LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 23 "AAART. - TWEEDE BLAD.
Brieven van een Leidenaar.
f*l£iy£^-QJAESTfi£.
Gemengd Nieuws.
Annw 19Ö7.
so; mis.
CLXXYI.
Mij werd ovenals velen anderen stadge
noten dezer dagen het verslag over 1900 van
de Handelsbedicnden-vereeniging Kennis
|g Macht" toegezonden, die het vorige jaar
jeeds haar dertigjarig bestaan mocht her
denken. Het is niet om de vereeniging zelve
dat ik zooals altijd met belangstelling van
'dit verslag kennis neem. Do vereeniging
telt slechts 27 leden en 25 donateurs cn
als vakvereeniging neemt dj dus een zeer
bescheiden plaats in, doch het is enkel om
baar qndcrwijs-inxichting, welko beoogt-,
jongelui, die de lagere scholen hebben door-
loopen en op heb kantoor en in een winkel
of magazijn een plaats hebben gekregen of
toeken, daarvoor verder op te leiden..
Aan deze instelling kunnen de lessen na
tuurlijk alleen des avonds gegeven worden,
omdat de leerlingen overdag'hun werk heb
ben. Eet aantal leerlingen, dat geregeld de
leasen bezoekt, bedroeg op 1 Januari 178,
waaronder 21 vrouwelijke; 96 leerlingen wa
ren boven de zestien jaar.
Onder leiding van het bekende school
hoofd, den heer D. J. M. de Hondt, wordt
door ccn zevental onderwijzers in Neder-
landsch, Fransch, Duitsch, Engelsch, boek
houden, rekenen en machineschrijven en
schoonschrijven onderwezen, alle vakken,
waarin een boekhouder of ander ambtenaar
in de handelswereld, geen vreemdeling mag
zijn.
Een andere, soortgelijke instelling, be
staat hier in Leiden niet; men mag dus van
.Kennis ia Macht" gerust zeggen, dat zij
m een wezenlijke behoefte voorziet, vooral
ook, omdat de meeste der leerlingen of hun
ouders niet bij macht© zijn, privaat-onder
wijs te bekostigen.
Met den aanvang van 1907 heeft het on
derwijs een belangrijke uitbreiding verkre
gen. Zooals op elk gebied, worden ook do
eischen aan het kantoor- en magna:u- en
winkelpersoneel gesteld, voortdurend groo-
ter en daarmede moet het onderwijs reke
ning houden.
Meer vakken en meer lesuren zijn daar
van het onvermijdelijk gevolg.
Nu heeft do vereeniging altijd met groo-
te zuinigheid gewerkt; de leeraren verdien
den er weinig en de ondorwijslokalen heeft
men gratis. Doch do dringend nood-rke-
lijke uitbreiding van het aantal lesuren
maakte vermeerdering van inkomsten noo-
dig. Het schoolgeld verhoogen ging al zeer
moeilijk, al is men er toe over moeten gaan
en dat bedraagt nu voor zes vakken per
kwartaal 7.50 gld., dat is per jaar 30 gld.,
wat zeker niet laag kan genoemd worden,
vergeleken bij het schoolgeld aan de H. B -
Bchool, dat 60 gld. bedraagt.
Doch met die verhooging kon men er
nog niet komen. In 1906 overtroffen de uit
gaven de inkomsten met 209 25 gulden.
Dat kon zoo niet Langer gaan, men zou
als in den toestand geen verandering
kwam, de instelling moeten opheffen.
De gemeente begreep, dat dit moest wor
den voorkomen, want dan zou zij er zelf
voor moeten zorgen en zij heeft de vereeni
ging de reddende hand toegestoken door in
de eerste plaats de subsidie te brengen op
1260 gulden en kosteloos het gebruik af te
staan van de vier bovenlokalen van de
school tweede klasse voor Jongens en Meis
jes aan de Oude Vest.
Ook de Provincie verleende over 1907 een
subsidie van 375 gulden, terwijl op een bij
drage van het Rijk een volgend jaar mag
worden gehoopt.
Mits en hiermee kom ik tot het eigen-
(Voor alle jongo huisvrouwtjes).
Na de meid, die bij ons wegging, omdat
het bij ons te druk was, hadden wij ar
een, die hetzelfde deed, omdat het te stil
was.
Na de meid, die bij ons wegging omdat
het te stil was, hadden wij er een, die
eveneens wegging, omdat we drio honden
haddon, waarvan twee kleine snoezen,
Dirkje en Daantje, nog niet gansch en al
zindelijk waren en dos nachts weieons wat
leven maakten.
Jonge honden hebben dit met kleine kin
deren en kippen gemeen: zij gaan met de
zon op stok en zijn met de zon ook weer
in dc ren. Wij gaven Dirkje en Daantje
weg, en na de meid, die haar ontslag
nam, omdat wij drie honden hadden, kregen
wij er een, die dol op henden was, doch
serieus naar een anderen dienst ging uit
zien, toen zij bemerkte dat wij eon kindje
verwachtten.
Na de meid, die wegging, omdat wij een
kindje verwachtten, hadden wij er een, die
op den duur liever in een dienst mot kin
deren wa3. Deze verzocht mij om een week
abonnement op het ,,Leidsch Dagblad" en
als ik soms geschikte advertenties tegen
kwam in andere bladen, die voor haar uit
fce knippen. Ni do meid, dio wegging, om
dat zij liever in een gezin met kinderen
diende,hadden wij genoeg van de
6tads-meiden.
Ziehier volledigheidshalve haar namen
Leentje, Anna Dina, Alida en Marie.
Toen wij genoeg hadden van de stads
weiden, kregen wij een flinke buitenmeid.
Deze kwam zittenderwijs de trap af, om
dat zij een trap nog nooit beklommen had
wèl waagde zij zich met plezier op een
ladder in den kerseboom. Een keer, dat
mijnheer Roodzant ons kwam opzoeken,
rei 7A dat ze rood zand nog niet noodig
wèl wit voor de mewenplank. Toen wij
lijk doel van mijn schrijven „mit© vol-
doend© aangetoond kan worden, dat par
ticulieren door geldelijke bijdragon blijk
„geven met dez© instelling in te stemmen."
Dit begint meer en meer de voorwaarde
te worden, waarop openbare lichamen, par
ticulier© instellingen, steunen. Het particu
lier initiatief moet voorop gaan en eersi
toonen wat voor een zaak over te hebben, j
dan komen Rijk, Provincie en Gemeente
helpen.
In beginsel zeker een heel aroedo stelre
gel, het is anders zoo gemakkelijk wat op
touw te zetten en het maar op een of ander
openbaar lichaam te laten aankomen, doch
in dit geval brengt het de vereeniging in
een lastig parket. Do vereeniging telt
slechts 27 leden, wier maatschappelijke po
sitie over het algemeen niet oen buitenge
woon groote bijdrage, grooter dan nu reeds
door hen gecontribueerd wordt, toelaat.
Bovendien geven d© meeste leden vnn hun
tijd en werkkracht aan de onderwijs-inrich
ting, zoodat althans van hen niet meer mag
geëischt worden.
Verder heeft de vereeniging 25 donateurs,
die in 1906 samen 103 gulden bijdroegen.
Het gaat niet aan tot deze mensclien te
komen en te zeggen: „Verdubbelt of ver
meerdert althans de bijdragen, die gij zoo
goed waart ons jarenlang te schenken I"
En toch vrees ik en het bestuur der
vereeniging eveneens dat het Rijk, als
het kennis neemt van het luttel bedrag,
dat particulieren aan de vereeniging geven,
dan geen vrijheid vinden kan de in uitzicht
gestelde subsidie voor een volgend jaar re
verleenen.
En het i9 niet onmogelijk, dat do Provin
cie er ook zoo over denkt en dat zou voor
de vereeniging een bittere teleurstelling
wezen en van de begonnen uitbreiding zou
niet veel terechtkomen.
Want de gemeente, hoe graag zij zou wil
len en welk een goed hart zij „Kennis is
Macht" toedraagt, zal het alleen niet kun
nen doen.
Met dit voor oogen, heeft het bestuur
van „Kennis ia Macht" het noodig geoor
deeld uit zijn midden een commissie te be
noemen, om voor de financicele belangen
dor schoolinrichting propaganda te maken.
Deze commissi© is begonnen met een cir
culaire te zenden aan vele hoofden van
handelsinrichtingen en industrieele onder
nemingen en andere stadgenooten, van wie
zij met eenig vertrouwen durft te verwach
ten, dat zij voor dit goede doel iets willen
bijdragen.
En zoo komt het dat ongetwijfeld velen
met mij dezer dagen een verslag hebben
verkregen met een circulaire, waariD een
beroep wordt gedaan om door het schenkeB
van een geldelijke bijdrage tot do instand
houding en uitbreiding van deze instelling
med© te werken.
En als ik nu weer eens het verslag opsla
en op bladzijde 15 slechts vijf en twintig na
men van begunstigers lees, dan vraag ik
mij af, of dat nu voor een stad, waarin
vooral do nijverheid zooveel beteekent, niet
veel te weinig is. Het is immers ook in hot
belang der patroons, dat het kantoorperso
neel en hun aanstaand kantoorpersoneel
goed onderlegd en bekwaam gemaakt wordt
voor de taak, die men het oplegt.
Elke gulden, die particulieren als bijdra
ge schenken, brepgt de kans mee, dat het
Rijk er een tientje bijlegt en eveneens de
provincie een evenredig deel.
Men helpt dus met donateur te worden de
nuttige instelling niet alleen met zijn bij
drage, maar ook draagt men er too bij, dat
do onmisbare subsidies van Rijk en pro
vincie binnenkomen.
een partijtje hadden en mijn vrouw haar
bij ongeluk met het theeblad liet binnen
komen^ bleef zij met open mond in de ka
merdeur staan, ten slotte uitroepend, éér
wij het konden vorhinderen: „Het iB hier
een heele vergaodering 1"
En toen op een middag de waterleiding
was afgesloten, wegens een reparatie aan
do buis op straat, kwam ze in wanhoop bin
nen, bijna huilend on met een air van nou-
zijn-we-gesjochto en het is m ij n sclruld
niet, klagend: Mevrouw, de sj'u-kraan wil
niet gaan I"
Toen deze meid oen dorpsgenoot van
haar ontmoet had, die haar des nachts
schaakto met wederrechtelijke medeneming
van een stel zilveren lepels en vorken, een
handdoek, een parapluiehuls, den godspen
ning enden huissleutel, en met ver
giftiging van den eenigen ons overgeble
ven hond toen deze meid, zeg ik, Grietje
heette ze, was weggegaan, toen keerden we
terug tot de stadsmeLden en zochten ons
heil bij de besteedster k 1 a m o d e.
Toen kregen wij een meisje, dat gelukkig
zoo jong niet meer was en wie de be
steedster ons verteldot dat haar vorige
„mevrouw" haar dol graag weer terug wil
de hebben, wanneer wij de mooie gelegen
heid, om haar aan ons te verbinden, gele-
genheidt die wij hier aan te danken had
den, dat genoemde besteedster werkelijk
met ons „bedaan" was, niet met beide han
den aangropen. Echter, wij deden zulks
wèl cn zaten tevergeefs te wachten op on
bekrompen voorstellen van do „vorigo me
vrouw" om Fientje van ons af te koopen.
Iedere meid heeft haar zwakke zijde.
Fientje bad er vele, doch de voornaamste
was, dat zo het a 11 ij d koud bad. Yan
elf uur des oohtends tot des avonds negen
als wanneer zij zich in haar appartemen
ten terugtrok brandde do oven. Zij liep
door het huis, kleumend, al in October en
met een sjaaltje om. De bezigheden op
straat en in de gang werden op werkelijk
geniale wijz© tot een minimum beperkt. Zij
diep onder vijf dekens ik zou dit na-
Ik help daarom gaarne mede om onze
stadgenooten op to wekken zich als dona
teur op te geven van de vereeniging „Ken
nis is Macht". De 25 moeten minstens 100
worden zal het getal eenigen indruk maken
bij het bestuur der hooge Colleges, waarbij
straks ook weer om steun zal moeten wor
den aangeklopt.
Doch op desselfde bladzijde vond ik ook
de ledonlijst met slechts 27 nomen en ik
heb mij eveneens afgevraagd of dit getal
ook niet veel, veel te klein is.
Hoovele kantoorbedienden en boekhou
ders hebben in den loop der jaren niet hun
opleiding op „Kennis is Mocht" ontvangen
en daaraan gedeeltelijk te danken de posi
tie, dio ze thans in de maatschappij be-
kleeden
Gevoelen ze nu niet de verplichting de ver
eeniging te steunen door als lid en contri
buant to© to treden Solidariteit Is een
mooi woord als het goed wordt toegepast en
als de oud-leerlingen door toetreding als
lid de vereeniging steunen en daardoor de
kansen voor oen goede en goed koop o oplei
ding voor hun toekomstige vakgenooten
vergrooten, toonen zij solidariteit in den
goeden zin van het woord. Ik hoop daarom,
dat de straks genoemde commissie haar po
gingen ook naar dien kant zal uitstrekken.
Op elk gebied< zoo lees ik in de oiroulaire
van de propaganda^-oommissie, wordt de
economische strijd steeds feller gevoerd en
om dien strijd to kunnen voeren, is het noo
dig, dat onze maatecbappij intellectueel
weerbare mannen heeft. Inderdaad poogt
„Konnis is Macht" op haar gebied de jonge
mannen en vrouwen, die tot haar komen,
weerbaar te maken.
Doch dat koet geld, steeds meer geld.
En waar gemeente provincie ©n Rijk daar
veel geld voor willen geven, onder deze
voorwaarde, dat ook particulieren blijk ge
ven naar hun financieele draagkracht daar
toe t© willen medewerken, daar ligt heb op
den weg der Loidenaars en in het bijzonder
op den weg van hen, die in betrekking
staan tot den handel en de industrie, hetzij
als patroon, hetzij als loontrekkend kan
toorbeambte, om de vereeniging financieel
te steunen.
Daartoe wek ik in het groot belang dor
zaak, dio het aangaat, met aandrang op.
In ,,D e Levende Natuur"
schrijft O. A, Gerritsen Jr.Sedert eenige
dagen zwom hier in Den Haag in de
stadsgrachten een meerkoet (Fulica atra)
rond. De arme vogel heeft van zijn uit
stapje naai de stad niet veel pleiner be
leefd.
De belangstelling onder de voorbijgan
gers .was groot en in troepjes redeneerde
men over don naam. Do meesten hielden
den vogel voor een zwarte eend.
Uitte zich dio belangstelling bij de
ouderen in kijken en redeneeren, de lieve
straatjeugd scheen niet bijster op den
vreemdeling gesteld, althans het arme dier
werd voortdurend met steenen gegooid.
Het gevolg was natuurlijk, dat het na
eenige dagen dood was. Dierenvrienden,
die voor het beest partij trokken, werden
uitgelachen en kondon zelf oen steen naar
het hoofd krijgen, jala ze niet oppasten.
Zou Hildebrand zoo iets wel eens bijge
woond hebbeD, vóór hij zijn „Jongens"
schreef
In de coupure van de rivier
de Gouwe bij Gouda is een met bouwmate
rialen geladen schip van de firma Ooms
en Blijleven aldaar door onbekende oor-
tuurüjk niet weten, wanneer ik met drie
dekens voor haar er bij had moeten lateu
koopen. Zij kon een goeden burgerpot ko
ken doch liet daar nooit iets van door-
eohemeren. Dit was haar eenige bescheiden
heid. Overigens was ze zoo brutaal als do
hel tegen mijn vrouw, terwijl zij mij
waarom mag de hemel weten negeerde.
Als ik na haar uitgaansavond, den eenigen
dat zo tot elf uur opbleef, haar binnoniiet
en verwelkomde, zei zij geen boo of ba en
wierp de toohtdeur voor mijn neus dicht.
Zij negeerde mij op een wijze, dat ik er
werkelijk plezier in kreeg I
Een andere zwakke zijde van haara een
zéér groote, zéér zwakke zijde, was, dat
wij eigenlijk, op don keper beschouwd, haar
geen van beiden goed aandurfden. Zij
werd een potentaat in de keuken een
macht, die m ij voorbijzag en mijn lieve
vrouw afsnauwde.
Op een ochtend ontdekte mijn vrouw, dat
de tuindeuren van de huiskamer ongewoon
lang openbleven. Zij stond op cn ging kij
ken. In de huiskamer stond de kachel
gloeiend. In de keuken zat Fientje, diep
gedoken in haar sjaaltje, kopjes thee te
verschalken. En op de vraag van mijn
vrouw wat of dit beduidde, snauwde zij
of zo dan zelfs geen kopje thee meer mocht
drinken en dat de kamer warm moeist
worden eor zo er ging vegen.
Toen werd bet ons te bar en des middags
togen wij zoetsappig weer naar de besteed
ster heen. Deze gaf ons op alles wat wij zei
den gróót gelijk; zij betuigde haar diep
leedwezen, dat wij het zoo ongelukkig ge
troffen hadden; het was voor de eerste
maal, dat iemand tereobt niet over
haar tevreden was, en zij bad al 3041 me
vrouwen in haar carrière gelukkig gemaakt:
hier lag het bookl Zij zei, dat wij onmid
dellijk Fientje met zes weken den dienst
moesten opzeggen en dat zij een uitstekend
ander meisje voor ons wist, op de Hoo-
gewoerd, dat tegen dien tijd vrij kwam.
Wel had zij nog geen getuigen van dit
meisj'e gehaaid zij had het ook zóó cri-
zaak gezonken. Alleen de mast steekt bo
ven het water uit. Hot schip ligt niet be
paald gevaarlijk voor d© scheepvaart.
Naar dc „Tel." vernoemt, ie
d© „Club de Bienfaisance" in de Vondel
straat te Amsterdam weer opengesteld en
de heer Politzer aldaar teruggekeerd.
Men meldt uit Kolhorn aan
de „Alkm. Ct.": Gisteren voer een 5-jarig
meisje met een schuit mede, do sterke
stroom (was den schipper te machtig, hot
king geraakte met het hoofdjo tusscben
den paal eener brug en het boord der
schuit, het hoofdje werd zoodanig ineen-
gedrukt, dat do dood volgde, nog voor ge
neeskundige hulp aanwezig was.
Uit Aken wordt gem el d, dat
de speelclube te Vaals, op de club „Veree
niging" na, gesloten zijn. Dez* houdt den
strijd tegen den nieuwen burgemeester nog
vol. Verscheidene andere speelhuizen heb
ben hun inboedel al verkocht, of naar el
ders overgebracht. Volgens een gerucht,
zouden zij Schevemngen als terrein voor
hun verdere werkzaamheid willen kiezen.
Op het gehuoht De Brendonck
nabij Rethy, aan de Belgische grens, zijn
vijf woningen, bewoond door dc landbou
wers Peeters, Weijnants, Wad. Goris, J.
Lonaerts en W. Kmaeps met inboedel en
al totaal afgebrand. De zoon van Peeters
is do*.'.- het vuur omgekomen. Bedekt met
brandwanden, werd hij in het liofdehuis
opgenomen, doch overleed, na korten tijd.
Do oorzaak van den brand is onbekend.,
De „Jena en d tucht. Een
zeeofficier schrijft aan het „Journal des Dé-
bats" een brief, die zeker indruk zal ma
ken.
De zeeofficier schrijft aldus: „Ik kan de
behoefte niet weerstaan, uit te schreeuwen
wat iedor weet en wat niemand zeggen wil.
Een volk, dat niet in verval is, moet de
waarheid kunnen hooren, ook de wrocde,
de treurige waarheid. Er zullen commis
sies benoemd worden, enquêtes zullen wor
den ingesteld en dat zal uitloopen op alles
en op niets. Do bladen, de ministers, zul
len getuigschriften uitreiken van helden
moed: wij zullen zwellen van trots, en mor
gen zal onzo toestand verergerd zijn.
De onmiddellijke oorzaak der ontploffing
op de „Jena" zal verborgen blijven: do
schuldigen, als die er zijn, do getuigen, zijn
dood; de plaats van het onheil is verwoest.
Maar daar ligt ook niet do oorzaak van al
onze ongelukken. Of het betreft do „Suly",
de „Farfadet", de „Lutin", do „Kabylo",
de „Chamois", en zooveel andere rampen,
de allereerste oorzaak, dat is het per-
s o n e o 11
Wij maken geleerden, wij maken geen
mannen meer I De werktuigen op de oor
logsschepen, kanonnen, ketels, worden al
tijd maar samengestelder. Elk nieuw werk
tuig vereischt meer zorgzaamheid on toowij-
ding van die er over gaat Maar terwijl de
eischon voor het bedienend personeel hoo-
ger worden, gaat het zedelijk peil van het
personeel der marine schrikbarend achter
uit.
Inzcggingen, plicht, gehoorzaamheid, dat
zijn oudo lorren, die alleen voor achterlijke
stumpers wat beduiden. De dionstdoende
wacht slaapt; die do ronde moet doen, laat
het na of staat te rooken, Er gebeurt een
ongeluk. En als het ongeluk gebeurt, dan
is do bemanning meteen dol geworden. Do
manschappen springen de uitgangen door
en vallen te pletter in het dok. Do mannen
van de „Suffren" zijn gevlucht en hebben
hun schip aan de vlammen ovorgolaten
men denkt or niet over de ruimen onder
water te laten loopon, do paniek heeft ieder
aangegrepen.
meneol druk, omdat ze alle mensoiieu
altijd goed bediende maar dat mei.<je
was vier maanden geleden in dezen dienec
op de Hoogewoerd óók gekomen met gcede
getuigen, dus twijfelde zij er niet aan of
ook de nieuwe getuigen zouden wel weor
goed zijn. Het leek op het oog een heel net
meisje. Zij zcide voorts, dat wij haar, be
steedster, nu niet weer opnieuw hoofden te
betalen, doch dat hut meisje van dc Hco-
gewoerd natuurlijk een goodspenning incest
hebben en mot Nieuwjaar nog eens even
veel. Zij liet ons uit, zich aanbevciend in
de gunst en de „rikkemendaasje.
Op straat keken wij elkaar aan en lach
ten min of meer als een hoor, dio kiespijn
heeft.
„Waarom heb jij niet gevraagd of z ij het
haar wou zeggen?" vroeg mijn vrouw met
een vaag verwijt.
Doch ik hield mij dapper; ik was im
mers de „man" van ons beiden eu in
dergelijke gevallen behoort do man zijn
vrouw terzijde te staan.
„Dat gaat immers niet," antwoordde ik.
„Maar i k zal het Fientje wel zeggen."
Toen wij thuiskwamen was de rijst aan
gebrand doch wij besloten dit nu maar
door de vingers te zien. Als het noodig
was zouden wij die rijst des avonds er bij
halen en anders waren wij au toch over
zea weken van haar af. Of wie weet, nog
niet gauwer want wij hadden nog Je
stille hoop, wij dwazen, dat zij uit zichzelf
vroeger zou willen gaan.
„Misschien weet zo het niet van die zes
weken," zei mijn vrouw. „Je moet maar
beginnen haar te vragen wanneer zo wil
opmarcheeren 1"
Wij zouden wachten tot zo goedennocht
kwam zeggen. Tegen negen uur stelde ik
iets dringends tot beter gelegenheid uit, om
Fientje niet mis t© loopen. Het werd negen
uur, het werd een kwartier ©r over, bet
werd half tien.
„Zij zal toch niet naar boven zijn gegaan
zonder het te zeggen," opperde mijn vrouw.
Wij legden onze ooron aan de reet van
Die paniek is verklaarbaar: dat is he*
instinct voor zelfbehoud, dat ons op ae
vlucht dryft als de dieren. Maar al3 dj
daaraan toegeven, dan is het toch ook on
gerijmd ons boven de dieren verheven te
achten.
Ja, er zijn enkele dappere mannen ge
weest bij het ongeluk met de „Jena", naar
het waren heel enkelen: do massa was laf.
Als er geen officieren on gegraduoerden wa
ren geweest, clan was do „Suffren" in da
lucht gevlogen.
De havenarbeiders, die niets geen gevaar
liepon, zijn bet arsenaal uitgehold, in
schaamachtige verbijstering. Zij gaven er
zich wel rekenschap van, dat, als er tens
wat t© doen was in het arsenaal, dat zij er
dan vooral niet meer moesten zijn.
Dat is de treurigo waarheid. Wat or ge
beuren moet, dat is do oude begrippen over
plicht en opoffering herstellen Om stipt
een order op te volgen behoeft men niet
juist ccn geleerde to zijn, maar om te kun
nen gehoorzamen in zelfverloochening,
daarvoor moet men een man zijn, in don
edelen zin van het woord.
Dat leert men niet op onze scholen on
hier ligt de oorzaak van al onzen tegen
spoed. Nog' is de ondergrond van onzo
manschappen goed on genezing ia mogelijk
Maar als die genezing niet ter hand wordt
genomen dan is onze marine verloron. Dan
kan mon de vloot wel sparen.
Volgons berichten van Ma-
dagaskar, heeft do jongste wervelstorm
daar verschrikkelijk huis gehouden. In het
district Nosy Varika zijn allo woningen
vernield, het inlandsche dorp Mananjarv
ligt togen don grond, Rindrambolo en An-
fcsenavola hebben zwaar geleden, Ambongo
is verwoest cn het onheil is nog door over
stroomingen verergerd.
Kindoren verbrand. In de
stad Kaehofka nabij Cherson, hoboen eeni
ge onbekend gebleven personen een ge
bouw in brand gestoken, waarin Joodscho
kinderen aan het dansen waren. Do mees
te kinderen slaagden er in te vluchten,
maar een tiental kwamen in den rook en
do vlammen om het loven.
Do mijnramp in Duitschlaud
Hot groote mijnongeluk in de mijn
„Klein Hossein" bij Forbach, heeft plaats
gevonden Vrijdagavond kort na tioncn in
de schacht Kullcmin, op een plaats, 417
meter diep, terwijl 240 mijnwerkers afgo-
daald waren, waarvan er 85 werkzaam wa
ren op de noodlottig© plek, waar de ont
ploffing in gevolge kolenstofontbrandinj
plaats vond. Tot Zaterdagavond waren er
66 lijken bovengebracht en men stelt het
aantal slachtoffers op 78, behalve vijf
zwaar gewondon. Slechts veertien dor om
gekomenen waren ongehuwd. Do meest/
waren vrcoselijk verminkt door de krach
der ontploffing cn verbrand, zoodat cel
tiental niet meer herkend kondon worden.
Namons de Fransch© regcering betuigde
Pichon zijn deelneming aan don Duitscüon
gezant on president Fallièros zond keizer
Wilhelm oen telegram uit Toulon, terwijl
do Fransche zaakgelastigdo te Borlijn de*
Duitsche regcering do deelneming van
zijn land overbracht.
De mijnbak met 22 arbeiders op do mij
„Gerhardt" in de Mathildaschaobt, stortte
door do kabclbreuk twintig voet diop in
don morgen van Zaterdag. Voor do oer-
ging der 22 verongelukten moest do mijn
geheel loeggepompt worden.
Generaal Picquart lieoft bij
algemcenen maatregel last gegeven, or''
het geheele Fransche leger tegen pokfti-
in te enten.
de deur; Fientje zat te snorken in dc
keuken.
Om kwart vóór tienoen bescheiden
tikje en een deemoedig stemmetje:
„Wel te rusten, mevrouw I"
Mij negeerde ze natuurlijk.
„Fiontjel" riep ik gebiedend; „zou je
even binnen willen komen 1"
Zij kwam, kleumend in haar sjaaltje, dc
armen over elkaar, dc handen in de tegen
overgestelde mouwen.
„Fientje," begon ik, „ik hoor tot mijn
spijt van mevrouw, dat zij het op den
duur toch niet met je zal kunnen vinden."
„Zóó, meneer I"
„Dit schijnt geen dienst voor jou te zijn'
enIk haperde en liet de hulp
troepen aanrukken: „Niewaar, Dora?"
„Ja," zei mevrouw, „en daarom
Docdi hot verdere werd haar bespaard.
„Zóó, mevrouw," viel Ficntjo uit; „r
weet zeker, dat u mij niet binnen do zei.
weken de straat op kunt zetten i
„Ja, dab weten wij," stamelden wij.
„Nou, dan treft het goed, want ik won
u dezer dagen toch net zeggen als dat ili
met de zes weken wegga. Het is hier niol
uit to houden 1 U bont te hondscli voor
een meisje als ik!"
Daarmee sloeg zo do kamerdeur diolit,
„Fientje 1" riep ik gebiedend.
„Fientjo, kom hicrl" beval mijn vrouw-
Maar do meid deed of zo niets hoordo.
Mijn vrouw sprong op.
„Laat gaan!" zei ik vredelievend. „Je
doet nu heb beste, haar die ze3 weken hel
leven niet zuur to maken. Dat zou voor
beide partijen het domst© zijn."
Den volgenden morgen stond dc kachel
rood in de huiskamer, stonden de tuindeu
ren open, zat Fientje in de keuken kopje*
thee te drinken, ónze suikerpot, óns melk»
kannetje, óns theepotje naast zich, hel
sjaaltje om, met opgetrokken knieën, d<
voeten op de stoofbij den gezellig
knappend brandenden oven.