Brieven aan een rijkaard.
ALLERLEL
Kunstmatige paarlen.
Wat tot nu toe aan geen volk ter wereld
,elukt is, n. 1. het kunstmatig kweeken van
paarlen in levende moesels, hebban de ijve
rige en onvermoeide Japanners bereikt.
Op de wereldtentoonstellingen te St.-Louis
en to Luik verwekten deze paarlen groot
opzien. Den „Grand Prix" verwierven zij
aldaar. Na jarenlange pogingen zijn de
Japanners nu zoo ver gekomen, dat zij in
een stille zcebocht met «goed© resultaten
de paarlen kweeken. Men verkrijgt de al
dus kunstmatig gevormde paarlen doordat
men den pareloester dwingt, paarlen af te
scheiden. Wanneer de pareloesters nog
jong zijn, d. w. z. ongeveer drie jaar oud,
worden ze uit zee opgevischt en kleine
paarlen of ronde stukjes paaxelmoer wor
den in de sohaal gebracht. Dit prcoes is
de hoofdzaak van het geheim, dat de Ja
panners zoo zorgvuldig bewaard hebben,
doch dat nu toch opgelost is. Daarna wor
den de oesters weer in de zee neergelaten,
waax zij minstens vier jaar moeten blijvea.
Gedurende dezen tijd bedekt de oester het
vreemde lichaam, dat men in zijn schaal
gebracht heeft, met zijn wonderbaarlijk
afschoidingsproduct. De Japanners hebben
jaren noodig gehad om die kunstmatige
paarlen zoo volmaakt mogelijk te krijgen,
en er worden steeds nog verdere vorderin
gen in gemaakt. Deze paarlen vinden over
al grif koopers, waar maar sieraden in
den handel zijn.
De Japansche kunstmatige paarlen zien
er geheel anders uit dan clie, welke ta-
briekmatig vervaardigd zijn, de zooge
naamde imitatie-paarlen. Zij zien er juist
uit als nieuwe echte paarlen, uit de parel
oesters, welke zij in kleur en glans geheel
nabij komenook zijn zij even vast en sterk.
Er bestaan prachtige exemplaren van een
zacht-witte, geelachtige of rose kleur, met
een heel toeren glans. Het onderscheid
tusschen deze en de echte paaxlen bestaat
hierin, dat zij slechts voor drie-vierde van
hun oppervlakte den eigen aar digen glans
vertoonen, terwijl het onderste deel, dat
stevig aan den bodem van den oester is
vastgehecht, clien glans zoo goed als geheel
mist.
Dit is dan ook de reden, dat zij slechts
een derde deel van den prijs kosten der
echte paarlen, waar zooveel vraag naar is
on die daardoor zoo verbazend duur zijn.
Bij broches, ringen, borstspelden en der
gelijke bemerkt men echter niets van dit
kleine gebrek.
Te Luik was een prachtige, stijf aange
legen collier tentoongesteld bestaan
de uit vijf rijen gelij even groote paar
len, die een waarde had van zestien dui
zend franken. Een dergelijke collier van
echte paarlen zou het driedubbele kosten.
Uit een loterij had hij den greoten prijs
- een millioenl getrokken. Zijn naam
werd in alle kranten genoemd. Hij was de
man van den dag.
Maar hij hield het hoofd koel, bet ver
stand nuchter.
En zijn eerste werk als rijkaard was, de
brieven, die hem in zijn nieuwen staat be
reikten, te sorteeren; dan er een bloemle
zing van te maken.
Zoo is het ons vergund, een indruk te
krijgen van de verlanglijst van de vxagen-
doè menschheid, gericht tot den plotseling
tot millionnair bevordenden medemensoh.
Niet slechts uit zijn eigen land, uit alle
aangrenzende cn ver daarachter liggende
landen bracht de post hem brieven. In één
week telde hij er twaalfhonderd.
De vragen waren de meest uiteenloopon-
de.
De onbescheidenste vrager vroeg een ber-
drag van tweemaal honderd duizend gul
den, de bescheidenste was een schooljon
gen die om een nieuwe prik sloe vroeg.
Daartusschen defileerde de geheel©
TnAnKnhhpriH> de rniftlntrt^ kunstenaar, de gel-
delooze bruidegom, de speler, die geld noo
dig had voor zijn eereschuld, de componist,
die hem betoondichten, de schilder, die
hem in verf vereeuwigen, de dichter, die
hem in de taal der goden verheerlijken wil
de
Zelfs waren er gemeenten, die hem om
geld vroegen, bijvoorbeeld voor een nieuw
riool-net, eon schouwburg-directeur in spe
voor een nieuw gebouw, een uitvinder voor
een middel tegen het zinken van schepen,
een paedagoog voor een nieuwe spra kleer.
Toen ia de gelukkige millionnair ten laat
ste eens aan het cijferen gegaan, wat hem
hot gekost zou hebben, wanneer hij op alles
ja gezegd had, en hij rekende uit, dat hij
dan eerst nog wel tienmaal den hoofdprijs
mocht winnen.
Welrslijksche Kalender.
Zondag.
Vreemd en verkeerd ia het trotech te zijn
op dingen, welker bezit wij niet aan ons
zeiven danken.
Maandag.
Met vresmde veeren kan men zich wel
versieren, maar kan men niet vliegen.
llinsdag.
De menschen hebben aanhoudend noodig,
dat men hun de waarheid onder een nieuwen
vorm voorzet. Zij begrijpen niet langer wat
zij al te lang gehoord hebben.
Woensdag.
Door spot toont men allicht hoe rijk men
aan geest en hoe arm men aan gemoed is.
Donderdag.
Groote gedachten komen meer uit een
groot, diep gevoel dan uit een groot ver
stand.
Vrijdag.
Wek liefde niet, kunt gij geen liefde ge
ven.
Zaterdag.
Een edel hart is trotsch in zijn verdriet
en nederig in zijn vreugde.
Een oud gebruik.
De gewoonte, bij het inschenken van
wijn eerst zijn eigen glas half vol te
schenken, is afkomstig uit de oudheid. De
ouden bewaarden den wijn in nauwhalzige
kruiken en behoedden hem voor bederf door
er een weinig olie op te gieten, die in een
dun laagje op den wijn bleef drijven.
Vóór het inschenken van den wijn werd
de olie er met een rietje afgezogen, maar
uit vrees, dat er misschien toch nog iets
van de olie kon zijn achtergebleven, schonk
men eerst eenigen wijn in zijn eigen glas,
om toch in geen geval een gast onzuive-
ren -wijn voor te zetten.
Gemelde methode om wijn te bewaren is
in vele zuidelijke landen ook neden ten da
ge nog in zwang. En het gebruik, eerst
zijn eigen glas half vol te schenken, heeft
ook nu nog het practische nut, dat men
daardoor voorkomt, dat stukjes kurk of lak,
die mogelijk in de flesch gekomen konden
zijn, in het glas van zijn gast belanden.
Wat ons <p2eizaes* verschaft.
De Parij^che „Figaro" deelde eeniga
antwoorden mede op de vraag: Wat ver
schaft ons nleizier?
D© volgende hebben wij er uit opgetee-
kend: Als wij een spiksplintemieuwen
hoed op liet hoofd hebben en iemand ons
over den hoed complimenten maakt.
Als wij toevallig in het adresboek Bla
deren en ons onze eigen naam mooi ge
drukt tegenblinkt.
Als wij op de tram staan en tien andere
menschen afgewezen worden met den uit
roep: Vol.
Als ons in den omnibus een dame vrien
delijk toelacht, nadat wij haar een zit
plaats afgestaan hebben.
Als wij een hooge ridderorde gekregen
hebben en daarmede voor de eerste maal
ons op straat vertoonen.
Als wij een naam bezitten, waarvan de
orthographie voor iedereen een raadsel
achtige pijn is.
Eindelijkals wij toevallig den hel
dentenor der opera kennen en deze ons
glimlachend op den schouder klopt met.
de woorden: Hoe gaat het beste vriend 1
RECEPT.
Zaansche rijst.
Een liter melk wordt met een ons geweek
te rijst, een weinig zout en een kleine hoe
veelheid fijngewreven gedroogde saffraan te
vuur gezet. Het moet zachtjes gaar koken,
zonder er in te roeren.
Zoodra het gaar is, mengt men er een
dessertlepel boter en een geklutst ei door
heen. Schep het op een ronden schotel, be
strooi het met suiker en laat het zoo voor
dienen.
Hij was niet van gisteren.
Een gezelschap voetreizigers dwaalde
door Gelderlands Achterhoek en ontmoette
op een der schoonste punten een eenvoudig
boertje. Men besloot eens een aardigheid
met hem te hebben en begon met te vragen
of hij het landschap ook mooi vond.
,,Ik vermoed," zei een uit het gezelschap,
„dat je een heel eind van hier kunt zien
op een helderen dag."
„O jao, 'eeren, 'n 'iel end."
„Me dunkt, op een helderen dag als van
daag moet je Arnhem wel kunnen zien
liggen."
„Jao," aütwoordde het boertje, „en var-
der as Arem."
„Ik denk wel tot Leiden of Maastricht,"
zei een ander, met een knipoogje tofc zijn
tochtgenooten.
„Jao, vast, en nog wol varder."
„Verder dan Leiden of Maastricht 1 Wel,
baas, zeg ons dan eens, tot hoe ver je wel
kunt zien."
„Wel, 'eeren, as 'et 'n klaore nacht is,
dan kun ie van hier wel tot an de maon
kiek'n."
Goede grond. „Ja, vader, ik
wil met Karei trouwen. Hij zegt, dat hy
mij boven alles liefheeft en zonder mij niet
kan leven."
„Och kom, dat zeggen alle jongelui I"
„Dat kan wel. Maar zij zeggen het niet
allen tot mij."
Zij „Ik droomde vannacht, dat ik
geld voor een nieuwe japon van je kreeg."
H ij „Best, hoor. Dat geld mag je dan'
houden."
Moderne dienstboden. „He^
zilveren jubileum van uw keukenmeid,
zegt ui"
„Jai ze is du 25 uren bij ons."
Niet zoo bedoel d. Opsnijder:
„Dit ban ik je zeggen: ik heb den vijand
aardig aan het loopen gebracht."
„En heeft hij je niet ingehaald?"
Juffrouw Zoutman: „Maar, juf
frouw Peperman, nu heb je op den graf
steen van je man laten zetten „Rust ill
vrede" en je draaft eiken dag naar e»
over het kerkhof 1"-