No. 1U28. LEIDSCH DAGBLAD. WOE SDAC 6 ftflAART. TW 'EDI BLAD. PERSOVERZICHT. Onschuldig veroordeeld. Anno 11107. In het .Maandblad.voor han- 'delsonderwijs en handelswe- fleirecjh a p p e n" schrijft de oud-direc teur der Handelsschool te Amsterdam, dr. g, H. H. Hülsmann, over de noodzakelijkr heid van hoog er h a n d e 1 s o n d er- yr ij s. Erkennende het nut der cur3U6sen voor .voortgezet handelsonderwijs, is hij toch van meening, dat deze de handelshoogeschool niet kunnen vervangen en slechte zijn te beschouwen als een voorbereiding tot de doiinioieve oprichting eeuer handels- boogeschool, liefst door het Rijk, omdat dit alleen in staat is, die moderne hoogeschool op behoorlijke wijze van de noodige leerkrachten en hulpmiddelen te (voorzien. Tan dezo op te richten handelshooge- ■ohool zegt dr. Hülsmann: De handel hoogeschool dient de kweek plaats voor de handelsleeraren aan middel bare scholen te zijn en de leeraren der mid delbare scholen moeien de sonen zijn, aan wie do vorming en leiding van de onderwijzers der lagere handelsscholen moet worden toevertrouwd. 1 ar, wanneer dit waar is, hoe hebben wij net dan sedert 1869, in welk jaar de Openbiurc Handelsschool te Amsterdam werd opgericht cri geopend, gedurende een tijdvak van circa 37 jaren zonder handels hoogeschool kun...a stellen? Zonderling en treurig genoeg, dat wij het zoo lang zon de. handelshoogeschool hebben moeten doen, maar dapper en verdienstelijk van het leoraarspersoneel, dat men het zonder haar heeft kunnen doen. Verreweg de meeste leeraren aanvaarden met goeden moed en enstigen wil hun taak, maar ei genlek onbevoegd en niet voldoende voor bereid. Zij zijn er in geslaagd, door zorg vuldige voorbereiding, stalen ijver en on verzettelijke wilskracht zieli langzamer hand in het handelsvak als autodidacten in te werken en door toepassing van het bekende ,,dooendo discimus" op de hoogte van hun taak ie komen. Gelukkig heeft do buitenwereld daarvan niets vernomen, om dat de resultaten van het onderwijs naar buiten niet verkondigden, met hoeveel moei te en zorg, met hoeveel buitengewone in spanning en vermoeienis die verkregen wa ren. Maar die toestand - as tot dusverre be paald vicieus en mag volstrekt niet langer mevr bestendigd worden. Thans bestaat niet slechts één openbar-e handelsschool, doch 9 openbare en 4 bijzondere, welke alle in .bet vervolg leeraarsporsoneel meer of minder cischen, om niet te spreken van handelsscholen, welke na het tot-stand- Wncn eener wet op hot handelsonderwijs spc-.'cbg nullen verrijzen. Daarom moet een normale toestand zoo spoedig mogelijk in het leven worden geroepen en een handels hoogeschool worden gesticht, nog vóór dat do wet op het handelsonderwijs in het „Staatsblad'' verschijnt, opdat dc leeraren aan die inrichting gevormd, al dadelijk als bevoegde en bekwame docenten in hun vak kuunen optreden. Zij zullen dan ook geroe pen worden, om de onderwijzers voor de lagere handelsscholen voor hun taak to bekwamen. Klemmender argument voor de noodza kelijkheid der spoedige oprichting eener handelshoogeschool kan niet gevonden wor- deu. Er is oven wel nog meer. Naar het oordeel van bevoegden is onze consulaire dienst nog lang niet behoorlijk georganiseei-i. Van de eigenlijke beroeps consuls bedient men zich te weinig ook op plaatsen, waar zulks dringend noodig zou zijn voor den Nedcrlandschen handel. Of schoon er om do 2 jaren een examen van 'leerling-consul door een daartoe benoemdj oomm>sie werdt afgenomen, bestaat cr v i ji.ijkswege in het geheel geon gelcgcn- hoid tot opleiding voor den consulaircn 'dienst. "Veelal maken zij, welke deze loop baan hebben gexozen, gebruis van het middelbaar onderwijs, dat daarvoor niet iD allo opzichten berekend is, zoodat parti culiere industrie te hulp moet worden ge- FEUILLETON. 15} Dit argument, zoo doeltreffend, lag voor de hand. En toch had nog niemand daar aan gedacht. Terwijl de gestudeerde crimi nalist zoo dikwijls zijn aandacht eerst op het ver liggeode richt omdat hij gelooft in do nabijheid toch niets to vinden, was het do gewoonte van Palal Mandelbaum in den engsten kring van het hem ter onder soek toegewezen terrein te beginnen. Wanneer het niet do juffrouw is, die mr. .▼rouw uw moeder het vergif gegeven heeft, dan is het dus een ander geweest", ging Man del baum voort. Herman herhaalde? nog eens wat hij Man die] baum reeds giezegd had: dat zijn moeder met Elise geheel alleen was geweest ®n dat niemand anders bij haar dood be lang kon hebben. „Wees niet zoo snel, mijnheer dc baron", fceidc do ander bedachtzaam. ,,U vertelt mij Alt.-jd, dat mevrouw uw moeder mot do juffrouw geheel alleen geweest is. Wie zegt dat.1 Wie bewijst dat?" „Juffrouw von Lamm heeft het z?lf go- ï*egd V1 vortelfe mij, dat dc juffrouw een ge- r n'T '°0r 11 8<>had heeft. Waarom zou zij cén, waarom niet twee, zelfs drie gc- "eiincn voor u gehad hebben? Waarom *an cr niet iemand bij haar geweest zijn, 1 zij u niet gezegd heeft?" fcgenover deze vraag van den heer Man- neibaum stond de verklaring van den roepen, om in betrekkelijk korten tijd nog de beginselen van burgerlijk en internatio naal recht aan te leeren. Een en ander verldaart wel do minder gunstigo uitkom sten der examens, maar geeft geen goeden dunk van de organisatie van dezen tak van dienst. In die leemte kan op afdoende wijze voorzien worden, door do voorbereiding tot den consulaircn dienst op de handels hoogeschool te brengen en de examens te laten afnemen door een gemengde commis sie van docenten, consuls en kooplieden, gelijk in andere landen ook werkelijk ge beurt. Zoodra een dergelijk degelijke gelegen heid tot opleiding voor den consulairen dienst bestaat, zullen ook meer candidaten voor deze loopbaan opkomen, en zullen verder de resultaten van de examens gun stiger worden, zoodat men stellig binnen kort over een uitgebreider personeel van goed voorbereide en degelijk onderlegde ambtenaren bij den consulairen dienst zal kunnen beschikken hetgeen zonder twij fel tot de bevordering en uitbreiding van den NederlandscLen handel en industrie veel zal bijdragen. Wij zijn nog niet ten einde; er is nog een ander punt yan belang. De juristen, dc toekomstige rechters en advocaten, hebben er groot be»lang bij, gedurende hun studie jaren in de gelegenheid te worden gesteld, op het gebied van handelsvakken kennis op te doen; zij zijn immers later in hun loopbaan dikwijls genoodzaakt een ooraeel te vormen en vonnis te vellen in zaken, waarbij kennis van boekhouden en aanver wante vakken onmisbaar is. Dit heeft nog kort geleden een bij do Amsterdamscho Rechtbank gevoerd proces ten duidelijkste bewezen. Want al worden in een dergelijk proces ook dcskunuigcn gehootrd, rechter en advocaat moeten in staat zijn zich zelf standig een oordeel te vormen. Dit lean evenwel niet geschieden zonder vooraf gaande studie van handelsvakken. Dc ge legenheid tot deze studio heeft voor dc ju risten tot dusverre niet bestaan; zij moes ten zich derhalve de gewenschte kennis langs particulieren weg verschaffen. Wan neer daarentegen aan een Kandclshooge- school, welke zich in een universiteitsstad bevindt, van overheidswege onderwijs in handelsvakken verstrekt wordt, zal daar van door do juristen in het algemeen gre tig gebruik worden gemaakt. Daarbij kómt, dat zeer vele juristen zich later niet in de rechtspraktijk willen begeven, maar een practische loopbaan in den handel, bij het bankwezen, enz. verkiezen. Dezen hebben nog meer dan de werke lijke jurist, de toekomstige rechter of ad vocaat, behoefte aan degelijk cn tevens uit gebreid handelsonderwijs. De juridische faculteit zal daarom in het i igemeen ten zeerste gebaat zijn bij het bestaan eener handelshoogeschool in eenig© universiteits stad. Ten slotte komen wij weder terug op den handelsstand. Aan dezen kan de handels hoogeschool nog meer nut verschaffen dan door opleiding van die toekomstige koop lieden, welke de hoogste sport op do maat schappelijke ladder wensohen te bereiken. Ook hier bestaat, waarschijnlijk nog meer dan bij andere hoogescholen, university extension. Tc Keulen, Frankfort a.M., Leipzig cn Berlijn is dit aan do daar be staande hanc'clshoogcscholen duidelijk ge bleken. De gehoorzalen zijn daar geopend voor jong en oud, voor jongelingen, die zich tot de praktijk van 't leven voorberei den, voor mannen van middelbaren leef tijd die nog wenschen aan te vullen het geen hun vroeger bij minder uitgebreid onderwijs onthouden werd, voor grijsaards, die nog belangstellen in den vooruitgang van den tijd. Duizenden profiteeren van de colleges of van do extra-cursussen der handelshoogescholcn, hetzij overdag of 's avonds, zonder als student ingeschreven te zijn. Wat elders in zoo ruime mate als van zelf cn bij instinct als het ware geschiedt, zal bij ons niet achterwege blijven. Waar schijnlijk zal bij ons, door het goede voor beeld van voortgezet handelsonderwijs, een concierge, die iedereen, die in huis kwam, eerst de deur moest openmaken en hen dus in zijn vertrek door het raam moest zien voorbijgaan. Op dien voormiddag was, hetgeen bewezen was, de eenige per soon, die zich naar do woning van den majoor begeven had, Hermans moeder ge weest. „Dc concierge l Wat moet die concier ge?' zeide op verachtelijken toon Mandel- baum. Concierges schenen bij hem niet veel to beteekenen te hebben. In tie eerste plaats wilde Mandelbaum ee^s het bewuste huis in oogenschouw no- mea het huis en de woning van daa majoor. Een kwartier later begaf Herman zich met hem op weg. De lieden, die het paar op straat ont moetten, zagen het met eenige verwonde ring aan. Hermans solide elegantie en de uiterlijke verschijning van den heer Man dolbaum vormden een opvallend contrast. Daar het juist marktdag was en de straat., waarin het huis van den majoor stond, in de onmiddellijke nabijheid van het marktplein gelegen was, was deze straat tamelijk levendig. Herman was met Mandelbaum voor het huis aangekomen cn wees het hem. Dat is liet. Mandelbaum zag het huis aan. Plotseling liet hij een eigenaardig ge luid hooren. Hij liet zijn hoofd zakken en op zijn gezicht stond medelijdende spot to lezen. Hij scheen reeds iets gevonden t') hebben, wat van belang was, wat ech ter ook iedere leek kon vinden, zoodat eon gewone detective zich bijna schamen moest met zulke dingen zich eerst bezig te nog ruimere deelneming plaats hebben. En dan zal do Tereeniging van voortgezet handelsonderwijs, welk© met zooveel voort varendheid en omzichtig beleiü cursussca en cursorische voordrachten ten bate van de handelswereld in het leven heeft gcroej.cn, haar taak, wellicht ten minste in een s^ad, gerust» aan de handelshoogeschool kunnen overlaten, in het streelcnde bewustzijn, een goede daad te hebben verricht en den weg to hebben gebaand tot definitieve oplossing der kwestie voor de organisatie van het handelsonderwijs. Dit bewustzijn is het best© loon voor haar streven en werken. „Do (Gereformeerde) Heraut" is niet best te spreken over de afwezig- n e i d van predikanten bij hot rod- d i ngsweik aan don Hoe k-v a n- H ol 1 a n d. De redactio toch zegt: „Bevreemdend is het, dat met de red dingsboot alleen een pastoor der Roomsclio Kerk uittoog om geestelijke hulp on op stand te bieden. Voor den moed van dien pastoor hebben wij allon lof. Bij hem althans leefde het besef, dat m zoo hangen nood niet alleen voor liet li chaam, maar ook voor de ziel hulp noodig was. Maar voor ons, Protestanten, ligt hierin iets beschamends. Niet één predikant ging mee aan boord. Zelfs hoorde men niet van eonigo geestelijke vertroosting, die aan de geredden of aan de diepbedroefde familie leden der gestorvenen gebracht werd. Ro me trad terstond handelend op, maar de Protestantsche Kerken lieten alleen bij de begrafenis van zich hooren. Nu kan dat aan toevallige omstandighe den liggen, omdat aan den Hoek van Hol land juist een pastoor woont. Maar die feit staat toch niet op zichzelf. Onze soldaleo in Atjeh spreken met de grootste bewon dering en liefde over den pastoor, die hun gevaren deelt, voor hun geestelijke behoef ten zorgt hun zieken verpleegt. Telkens leest men in de dagbladen, dat gekwetste a of verongelukten op straat in een Roomsch gesticht worden binnengebracht en daar met do grootste zorgvuldigheid worden verpleegd. Een ijver, waartegenover Pro testantsche onverschilligheid vaak maar al te droef afsteekt. Met zekere laatdunkendheid op dezen „ijver in goede werken" vau de Roomse he Kerk neer to zien, baat u niet. Rome wint daardoor in do publieke opinie aan invloed en kracht. Veeleer hebben onze Protes tantsche Kerken tot zichzelf in te keeron, on te vragen of hot woord van Christus ook niet tot ons gesproken is; Laat uw licht schijnen voor de menschen, opdat zij uw goede werken mogen zien en uw Vader, die in do hemelen is, verheerlijken", In een kruiskopje „Net als in Lei- don" zegt „De (katholieke) M a a s b o do": Men bericht uit Hamburg dat de gemeen teraad in zijn jongste zitting tegen do stemmen der soc.-democraten in, een voor stel van 3,529,000 mark voor don opbouw van dc groote Michielskerk, die verleden jaar afbrandde, aannam. Do soc.-democraten waren er tegen; uit welk beginsel staat Diet gemeld. In Leiden had de vorige week de gemeen teraad zitting. Er moest een subsidie ver leend voor do herstelling van de Pie- torskerk. En wie stemden tegenBe halve eenige- oud-liberalen, uit financieele beweegredenen, het Keelo troepje van het Leidsch vrijzinnig-democratismc, dat deels zeer nil sociaal-democratisch is blijkens do pijnlijke gezichten, die het trekt, wan neer dc sociaal-democratie gewond of ge- geeseld wordt; blijkens de eenstemmigheid, waarmee het bij gelegenheid met den soci aal-democraat onder één hoedje speelt. Het radicalisme is toch overal hetzelfde: al cvon kunstzinnig als godsdienstig. Verwelkoming der Redders te Hellevoelsluls. Te Hellovoetsluis had zich een commis sie gevormd uit alle rangen en standen der maatschappij, om dc kloeke redders, als zij mot het stoomlooclsvaartuig „Holle- moeten houden. „Als ik u verzoeken mag," zeide Man dolbaum, zonder zich over zijn waarneming voorloopig uit te laten, „breng mij nu in de woning van den heer majoor." Daar de majoor niet meer ging wandelen bevond hij zich thuis. Hij zat aan zijn schrijftafel cn voor hem lag een dik boek. Het boek waa echter geen krijgswet-en- schappelijk werk, maar een deel van Pita val, dat hij uit de stads-bibliothcek had laten halen. Sedert eenige dagen bestu deerde de majoor alle beroemde criminee- la zaken. Zonder twijfel zou bij do affairo van Elise een analoog geval passen, dan volgde het overige vanzelf en zij was door hom gered. Herman had den heer Mandelbaum op een overloop laten wachten, om den ma joor eerst alleen to spreken en hem op het ongewone bezoek voor te bereiden. „U ziet mij hier reeds met de herwijzen voor Elises onschuld bezig," zeide dc ma joor afgemeten, op Pitaval wijzend; „ik heb zulk een heer niet noodig, ik heb geen behoefte aan een mijnheer Mandelbaum. Ik ben ritmeester geweest, ik ben Elises oom, ik zal haar onschuld zelf aan den dag brengen." Na veel praten gelukte het Herman eindelijk den majoor te bewegen Mandel baum te ontvangen. „Majoor," zeide M-andelbaum, nadat Herman d© beide heeren aan elkaar had voorgesteld, „laat mij als het u belieft uw winning zien, maar wat ik u verzaken mag, ï.i haar geheel; van a tot z moet ik haar zien," De majoor waa voor den heer Mandel baum drie pas teruggedeinsd; hij stelde voetsluis" aldaar zouden aankomen, op een.uuciige, doch hartelijke wijze to hul digen. uie commissie had gelden ingezameld, om daarvoor aan ieder aezer dappcrou ccu nuttig voorwerp aan te bieden. Het bestaat in een fraaien kijker met hot opschrift: „Huldeblijk van Heilevoets :u- gezetenen aanRedding „Berlin" S2 Febr. 1907." Aan do burgerij was gevraagd te vlaggeu en daaraan was door allen voldaaD. Ver der was bepaald, dat op een ruim vol'', do „Glacis", om halfelf burgers en militai ren, autoriteiten en vereenigiugen met en zonder vaandels een oarró zouden vormen en daarbinnen zouden zijn alle school gaande kindereen met hun ouderwijzere cu onderwijzeressen, ook do muziekkapel van Hr. Ms. „Buffel" on dat do commissie, op at dit huldebetoon een ernstig karakter zou dragen, alleen do stoere zeelui zou afhalen en naar heb carré geleiden. Hoo had men algemeen gehoopt, dat onze Prins onzo „Hendrik do Zeevaarder" ge- tuigo en deelgenoot zou geweest zijn van de hulde, welke men hun bracht, Hij, dio hen met woord en daad had aangevuurd in dien vrceselijken tocht, om den oceaan zijn prooi te ontweldigen. Om te blijven in het karakter hunner daad, en om geen al te groote tegenstelling te vormen met dc ellende, waarvan dezo mannen getuigen zijn geweest, werd beslo ten dezen dag niet te maken tot een feestdag, cr werd vastgesteld, dat na do pleohtigheid de corporatiën kalm baars weegs gaan. De namen dor mannen zijn: H. v. d. Meulen, 0. de Gorter, P. Ruig, E. P. Braam, J. J. de Geus, H. J. Sanders, J. Steehouwer Adrz., M. A. Regoort, K. Ree, P. Janson, J. B. Schoonbeek, T. van Duyn, H. van Mastrigt, J. W. M. Liebregs cn D. Brouwer. Bij prachtig weer kwamen gisterochtend ruim elf uur do redders op het terrein, verwelkomd door het spelen van een volks lied door do kapel der „Buffel". Vervolgens sprak de burgemeester, de heer Gallas, hen toe. Hij wees op do aanleiding tot dezo hul de, en hoe do geheele burgerij daarmede instemt. Daarna zong, aangrijpend lief, een kin derkoor: „Wakk're mannen, spoedt ter redding", enz. Do commandant van don torpedodienst te Brielle huldigde daarna allen, door aan kapitein Berkhout ccn lauwerkrans te over handigen. In een welsprekende rede hcrinnerdo hij hoe de torpedisten in tijden van oorlog den vreemdeling buiten het vaderland trachtten te houden, en de loodsen in vre destijd juist dien vreemdeling veilig bin nenbrachten. Hij herdacht, hoo zij een daad hebben verricht, welke do vorsten en volkeren van Europa met bewondering voor hun moed vervulde, on hun namen op aller lippen bracht. Daarop kwam „Wilholmina's Mannen koor" en zong den helden uit bet Wilhel mus toe: „Mijn Schilt endo Betrouwen „Zijt Gij o God mijn Heer." Voorts „Hollands Glorie" on „Janmaat." Vervolgens trokken zij voorbij en kwam do werkliedcn-vereeniging „WiMielmina"; daarna het mannenkoor Euterpe", allen met vaandel; dit koor zong: „Mijn land is een land der Zee" en „Neêrlands Taal." Nadat alle vorecnigingen gedefileerd hadden, werden cenigen genoodigd in do ruime loods der Marine, alwaar do core- wijn werd aangeboden, en do president der commissie, kapitoin ter zee Boelen, in schoonc bewoordingen do redders prees; hij sahetste hoo Hellcvoetsluis met hen mee leefde cn hoe een rilling van vreugde door de geheele burgerij was gegaan bij het ver nemen van hun glorierijke reddingsdaad. Nadat de commissaris van het loodswe zen hen had gedankt voor hun nauwgezette plichtsbetrachting sprak de burgemeester nog een enkel woord om hen ook to danken uit naam van de gereddon. zich tevreden om zijn indruk over dezen heer weer tc geven, met Herman e.n woe denden blik toe te werpen. Mandelbaum liet zich alle kamers ope nen, waarin hij even zijn hoofd stak, ten laas te ook de keuken. „Schrik niet, juffertjel" riep hij juf frouw Knauschke too, toen deze, dio juist aan de keukentafel stond en messen sleep, bij zijn plotseling verschijnen niet weinig verbaasd was. In don achterwand der keuken bevond zich een tweede deur. Mandelbaum rukte die ineens open. Deze gaf toegang tot een trap. „Zie je wel 1" riep Mandelbaum zegevie rend. Toen was liij over den drempel gestapt, men hoorde hem de trap afloopen en na drie minuten was hij weer terug. „Waar voert do trap heen?" zeide hij. „Naar de binnenplaats leidt zij. Veron derstel, ik wil in d© woning van den majoor en de concierge moet mij niet zien, wat doe ik dan? Ik ga van de straat di rect op de plaats. Waarom? Omdat ik op di© plaats de achtertrap heb." Toen Mandelbaum te voren het huis had beschouwd, was het eerste, wat hem direct was opgevallen, de open poort geweest, die zich naast den gewonen gesloten ingang bevond. Wie op dc plaats wilde zijn, die kon er zonder eenige contróle komen. „Wat heb ik u gezegd, mijnheer de ba ron?" zeido Mandelbaum met stralend ge zicht. „Wat weet de concierge, wie op dien dag mijnheer den majoor, ik wil zeggen, de juffrouw, een bezoek heeft gebracht? De oongiergo zegt, de juffrouw zegt, de baron zegt, de majoor zegt, Een der genoodigden dankt-© do commis» ai© voor de wijze waarop zij haar taak had vervuld. (Niouws v. d. D.) l>e Vredesconferentie. Naar 'do „Polit. Oorr." meedeelt-, heeft de Russische staatsraad Martens t© Wee- nen zijn groote voldoening over liet vol komen bevredigende verloop zijnor zending uitgedrukt. Hij heeft overal deu guustigstcn indruk gekregen van do ontvangst van liet door de Russische regeering opgestelde program ma door do leidend© persoonlijkheden 'er verscbillendo Staten. De voornaamste punten, namelijk de uit breiding van den werkkring der scheidsge rechten cn verbetering t»or wettou voor den oorlog te land, benovons de uitbrei ding van het zeerecht mot betrekking tot do oorlogvoerenden en do onzijdigen, '0- den een monigte gewichtige workzaamho- den. Do leidend© gedaohto bij do uitwerking van het Russische programma was in allo deelcn het beginsel om uitsluitend dio vooretellen ter bespreking aan t© bevolon, welker behandeling onder d© gegeven om standigheden dor wereldpolitiek het berei ken van practische resultaten mag doen verwachten. Dezo nuchtere overweging was hot ook, die do Russische regeoring noopte bij voor baat af to zien van inlassching op het programma der conferentie van do ontwa pen in gskwost-io of de beporking dor krijgs toerustingen. Het aanroeren dezer kwestio brengt ech ter geen gevaar moe voor hot vruchtdragend verloop dor komondo Haagscho Confe rentie. Do zoogenaamd© Drago-Ieer over d© in ning van schulden van Zuid-Amorikaanscho Staten vormt geon punt van het op te stellen program. Met do opmerking, dat do samenkomst in Don Haag begin Juni is to verwachten, besloot professor Martens zijn uiteenzet ting. Hoofdcursus. De Minister van Oorlog brengt ter ken nis van boLanghcbbcnden dat voor het m do maanden Juli en Aug. e.k. hier te lando to houden examen voor toelating tot den hoofdcursus tor opleiding vau onderofficieren voor den raug van tweeden luitenant der infanterio cn van tweeden luitenant-kwartiermeester, respec tievelijk voor den dienst hier to lando cn voor den dienst in Ned.-Indiö, do navol gende aantallen plaatsen worden openge steld I. Voor liet leger hier te lande: infan terie 14, administratie 8; II. Voor het leger in Ned.-Indiö: infan- terio 15, administratie 4. CndcttenHchool. Do Minister van Oorlog brengt ter ken nis van belanghebbenden lo. Hier t© lando aal in do maauden Juli cn Augustus e.k. eon examen worden gehouden voor toelating van joDgciicden als cadet bij do Cadettenschool Co Alk maar 2o. Voor dit examen worden opengesteld: a. 25 plaatsen voor jongelieden nut he- stemming om to worden opgeleid voor don dienst hier te lando; b. 9 plaatsen voor jongelieden met be stemming om te worden opgeleid voor den dienst in Ned.-Indiö. Voor verdoro bijzonderheden zie ,Sts - Courant" No. 55. OndcrMcliciding in Indië. Bij Kon. Besluit is alsnog, ter zake van zijn verrichtingen op 25 Maart 1903, bij het gevecht aan do Aloë© Lam Koenjet cn op 1 Mei d.a.v. bij het gevecht tusscben dio kampongs Langga en Lala, bevorderd tot riddor der 3do klasse in de Militair© Wil- lomsorde dc sergeant dor art. van hot leger in Ned.-Indiö 0. Zon. do geheelo wereld zegt, dat d© juf fro uw met mevrouw von Müliling alleen geweest is l" Niemand had aan deze achtertrap go- dacht. Dezo trap was enkel voor het dienst personeel, voor den slager, den bakker, Jo couranten vrouw. Daai Elis e zelve vor klaard had, dat zij met mevr. von Muhling alleen geweest was, waarop ook dc gehee le toestand wees, had tot nu too niemand aan d© aanwougheid van een derden per soon gedacht. Zeker, de deductie van Man dolbaum was oven juist als zij voor de hand lag, maar wat moest die hier beteekenen? „Wanneer mijn nicht zegt, mijnheer Mandelbaum, dat zij met mevrouw von Müliling alleen waa," antwoordde do ma joor, „dan was zij alleen. Mijn nicht liegt» niet. Bovendien, ala zulk een derde per soon een persoon, die over dc achter trap komt tegenwoordig geweest ware, waarom zou myn nicht dat verzwegen heb ben? Ten derde, wat stelt u zich onder ccn persoon, die langs de achtertrap komt en voor wicn mijn nicht, wanneer zij alleen is, do deur opent, voor? Gelooft u, dat deze persoon do slagers- of de bakkersjongen is geweest?" „Neen, majoor, dat geloof ik niet," zei de Mandelbaum glimlachend. „Zeg mij dan, mijnheer Mandelbaum," ging de majoor op strengen toon voort, „wat u zich onder zulk een persoon denkt." De heer Mandelbaum verviel weer in ge peins. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1907 | | pagina 5