Ingezonden.
>m
Uit de Rechtzaal.
Misschien hebt gij het
en weet gij het nisi
FEUILLETON.
Onschuldig veroordeeld.
Nette behandeling.
Is bet mij, geachto Redactie, vergund om
langs dezen weg mijn dank te brengen aan
de hecren Herfst en Helder voot de ueito
behandeling.
Hedenmorgen om elf uren vond ik een
postwissel, getcekend door boven
staande hccren en aan toonder derzelve af
te geven, van vijfenzestig gulden. Toen ik
hem om twee uren bracht, kreeg ik een
standje dat ik hem niet eerder gebracht
had. Nu vraag ik of het niet wenschelijk ia,
om alle stukken die gevonden worden,
maar niet terug tc bezorgen. Dan is men
ten minsten gevrijwaard voor een standje.
U dankend voor do plaatsing noem ik
mijt P*
Leiden, 25 Februari 1607.
Mijnheer de Redacteur 1
Gelieve mij nogmaals in uw Blad gast
vrijheid te verlccncn, voor een wederwoord
op het laatste stuk des hccren B.
Do heer B. begint met de verzekering to
geven, wat hij later nog eens herhaalt, dat
hij niets gezegd heeft ten nadcele der Ver-
oeniging-
Het inoge zoo zijn, M. de R., maar ik
bliif uit het betoog van genoemden heer het
tegendeel opmaken, en in die omstandig
heden acht ik dat betoog verderfelijk, om
dat een strekking, die de schrijver ontkent
er aan tc hebben gegeven of te willen ge
ven, er nochtans mijns inziens duidelijk in
gelegen is.
Ik wil een en ander nader aantoonen.
De beer B. verklaart niet anders gedaan te
hebben, dan feiten te constatccrcn Hij be
geeft zich allereerst op geschiedkundig ter
rein en memoreert een vergadering, in den
zomer van 1901, mogelijk 1902, g houden.
De heer B doelt waarschijnlijk op de ge-
sombincerdo vergadering van do Gommis;
sic van Statistiek der Vcrceniging t. B v
W. en bestuurdcrcn van verschillende
Werklicdenvercenigingen, op 23 Sopt 1901
door genoemde Commissie uitgeschreven
met het doel, te trachten door onderlinge
samenwerking betrouwbare en meer volle
dige gegevens te verzamelen betreffende de
heerschende werkeloosheid, enz.
Do heer B. verwart blijkbaar deze Com
missie met het Bestuur der Vereeniging
en daardoor kan de lezing van zijn stuk
niet anders als den schijn wekken, alsof
d© vergadering belegd ware met het
doel, om eens over verschil
lende bepalingen der statu
ten to beraadslagen.
Het is waar, in do uitgeschreven verga
dering werden door de bestuurdcren van
de workliedenvereenigingen ccnigo meer of
minder gemotiveerde grieven tegen enkel©
voorschriften der verzekeringsbepalinren te
bord© gebracht; maar ik moet herhalen,
dat do vergadering daarvoor niet was be
legd on de Comm. v. Stat. crp dat punt ook
niet oompetent zoude zijn geweest. Zij kon
zich dus niet binden en van een met dit
doel te beleggen nicuwo vergadering kon
dus ook geen sprake zijn.
Tn de gehouden vergadering verklaarden
trouwens slechts twee kleinere werklicdnn-
vereenigingen zich bereid om tot het doel,
waarvoor do vergadering belegd was, sa
men to werken en zoo liep do vergadering
helaas, op niets uit.
De historische waard©, die de heer B.
aan deze vergadering toekent, is dus on
juist. Tk kan hern overigens te zijnor ge
niststolling mededcclen, dat korten tijd
later in do Statuten en Voorwaarde" van
Verzekering eenigo wijzigingen zijn asngo-
biacht, die billijk en wenschelijk Bchenon,
waaruit de heer B kan afleiden, dat indi
rect met do wenschen der vakvereenigingen,
voor zoover der© waren overeen te bren
gen met den gebiedenden eirch, dat een
verzekering, zoude zij doelmatig werken,
van de noodigo waarborgen moest omringd
bliiven, wel degelijk rekening is gehouden
De heer B. bespreekt alsDU het feit, dat
de vnkorganisatie in het algemeen nog niet
krachtig genoeg is en in het bijzonder niet
in die mate, dat zij zelf de verzekering
tegen werkeloosheid ter hand vermag te
nemen.
Maar zoodra is hij niet op dit punt aan
geland of hij blijft stilstaan en gaat zich
verdiepen in beschouwingen betreffende
het gebrek aan groei en bloei dier vakor
ganisatie.
En ik herhaal nogmaals, gelijk ik in mijn
eerste stuk reeds betoogde: de heer B-
laat hierdoor zijn aandacht van den juis-
teD weg afleiden en ziet door de boomeu
het bosch voorbij 1 Met geen woord getuigt
hij van eenige waardeering voor het stre
ven en de werking der vereeniging.
Maar er is erger 1
De heer B laat zich bij zijn constateeren
van feiten verleiden tot een bewering, die
hij als ,,feit" ten beste geeft en welke woor
delijk luidt: „de vakvereeniging wordt
door de patroons die voor een groot
deel de leden der Vereeni
ging uitmaken, niet erkend."
Die tusschenzin is nu een beetje al te
mal, M do R 1 En dat niet alleen, ze
vormt een besliste onwaarheid!
Van de vereeniging zijn slechts zeer,
zeer enkele patroons lid, dio tegenover de
andere ingezetenen, die lid der vereeniging
zijn, verre in de minderheid blijven, ter
wijl van de achttien bestuurszetels, waar
van er negen door werklieden bezet zijn,
en moeten zijn, slechts 3, zegge drie door
patioona ingenomen worden, zonder dat er
overigens sprnke is van vast e patroon*
zetels, gelijk dat w e 1 het geval is bij do
genoemde negen werkliedenzetels.
De aangehaalde bewering des heeren B.
bevat dus een tastbare onjuistheid en de
heer B is, zoo hij al niet te kwader trouw
handelde, waarschijnlijk door zijn ijveren
ten gunste der vakorganisatie, hoezeer men
overigens in het algemeen met dit zijn
streven kan medegaan, tot een buiten
sporigheid vervallen, die hij niet kan
verantwoorden, en dio, ik zal niet zeggen
bedoeld, maar althans geschikt is, om d©
nog niet aangesloten werklieden in de
bouwvakken van aansluiting bij do Ver
eeniging terug te houden.
Maar hier blijft het niet bij 1
Do heer B. laat op de genoemde ontboe
zeming de volgende veronderstelling vol
gen „En laten we eens aa nemen, dat bet
waar was, wat onder de werklieden wordt
gezegd, eD ook mogelijk wel to
constatecrcD valt, namelijk, dat
patroons, die leden en bestuurders der ver
eeniging zijn, alles doeD om de vakver
eoniging te nekkon, samenspannen
om d© verankerden direct aan het werk te
zetten cd de meeverzekerden op straat te
houden en het dus niet waar is, dat de
Vereeniging den weg baant voor de Vak
vereeniging, enz."
Wil de heer B. met dez© bijvoeging: ,,e n
ook mogelijk wel te constatee
ren val t," zeggen, dat hij geneigd is,
den inhoud van deze geheelo veronder
stelling als waarheid aan te nemen
Tk wil hopen van niet, wijl hij anders
zich andermaal op gevaarlijk terrein zou
begeven; ik kan toch den heer TL ten stel
ligste verzekeren, dat de weinige patroons,
die lid of bestuurslid der Vorceniging zijn,
enkel en alleen dit rijn, om zoodoende een
belangrijk werkmansbelang mede te helpen
bevorderen, en niet, om te trachten, een
wapen te smeden tegen d© Vakvereenigin
gen; ©n wat betreft de veronderstelling,
dat zij zouden „samenspannen om d© ver
zekerden direct aan het werk te zetfceD en
dn niet-verzekerden op straat t© houden"
van „samenspannen" is zeer zeker geener
lei kwestie en do gebrandmerkte hande
ling is overigens iets, wat elk patroon,
hetzij lid, hetzij geen lid der Vereeniging,
zei f moet weten
Maar w o I wil ik den heer B. zeggen, dat
mij juist van het tegendeel gevallen zijn
bekend, dat namelijk patroons, bij slapte
in het bouwbedrijf, niet-ver zekerden aan
het work houden en daarentegen zelfs be-
kwame werklieden, indien deze slechts bij
do Vereeniging aangesloten zijn, werkeloos
laten worden
Ik wil ten slotte don heer B nog even
te woord staan naar aanleiding van mijn
vroeger© vero n de rstel lin g, dat
het naar zijn inzicht wellicht g©w©nscht
waarvoor de heer B bij zijn aanhaling
mijner woorden, zelfs het woordje „zeer"
plaatst ware, dat de Vereeniging ont
bonden werd een uitlating, die de heer
B. „minder netjes" vindt!
Dat de lieer B niet heeft ingezien, dat
hij hier met een uiting van ironie te ma
ken had, spijt mij; ik zoude overigens met
het volste recht zolfa in volkomen
e r n 0 t dezelfde opmerking hebben kun
nen maken op grond van zijn gezegde: „de
tijd van opleggen van boven af, van het
zaakjes klaarmaken voor do werklieden is
voorbij."
Ik zoude genoemde veronderstelling
zelfs thans nog kunnen maken, nu de heer
B. in de bestaand© Vereeniging een lichaam
ziet, welks ledon gjrootendeels den groei
der Vakorganisatie tegenwerken; een raee-
ninfr, die ik hierboven reed9 als onjuist
bestreed. Ik zoude ook nog kunnen op
merken, dat d© vergelijk* ng, dio de heer
B, trekt met een door h©m gesteld geval
van Kra"dverz-b-ring, geheel mank gaat
omdat bij dit. geval de schakri ontbreekt,
dat do Wten der door hom gedachte parti
culier© Maatschaopij de gemeente a 1 s
zoodanig in haar groei zouden belem
meren, geliik de heer B dit beweert van
de groot# meerderheid van de ledra der
Vereeniging t B. v. \V. ten opzichte van
de Vakorcanisatio.
Intusschen, nu de heer B er blijkbaar
over verontwaardigd is, dat ik de bewuste
veronderstelling ten aanzien van hem heb
durven maken, wil ik gaarne zijn verkla
ring, dat die gedaoht© verre van hem was,
ad notam nemen.
Maar ik wenech op mijn oorspronkelijk
uitgangspunt terug te kom<?n.
Behoeft het, M do R., na al bet boven
staande nog nader betoog» dat de beer B.
door zijn beide stukken, niet het minst
door het laatste en do daarin voorkomende
onjuistheden do Vereeniging ©n haar léden
geheel onverdiend in een kwaad daglicht
stelt, al bedoelt hij dit volgens zijn zeggen
ook niet?
Ik vertrouw mrt het bovenstaande te
kannen volstaan.
Ik heb nog slechte een vraag op het
harE: Waarom moeten scherpe verhoudin
gen, als waarin do vakvereenigingen zich
sahijnen te stellen tegenover de Vereeniging
t. B. v W. in het leven geroepen worden
dóór, waar zulks niet alleen onnoodig,
maar ook niet gowensoht is?
Laten de vakvereenigingen toch ik
herhaal het inzien, dat do Vereeniging
d iét tegenover haar staat, dat een een
drachtige samenwerking met deze Vereeni
ging voor do werklieden niet anders dun
heilzam© gevolgen kan hebben.
Het beginsel, dat de Vakvereenigingen
de taak, die thans nog bij d© "Vereeniging
berust, als de hare kunnen aa^^rken, is
goed; ik ben dit met den heer B eens
Moer laten d© Vakvereenigingen, in af
wachting van den tijd, dat zo zelf de
taak der verzekering kunnen ter hand ne-
m<?n, c. a- overnemen, inmiddels medewer
ken om dit nuttig© instituut nog meer al
gemeen ineving te doen vinden, door haak
leden op te wekken, zich in nog grotere
getale bij d© "Vereeniging aan te sluiten.
Het. frit, dat zich in de affeloopen veertien
dagen ren viifticrtal* werklieden ter verze
kering bij d© Vereeniging heeft aangemeld,
wijst er reedis op, dat do werklieden het
nut der verzekering meer en racer gaan
inzien.
Tk wil, M d© R eindie-en met de ver
klaring, dat het bovenstaande mijn laatste
woord vormt in deze kwestio, daar ik ze
münerziids hiermede voldoend© toegelicht
aoht.
U belepfd dankzeggend voor de verleendo
plaatsruimte, v
Mr. M VAN LEEUWEN,
1st© Secretaris van de Leidsche Vereeniging
ter Bestr der Werkeloosheid, enz.
stelt waaraan alleen toch personen kun
nen voldoen, die minstens uitgebreid lager
onderwijs genoten ©n daarna zich nog ver
der hebben morten bekwamen, om aan ie
gesteld© eischen te kunnen voldoen een
bezoldiging van 300 gulden, op zijn /aohtot
uifg°drukfc aan het belnchri ke crenst.
Mocht d© steller dezer advertentie met een
correspondente zijn geringd, dan raden wij
do gelukkigef?) aan, zich te wondeD tot de
bastaande vakvereenigingen, door wier tus
schen komst zij dan zeker een behoorlijk be
zoldigde betrekking zal krijgen, harer ca
paciteiten waardig.
Daarom roepen wij onzen collega's toe:
Gaat op een dergeliiko aanbieding niet- in.
maar sluit u bij onze vakvereeniging aaD
en zijt gij zonder betrekking, meldt -i dan
aan hij ons Bnreri tot Plaatsing en in dat
geval zal u een salaris gegarandeerd wor
den. dat "venredig is aan uw bckwaamhe -
den.
U dankzeggend voor de plaatsruimte,
teekcneD wij
Hot bestuur dftr Afdeeling Leiden van
den Nederlandseben Bond van Handels-
en Kantoorbedienden Morcurius".
RECLA3IE8,
h 40 Cts per regel.
Mijnheer de Redacteur!
Verzoeke plaatsing van onderstaande re
gelen in uw veel gelezen blad.
Bij ondergetekende zijn twee zeug ra ge
storven gebleken uit geneeskundig ad
vies vergiftigd door het eten van Mar
cissen bollen, bij massa's aangespoeld aan
het land, waar de zeugen geloonen hebben.
Mocht het een waarschuwing zijn voer
heeren bollen kweekers om genoemde bollen
en zoovele andere soorten op een andere
manier te verwijderen, daar landhouwers
met land aan buitenwater grijpen er
groot© schade bij lijden, ook met ander vee
Bij voorbaat mijD dank voor h<?t plaat
sen,
Hoo trachtend
N. BREED IJK,
landbouwer te Oegstgcest.
Mijnheer de Redacteur/
Beleefd verzoeken wij eenig© plaatsruimte
in uw veel gelezen blad.
Het zal waarschijnlijk wel de aandacht
van velen uwer lezers hebben getrokken,
dat eenig© dagen geleden in drio achtereen
volgend© nummers een advertentie voor
kwam, waarin op een handelskantoor te de
zer stede een juffrouw werd gevraagd, be
kend met de correspondentie in
demoderne talen, op een salaris van
300 gulden.
Het behoeft zeker geen betoog, dat het
onze vakvereeniging in het bijzonder heeft
getroffen, dat, waar men dergelijke eischen
Bij den Hoogen Raad nam Adv.-gen jhr.
mr Rcthaan Macaré heden conclusie in do
zaak vaD A J S te Scheveningen, door
het Gerechtshof te 's-Gravenhnge veroor
deeld tot 3 jaar gevangenisstraf wegens
poging tot doodslag.
Op grond van een gebrek in den vorm
©oneIudeerde adv.-gen. tot vernietiging
van het arrest met verwijzing der zaak naar
©en aangrenzend Gerechtshof.
Uitspraak 25 Maart.
D© dienstweigeraar Goiter, bereids door
den krijgsraad to Haarlem /veroordeeld tot
3 ©n 0 maanden detentie, is nu vero^rdfrit'
tot 9 maanden, met ontzeggi j van het
recht om gedurende vijf jaar als militair
geëmployeerd te dienen.
Het hoog militair geïechtshof heeft dat
vonnis geappcleerd.
Overtreding Boter wet
De kantonrechter te Dordrecht deed uit
spraak iü de zaak van Willem van Santen.
Rijswijksche weg te 's-Gravenhage, be
klaagd vaD overtreding der Boterwet. Hij
I verklaarde de schuld van beklaagde aan
het bij dagvaarding ten laat© gelegde niet
wettig en overtuigend bewezen en sprak
hem vrij Zooals gemeld, was door liet O.
M een hechtenisstraf van drio maanden
geëischt.
De rechtbank t© Zwolle veroordeelde gis-
tepeln W. Br., trednsmid aldaar, wepfcns
het plegen van verschillend© spoorwegdief-
stallen tot 2 jaar en 3 maanden gevange
nisstraf. De eisch was 3$ jaar.
E. Br. en W Br., broeders van bovenge
noemde, werden wegens heling veroordeeld
tot anderhali jaar en een halfjaar.
VredeRconferentie.
Do Parijsche „Petit Bleu" verneemt uit
Rome, dat do Italiaansche minister van
buitenlandschc zaken, Tittoni, het besluit
heeft genomen, zelf als vertegenwoordiger
der Italiaansche regeering de aa. Vredes-
eonferentie te 's-Gravenhago te gaan bij-
Ben weet werkelijk niet meer, wat men doen moet!
Heden scbynt de zon, en men trans
pireert, dan huilt de wind en het
sneeuwt en regent, en men heeft de
prachtigste verkoudheid beet Hoe zal/
men zich daarvoor behoeden? Zeer
eenvoudig, mijn waarde; men steekt
een doosje Fays echte Sodener mine
raal pastilles In den zak en zuigt
pastilles, als men in zulk weer er
op uit moet. Tien tegen eenU wordt
niet verkouden als U niet direct licht
zinnig la. Mij ziet U nooit anders alt
frisoh en gezond, want ik gebruik
altijd Fays ochte Sodener. Ze kosten
alechta 60 cent de doos en men kan
ze overal verkrijgen. 2840 18
Débé is verkouden, en craaf Hanen. zy
neemt haar doos Theriuogène Watten
mede, opdat mama haar straka eer vel op de
borst zal leggen, en dan zal Bébê morgen f
niet meer hoesten.
Waar is de tfjd gebleven van dleleeiyke
pleisters, mosterdpappen en van die jodlum-
tinctuur, den schrik der kinderen, zelfs van
groote menschen? E^n stukje van deze uit
stekende watten on wog Is rlienmatick
en verkoudheid, keelpijn is ge
nezen, en kinkhoest on kroep blijven
achterwege. 2377 3*
De doos met gebruiksaanwijzing 75 Cents
by alle Apothekers en Drogisten.
Nierziekte is verschrikkelijk, lee 1
hoe ge haar genezen kant.
De heer H Riebeek, Schutterstraat 5 te
Leiden, deelt ons mode: Sedert eer'g i
tijd heeft mijn vrouw erg gesukkel aan eeD
nierziekte, welke zich openbaarde door he
vige pijn in den rug, het hoofd ©n de zijden,
de urine zag r inimor erg donker en draD-
big uit, dez© kwam met veel pijn De eet-
lust was langzamerhand geheel verdweneD
en zo leed erg aan slapeloosheid Ik had er
reeds geneeskundige hulp bij gehad, doch
men zcid© mij, dat er niet veel aan te doen
was. Ten slotto liet ik haar Foster's
Rugpijn Nierenpillen innemen en Lot mijn
groote verwondering en blijdschap kon zij
reeds na een pa-3-r dagen de goed© uitw°v-
king hiervan bespeurer en na verloop var
veertien dagen was mijn echtgenoot© ge
heel en al genezen en waren alle kentee-
kenen harer ziekto volkomen verdwenen.
Ik weet geen betere manier om mijn dank
baarheid te toonen, dan door deze voortref
felijke pillen aan al diegenen aan te beve
len, de m hetzelfde geval mochten verkec-
ren als mijn vrouw voorhepn
Ik ondergeteekende verklaar, dat het bo
venstaande waar is en machtig u het pu
bliek te maken op elke wijze, die u goed
dunkt.
Mogelijk zal men u oen ander geneesmid
del te koon aan'"i"den met de bemerking
„even goed" of „juist hetzelfde". Gij veTgist
u wanneer ge dit gelooft, want er h - rtr it
geen ander geneesmiddel „even goed"
voor de nieren of „juist hetzelfde" als Fos
ter's Rugpijn Nierenpillen.
Zo rijn te Leiden verkrijgbaar bij do h.e-
ren D. W E. F de Waal Mare 5fi, D M.
Kruisinga Ezn., Nieuwe Rijn 33 en Reyst
en Krak, Steenstraat 41. Toezending ge
schiedt franco na ontvangst van postwis
sel h. f 1 75 •- ëón of f 10 voor zet
doozen. 2*78 48
5)
Elise daoht, dat zij in zwijm zou vallen.
Hot sprak vanzelf, dat ditmaal van een
verder verblijf in dit huis geen sprake meer
kon zijn Zoodra Herman na een hevige
woordenwisseling met zijn moeder het gc-
bcurdo vernomen had, liep hij naar Eliso
toe. Zij wild© hem niet meer zien, nirt meer
hooron, nooit meer. Zij bezwoer hem heon
to gaan on aan zijn moeder geen verdei©
reden tot beschuldiging tc gev<m. Zij smeek
te hem haar t© laten gaan. Modelijdon met
haar gooden naam, met haar eer te hebben
het eenige, wat zij nog op de weröld becat
Maar hij had dit medelijden niet. Wist Li|
niet, dat zij onschuldig was? Was hij het
niet, dio haai- dit verdriet bezorgd nad? Ea
wns hij daarom niet verplicht het aan h itii
goed te maken? Had zij dan niet bespeurd
wat er met hem was voorgevallen Dat bij
haar liefhad? „Elise", Bprak hij, toen zij
bij zijn bekentenis wankelde en als afwe
rend do handen tegen hem ophief, slccht9
oen enkel woord. Wilt u mijn vrouw wer
den
„Neen, neen", kwam het over baar lip
pen.
„U rijt bang voor mijn moeder", ging hij
▼oort, ,,ik hob baar lief en vereer haar, zoo-
als het mijn plicht is Maar zx>o ver kan
mijn plicht jegens haar niet gaan haar al
leen om geld mijn levensgeluk op te ofr©-
ïen. Zij zal u waardeeren; zij zal ons, wan
neer wij volhouden, haar toestemming niet
weigeren. Het is waar, dat ik iD mijn t©-
genwoordigeD werkkring niet in staat zou
zijn voor ons bcideD te zorgen. Maar reeds
lang b©b ik het voornemen d© staataloop-
baan t© verlat©D en het vrij© beroep van
advocaat te aanvaarden, dat mij niet al
leen een beter materieel© toekomst belooft,
maar ook meer met mijn neiging overeen
komt. Elise, ik vraag u nog eetns: Wilt u
de mijno worden?"
Zij huiverde over haar geheel© lichaam.
Zij trachtte zich vau zijn handen vrij te
maken Eindelijk, omdat zij niet in staat
was ook slechts een geluid te geven, schudde
zij bet hoofd.
„Neen?" zeide hij. Zij herhaalde nog eens
die beweging.
„Omdat u mijn liefde niet beantwoordt?"
vroeg hij zacht.
Elise knikte. Indien hij zijn heldere oogen
had gehad als anders, dan had hij bespeurd,
welken strijd haar dit antwoord kostte.
Zoo evenwel stortte zijn gchcele geluk ineen;
hij zag niets meer dan de puinhoopen.
„Vergeef mij," sprak hij eindelijk, „ver
geef mij al het kwaad, dat ik u heb aan
gedaan."
Een uur later had Elise het huis verlaten.
Waarheen zich te begeven? Alleen en zon-
dei bescherming stond zij daar. De eenige
weg, die haar overbleef, was die naa.- haar
oom. i
Do trein rolde door do eentonige vlak
te. Elise staarde h©t raampje uit. Zoo dor
als buiten die kale stoppelvelden lag nu
haav toekomstig leven voor haar, en toch
woe eon licht© zonnestraal van geluk
daarboven opgegaaln, waarvan zelfs nu
nog, nu dc zon was ondergegaan, een
zalige schemering waa achtergebleven. Hij
had haar lief. Hij had haar tot zijn vrouw
begeerd. Hoe was zij bij zijn bekentenis van
oversteJpend geluk bij zinnen gebleven? Of
zij zijn vrouw wilde worden? En zij had
niet hem jubolend toegeroepen: Ja? Was
het slechte de gedachte aan zijn moeder en
dat zij tusschen moedor en zoon een klove
zou maken, waaruit voor hen beiden geen
zegen kon komen? Was het d°or zUn
moeder ontvangen smaad, waartegen zich
nu haar trots verzette? Of was het nog iets
anders, wat zdj voor hem in schaamte ver-
oorgen hield, do schande van haar familie?
Had zij hem niet moeten bekennen, dat zij
een broeder had, die wegens minder eer
volle dingen met de justitie? had kennis
gemaakt? En had zij het over zich kunnen
verkrijgen en war© zijn liefde voor haar
zoo groot geweest, dat dit geen hinderpaal
voor hem geweest ware: mocht 2ulk een
offer van hem aannemen? Een offer, dat
zijn eigen naam bevlekte, waarover hij
misschien later nog eens bitter berouw zoii
hobbon, en dat haar dan slechts te diepor
voor hom vernederen moest. Had zijzelvo
zich niet vrij gemaakt van dien broeder cn
olke gemeenschap met hem verbroken
Maar was zij niet zijn laatste toeverlaat?
Reeds oom had h©m verstooten en do naam
van den verlorene mocht in zijn tegenwoor
digheid niet meer genoemd worden. Wan
neer zij hem nu ook van zich stiet, was hij
reddeloos verloren. Waarom kon zij zich
niet meer met hem Bemoeien? Do kleine
som, welk© haar van het erfdeel harer
grootouders was overgebleven, was reeds
lang verbruikt door de herhaalde malen,
dat hij gold van haar geleend had. Hierop
moest hij voor lief nemen, wat rij van haar
karig traktement overhield, totdat hij ein
delijk zijn verzorging in de gevangenis
vond, waaruit hij eerst sedert kort weder
ontslagen was.
Dat t© bekennen aan den man, dien zij
liefhad Hem verleiden tot een onbezonnen
grootmoedigheid? Juist, omdat zij hem lief
had, was het haar plicht, toen hij haar
vroeg, hem dit antwoord te geven, hem
van zich te stooten. Zoo had zij intusschen
hom en zichzelve een muur opgetrokken,
zoo was alios tusschen hen beiden uit. Het
was een korte, schoone lentedag geweest «ra
alleen het aandenken daaraan nam zij mo
de Want nooit zou zij hem terugzien
nooit 1
Toen Eliso op den laten namiddag bij
haar oom aankwam, was de majoor over
de plotselinge aankomst van zijn nicht niet
weinig verwonderd Zij vertelde hem, hoe
wel met veel zelfoverwinning, alles, wat
er voorgevallen was. Dc gastvrijheid, welke
zij van hem verzocht, zou niet lang duren
Zij wild© met het kleinste plaatsje tevreden
zijn, dat oom haar wilde geven, en het
broöd, dat zij zoolang bij hem eten zou,
daardoor verdienen, dat zij zich in de huis
houding nuttig iwildo maken. De majoor
hoorde haar verhaal aan met gemengde go-
waarwordingen. Vooreerst trof hem reeds
Elises aanblik; had hij reeds tegenover het
deemoedig ©n daarbij zoo knap vijftienjarig
meisje een zekere welwillendheid gekoes
terd ©n bij die gelegenheid een tot nu toe
ongeraakte plek in zijn hart gevoeld, waar
eensklaps het woord „oom" geschreven
stond, zoo ontwaakte dit gevoel bij het
aanschouwen van de nu volwassen en zoo
mogelijk nog knapper geworden jongedame
opnieuw. Het vrouwelijk geslacKl had eten
majoor, sedert zijn luitenantsjaren voorbij
waren, niet veel belang meer ingeboezemd.
Hij had van dit geslacht onaangename her
inneringen hij was wantrouwend gewor
den. Elises aanblik liet bem dit echter ver
geten. Hij voelde medelijden met haar.
Haai- reden, waarom zij het aanzoek van
zulk een jongen man had afgewezen, vond
hij wel is xVaax overdreven, maar toch ach
tenswaardig hij zou in haar plaat!» ook wel
niet anders gehandeld hebben. Toen zij van
haar broeder gewag maakte, kwam de oud©
toorn bij den majoor op.
Bij do schande, welke haar broeder tot nu
toe reeds over de familie gebracht had,
had hij een nieuwe gevoegd; men had nar
melijk den majoor over Frans ets verteld,
wat zelfs Elise nog onbekend was.
"Want zooals in een Bcrlijnsche courant
gestaan had, was eenige dagen geleden eoo
zeker© Frans von Lamm uit Berlijn in een
Mecklenburgsch stadje, bij gelegenheid van
daar gehouden wedrennen, als valsche spe
ler betrapt en in de gevangenis gezet. „De
ellondeling I" riep oom Nooit zou zijn neef
hem weer onder de oogen komen Nooit
mocht Elise hem weer aan zulk een broeder
herinneren. Het was het eerste, wat Eliso
bij haar oom Koord-: zij moest haar ver
driet bedwingen. Eindelijk vond oom zijn
kalmte terug.
„Lief kind", zeido hij, „het verheugt mij,
dat gij vertrouwen stelt in uw oom. Ik zal
u tot steun rijn. Blijf hier zoolang gij wiltj
juffrouw Knauschke zal voor u in haar ka
mer een bed laten opmaken."
(Wordt vervolgd.)