VOOR DEJEUGD
BIDSCH DAGBIAD
m. 14422.
Woensdag 27 Februari.
Anno 1907»
ea. o AA.a a A'X»s'A^'S'AJ»'A.' i 'JLa *.<L° «-AJiLL* i J'l.8 a '.A*
I1EQE VÖELEEi.
Zwartoos.
Da ontzettend© scheepsramp, welke zoo
pas bij den Hoek van Holland heeft
plaats gegrepen, bracht mij een heerlijk
versje in het geheugen, door Adelaide
Proctor vervaardigd
Menigeen zal vragen wie Adelaide Proctor
•was want haar gezamenlijke gedichten zijn
al te weinig verspreid; met de grootste
'moeite wist ik ze nog te bemachtigen en
toch behooren zaj tot het schoonste, gevoe
ligste wat ooit poëzie geschreven werd,
zijn zij vol gedachten. Vele daarvan, zooals
het heerlijke grootste orgellied ,,The lost
Chard" zijn op muziek gezet; maar dén
bundel zelf heeft men althans tot voor
enkele jaren geleden niet herdrukt. Ade
laides liedekens werden daartoe te eenvou
dig geoordeeld, alsof ook dat niet good
doet in poëzie I
"Welnu, zij was een nog heel jong En-
gelsoh meisje, toen zij het waagde een paar
harer gedichten ter beoordeeling aan
Charles Dickens te geven. De groote schrij
ver wist ware schoonheid te waardeeren,
ook al was deze in een kleed van eenvoud
gehuld, en hij was verrukt over bet talent,
dat hij in die versregelen ontdekte en hielp
de dichteres voort. Maar zoo haar verzen
vol medegevoel waren voor al wat leed, ook
haar leven getuigde daar op roerendé wijze
van. Jong, schoon, begaafd, en onafhanke
lijk van positie, als zij was, had zij in de
wereld kunnen schitteren; zij verkoos een
zuster der bedroefden te zijn en wijdde
hun haar leven. Al haar vrijen tijd bracht
zij bij zieken, armen en beproefden door-
Des avonds keerde zij huiswaarts en wérd
zij weer het zonnetje van den huize voor
haar moeder en zuster.
Zij was gezond, maar tenger en haar
onvermoeide toewijding vergde te veel van
'baar krachten. Zij werd ziek en de genee<=~
heer verwittigde de haren, dat het eindt!
'nabij was. Zijzelve gevoelde dit evenzeer,
'maar bleef er even kalm onder, alsof zij
slechts een schoone reis ging ondernemen
Ter liefde van haar betrekkingen sprak zij
nooit over haar toestand. Zij was zoo opge
wekt en scheen zoo weinig te lijden, dat
men niet aan gevaar gelocvén kon. Op een
avond echter zeide de dokter tot haar zus
ter dat zij den morgen niet meer zou zieD.
Deze keerde naar de ziekenkamer terug,
buiten staat iets te- zeggen.
Adelaide zat rustig té lecen in Thomas
Si Kempis en bleef daarmede nog een poosje
voortgaan. Toen hief zij het hoofd op en
vroeg met een kalmen glimlach:
J Geloof je, dat ik stervende ben, lief
ste?"
,,Ik vrees, dat je heel ziek bent," luidde
het met een snik,
Adelaide sloot zachties het boekje, legde
het od tafel neer o-n zeide alleen:
,,Kus mij dan, lieve,y. en ODder dien kus
stierf zij, even rustig als een insluimerend
kind.
Zoo was het leven en sterven der dichte
res van het versje: Miserere Dommel",
dat ook op muziek werd gebracht. Zij ver
haalt daarin van een kléin kind, dat niet
in slaap kan komen, omdat het daarbuiten
zoo hevig stormt en het knaapje heeft hoe
ren spreken over het gevaar, dat dien nacht
de zeelieden op de toornige golven be
dreigen zal. Op do kust, niet vor van daar,
kampt inderdaad een schip tégen den or
kaan. Het schijnt reddeloos verloren. Maar
het kind gelooft zoo onwankelbaar aan de
kracht van het gebed jen smeekt God om
ontferming voor de in gevaar verkeerenden.
En ziet, opeens begint de storm te bedaren
en bij het aanbreken van den dag bestraalt
de zon een behouden vaartuig en een sla-
penden kleine.
Welk een liefelijke gedachte en hoe tref
fend wordt ons daarin de kracht van het
medegevoel geleerd
In onze dagen is men medegevoel vaak als
ziekelijk gaan beschouwenvolwassenen
hebben het daarom niet altijd in de kinde
ren aangekweekt. Buitendien heeft men het
ook zoo druk in dezen tijd. Behalve de les
uren, nog fietstochtjes, tennis, dansles
sen, tal van andere verstrooiingen. Wie
kan er dan nog over nadenken of anderen
lijden
Oik zeg u, wie ook zoo spreken moge,
doet hét zelf niet, lieve lezers; want het
hart van kind en menscb heeft behoefte aan
het levensvoedsel van medegevoel, wil het
niet verdorren en eindelijk te vergeefs in
ons worden gezocht. Wij zijn niets, als
wij geen hart bezitten voor anderen, niets
dan armzalige lédepoppen, die het recht
van bestaan verbeurden.
Daarom mcdegevoeld, medegeleden, één
met de menschheid in baar vreugden, maar
ook in haar droef en issén en naast ons eigen
leven ook voor andoren geleefd en die ge
holpen, waar wij dat slechts konden
Zij was een heel ondeugend kind. Daar
omtrent waren allen het eens en men wist
niet goed meer wat met haar te beginnen.
Haai- moeder was met haar uit, Indië ge
komen maar ziek aan boord gebracht zijn
de, was de jonge vrouw gedurende de reis
gestorvén en aangezien de vader door zijn
zaken op Java teruggehouden werd, had
men Nonnie aan de hoede van een oom en
tante toevertrouwd, die haar met, hun zes
zoontjes en dochtertjes zouden opvoeden.
Maar Zwartoog, zooals de anderen haar
noemdeD, bleek een lastige jongedame té
zijn. Zij kibbslde al spoedig met haar huis
genootjes; het kwam tot een gevecht, en,
alleen tegenover zes staande, nam zij haar
toevlucht tot alle wapenen; zij beet, krab
de en schopte én sloeg, tot er heel wat ge
wonden op dat slagveld achterbleven.
Zulk een duivelinnetje kon men in huis
niet duldendus werd zij naar kostschool
gehraebt; maar daar ging het niet béter.
Zij werd de schrik der onderwijzeressen en
ten slotte krec,; de oom het verzoek haar;
terug te willen nemen. Nu was goede raad;
duur. Wie zou zich met zulk een kleinen
kwelgeest belasten? Daar kwam iemand opj
een inval. Er woonde een arme, oude nicht-
in de stad. Misschien zou zij bereid zijn
dat tegen een ruime vergoeding te doo°*
Dit gelukte ind'erdaad; maar niet om de
vergoeding; alhsen omdat de nicht mede
lijden had met c>eD moederloos kind.
Zij moest daar duur vootr boeten. On
danks al haar g;oedheid, toonde Isonnie
zich ook daar aai n huis onhandelbaar en op
een dag, dat zij 1 de poes had mishandeld,
ging nicht Mechiteld eindelijk tot straffen
over. Zij sloot haiir in een ledige kamer op.
Zoodra Zwart oog zich alleen bevond,
blikte zij rond, i >m iets te zoeken dat zij
vernielen kon; want haar grootste ondeugd
was wraakgierigheid. „Hm!" dacht zaj: -,Tb
zal haar niet erg' plagen ook al msok ik
deze leelijke tafel of dien matten stoel ka
pot en er is verd-ivr nietsDa^r trok een
behangen, deur ha» ar aandacht. Een muur
kast! En slechts een knop om die af ta
sluiten 1 In een ooi ywenk was Nonnie er bij.
Er hing een enkele japon in, zorgvuldig
gespeld m witte toeken, een zijden japon
,,van het jaar Nul/1, mompelde het kind;
maar als nicht Mechteld die zoo keurig be
waarde, dan menist zij haar zeker voor
groote gelegenheden bewaren en er bijzon
der op gestéld zijn. Dat was een prachtige
gelegenheid.
Het ondeugende Icdnd baalde een penne-
mesje uit den zak, maakte do omhulsels
der japon los en Begon toen in koelen
bloede den rok aan smalle reepjes te snij
den
De stra f was bepa aid tot den avond toé,
te durenmaar nich fc Mechteld had mede
lijden en liet haar gevangene reeds tegen
het etensuur los.
Zij nam haar me2ïe naar haar kleine
zitkamer cn, tic hantl op het donkere kin
derhoofd leggend, zoéde zij liefderijk:
.Beken maar, vrousrtje, dat hét je spijt
verkeerd te hebben gihandeld."
.Volstrekt niet", verklaarde Nonnie.
uitdagend: ,,en ik heli hoven ook heel veel
plezier gehad. Ik ma- ikte uw zijden japon
wat nieuwerwetscher."'
,,Mijn zijden japon!" herhaalde de oude,
dauie, naar adem snaJ ckend en, zonder liet'
antwoord af té waoh ten sne-lctó zij naar
boren.
,,Wat heeft de juffrouw toch?" vroeg de
dienstbode, toen deze tien minuten later de
zitkamer binnentrad: ,,Tk zag haar van bo
ven komen, zoo wit als een lijk en met
tranen in de oogen."
Nonnie verhief zich 'taarnc op haar boo
ze streken en vertelde» haar dus lachend
de zaak; maar Mietje lach té niet. Zij zag
haar verontwaardigd a-in en riep uit:
,,'Je bent een slechfc echenseJ zonder
hart! Die japon beeft de juffrouw nooit
gedragen. Zij was haar', eenige schat, haar
trouwjapon. Twee dagen vóór haar huwelijk
kwam haar bruidegom bij een spoarwegor-