De Ideine teboer.
geluk om het leven en het was al wat rij
ran haar gelukkig verleden overhield. Nu.
ie hebt eer van je werkJe ha-dt haar geen
grooter verdriet kunnen doen 1"
En Mietje sloeg de deur achter zich
dicht en Nonnie bleef alleen met haar go-
dachten.
Hu 1 wat was hot opeens koud geworden
in de kamer I En donker ook 1 Haar blikken
xwierven onwillekeurig naar een portret
van nicht Mecbteld met haar moeder, dat
op een tafel stond. Het dagteekende van de
jeugd der thans zoo eenzame vrouw. Welk
een lief gezicht I En zij was gelukkig ge
weest en had opeens haar geluk zien ver
woesten en niets overgehouden dan die
ééne herinnering daaraan en... en zij, zij
had ook die vernield
Een oogenblik later knielde Nonnie naast
nicht Meehteld neer en kuste haar han
den.
„Och, och 1" snikte zij: „ik zal allo
reepjes weer vastnaaien Ik ben slecht ge
weest; maar ik zal het nooit, nooit meer
wezen, als u mij maar vergeeft!"
En twee liefderijke armen omsloten haat
©n Zwartoog heeft woord gehouden.
„Vader, mag ik meegaan?" had de knaap
met trillende stem gevraagd. Be vader had
xijn pijp uit den mond genomen en hem
aangestaard alsof hij zijn qoren niet ge-
looven kon. Johan was-jde minst belovende
van al zijn dertien kiuderen, een jongen
die jaren achtereen ziekelijk was geweest
en steeds tenger en zwak van uiterlijk was
gebleven, zoodat hij n.ïat aan het werk in
de mijn had kunnen gaan, zooals zijn broer
tjes.
Johan had een stiefmoeder en, ofschoon
deze niet slecht voor liam was, kon het haar
toch kregelig stemmen, dat de knaap niets
[Verdiende. Zij wist niet hoe ijverig hij naar
ander werk zocht, dart hij maax niet kon
vindon. Van lieverlede waren do ouders
'dus tot hun zeer weinig welkome overtui
ging gekomen, dat zij nooit eenig pleizier
eouden beleven van dit kind en hem tot
hun dood toe zouden mogen onderhouden.
Daar braken de -onlusten in Duitsch-
West-Afiika uit. Er werden troepen aan
geworven voor de espeditie daarheen en
Johan had een oogenblik geleden zijn va-
De kleine erfgename.
Door
EDGAItD JEPSON.
2)
Maar op dat oogenblik kwam de minis
ter, verschrikt door het gegil van zijn
[secretaris toesnellen. In het eerst begreep
ihij niet wat er gebeurd was. Borrodale lag
met vuurrood gelaat achterover in zijn stoel
te spartelen en achter hem stond het
Zegevierende kind.
„Wat ter wereld is hier te doen?" riep
hij, toen hij onbemerkt was genaderd.
Lady Noggs liet Borrodale's haar los en
zeide: ,,Ik ik vroeg om vergiffenis."
De secretaris sprong op en stond zijn
hoofd te wrijven.
„Ik vroeg waarlijk om vergiffenis, oom,"
hernam de kleine dame, „en daarna trok
k aan zijn haren om hom het klikken te
verleeren."
„Ik zou het begin der geschiedenis ook
wel eens willen weten," sprak de heer
Borrodale kregelig; „waarom heb je mij
dat stortbad gegeven, jonge dame?"
„Zij had gehoord, dat gij mij een wijs
geer noemdet," zeide de eerste minister.
„De waarheid alleen maakt boos," pre
velde do secretaris, naar zijn pijnlijk hoofd
tastende.
Lady Noggs zag dat gebaar, glimlachte
scmber cn zeide: „Je zult het voortaan zoo
gauw niet meer wagen iemand te verklik
ken."
fIk moet je waarschuwen je geen fami-
der gesmeekt hem toe te staan in dienst
te treden als tamboer.
„Ze zullen je nooit aannemen", zeide de
mijnwerker eindelijk: „Maar voor mijn
part kun je het probeerenen, of het
lukt of niet", de oogen van den ruwen,
maar goedhartigen man werden opeens
vochtig en zijn hand daalde teeder op den
mageren schouder van zijn kind neer: „Je
wensch bewijst ten minste dat je bloed
geen karnemelk in de acteren hebt."
Dienzelfden avond bracht Johan vol trots
het mooie handgeld aan zijn stiefmoeder,
die hem met ongekende onstuimigheio in
de armen sloot.
Het werd haar wonderlijk ledig na zijn
vertrek. Nu eerst zag zij in hoe gezellig het
voor haar geweest was gedurende de lange
dagen, dat allen aan hun arbeid waren, den
zachtmoedigen jongen bij zich te hebben,
die haar onophoudelijk kleine diensten be
wees, welke zij destijds nooit had opge
merkt, maar nu aldoor miste.
Er verstreek een jaar; Johan schreef nu
en dan op zijn gebrekkige wijze, vol roem
over zijn officieren, nooit klagende over
vermoeienissen, nachten onder den blooten
hemel, ziekte of slecht voedsel, waar do
Duitsehe couranten vol over waren: hij was
met alles voldaan.
Toen op een morgen kwam er een aan ge-
teekenden brief voor den vader Hij bevat
te eenige bankbiljetten en een schrijven van
Johan's luitenant.
„Uw zoon," meldde deze: „bewaarde
zijn geheele soldij voor u en gif mij die te
bewaren, want hij wist dat ik belang in
hem stelde, de nobele knaap. Ik zend u
thans alles. Hijzelf is gisteren gevallen als
een held. Dc zwarten stormden met zulk een
woedo op ons los, dat onze soldaten telkens
de vlucht wilden nemen: maar ons tam-
bcertje riep hen steeds weder met zijn ge
roffel en woorden terug. Toen wij eindelijk
den verraderlijken aanval hadden afgesla
gen, lag hij op de knieën te trommelen,
steeds zwakker en zwakker, maar toch nog
voort. Tk snelde op hem toe. Hij blikte mij
e\en glimlachend aan en zonk t-oen achter
over, overdekt met wonden. Hij stierf in
mijn armen. Later als ik meer tijd heb, zal
ik u zijn vroegere heldenfeiten meedeelen.
Hij zou het ijzeren kruis hebben ontvangen,
had hij nog slechts veertien dagen geleefd."
En zoo bracht de eens nutteloos geachte
knaap den ouders roem cn geld; maar of
schoon zij arm waren schonken zij geen blik
meer aan het bankpapier, maai' zonk de
mwfMAT .-«mi^.rgr,wf^7 .-rv^ALa^nna .jka
liariteitcn te veroorloven, Felicia," sprak
de minister streng: „ik wil het niet heb
ben. Buitendien heeft mijnheer Borrodale
niet geklikt; hij zeide mij geen woord over
die oddeugende streek van je. Ik zolr
hoorde het leven en ging kijken."
„Heb je niet geklikt? Och, arme Bil-
lj' 1" riep het kind uit. Haar lippen begon
nen te trillen en zij barstte opeens in tra
nen los en snikte: „O 1 ik ben een beest
Ik ben een klein beest 1"
„Dat ben je Noggs!" sprak de secreta
ris, die bet voor eenmaal met haar eens
was.
Maar de minister zag bet schreiende kind
diep ongelukkig aan en mompelde: „Och,
och, dat is al heel verdrietig!"
De secretaris zag hem glimlachend aan:
„Zij zal wel dadelijk bedaren, Excellentie.
Misschien doet u beter heen te gaan en
liaar aan mij over te laten. Zoolang u er
bij is, wordt het slechts erger."
„Gelooft gij dat waarlijk?" klonk het
aarzelend.
„Heel zeker. Laat haar gerust aan mij
over. Ik weet, hoe met haar om te sprin
gen."
„Misschien Lebt gij gelijk. Ik vrees, dat
ik geen verstand heb van kinderen," zei
de de oom, zich zuchtend verwijderende.
Borrodale blikte op de weenende erfge
name neer en zeide, zelf niet bijzonder op
zijn gemak: „Ziezoo nu is het genoeg
Noggs. Ik ben niet boos meer, heusch niet.
Houd op."
„Arme Billy", snikte de kleine: „Wat
moet ik je een pijn gedaan hebben!"
„Het is nu voorbij. Misschien was het
stiefmoeder weenend op een stoel en werd
bet groote, forsche lichaam van den vader
door snikken geschokt. Beiden gevoelden
in die ure, dat hun een achat ontnomen
was.
CISSY'S KEUZE.
Cissy stond in den speelgoedwinkel en
mocht een geschenk uitkiezen, dat haar
tante haar beloofd had, omdat deze uit de
stad was geweest, toen zij haai verjaardag
vierde. Het was een moeilijke keus, want
ofschoon zij gezegd had het liefst een pop
te hebben, zag zij zich thans van zulk
een groote verscheidenheid daarvan om
ringd, dat zij er van duizelde. Er waren
zelfs apen on dei, want deze waren pas in
de mode gekomen als een nieuw soort
poppen.
Cissy hield niet van die apsn. Er zat een
pikzwarte tegenover haar, tegen een
Ark geleund en zijn oogen schenen haar aan
te staren, zoodat zij er griezelig van werd.
„Komaan, kindlief, zeide tante einde
lijk, kies nu uit. Wil je misschien een aap
hebben?
O, neen, tante Emma, als het u belieft
niet 1 Ik houd niet van apen 1 riep Cissy
uit.
Meteen keek zij naar den zwarten aap en
het kwam haar voor, dat zajn oogen zich
met tranen vulden, en opeens zeide zij
haastig:
Ja, toch, tante, ik zou graag den aap
hebben.
Wel, wat ben je veranderlijk 1 lachte
de tante, ik dacht dat je een pop met goud
blond haar kiezen zoudt 1 Nu juffrouw
wee-s zoo goed den aap in te pakken.
Cissy wierp een trourigen blik op een
mooie pop in rose jaoon; maar de arme
aap had er zoo ongelukkig uitgezien, dat
zij haar harde wooiden goed wilde maken.
Thuisgekomen, pakte zij hem uit en zette
hem op een poppestoel tegen den muur en
plaatste een tafeltje voor hem.
Op dat oogenblik hoorde zij de kindermeid
en haar kleine zusje thuiskomen.
Maar Cissy I riep de eeiste, zoodra zij
binnentrad. Wat heb je nu gekozen voor
een monster?
Och, Anna, zeg dat niet; het is on
vriendelijk. Hij kan niet helpen, dat hij cr
zoo uitziet!
Dien avond nam zij den aap op haar
schoot en probeerde van hem te houden.
wel goed voor rmjn haar en zal het er van
groeien."
„Neen, neen, je zult er "kaal door wor
den Dat weet ik zeker
Borrodale bracht onwillekeurig de hand
aan zijn haar. om te voelen of zij hem wer
kelijk zoodanig geplukt had.
Lady Noggs schreide voort.
Hij wist niet meer wat te doen en zeide
eindelijk op knorrigen toon:
„Wees toch niet zoo echt vrouwelijk,
Noggs. I k had pijn, niet jij
„Ik ben niet vrouwelijk," riep lady
Noggs.
„O, zeker, dat ben je wel!"
„Neen, neen, neen; det ben ik nietl"
gilde bet kind.
Er weerklonk een geruisck van kleede
ren en een mooie, jonge dame kwam over
het grasperk toeloopen.
Het gelaat van den secretaris helderdo
op. Zii zou hem helpen
„O, ben je daar eindelijk, Noggszeide
zij. „Ik heb je weer, zooals altijd, moeten
zoeken 1" Maar opeens het betraand ge
zichtje ziende, keerde zij zich naar Borro
dale en vroeg: „Wat hebt gij aan dat ar
me kind gedaan, mijnheer?"
„Wel, heb ik van mijn leven 1" riep de
secretaris uit: „Wat ik dat kind gedaan
heb? Vraag liever wat het kind mij gedaan
heeft!"
„U gedaan? Een kind als dit?" En miss
Gattermole schodde ongeloovig het hoofd.
„Ik kan u dan verklaren, dat zij mij
daarjuist vertelde, dat zij mii voor het leven
lang kaalhoofdig had gemaakt," verzeker
de Borrodale, die zijn ongeluk vrij gelaten