Een merkwaardig avontuur.
uitzien." Zij begon te hoesten en trok uaar
dunne sjaal dk liter om zich heen.
„Ben je geen dag voor je verkoudheid
thuisgebleven?" vroeg ik.
*Neen, lieve deugd i riep zij uit: „Dan
eon moeder geen raad hebben geweten. Zij
en ik moeten al de anderen in het leven
houden."
Ik zag het arme kind aan. In haar huis
de nogi altijd dezelfde zelfverloochening;
maar de oude vroolijkheid was voor goed
Verdwenen onder de zorgen en haar levens
kracht ook.
,.Den volgenden zomer zal ik zor
gen, dat je weer naar buiten gaat, Polly,"
•eide ik geroerd.
„01 hoe heerlijk 1" riep rij uit: „de bloe
men, het bosch, de vogels I Het is als de
hemel er maar aan te denken 1"
De volgende maal, dat ik haar zag, lag
tij doodsbleek uitgestrekt op het bed in
hét ééne armzalige kamertje, dat door het
geheele gerin werd bewoond De moeder
zat aan de tafel te werkeD en had het zoo
druk, dat zij niet eens opstond, maar
•eide:
„Het is heel vriendelijk van n te komen.
Polly heeft den heelen dag naar n ge
vraagd. Zij kan niet meer opstaan. Ik denk
soms, dat zij nooit beter zal worden."
Polly had weer een kleur van vreugde
gekregen en greep, mijn hadden vast;
„Hot hielp piet of ik met werken door
wilde gaan," zeide zij: „Ik wilde niet dat
moeder zou zien dat ik zoo zwak was, dus
deed ik mijn best; maar ik kon niet meer.
„Ja, rij ging zoolang naar de fabriek,"
•eide de moeder; „tot zij daarvoor dood
neerviel met een bloedspuwing en ik haar
met de ambulance thuis moest, halen. Juf
frouw Smith bood aan, Polly iü haar te
huis op te nemen, om daar te sterven
Blaar ik heb gezegd: „Neen, als zij gaan
moet, dan zal het zijn uit haar eigen
huis 1"
„Ja," sprak Polly vol trots en dankbaar
heid: „dat is wat moeder gezegd heeft."
Ik zag haar thans dagelijks weer. Op een
avond was zij stervende. De moeder en ik
knielden bij haar neer. Opeens zag zij mi]
aan en fluisterde:
„Ik denk dat het Daarboven zal rijn...
zooals buiten."
Een minuut later was de dappere jonge
ziel gevloden haar een plaats waar het
schooner dan „Buiten" is en waar men
alti.J mag blijven.
Leven om leven.
In bet jaar 1905, schrijft de persoon,
die deze gebeurtenis doorleefde, werkte ik
id het gouddelverskamp van Farcoola,
zeshonderd mijlen ten Noord-Westeü van
Adelaide. Op een dag in Februari zat ik
in mijn hut te lezen. toeD ik plotseling
ontdekte, het bezoek te hebben ontvangen
van een iguana-hagedis, ter lengte van
twee voet.
Het arme dier leed blijkbaar hevige pijn>
Een 6tuk hout was door zijn poot gedron
gen en zat daar vast.. Ik vulde een bakje
met water, waarvan de hagedis gretig
dronk eD haalde den grooten splinter weg
Daarna waschte ik de wond uit en drop;
pelde er wat olie op.
Na die operatie skrekte het dier zkh mt
naast een oude kist en viel van uitputting
in slaap.
Vijf dagen achtereen ging ik voort de
wonden ochtend eD avond uit te wasschen
en aan 't eind van dien tijd kon Billy, zoo
had ik de hagedis genoemd, weer goed loo-
pen en ging daarna eiken morgen voedsel
zoeken om steeds des avonds terug te kee-
ren.
Op een avond kwam ik zoo vermoeid van
den arbeid thuis, dat ik deD voorzorgs
maatregel verzuimde, mijn dekens eer6fc
nog eens uit te schudden, en mij aan
stonds te bed legde. Ik sliep in. Plotseling
ontwaakte ik, doordat zich iets kouds en
klams om mijn arm kronkelde. Mijn hand
reikte bijna tot aan den grond. Naar om
laag blikkend, zag ik iets ontzettends. Een
doodelijke zwarte slang, ongeveer drie voet
lang, had zich om mijn arm gewikkeld en
kroop langzaam naar boven'.
Ik durfde mij niet verroeren of pogen
hel afschuwelijke beest af te schudden,
want bij de minste beweging zou het mij
rijn gif in de aderen hebben gezonden.
Maar op eens bemerkte ik, dat Billy haas
tig over den vloer kroop. Ik meende nu
niet beter te kunnen doen dan de beide
dieren te laten vechten om het meester
schap, een wedstrijd, waarbij mijn leven
op het spel stond, en mijn arm stB te la
ten hangen.
Do slang had, ik zag bet duidelijk, de
nabijheid harer vijandin bemerkt, want
haar hoosaardige oogeD flikkerden van
woede, toen zij den kop omwendde. Toch
liet ze mij nog niet los. En alsof de ha
gedis zich rekenschap van den toestand
gaf, sprong zdj tusschen den uitgerekten
kop der slang en mijD arm. Ik zag de
gespleten tong van het monster vochtig te
voorschijn komen. Het omknelde mijn arm
nog steviger. Doch iD een oogwenk was
alles voorbij". Billy'8 kaken sloten zich met
een knap om den nek der slang en rukten
haar letterlijk denkop af Ik voelde mijn
arm loslaten eD verloor het bewustzijn.
ToeD ik weer bij kennis kwam, zag ik
maar al te duidelijk, dat ik geen nacht
merrie had gehad, want Billy eD de 6lang
lageD dood naast mij op den grond.
De arme hagedis was vreeselijk opge
zwollen'. Zij moest gebeten zijn, toeD zij
zich tusschen deD slangenkop eD mijn
arm wierp Zij had mijn kleine vriendelijk
heid vergolden door haar leven voor het
mijne te geven.
Het was een zomerdag, zóó mooi, dat,
men gemeend zou hebben, dat heel de we
reld, zoowel menschen als dieren, voor het
oogenblik althans, in vrede moesten leven.:
De zon schitterde glansrijk op een zacht i
kabbelende rivier en twee mannen zaten
op den oever vol welgevallen de boschrij-
ke streek en het prachtige water gade to
slaan.
Na verloop van een poosje sprong een
kitvorsoh te voorschijn van uit de dicht-
geplante grashalmen der rivier. Zijn oker*--
kleurige huid met de bruine vlekken glom.
als nieuw gepolijst hout en rijn kleine ron
de oogen flonkerden als diamanten.
De beide mannen keken naar bet vroo-
lijke diertje, dat nu roerloos zitten bleef,
zoo rond en vetjes, dat hij zeker heel wat
lekkere hapjes had gevangen.
Een oogenblik later hoorde men een
zwak, ritselend geluid, alsof een lang
lichaam zich door het gras sleepte. Het,
naderde meer en meer en plotseling kwam
er een slangenkop uit 3e halmen. De
oogen van het kruipdier waren op den
kikvorscli gericht en een oogwenk later'
i weerklonk er een noodgepiep en zagen de
De kleine erfgename.
DOOB
EDGABD JEPSOS.
i)
Nu gebeurde het, dat gravin Earskovitch,
die in waarheid noch in Rusland geboren,
noch gravin, rnfl^|-r eenvoudig Marie Dufour
heette en een rijkgeworden Fransche mo
diste was, wier eenig doel het was onder
een aangenomen naam in de Lngel..che
groote wereld te schitteren, begou te vin
den, dat men in de couranten niet genoeg
over haar aanwezigheid op het kasteel van
den eersten Minister sprak. Na lang pein
zen, kwam zij op den inval haar juweelen
te lafen stelen.
Dan zouden de bladen het feit wel moe
ten vermelden, werd haar naam herhaalde-
ijk genoemd en zou zij meer en meer in de
hooge kringen bekend geraken.
Tot groote verbazing vaD lady Noggs,
zag deze, juist toen haar eenzaamheid aar
geducht begon te vervelen, haar vijandin
geheel alleen aan den anderen kant va^u
den vijver verschijnen. Zij sloeg haar in
het eerst geheel onverschillig, daarna heel
aandachtig gade. De gravin droeg een pak
je en de kleine kon nauwelijks haar oogen
gelooven, toen de gravin, na een blik om
zich hoen te hebben geworpen, bij een
treurwilg neerknielde, het pakje aan een
touvstje in het water liet zakken en het uit
einde aan een der wortels van den boom
vastbond.
2aj stond daarna op, keek andermaal rond
en liep naar het kasteek
Lady Noggs was veel te nieuwsgierig ge
worden, om het er niet op te wagen te
worden ontdekt. Zij snelde naar den over
kant van het water, sprong op den treur
wilg toe, haalde het pakje op, maakté het
touwtje los en holde er mede terug nnar
haar schuilplaats.
Het was een leeren taschje, dat zij aldus
bemachtigd had Zij maakte er geen gewe
tensbezwaar van het te openen en vond,
tot haar klimmende verwondering, een
diamanten diadeem, halsketting en ster, en
verdere kostbare armbanden en ringen.
Lady Noggs verveelde zich niet meer.
Zij speelde een heelc poos met haar ge
vonden schat en paste alles eens aan, al
kon zaj, bij gebrek aan ceD spiegel, niet
over het effect oordeelen.
Lady Noggs speelde zóólang met haar ge
vonden schat, dat de zoogenaamde gravin,
na het slot van haar ledig juweelkistje
opengebroken en de deur harer slaapkamer
afgesloten te hebben, met de overige gas
ten naar beneden kwam voor het ti.aer,
toen de kleine erfgename het slot bereikte.
Zij liep langs een achtertrap naar haar
eigen vertrek, hopende daar onbemerkt,
aan te komen; maar miss Cattermole, die
wel verwachtte, dat zij op dat uur thuis
komen zou, stond op den uitkijk, gaf haar
een strenge berisping en zond onverwijld
haar zonder avondeten naar bed. Noggs^
nam met ongewone zachtmoedigheid de
vermaning en kastijding aan en vluchtte
met het taschje naar haar kamer.
Haar holle maag en het feit, dat zij ge
durende den dag had geslapen, hielden
Haar wakker. Het was bij tienen toen rij
een groote bedrijvigheid in huis hoorde.
Men snelde de trappen op en af en er
weerklonken luide, opgewoncio stemmen
Daarna hoorde rij den secretaris aan de
deur van de zitkamer van miss Cattermole
kloppen, welk vertrek naast Felicia's
slaapkamer la©.
Hij werd binnengelaten en zeide: „Er is
een mooie-geschiedenis gebeurd 1 Men heeft
de juweelen der gravin gestolen I
„Hoe is dat gebeurd?" riep de gouver
nante uit.
„Het schijnt, dat inbrekers een ladder
tegen het huis hebben gezet, het venster
van haar slaapkamer binnen zijn geklom
men en haar juweelenkistje openbraken,
terwijl wij aan tafel zaten."
„Wat zal men beginnen?"
„O 1 wij zullen een boodschap zenden
aan de politie, al verwachten wij ook niet,
dat deze ons veel helpen zal. Tevens zul
len wij seinen om eeu detective van Scot
land Yard."
Lady Noggs gunde zich geen tijd meer
te hooren. Zij zag in, dat meD de hulp
behoefde van een persoon, op de hoogte
van zaken. In een oogwenk was zij uit
bed, trok haar pantoffeltjes aan, haalde
het taschje van onder haar matras te
voorschijn en snelde de kamer uit. Zij
was reeds boven aan de trap, toen miss
Cattermole en Borrodale uit het zit ver
trek te voorschijn traden, om te zien hoe
alles verder ging, haar in haar nachtja
ponnetje naar beneden zagen gaan en haar
achterna snelden.
Lady Noggs ging de trap af naar de
groote vestibule en, een luid gegons van
stemmen in de bibliotheek hoorende, liep
zij daarheen. Zij vond er haar oom en