No. 1U28.
LEIDSCH DAGBLAD. WOE SDAC 6 ftflAART. TW 'EDI BLAD.
PERSOVERZICHT.
Onschuldig veroordeeld.
Anno 11107.
In het .Maandblad.voor han-
'delsonderwijs en handelswe-
fleirecjh a p p e n" schrijft de oud-direc
teur der Handelsschool te Amsterdam, dr.
g, H. H. Hülsmann, over de noodzakelijkr
heid van hoog er h a n d e 1 s o n d er-
yr ij s.
Erkennende het nut der cur3U6sen voor
.voortgezet handelsonderwijs, is hij toch van
meening, dat deze de handelshoogeschool
niet kunnen vervangen en slechte zijn te
beschouwen als een voorbereiding tot de
doiinioieve oprichting eeuer handels-
boogeschool, liefst door het Rijk,
omdat dit alleen in staat is, die moderne
hoogeschool op behoorlijke wijze van de
noodige leerkrachten en hulpmiddelen te
(voorzien.
Tan dezo op te richten handelshooge-
■ohool zegt dr. Hülsmann:
De handel hoogeschool dient de kweek
plaats voor de handelsleeraren aan middel
bare scholen te zijn en de leeraren der mid
delbare scholen moeien de sonen zijn,
aan wie do vorming en leiding van de
onderwijzers der lagere handelsscholen
moet worden toevertrouwd.
1 ar, wanneer dit waar is, hoe hebben
wij net dan sedert 1869, in welk jaar de
Openbiurc Handelsschool te Amsterdam
werd opgericht cri geopend, gedurende een
tijdvak van circa 37 jaren zonder handels
hoogeschool kun...a stellen? Zonderling en
treurig genoeg, dat wij het zoo lang zon
de. handelshoogeschool hebben moeten
doen, maar dapper en verdienstelijk van
het leoraarspersoneel, dat men het zonder
haar heeft kunnen doen. Verreweg de
meeste leeraren aanvaarden met goeden
moed en enstigen wil hun taak, maar ei
genlek onbevoegd en niet voldoende voor
bereid. Zij zijn er in geslaagd, door zorg
vuldige voorbereiding, stalen ijver en on
verzettelijke wilskracht zieli langzamer
hand in het handelsvak als autodidacten
in te werken en door toepassing van het
bekende ,,dooendo discimus" op de hoogte
van hun taak ie komen. Gelukkig heeft do
buitenwereld daarvan niets vernomen, om
dat de resultaten van het onderwijs naar
buiten niet verkondigden, met hoeveel moei
te en zorg, met hoeveel buitengewone in
spanning en vermoeienis die verkregen wa
ren.
Maar die toestand - as tot dusverre be
paald vicieus en mag volstrekt niet langer
mevr bestendigd worden. Thans bestaat
niet slechts één openbar-e handelsschool,
doch 9 openbare en 4 bijzondere, welke alle
in .bet vervolg leeraarsporsoneel meer of
minder cischen, om niet te spreken van
handelsscholen, welke na het tot-stand-
Wncn eener wet op hot handelsonderwijs
spc-.'cbg nullen verrijzen. Daarom moet een
normale toestand zoo spoedig mogelijk in
het leven worden geroepen en een handels
hoogeschool worden gesticht, nog vóór dat
do wet op het handelsonderwijs in het
„Staatsblad'' verschijnt, opdat dc leeraren
aan die inrichting gevormd, al dadelijk als
bevoegde en bekwame docenten in hun vak
kuunen optreden. Zij zullen dan ook geroe
pen worden, om de onderwijzers voor de
lagere handelsscholen voor hun taak to
bekwamen.
Klemmender argument voor de noodza
kelijkheid der spoedige oprichting eener
handelshoogeschool kan niet gevonden wor-
deu. Er is oven wel nog meer.
Naar het oordeel van bevoegden is onze
consulaire dienst nog lang niet behoorlijk
georganiseei-i. Van de eigenlijke beroeps
consuls bedient men zich te weinig ook op
plaatsen, waar zulks dringend noodig zou
zijn voor den Nedcrlandschen handel. Of
schoon er om do 2 jaren een examen van
'leerling-consul door een daartoe benoemdj
oomm>sie werdt afgenomen, bestaat cr
v i ji.ijkswege in het geheel geon gelcgcn-
hoid tot opleiding voor den consulaircn
'dienst. "Veelal maken zij, welke deze loop
baan hebben gexozen, gebruis van het
middelbaar onderwijs, dat daarvoor niet
iD allo opzichten berekend is, zoodat parti
culiere industrie te hulp moet worden ge-
FEUILLETON.
15}
Dit argument, zoo doeltreffend, lag voor
de hand. En toch had nog niemand daar
aan gedacht. Terwijl de gestudeerde crimi
nalist zoo dikwijls zijn aandacht eerst op
het ver liggeode richt omdat hij gelooft in
do nabijheid toch niets to vinden, was het
do gewoonte van Palal Mandelbaum in
den engsten kring van het hem ter onder
soek toegewezen terrein te beginnen.
Wanneer het niet do juffrouw is, die mr.
.▼rouw uw moeder het vergif gegeven heeft,
dan is het dus een ander geweest", ging
Man del baum voort.
Herman herhaalde? nog eens wat hij
Man die] baum reeds giezegd had: dat zijn
moeder met Elise geheel alleen was geweest
®n dat niemand anders bij haar dood be
lang kon hebben.
„Wees niet zoo snel, mijnheer dc baron",
fceidc do ander bedachtzaam. ,,U vertelt mij
Alt.-jd, dat mevrouw uw moeder mot do
juffrouw geheel alleen geweest is. Wie zegt
dat.1 Wie bewijst dat?"
„Juffrouw von Lamm heeft het z?lf go-
ï*egd
V1 vortelfe mij, dat dc juffrouw een ge-
r n'T '°0r 11 8<>had heeft. Waarom zou zij
cén, waarom niet twee, zelfs drie gc-
"eiincn voor u gehad hebben? Waarom
*an cr niet iemand bij haar geweest zijn,
1 zij u niet gezegd heeft?"
fcgenover deze vraag van den heer Man-
neibaum stond de verklaring van den
roepen, om in betrekkelijk korten tijd nog
de beginselen van burgerlijk en internatio
naal recht aan te leeren. Een en ander
verldaart wel do minder gunstigo uitkom
sten der examens, maar geeft geen goeden
dunk van de organisatie van dezen tak
van dienst.
In die leemte kan op afdoende wijze
voorzien worden, door do voorbereiding
tot den consulaircn dienst op de handels
hoogeschool te brengen en de examens te
laten afnemen door een gemengde commis
sie van docenten, consuls en kooplieden,
gelijk in andere landen ook werkelijk ge
beurt.
Zoodra een dergelijk degelijke gelegen
heid tot opleiding voor den consulairen
dienst bestaat, zullen ook meer candidaten
voor deze loopbaan opkomen, en zullen
verder de resultaten van de examens gun
stiger worden, zoodat men stellig binnen
kort over een uitgebreider personeel van
goed voorbereide en degelijk onderlegde
ambtenaren bij den consulairen dienst zal
kunnen beschikken hetgeen zonder twij
fel tot de bevordering en uitbreiding van
den NederlandscLen handel en industrie
veel zal bijdragen.
Wij zijn nog niet ten einde; er is nog een
ander punt yan belang. De juristen, dc
toekomstige rechters en advocaten, hebben
er groot be»lang bij, gedurende hun studie
jaren in de gelegenheid te worden gesteld,
op het gebied van handelsvakken kennis
op te doen; zij zijn immers later in hun
loopbaan dikwijls genoodzaakt een ooraeel
te vormen en vonnis te vellen in zaken,
waarbij kennis van boekhouden en aanver
wante vakken onmisbaar is. Dit heeft nog
kort geleden een bij do Amsterdamscho
Rechtbank gevoerd proces ten duidelijkste
bewezen. Want al worden in een dergelijk
proces ook dcskunuigcn gehootrd, rechter
en advocaat moeten in staat zijn zich zelf
standig een oordeel te vormen. Dit lean
evenwel niet geschieden zonder vooraf
gaande studie van handelsvakken. Dc ge
legenheid tot deze studio heeft voor dc ju
risten tot dusverre niet bestaan; zij moes
ten zich derhalve de gewenschte kennis
langs particulieren weg verschaffen. Wan
neer daarentegen aan een Kandclshooge-
school, welke zich in een universiteitsstad
bevindt, van overheidswege onderwijs in
handelsvakken verstrekt wordt, zal daar
van door do juristen in het algemeen gre
tig gebruik worden gemaakt. Daarbij kómt,
dat zeer vele juristen zich later niet in de
rechtspraktijk willen begeven, maar een
practische loopbaan in den handel, bij het
bankwezen, enz. verkiezen.
Dezen hebben nog meer dan de werke
lijke jurist, de toekomstige rechter of ad
vocaat, behoefte aan degelijk cn tevens uit
gebreid handelsonderwijs. De juridische
faculteit zal daarom in het i igemeen ten
zeerste gebaat zijn bij het bestaan eener
handelshoogeschool in eenig© universiteits
stad.
Ten slotte komen wij weder terug op den
handelsstand. Aan dezen kan de handels
hoogeschool nog meer nut verschaffen dan
door opleiding van die toekomstige koop
lieden, welke de hoogste sport op do maat
schappelijke ladder wensohen te bereiken.
Ook hier bestaat, waarschijnlijk nog meer
dan bij andere hoogescholen, university
extension. Tc Keulen, Frankfort a.M.,
Leipzig cn Berlijn is dit aan do daar be
staande hanc'clshoogcscholen duidelijk ge
bleken. De gehoorzalen zijn daar geopend
voor jong en oud, voor jongelingen, die
zich tot de praktijk van 't leven voorberei
den, voor mannen van middelbaren leef
tijd die nog wenschen aan te vullen het
geen hun vroeger bij minder uitgebreid
onderwijs onthouden werd, voor grijsaards,
die nog belangstellen in den vooruitgang
van den tijd. Duizenden profiteeren van
de colleges of van do extra-cursussen der
handelshoogescholcn, hetzij overdag of
's avonds, zonder als student ingeschreven
te zijn.
Wat elders in zoo ruime mate als van
zelf cn bij instinct als het ware geschiedt,
zal bij ons niet achterwege blijven. Waar
schijnlijk zal bij ons, door het goede voor
beeld van voortgezet handelsonderwijs, een
concierge, die iedereen, die in huis kwam,
eerst de deur moest openmaken en hen
dus in zijn vertrek door het raam moest
zien voorbijgaan. Op dien voormiddag
was, hetgeen bewezen was, de eenige per
soon, die zich naar do woning van den
majoor begeven had, Hermans moeder ge
weest.
„Dc concierge l Wat moet die concier
ge?' zeide op verachtelijken toon Mandel-
baum. Concierges schenen bij hem niet
veel to beteekenen te hebben.
In tie eerste plaats wilde Mandelbaum
ee^s het bewuste huis in oogenschouw no-
mea het huis en de woning van daa
majoor.
Een kwartier later begaf Herman zich
met hem op weg.
De lieden, die het paar op straat ont
moetten, zagen het met eenige verwonde
ring aan. Hermans solide elegantie en de
uiterlijke verschijning van den heer Man
dolbaum vormden een opvallend contrast.
Daar het juist marktdag was en de
straat., waarin het huis van den majoor
stond, in de onmiddellijke nabijheid van
het marktplein gelegen was, was deze
straat tamelijk levendig.
Herman was met Mandelbaum voor het
huis aangekomen cn wees het hem.
Dat is liet.
Mandelbaum zag het huis aan.
Plotseling liet hij een eigenaardig ge
luid hooren. Hij liet zijn hoofd zakken en
op zijn gezicht stond medelijdende spot
to lezen. Hij scheen reeds iets gevonden
t') hebben, wat van belang was, wat ech
ter ook iedere leek kon vinden, zoodat
eon gewone detective zich bijna schamen
moest met zulke dingen zich eerst bezig te
nog ruimere deelneming plaats hebben. En
dan zal do Tereeniging van voortgezet
handelsonderwijs, welk© met zooveel voort
varendheid en omzichtig beleiü cursussca
en cursorische voordrachten ten bate van de
handelswereld in het leven heeft gcroej.cn,
haar taak, wellicht ten minste in een s^ad,
gerust» aan de handelshoogeschool kunnen
overlaten, in het streelcnde bewustzijn, een
goede daad te hebben verricht en den weg
to hebben gebaand tot definitieve oplossing
der kwestie voor de organisatie van het
handelsonderwijs. Dit bewustzijn is het
best© loon voor haar streven en werken.
„Do (Gereformeerde) Heraut" is
niet best te spreken over de afwezig-
n e i d van predikanten bij hot rod-
d i ngsweik aan don Hoe k-v a n-
H ol 1 a n d.
De redactio toch zegt:
„Bevreemdend is het, dat met de red
dingsboot alleen een pastoor der Roomsclio
Kerk uittoog om geestelijke hulp on op
stand te bieden. Voor den moed van dien
pastoor hebben wij allon lof.
Bij hem althans leefde het besef, dat m
zoo hangen nood niet alleen voor liet li
chaam, maar ook voor de ziel hulp noodig
was.
Maar voor ons, Protestanten, ligt hierin
iets beschamends. Niet één predikant ging
mee aan boord. Zelfs hoorde men niet van
eonigo geestelijke vertroosting, die aan de
geredden of aan de diepbedroefde familie
leden der gestorvenen gebracht werd. Ro
me trad terstond handelend op, maar de
Protestantsche Kerken lieten alleen bij de
begrafenis van zich hooren.
Nu kan dat aan toevallige omstandighe
den liggen, omdat aan den Hoek van Hol
land juist een pastoor woont. Maar die feit
staat toch niet op zichzelf. Onze soldaleo
in Atjeh spreken met de grootste bewon
dering en liefde over den pastoor, die hun
gevaren deelt, voor hun geestelijke behoef
ten zorgt hun zieken verpleegt. Telkens
leest men in de dagbladen, dat gekwetste a
of verongelukten op straat in een Roomsch
gesticht worden binnengebracht en daar
met do grootste zorgvuldigheid worden
verpleegd. Een ijver, waartegenover Pro
testantsche onverschilligheid vaak maar
al te droef afsteekt.
Met zekere laatdunkendheid op dezen
„ijver in goede werken" vau de Roomse he
Kerk neer to zien, baat u niet. Rome wint
daardoor in do publieke opinie aan invloed
en kracht. Veeleer hebben onze Protes
tantsche Kerken tot zichzelf in te keeron,
on te vragen of hot woord van Christus
ook niet tot ons gesproken is; Laat uw
licht schijnen voor de menschen, opdat zij
uw goede werken mogen zien en uw Vader,
die in do hemelen is, verheerlijken",
In een kruiskopje „Net als in Lei-
don" zegt „De (katholieke) M a a s b o
do":
Men bericht uit Hamburg dat de gemeen
teraad in zijn jongste zitting tegen do
stemmen der soc.-democraten in, een voor
stel van 3,529,000 mark voor don opbouw
van dc groote Michielskerk, die verleden
jaar afbrandde, aannam.
Do soc.-democraten waren er tegen; uit
welk beginsel staat Diet gemeld.
In Leiden had de vorige week de gemeen
teraad zitting. Er moest een subsidie ver
leend voor do herstelling van de Pie-
torskerk. En wie stemden tegenBe
halve eenige- oud-liberalen, uit financieele
beweegredenen, het Keelo troepje van het
Leidsch vrijzinnig-democratismc, dat deels
zeer nil sociaal-democratisch is blijkens
do pijnlijke gezichten, die het trekt, wan
neer dc sociaal-democratie gewond of ge-
geeseld wordt; blijkens de eenstemmigheid,
waarmee het bij gelegenheid met den soci
aal-democraat onder één hoedje speelt.
Het radicalisme is toch overal hetzelfde:
al cvon kunstzinnig als godsdienstig.
Verwelkoming der Redders te Hellevoelsluls.
Te Hellovoetsluis had zich een commis
sie gevormd uit alle rangen en standen
der maatschappij, om dc kloeke redders,
als zij mot het stoomlooclsvaartuig „Holle-
moeten houden.
„Als ik u verzoeken mag," zeide Man
dolbaum, zonder zich over zijn waarneming
voorloopig uit te laten, „breng mij nu in
de woning van den heer majoor."
Daar de majoor niet meer ging wandelen
bevond hij zich thuis. Hij zat aan zijn
schrijftafel cn voor hem lag een dik boek.
Het boek waa echter geen krijgswet-en-
schappelijk werk, maar een deel van Pita
val, dat hij uit de stads-bibliothcek had
laten halen. Sedert eenige dagen bestu
deerde de majoor alle beroemde criminee-
la zaken. Zonder twijfel zou bij do affairo
van Elise een analoog geval passen, dan
volgde het overige vanzelf en zij was door
hom gered.
Herman had den heer Mandelbaum op
een overloop laten wachten, om den ma
joor eerst alleen to spreken en hem op
het ongewone bezoek voor te bereiden.
„U ziet mij hier reeds met de herwijzen
voor Elises onschuld bezig," zeide dc ma
joor afgemeten, op Pitaval wijzend; „ik
heb zulk een heer niet noodig, ik heb geen
behoefte aan een mijnheer Mandelbaum.
Ik ben ritmeester geweest, ik ben Elises
oom, ik zal haar onschuld zelf aan den
dag brengen."
Na veel praten gelukte het Herman
eindelijk den majoor te bewegen Mandel
baum te ontvangen.
„Majoor," zeide M-andelbaum, nadat
Herman d© beide heeren aan elkaar had
voorgesteld, „laat mij als het u belieft uw
winning zien, maar wat ik u verzaken
mag, ï.i haar geheel; van a tot z moet ik
haar zien,"
De majoor waa voor den heer Mandel
baum drie pas teruggedeinsd; hij stelde
voetsluis" aldaar zouden aankomen, op
een.uuciige, doch hartelijke wijze to hul
digen.
uie commissie had gelden ingezameld, om
daarvoor aan ieder aezer dappcrou ccu
nuttig voorwerp aan te bieden.
Het bestaat in een fraaien kijker met hot
opschrift: „Huldeblijk van Heilevoets :u-
gezetenen aanRedding „Berlin" S2
Febr. 1907."
Aan do burgerij was gevraagd te vlaggeu
en daaraan was door allen voldaaD. Ver
der was bepaald, dat op een ruim vol'',
do „Glacis", om halfelf burgers en militai
ren, autoriteiten en vereenigiugen met en
zonder vaandels een oarró zouden vormen
en daarbinnen zouden zijn alle school
gaande kindereen met hun ouderwijzere cu
onderwijzeressen, ook do muziekkapel van
Hr. Ms. „Buffel" on dat do commissie, op
at dit huldebetoon een ernstig karakter
zou dragen, alleen do stoere zeelui zou
afhalen en naar heb carré geleiden. Hoo
had men algemeen gehoopt, dat onze Prins
onzo „Hendrik do Zeevaarder" ge-
tuigo en deelgenoot zou geweest zijn van de
hulde, welke men hun bracht, Hij, dio hen
met woord en daad had aangevuurd in
dien vrceselijken tocht, om den oceaan zijn
prooi te ontweldigen.
Om te blijven in het karakter hunner
daad, en om geen al te groote tegenstelling
te vormen met dc ellende, waarvan dezo
mannen getuigen zijn geweest, werd beslo
ten dezen dag niet te maken tot een
feestdag, cr werd vastgesteld, dat na do
pleohtigheid de corporatiën kalm baars
weegs gaan.
De namen dor mannen zijn: H. v. d.
Meulen, 0. de Gorter, P. Ruig, E. P.
Braam, J. J. de Geus, H. J. Sanders, J.
Steehouwer Adrz., M. A. Regoort, K. Ree,
P. Janson, J. B. Schoonbeek, T. van Duyn,
H. van Mastrigt, J. W. M. Liebregs cn D.
Brouwer.
Bij prachtig weer kwamen gisterochtend
ruim elf uur do redders op het terrein,
verwelkomd door het spelen van een volks
lied door do kapel der „Buffel".
Vervolgens sprak de burgemeester, de
heer Gallas, hen toe.
Hij wees op do aanleiding tot dezo hul
de, en hoe do geheele burgerij daarmede
instemt.
Daarna zong, aangrijpend lief, een kin
derkoor: „Wakk're mannen, spoedt ter
redding", enz.
Do commandant van don torpedodienst
te Brielle huldigde daarna allen, door aan
kapitein Berkhout ccn lauwerkrans te over
handigen.
In een welsprekende rede hcrinnerdo hij
hoe de torpedisten in tijden van oorlog
den vreemdeling buiten het vaderland
trachtten te houden, en de loodsen in vre
destijd juist dien vreemdeling veilig bin
nenbrachten. Hij herdacht, hoo zij een
daad hebben verricht, welke do vorsten en
volkeren van Europa met bewondering
voor hun moed vervulde, on hun namen
op aller lippen bracht.
Daarop kwam „Wilholmina's Mannen
koor" en zong den helden uit bet Wilhel
mus toe:
„Mijn Schilt endo Betrouwen
„Zijt Gij o God mijn Heer."
Voorts „Hollands Glorie" on „Janmaat."
Vervolgens trokken zij voorbij en kwam
do werkliedcn-vereeniging „WiMielmina";
daarna het mannenkoor Euterpe", allen
met vaandel; dit koor zong: „Mijn land
is een land der Zee" en „Neêrlands Taal."
Nadat alle vorecnigingen gedefileerd
hadden, werden cenigen genoodigd in do
ruime loods der Marine, alwaar do core-
wijn werd aangeboden, en do president der
commissie, kapitoin ter zee Boelen, in
schoonc bewoordingen do redders prees; hij
sahetste hoo Hellcvoetsluis met hen mee
leefde cn hoe een rilling van vreugde door
de geheele burgerij was gegaan bij het ver
nemen van hun glorierijke reddingsdaad.
Nadat de commissaris van het loodswe
zen hen had gedankt voor hun nauwgezette
plichtsbetrachting sprak de burgemeester
nog een enkel woord om hen ook to danken
uit naam van de gereddon.
zich tevreden om zijn indruk over dezen
heer weer tc geven, met Herman e.n woe
denden blik toe te werpen.
Mandelbaum liet zich alle kamers ope
nen, waarin hij even zijn hoofd stak, ten
laas te ook de keuken.
„Schrik niet, juffertjel" riep hij juf
frouw Knauschke too, toen deze, dio juist
aan de keukentafel stond en messen sleep,
bij zijn plotseling verschijnen niet weinig
verbaasd was.
In don achterwand der keuken bevond
zich een tweede deur.
Mandelbaum rukte die ineens open.
Deze gaf toegang tot een trap.
„Zie je wel 1" riep Mandelbaum zegevie
rend.
Toen was liij over den drempel gestapt,
men hoorde hem de trap afloopen en na
drie minuten was hij weer terug.
„Waar voert do trap heen?" zeide hij.
„Naar de binnenplaats leidt zij. Veron
derstel, ik wil in d© woning van den
majoor en de concierge moet mij niet zien,
wat doe ik dan? Ik ga van de straat di
rect op de plaats. Waarom? Omdat ik op
di© plaats de achtertrap heb."
Toen Mandelbaum te voren het huis had
beschouwd, was het eerste, wat hem direct
was opgevallen, de open poort geweest, die
zich naast den gewonen gesloten ingang
bevond. Wie op dc plaats wilde zijn, die
kon er zonder eenige contróle komen.
„Wat heb ik u gezegd, mijnheer de ba
ron?" zeido Mandelbaum met stralend ge
zicht. „Wat weet de concierge, wie op dien
dag mijnheer den majoor, ik wil zeggen,
de juffrouw, een bezoek heeft gebracht? De
oongiergo zegt, de juffrouw zegt,
de baron zegt, de majoor zegt,
Een der genoodigden dankt-© do commis»
ai© voor de wijze waarop zij haar taak had
vervuld. (Niouws v. d. D.)
l>e Vredesconferentie.
Naar 'do „Polit. Oorr." meedeelt-, heeft
de Russische staatsraad Martens t© Wee-
nen zijn groote voldoening over liet vol
komen bevredigende verloop zijnor zending
uitgedrukt.
Hij heeft overal deu guustigstcn indruk
gekregen van do ontvangst van liet door
de Russische regeering opgestelde program
ma door do leidend© persoonlijkheden 'er
verscbillendo Staten.
De voornaamste punten, namelijk de uit
breiding van den werkkring der scheidsge
rechten cn verbetering t»or wettou voor
den oorlog te land, benovons de uitbrei
ding van het zeerecht mot betrekking tot
do oorlogvoerenden en do onzijdigen, '0-
den een monigte gewichtige workzaamho-
den.
Do leidend© gedaohto bij do uitwerking
van het Russische programma was in allo
deelcn het beginsel om uitsluitend dio
vooretellen ter bespreking aan t© bevolon,
welker behandeling onder d© gegeven om
standigheden dor wereldpolitiek het berei
ken van practische resultaten mag doen
verwachten.
Dezo nuchtere overweging was hot ook,
die do Russische regeoring noopte bij voor
baat af to zien van inlassching op het
programma der conferentie van do ontwa
pen in gskwost-io of de beporking dor krijgs
toerustingen.
Het aanroeren dezer kwestio brengt ech
ter geen gevaar moe voor hot vruchtdragend
verloop dor komondo Haagscho Confe
rentie.
Do zoogenaamd© Drago-Ieer over d© in
ning van schulden van Zuid-Amorikaanscho
Staten vormt geon punt van het op te
stellen program.
Met do opmerking, dat do samenkomst
in Don Haag begin Juni is to verwachten,
besloot professor Martens zijn uiteenzet
ting.
Hoofdcursus.
De Minister van Oorlog brengt ter ken
nis van boLanghcbbcnden
dat voor het m do maanden Juli en Aug.
e.k. hier te lando to houden examen voor
toelating tot den hoofdcursus tor opleiding
vau onderofficieren voor den raug van
tweeden luitenant der infanterio cn van
tweeden luitenant-kwartiermeester, respec
tievelijk voor den dienst hier to lando cn
voor den dienst in Ned.-Indiö, do navol
gende aantallen plaatsen worden openge
steld
I. Voor liet leger hier te lande: infan
terie 14, administratie 8;
II. Voor het leger in Ned.-Indiö: infan-
terio 15, administratie 4.
CndcttenHchool.
Do Minister van Oorlog brengt ter ken
nis van belanghebbenden
lo. Hier t© lando aal in do maauden
Juli cn Augustus e.k. eon examen worden
gehouden voor toelating van joDgciicden
als cadet bij do Cadettenschool Co Alk
maar
2o. Voor dit examen worden opengesteld:
a. 25 plaatsen voor jongelieden nut he-
stemming om to worden opgeleid voor don
dienst hier te lando;
b. 9 plaatsen voor jongelieden met be
stemming om te worden opgeleid voor den
dienst in Ned.-Indiö.
Voor verdoro bijzonderheden zie ,Sts -
Courant" No. 55.
OndcrMcliciding in Indië.
Bij Kon. Besluit is alsnog, ter zake van
zijn verrichtingen op 25 Maart 1903, bij het
gevecht aan do Aloë© Lam Koenjet cn op
1 Mei d.a.v. bij het gevecht tusscben dio
kampongs Langga en Lala, bevorderd tot
riddor der 3do klasse in de Militair© Wil-
lomsorde dc sergeant dor art. van hot leger
in Ned.-Indiö 0. Zon.
do geheelo wereld zegt, dat d© juf
fro uw met mevrouw von Müliling alleen
geweest is l"
Niemand had aan deze achtertrap go-
dacht. Dezo trap was enkel voor het dienst
personeel, voor den slager, den bakker, Jo
couranten vrouw. Daai Elis e zelve vor
klaard had, dat zij met mevr. von Muhling
alleen geweest was, waarop ook dc gehee
le toestand wees, had tot nu too niemand
aan d© aanwougheid van een derden per
soon gedacht. Zeker, de deductie van Man
dolbaum was oven juist als zij voor de hand
lag, maar wat moest die hier beteekenen?
„Wanneer mijn nicht zegt, mijnheer
Mandelbaum, dat zij met mevrouw von
Müliling alleen waa," antwoordde do ma
joor, „dan was zij alleen. Mijn nicht liegt»
niet. Bovendien, ala zulk een derde per
soon een persoon, die over dc achter
trap komt tegenwoordig geweest ware,
waarom zou myn nicht dat verzwegen heb
ben? Ten derde, wat stelt u zich onder ccn
persoon, die langs de achtertrap komt en
voor wicn mijn nicht, wanneer zij alleen is,
do deur opent, voor? Gelooft u, dat deze
persoon do slagers- of de bakkersjongen is
geweest?"
„Neen, majoor, dat geloof ik niet," zei
de Mandelbaum glimlachend.
„Zeg mij dan, mijnheer Mandelbaum,"
ging de majoor op strengen toon voort,
„wat u zich onder zulk een persoon denkt."
De heer Mandelbaum verviel weer in ge
peins.
(Wordt vervolgd.)