote mijnongeluk in de mijn „Klein Hossein" bij Forbach, heeft plaats gevonden Vrijdagavond kort na tioncn in de schacht Kullcmin, op een plaats, 417 meter diep, terwijl 240 mijnwerkers afgo- daald waren, waarvan er 85 werkzaam wa ren op de noodlottig© plek, waar de ont ploffing in gevolge kolenstofontbrandinj plaats vond. Tot Zaterdagavond waren er 66 lijken bovengebracht en men stelt het aantal slachtoffers op 78, behalve vijf zwaar gewondon. Slechts veertien dor om gekomenen waren ongehuwd. Do meest/ waren vrcoselijk verminkt door de krach der ontploffing cn verbrand, zoodat cel tiental niet meer herkend kondon worden. Namons de Fransch© regcering betuigde Pichon zijn deelneming aan don Duitscüon gezant on president Fallièros zond keizer Wilhelm oen telegram uit Toulon, terwijl do Fransche zaakgelastigdo te Borlijn de* Duitsche regcering do deelneming van zijn land overbracht. De mijnbak met 22 arbeiders op do mij „Gerhardt" in de Mathildaschaobt, stortte door do kabclbreuk twintig voet diop in don morgen van Zaterdag. Voor do oer- ging der 22 verongelukten moest do mijn geheel loeggepompt worden. Generaal Picquart lieoft bij algemcenen maatregel last gegeven, or'' het geheele Fransche leger tegen pokfti- in te enten. de deur; Fientje zat te snorken in dc keuken. Om kwart vóór tienoen bescheiden tikje en een deemoedig stemmetje: „Wel te rusten, mevrouw I" Mij negeerde ze natuurlijk. „Fiontjel" riep ik gebiedend; „zou je even binnen willen komen 1" Zij kwam, kleumend in haar sjaaltje, dc armen over elkaar, dc handen in de tegen overgestelde mouwen. „Fientje," begon ik, „ik hoor tot mijn spijt van mevrouw, dat zij het op den duur toch niet met je zal kunnen vinden." „Zóó, meneer I" „Dit schijnt geen dienst voor jou te zijn' enIk haperde en liet de hulp troepen aanrukken: „Niewaar, Dora?" „Ja," zei mevrouw, „en daarom Docdi hot verdere werd haar bespaard. „Zóó, mevrouw," viel Ficntjo uit; „r weet zeker, dat u mij niet binnen do zei. weken de straat op kunt zetten i „Ja, dab weten wij," stamelden wij. „Nou, dan treft het goed, want ik won u dezer dagen toch net zeggen als dat ili met de zes weken wegga. Het is hier niol uit to houden 1 U bont te hondscli voor een meisje als ik!" Daarmee sloeg zo do kamerdeur diolit, „Fientje 1" riep ik gebiedend. „Fientjo, kom hicrl" beval mijn vrouw- Maar do meid deed of zo niets hoordo. Mijn vrouw sprong op. „Laat gaan!" zei ik vredelievend. „Je doet nu heb beste, haar die ze3 weken hel leven niet zuur to maken. Dat zou voor beide partijen het domst© zijn." Den volgenden morgen stond dc kachel rood in de huiskamer, stonden de tuindeu ren open, zat Fientje in de keuken kopje* thee te drinken, ónze suikerpot, óns melk» kannetje, óns theepotje naast zich, hel sjaaltje om, met opgetrokken knieën, d< voeten op de stoofbij den gezellig knappend brandenden oven.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1907 | | pagina 5