Ingezonden. >m Uit de Rechtzaal. Misschien hebt gij het en weet gij het nisi FEUILLETON. Onschuldig veroordeeld. Nette behandeling. Is bet mij, geachto Redactie, vergund om langs dezen weg mijn dank te brengen aan de hecren Herfst en Helder voot de ueito behandeling. Hedenmorgen om elf uren vond ik een postwissel, getcekend door boven staande hccren en aan toonder derzelve af te geven, van vijfenzestig gulden. Toen ik hem om twee uren bracht, kreeg ik een standje dat ik hem niet eerder gebracht had. Nu vraag ik of het niet wenschelijk ia, om alle stukken die gevonden worden, maar niet terug tc bezorgen. Dan is men ten minsten gevrijwaard voor een standje. U dankend voor do plaatsing noem ik mijt P* Leiden, 25 Februari 1607. Mijnheer de Redacteur 1 Gelieve mij nogmaals in uw Blad gast vrijheid te verlccncn, voor een wederwoord op het laatste stuk des hccren B. Do heer B. begint met de verzekering to geven, wat hij later nog eens herhaalt, dat hij niets gezegd heeft ten nadcele der Ver- oeniging- Het inoge zoo zijn, M. de R., maar ik bliif uit het betoog van genoemden heer het tegendeel opmaken, en in die omstandig heden acht ik dat betoog verderfelijk, om dat een strekking, die de schrijver ontkent er aan tc hebben gegeven of te willen ge ven, er nochtans mijns inziens duidelijk in gelegen is. Ik wil een en ander nader aantoonen. De beer B. verklaart niet anders gedaan te hebben, dan feiten te constatccrcn Hij be geeft zich allereerst op geschiedkundig ter rein en memoreert een vergadering, in den zomer van 1901, mogelijk 1902, g houden. De heer B doelt waarschijnlijk op de ge- sombincerdo vergadering van do Gommis; sic van Statistiek der Vcrceniging t. B v W. en bestuurdcrcn van verschillende Werklicdenvercenigingen, op 23 Sopt 1901 door genoemde Commissie uitgeschreven met het doel, te trachten door onderlinge samenwerking betrouwbare en meer volle dige gegevens te verzamelen betreffende de heerschende werkeloosheid, enz. Do heer B. verwart blijkbaar deze Com missie met het Bestuur der Vereeniging en daardoor kan de lezing van zijn stuk niet anders als den schijn wekken, alsof d© vergadering belegd ware met het doel, om eens over verschil lende bepalingen der statu ten to beraadslagen. Het is waar, in do uitgeschreven verga dering werden door de bestuurdcren van de workliedenvereenigingen ccnigo meer of minder gemotiveerde grieven tegen enkel© voorschriften der verzekeringsbepalinren te bord© gebracht; maar ik moet herhalen, dat do vergadering daarvoor niet was be legd on de Comm. v. Stat. crp dat punt ook niet oompetent zoude zijn geweest. Zij kon zich dus niet binden en van een met dit doel te beleggen nicuwo vergadering kon dus ook geen sprake zijn. Tn de gehouden vergadering verklaarden trouwens slechts twee kleinere werklicdnn- vereenigingen zich bereid om tot het doel, waarvoor do vergadering belegd was, sa men to werken en zoo liep do vergadering helaas, op niets uit. De historische waard©, die de heer B. aan deze vergadering toekent, is dus on juist. Tk kan hern overigens te zijnor ge niststolling mededcclen, dat korten tijd later in do Statuten en Voorwaarde" van Verzekering eenigo wijzigingen zijn asngo- biacht, die billijk en wenschelijk Bchenon, waaruit de heer B kan afleiden, dat indi rect met do wenschen der vakvereenigingen, voor zoover der© waren overeen te bren gen met den gebiedenden eirch, dat een verzekering, zoude zij doelmatig werken, van de noodigo waarborgen moest omringd bliiven, wel degelijk rekening is gehouden De heer B. bespreekt alsDU het feit, dat de vnkorganisatie in het algemeen nog niet krachtig genoeg is en in het bijzonder niet in die mate, dat zij zelf de verzekering tegen werkeloosheid ter hand vermag te nemen. Maar zoodra is hij niet op dit punt aan geland of hij blijft stilstaan en gaat zich verdiepen in beschouwingen betreffende het gebrek aan groei en bloei dier vakor ganisatie. En ik herhaal nogmaals, gelijk ik in mijn eerste stuk reeds betoogde: de heer B- laat hierdoor zijn aandacht van den juis- teD weg afleiden en ziet door de boomeu het bosch voorbij 1 Met geen woord getuigt hij van eenige waardeering voor het stre ven en de werking der vereeniging. Maar er is erger 1 De heer B laat zich bij zijn constateeren van feiten verleiden tot een bewering, die hij als ,,feit" ten beste geeft en welke woor delijk luidt: „de vakvereeniging wordt door de patroons die voor een groot deel de leden der Vereeni ging uitmaken, niet erkend." Die tusschenzin is nu een beetje al te mal, M do R 1 En dat niet alleen, ze vormt een besliste onwaarheid! Van de vereeniging zijn slechts zeer, zeer enkele patroons lid, dio tegenover de andere ingezetenen, die lid der vereeniging zijn, verre in de minderheid blijven, ter wijl van de achttien bestuurszetels, waar van er negen door werklieden bezet zijn, en moeten zijn, slechts 3, zegge drie door patioona ingenomen worden, zonder dat er overigens sprnke is van vast e patroon* zetels, gelijk dat w e 1 het geval is bij do genoemde negen werkliedenzetels. De aangehaalde bewering des heeren B. bevat dus een tastbare onjuistheid en de heer B is, zoo hij al niet te kwader trouw handelde, waarschijnlijk door zijn ijveren ten gunste der vakorganisatie, hoezeer men overigens in het algemeen met dit zijn streven kan medegaan, tot een buiten sporigheid vervallen, die hij niet kan verantwoorden, en dio, ik zal niet zeggen bedoeld, maar althans geschikt is, om d© nog niet aangesloten werklieden in de bouwvakken van aansluiting bij do Ver eeniging terug te houden. Maar hier blijft het niet bij 1 Do heer B. laat op de genoemde ontboe zeming de volgende veronderstelling vol gen „En laten we eens aa nemen, dat bet waar was, wat onder de werklieden wordt gezegd, eD ook mogelijk wel to constatecrcD valt, namelijk, dat patroons, die leden en bestuurders der ver eeniging zijn, alles doeD om de vakver eoniging te nekkon, samenspannen om d© verankerden direct aan het werk te zetten cd de meeverzekerden op straat te houden en het dus niet waar is, dat de Vereeniging den weg baant voor de Vak vereeniging, enz." Wil de heer B. met dez© bijvoeging: ,,e n ook mogelijk wel te constatee ren val t," zeggen, dat hij geneigd is, den inhoud van deze geheelo veronder stelling als waarheid aan te nemen Tk wil hopen van niet, wijl hij anders zich andermaal op gevaarlijk terrein zou begeven; ik kan toch den heer TL ten stel ligste verzekeren, dat de weinige patroons, die lid of bestuurslid der Vorceniging zijn, enkel en alleen dit rijn, om zoodoende een belangrijk werkmansbelang mede te helpen bevorderen, en niet, om te trachten, een wapen te smeden tegen d© Vakvereenigin gen; ©n wat betreft de veronderstelling, dat zij zouden „samenspannen om d© ver zekerden direct aan het werk te zetfceD en dn niet-verzekerden op straat t© houden" van „samenspannen" is zeer zeker geener lei kwestie en do gebrandmerkte hande ling is overigens iets, wat elk patroon, hetzij lid, hetzij geen lid der Vereeniging, zei f moet weten Maar w o I wil ik den heer B. zeggen, dat mij juist van het tegendeel gevallen zijn bekend, dat namelijk patroons, bij slapte in het bouwbedrijf, niet-ver zekerden aan het work houden en daarentegen zelfs be- kwame werklieden, indien deze slechts bij do Vereeniging aangesloten zijn, werkeloos laten worden Ik wil ten slotte don heer B nog even te woord staan naar aanleiding van mijn vroeger© vero n de rstel lin g, dat het naar zijn inzicht wellicht g©w©nscht waarvoor de heer B bij zijn aanhaling mijner woorden, zelfs het woordje „zeer" plaatst ware, dat de Vereeniging ont bonden werd een uitlating, die de heer B. „minder netjes" vindt! Dat de lieer B niet heeft ingezien, dat hij hier met een uiting van ironie te ma ken had, spijt mij; ik zoude overigens met het volste recht zolfa in volkomen e r n 0 t dezelfde opmerking hebben kun nen maken op grond van zijn gezegde: „de tijd van opleggen van boven af, van het zaakjes klaarmaken voor do werklieden is voorbij." Ik zoude genoemde veronderstelling zelfs thans nog kunnen maken, nu de heer B. in de bestaand© Vereeniging een lichaam ziet, welks ledon gjrootendeels den groei der Vakorganisatie tegenwerken; een raee- ninfr, die ik hierboven reed9 als onjuist bestreed. Ik zoude ook nog kunnen op merken, dat d© vergelijk* ng, dio de heer B, trekt met een door h©m gesteld geval van Kra"dverz-b-ring, geheel mank gaat omdat bij dit. geval de schakri ontbreekt, dat do Wten der door hom gedachte parti culier© Maatschaopij de gemeente a 1 s zoodanig in haar groei zouden belem meren, geliik de heer B dit beweert van de groot# meerderheid van de ledra der Vereeniging t B. v. \V. ten opzichte van de Vakorcanisatio. Intusschen, nu de heer B er blijkbaar over verontwaardigd is, dat ik de bewuste veronderstelling ten aanzien van hem heb durven maken, wil ik gaarne zijn verkla ring, dat die gedaoht© verre van hem was, ad notam nemen. Maar ik wenech op mijn oorspronkelijk uitgangspunt terug te kom<?n. Behoeft het, M do R., na al bet boven staande nog nader betoog» dat de beer B. door zijn beide stukken, niet het minst door het laatste en do daarin voorkomende onjuistheden do Vereeniging ©n haar léden geheel onverdiend in een kwaad daglicht stelt, al bedoelt hij dit volgens zijn zeggen ook niet? Ik vertrouw mrt het bovenstaande te kannen volstaan. Ik heb nog slechte een vraag op het harE: Waarom moeten scherpe verhoudin gen, als waarin do vakvereenigingen zich sahijnen te stellen tegenover de Vereeniging t. B. v W. in het leven geroepen worden dóór, waar zulks niet alleen onnoodig, maar ook niet gowensoht is? Laten de vakvereenigingen toch ik herhaal het inzien, dat do Vereeniging d iét tegenover haar staat, dat een een drachtige samenwerking met deze Vereeni ging voor do werklieden niet anders dun heilzam© gevolgen kan hebben. Het beginsel, dat de Vakvereenigingen de taak, die thans nog bij d© "Vereeniging berust, als de hare kunnen aa^^rken, is goed; ik ben dit met den heer B eens Moer laten d© Vakvereenigingen, in af wachting van den tijd, dat zo zelf de taak der verzekering kunnen ter hand ne- m<?n, c. a- overnemen, inmiddels medewer ken om dit nuttig© instituut nog meer al gemeen ineving te doen vinden, door haak leden op te wekken, zich in nog grotere getale bij d© "Vereeniging aan te sluiten. Het. frit, dat zich in de affeloopen veertien dagen ren viifticrtal* werklieden ter verze kering bij d© Vereeniging heeft aangemeld, wijst er reedis op, dat do werklieden het nut der verzekering meer en racer gaan inzien. Tk wil, M d© R eindie-en met de ver klaring, dat het bovenstaande mijn laatste woord vormt in deze kwestio, daar ik ze münerziids hiermede voldoend© toegelicht aoht. U belepfd dankzeggend voor de verleendo plaatsruimte, v Mr. M VAN LEEUWEN, 1st© Secretaris van de Leidsche Vereeniging ter Bestr der Werkeloosheid, enz. stelt waaraan alleen toch personen kun nen voldoen, die minstens uitgebreid lager onderwijs genoten ©n daarna zich nog ver der hebben morten bekwamen, om aan ie gesteld© eischen te kunnen voldoen een bezoldiging van 300 gulden, op zijn /aohtot uifg°drukfc aan het belnchri ke crenst. Mocht d© steller dezer advertentie met een correspondente zijn geringd, dan raden wij do gelukkigef?) aan, zich te wondeD tot de bastaande vakvereenigingen, door wier tus schen komst zij dan zeker een behoorlijk be zoldigde betrekking zal krijgen, harer ca paciteiten waardig. Daarom roepen wij onzen collega's toe: Gaat op een dergeliiko aanbieding niet- in. maar sluit u bij onze vakvereeniging aaD en zijt gij zonder betrekking, meldt -i dan aan hij ons Bnreri tot Plaatsing en in dat geval zal u een salaris gegarandeerd wor den. dat "venredig is aan uw bckwaamhe - den. U dankzeggend voor de plaatsruimte, teekcneD wij Hot bestuur dftr Afdeeling Leiden van den Nederlandseben Bond van Handels- en Kantoorbedienden Morcurius". RECLA3IE8, h 40 Cts per regel. Mijnheer de Redacteur! Verzoeke plaatsing van onderstaande re gelen in uw veel gelezen blad. Bij ondergetekende zijn twee zeug ra ge storven gebleken uit geneeskundig ad vies vergiftigd door het eten van Mar cissen bollen, bij massa's aangespoeld aan het land, waar de zeugen geloonen hebben. Mocht het een waarschuwing zijn voer heeren bollen kweekers om genoemde bollen en zoovele andere soorten op een andere manier te verwijderen, daar landhouwers met land aan buitenwater grijpen er groot© schade bij lijden, ook met ander vee Bij voorbaat mijD dank voor h<?t plaat sen, Hoo trachtend N. BREED IJK, landbouwer te Oegstgcest. Mijnheer de Redacteur/ Beleefd verzoeken wij eenig© plaatsruimte in uw veel gelezen blad. Het zal waarschijnlijk wel de aandacht van velen uwer lezers hebben getrokken, dat eenig© dagen geleden in drio achtereen volgend© nummers een advertentie voor kwam, waarin op een handelskantoor te de zer stede een juffrouw werd gevraagd, be kend met de correspondentie in demoderne talen, op een salaris van 300 gulden. Het behoeft zeker geen betoog, dat het onze vakvereeniging in het bijzonder heeft getroffen, dat, waar men dergelijke eischen Bij den Hoogen Raad nam Adv.-gen jhr. mr Rcthaan Macaré heden conclusie in do zaak vaD A J S te Scheveningen, door het Gerechtshof te 's-Gravenhnge veroor deeld tot 3 jaar gevangenisstraf wegens poging tot doodslag. Op grond van een gebrek in den vorm ©oneIudeerde adv.-gen. tot vernietiging van het arrest met verwijzing der zaak naar ©en aangrenzend Gerechtshof. Uitspraak 25 Maart. D© dienstweigeraar Goiter, bereids door den krijgsraad to Haarlem /veroordeeld tot 3 ©n 0 maanden detentie, is nu vero^rdfrit' tot 9 maanden, met ontzeggi j van het recht om gedurende vijf jaar als militair geëmployeerd te dienen. Het hoog militair geïechtshof heeft dat vonnis geappcleerd. Overtreding Boter wet De kantonrechter te Dordrecht deed uit spraak iü de zaak van Willem van Santen. Rijswijksche weg te 's-Gravenhage, be klaagd vaD overtreding der Boterwet. Hij I verklaarde de schuld van beklaagde aan het bij dagvaarding ten laat© gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en sprak hem vrij Zooals gemeld, was door liet O. M een hechtenisstraf van drio maanden geëischt. De rechtbank t© Zwolle veroordeelde gis- tepeln W. Br., trednsmid aldaar, wepfcns het plegen van verschillend© spoorwegdief- stallen tot 2 jaar en 3 maanden gevange nisstraf. De eisch was 3$ jaar. E. Br. en W Br., broeders van bovenge noemde, werden wegens heling veroordeeld tot anderhali jaar en een halfjaar. VredeRconferentie. Do Parijsche „Petit Bleu" verneemt uit Rome, dat do Italiaansche minister van buitenlandschc zaken, Tittoni, het besluit heeft genomen, zelf als vertegenwoordiger der Italiaansche regeering de aa. Vredes- eonferentie te 's-Gravenhago te gaan bij- Ben weet werkelijk niet meer, wat men doen moet! Heden scbynt de zon, en men trans pireert, dan huilt de wind en het sneeuwt en regent, en men heeft de prachtigste verkoudheid beet Hoe zal/ men zich daarvoor behoeden? Zeer eenvoudig, mijn waarde; men steekt een doosje Fays echte Sodener mine raal pastilles In den zak en zuigt pastilles, als men in zulk weer er op uit moet. Tien tegen eenU wordt niet verkouden als U niet direct licht zinnig la. Mij ziet U nooit anders alt frisoh en gezond, want ik gebruik altijd Fays ochte Sodener. Ze kosten alechta 60 cent de doos en men kan ze overal verkrijgen. 2840 18 Débé is verkouden, en craaf Hanen. zy neemt haar doos Theriuogène Watten mede, opdat mama haar straka eer vel op de borst zal leggen, en dan zal Bébê morgen f niet meer hoesten. Waar is de tfjd gebleven van dleleeiyke pleisters, mosterdpappen en van die jodlum- tinctuur, den schrik der kinderen, zelfs van groote menschen? E^n stukje van deze uit stekende watten on wog Is rlienmatick en verkoudheid, keelpijn is ge nezen, en kinkhoest on kroep blijven achterwege. 2377 3* De doos met gebruiksaanwijzing 75 Cents by alle Apothekers en Drogisten. Nierziekte is verschrikkelijk, lee 1 hoe ge haar genezen kant. De heer H Riebeek, Schutterstraat 5 te Leiden, deelt ons mode: Sedert eer'g i tijd heeft mijn vrouw erg gesukkel aan eeD nierziekte, welke zich openbaarde door he vige pijn in den rug, het hoofd ©n de zijden, de urine zag r inimor erg donker en draD- big uit, dez© kwam met veel pijn De eet- lust was langzamerhand geheel verdweneD en zo leed erg aan slapeloosheid Ik had er reeds geneeskundige hulp bij gehad, doch men zcid© mij, dat er niet veel aan te doen was. Ten slotto liet ik haar Foster's Rugpijn Nierenpillen innemen en Lot mijn groote verwondering en blijdschap kon zij reeds na een pa-3-r dagen de goed© uitw°v- king hiervan bespeurer en na verloop var veertien dagen was mijn echtgenoot© ge heel en al genezen en waren alle kentee- kenen harer ziekto volkomen verdwenen. Ik weet geen betere manier om mijn dank baarheid te toonen, dan door deze voortref felijke pillen aan al diegenen aan te beve len, de m hetzelfde geval mochten verkec- ren als mijn vrouw voorhepn Ik ondergeteekende verklaar, dat het bo venstaande waar is en machtig u het pu bliek te maken op elke wijze, die u goed dunkt. Mogelijk zal men u oen ander geneesmid del te koon aan'"i"den met de bemerking „even goed" of „juist hetzelfde". Gij veTgist u wanneer ge dit gelooft, want er h - rtr it geen ander geneesmiddel „even goed" voor de nieren of „juist hetzelfde" als Fos ter's Rugpijn Nierenpillen. Zo rijn te Leiden verkrijgbaar bij do h.e- ren D. W E. F de Waal Mare 5fi, D M. Kruisinga Ezn., Nieuwe Rijn 33 en Reyst en Krak, Steenstraat 41. Toezending ge schiedt franco na ontvangst van postwis sel h. f 1 75 •- ëón of f 10 voor zet doozen. 2*78 48 5) Elise daoht, dat zij in zwijm zou vallen. Hot sprak vanzelf, dat ditmaal van een verder verblijf in dit huis geen sprake meer kon zijn Zoodra Herman na een hevige woordenwisseling met zijn moeder het gc- bcurdo vernomen had, liep hij naar Eliso toe. Zij wild© hem niet meer zien, nirt meer hooron, nooit meer. Zij bezwoer hem heon to gaan on aan zijn moeder geen verdei© reden tot beschuldiging tc gev<m. Zij smeek te hem haar t© laten gaan. Modelijdon met haar gooden naam, met haar eer te hebben het eenige, wat zij nog op de weröld becat Maar hij had dit medelijden niet. Wist Li| niet, dat zij onschuldig was? Was hij het niet, dio haai- dit verdriet bezorgd nad? Ea wns hij daarom niet verplicht het aan h itii goed te maken? Had zij dan niet bespeurd wat er met hem was voorgevallen Dat bij haar liefhad? „Elise", Bprak hij, toen zij bij zijn bekentenis wankelde en als afwe rend do handen tegen hem ophief, slccht9 oen enkel woord. Wilt u mijn vrouw wer den „Neen, neen", kwam het over baar lip pen. „U rijt bang voor mijn moeder", ging hij ▼oort, ,,ik hob baar lief en vereer haar, zoo- als het mijn plicht is Maar zx>o ver kan mijn plicht jegens haar niet gaan haar al leen om geld mijn levensgeluk op te ofr©- ïen. Zij zal u waardeeren; zij zal ons, wan neer wij volhouden, haar toestemming niet weigeren. Het is waar, dat ik iD mijn t©- genwoordigeD werkkring niet in staat zou zijn voor ons bcideD te zorgen. Maar reeds lang b©b ik het voornemen d© staataloop- baan t© verlat©D en het vrij© beroep van advocaat te aanvaarden, dat mij niet al leen een beter materieel© toekomst belooft, maar ook meer met mijn neiging overeen komt. Elise, ik vraag u nog eetns: Wilt u de mijno worden?" Zij huiverde over haar geheel© lichaam. Zij trachtte zich vau zijn handen vrij te maken Eindelijk, omdat zij niet in staat was ook slechts een geluid te geven, schudde zij bet hoofd. „Neen?" zeide hij. Zij herhaalde nog eens die beweging. „Omdat u mijn liefde niet beantwoordt?" vroeg hij zacht. Elise knikte. Indien hij zijn heldere oogen had gehad als anders, dan had hij bespeurd, welken strijd haar dit antwoord kostte. Zoo evenwel stortte zijn gchcele geluk ineen; hij zag niets meer dan de puinhoopen. „Vergeef mij," sprak hij eindelijk, „ver geef mij al het kwaad, dat ik u heb aan gedaan." Een uur later had Elise het huis verlaten. Waarheen zich te begeven? Alleen en zon- dei bescherming stond zij daar. De eenige weg, die haar overbleef, was die naa.- haar oom. i Do trein rolde door do eentonige vlak te. Elise staarde h©t raampje uit. Zoo dor als buiten die kale stoppelvelden lag nu haav toekomstig leven voor haar, en toch woe eon licht© zonnestraal van geluk daarboven opgegaaln, waarvan zelfs nu nog, nu dc zon was ondergegaan, een zalige schemering waa achtergebleven. Hij had haar lief. Hij had haar tot zijn vrouw begeerd. Hoe was zij bij zijn bekentenis van oversteJpend geluk bij zinnen gebleven? Of zij zijn vrouw wilde worden? En zij had niet hem jubolend toegeroepen: Ja? Was het slechte de gedachte aan zijn moeder en dat zij tusschen moedor en zoon een klove zou maken, waaruit voor hen beiden geen zegen kon komen? Was het d°or zUn moeder ontvangen smaad, waartegen zich nu haar trots verzette? Of was het nog iets anders, wat zdj voor hem in schaamte ver- oorgen hield, do schande van haar familie? Had zij hem niet moeten bekennen, dat zij een broeder had, die wegens minder eer volle dingen met de justitie? had kennis gemaakt? En had zij het over zich kunnen verkrijgen en war© zijn liefde voor haar zoo groot geweest, dat dit geen hinderpaal voor hem geweest ware: mocht 2ulk een offer van hem aannemen? Een offer, dat zijn eigen naam bevlekte, waarover hij misschien later nog eens bitter berouw zoii hobbon, en dat haar dan slechts te diepor voor hom vernederen moest. Had zijzelvo zich niet vrij gemaakt van dien broeder cn olke gemeenschap met hem verbroken Maar was zij niet zijn laatste toeverlaat? Reeds oom had h©m verstooten en do naam van den verlorene mocht in zijn tegenwoor digheid niet meer genoemd worden. Wan neer zij hem nu ook van zich stiet, was hij reddeloos verloren. Waarom kon zij zich niet meer met hem Bemoeien? Do kleine som, welk© haar van het erfdeel harer grootouders was overgebleven, was reeds lang verbruikt door de herhaalde malen, dat hij gold van haar geleend had. Hierop moest hij voor lief nemen, wat rij van haar karig traktement overhield, totdat hij ein delijk zijn verzorging in de gevangenis vond, waaruit hij eerst sedert kort weder ontslagen was. Dat t© bekennen aan den man, dien zij liefhad Hem verleiden tot een onbezonnen grootmoedigheid? Juist, omdat zij hem lief had, was het haar plicht, toen hij haar vroeg, hem dit antwoord te geven, hem van zich te stooten. Zoo had zij intusschen hom en zichzelve een muur opgetrokken, zoo was alios tusschen hen beiden uit. Het was een korte, schoone lentedag geweest «ra alleen het aandenken daaraan nam zij mo de Want nooit zou zij hem terugzien nooit 1 Toen Eliso op den laten namiddag bij haar oom aankwam, was de majoor over de plotselinge aankomst van zijn nicht niet weinig verwonderd Zij vertelde hem, hoe wel met veel zelfoverwinning, alles, wat er voorgevallen was. Dc gastvrijheid, welke zij van hem verzocht, zou niet lang duren Zij wild© met het kleinste plaatsje tevreden zijn, dat oom haar wilde geven, en het broöd, dat zij zoolang bij hem eten zou, daardoor verdienen, dat zij zich in de huis houding nuttig iwildo maken. De majoor hoorde haar verhaal aan met gemengde go- waarwordingen. Vooreerst trof hem reeds Elises aanblik; had hij reeds tegenover het deemoedig ©n daarbij zoo knap vijftienjarig meisje een zekere welwillendheid gekoes terd ©n bij die gelegenheid een tot nu toe ongeraakte plek in zijn hart gevoeld, waar eensklaps het woord „oom" geschreven stond, zoo ontwaakte dit gevoel bij het aanschouwen van de nu volwassen en zoo mogelijk nog knapper geworden jongedame opnieuw. Het vrouwelijk geslacKl had eten majoor, sedert zijn luitenantsjaren voorbij waren, niet veel belang meer ingeboezemd. Hij had van dit geslacht onaangename her inneringen hij was wantrouwend gewor den. Elises aanblik liet bem dit echter ver geten. Hij voelde medelijden met haar. Haai- reden, waarom zij het aanzoek van zulk een jongen man had afgewezen, vond hij wel is xVaax overdreven, maar toch ach tenswaardig hij zou in haar plaat!» ook wel niet anders gehandeld hebben. Toen zij van haar broeder gewag maakte, kwam de oud© toorn bij den majoor op. Bij do schande, welke haar broeder tot nu toe reeds over de familie gebracht had, had hij een nieuwe gevoegd; men had nar melijk den majoor over Frans ets verteld, wat zelfs Elise nog onbekend was. "Want zooals in een Bcrlijnsche courant gestaan had, was eenige dagen geleden eoo zeker© Frans von Lamm uit Berlijn in een Mecklenburgsch stadje, bij gelegenheid van daar gehouden wedrennen, als valsche spe ler betrapt en in de gevangenis gezet. „De ellondeling I" riep oom Nooit zou zijn neef hem weer onder de oogen komen Nooit mocht Elise hem weer aan zulk een broeder herinneren. Het was het eerste, wat Eliso bij haar oom Koord-: zij moest haar ver driet bedwingen. Eindelijk vond oom zijn kalmte terug. „Lief kind", zeido hij, „het verheugt mij, dat gij vertrouwen stelt in uw oom. Ik zal u tot steun rijn. Blijf hier zoolang gij wiltj juffrouw Knauschke zal voor u in haar ka mer een bed laten opmaken." (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1907 | | pagina 6