Het Sneeuwklokje.
D A."V O S.
Met moeite weci hield ze de tranen van
teleurstelling; al de pret van het al was
er voor haar ai.
„Heb je je soupcrdans gekregen, Dolly?"
vroeg Heleentje met haar vriendelijk stem
metje.
Dolly knikte. Dat kind mocht heclemaal
niet zien hoe teleui gesteld ze was.
zei zo daarom zoo opgewekt moge
lijk. „Ja, met luitenant Andel.
„Leuk, dat jullie nu ook allemaal je
eouperdans hebt", hernam Heleentje, tpr-
wijl ze met een hoogrood gekivurd snovtjo
haar zusters één voor één aankeek en toe
knikte.
„Ook nog?" vroeg Betsy. „Wat ook?"
„Heb jij je souper dans dan?" voegde Ma
ria er bij.
„Heleentje keek haar zustere verbaasd
aan
„Heb ik jullie dat nog niet verteld?"
Vroeg ze.
„Hoe dom 1 Welja, met mijnheer De Ron
de. Gisteravond bij tante Lize heeft hij het
mij gevraagd."
't Hangt aan een fijnen groenen hand
Zoo need'rig bij den grond;
't Was de Natuur, wier eigen hand
Dien band aan 't klokje bond.
't Weerklinkt met helder, zoet geluid,
Als d' eerste knop zijn boei ontsluit.,
De sneeuw is nauwelijks verdwenen en
de nijdige en scherpe Oostenwind verjaagd,
of het sneeuwklokje steekt nieuwsgierig
het „neusje" boven moeder aarde, om te
zien, of het zijn klokje al kan laten lui
den: „Ik ben er weer; ik ben er weer, het;
sneeuwklokje is gekomen Wordt wakker,
gij, die den winterslaap nog sluimert;
wordt wakker, het is tijd om op te staan 1"
En het weet bet, dat zijn lieve kTokje «.ls
een tooverstaf werkt: het gaat van plant
tot plant, van heester tot boom, en ieder
doet zijn "best te werken aan bet nooit
volprezen en altijd weer mooie lentekleed.
Er zijn er ook, echte slaapkoppen, die
het klokje maar laten luidenzij hooren
er alleen de echo van en blijven nog een
poos sluimeren. Toch ziet de vroegeling
„Eranthis hiemalis" nieuwsgierig uit naar
wat buiten voorvalt, komt ook haar neusje
uit het aardrijk steken om met het
sneeuwklokje haar bruiloft, waarbij eeD
aantal gasten worden uitgenoodigd, te
vieren.
Des zilveren klokjes wekgeluid
Roept ze allen vóór en na;
Het goud der Boterbloem ontspruit,
't Blauw der Hepatica,
En lieflijk dauwt op 't windgerucht
Viooltjesgeur door d'avondlucht.
Daar is geen plant, die ons meer aan
onze jeugd herinnert, dan dat lieve, kleine
sneeuwklokje, dat men ook wel „Vasten-
avondzotje" of „Naakt mannetje" hoort
noemen en dat wij al als kind liefhadden.
Ons tuintje bevatte verschillende pollen,
die elk voorjaar geregeld met dertig b
veertig klokjes stonden to prijken.
En wat kunnen zij aan het ziekbed een
heilzame vertroosting zijn I
Een jaar of wat geleden zond ik aan
een bekend plantenliefhebber, die ook veel
lijdende was, do eerste sneeuwklokjes eD
kreeg op die zending het volgende ant
woord
„Waard© Heerl Gij hebt mij een voor
anderen schier onbegrijpelijk genoeglijken
avond bezorgd door uw allerliefste verras-
8ing.
Weet namelijk gij bobt u door uw
vriendelijkheid het recht verworven een
geheim van mijn levenslot te mogen weten
dat ik in en in e>.n winterhater ben.
Het eenige, waarvoor ik op het schep
pingsplan te knorren pleeg, is, dat daar
in voor onze luchtstreek een winter vast
gesteld is, voor mij schier gelijkluidend
met „sterven". En herdenkend wat wij door
worsteld hebben, komen mij daar plotseling
de Galanthus sneeuwklokjes een voor-
jaarslied zingen, waarvan herleving de
grondtoon is. Hartelijk en oprecht wordt
u voor de zending dank betuigd. Er is
dus, Goddank I weder op een zonnige,^
warme toekomst to rekenen 1
Die liev© spruiten verkondigen mij die
blijde boodschap en mijn geloof aan ge
lukkige tijden is er door versterkt."
Nog eenmaal, slechts eenmaal, konden
iwij dien hartel ijken planten vriend de
eerste sneeuwklokjes toezendenhij was
toen reeds zwaar ziek. Toch tooverden die
enkele klokjes nog een glimlach op zijn
vermagerd gelaat, een glimlach van „her
leving", een glimlaci. vaD geloof aan ge
lukkiger tijdon. Mot de sneeuwklokjes ging
hij ter ruste.
Het sneeuwklokje Galanthus nivalis
is een kind van onze flora en komt dus
in hot wild voor.
Dat het van gezelligheid houdt, kunnen
wij, waar het ook staat, altijd opmerken
Hiea* tu8schen kreupelhout, spelend met
de dorre bladeren, waartusschen die
schalkscho gezichtjes vroolijk uitkomen en
spotten met sneeuw en ijs; ginds omboor
den ze een ruwen slootkant -- hun lieve
lingsplekjes niet jaar een vastgestelde
richting, neen, hier en daar, verstrooid als
het war©, een band vormend vol fantasie,
lijnen vol poëzie, een band of boord, voor
moeder natuur, geborduurd, z«>o mooi zoo
vol kleur en leven, dat men niet moede
wordt het te bewonderen.
En hoe schoon nu het sneeuwklokje daar
buiten in de vrije natuur is, zoo leelijk vin
den wij bet in een pot. Men kan zien, dat
het daarin niot behoort; het is een kind der
vrije natuur en dat moet bet blijven. Trou
wens, het duldt geen gevangenschap; liever
sterft het dan „opgesloten" eenig© jaren to
loven.
Hoe het sneeuwklokje er wol uitziet?
Maar, lezer, gij kent het evengoed als wij;
misschien niet in onderdeden. Welnu, die
vertellen wij gaarne.
Het sneeuwklokje is een bolgewas, dat,
zoodra het boven den grond komt, al zijn
schatten laat zieP. Ter weerszijden van twee
lijnvormige bladeren komt er een bloem-
steeltje naar boven. Dit steeltje is de dra
ger van een hangenden bloemknop, die m.
jongen toestand opgesloten is geweest in
een scheede, welke wij boven aan den bloem
steel aantreffen.
Tn dezen toestand zijn ze reeds werkelijk
lief; het gebed wordt, echter fraaier, wan
neer do drie buitenste, schuitvormige, witte
bloeradekbladeren zich ontplooienze ko
men vrij uit te staan en gunnen ons dus
gaarne een blik in het huwelijks loven.
Wij zien nu, dat de binnenste krans van
bloem bek leedselen ook uit drie blaadjes be-
staat, aJ schijnt ook door een sierlijke in
snijding het dubbel© aantal aanwezig to
zijn. Deze drie zijn heel wat.kleiner dan de
buitenste; ze staan rechtop cd vormen bijna
een gesloten kokertje.
Van buiten zijn ze, anD den voet begin
nende, voor driekwart groen gekleurd, wat
naar den top in wit overgaat.
Aan beide zijden van de plaats, waar het
bloemblaadje gespleten is, ontdekken wij
een klein, groen vinkje, dat daar, vooral
wannper men het dnor een loup waarneemt,
op het witte veld fraai uitkomt De bin
nenzijde is gestreept green, afgezet voor
het grootste gedeelte door een wit randje.
De meeldraden, die hieron voleen, rijn
zes in getal, hebben oranjekleurige helm
knoppen. die door korte helmdraadjes ge
dragen worden, waartusschen de naaldvor-
mige stijl boven uitsteekt Al deze organen
staan op het vruchtbeginsel ingeplant,
waardoor het kogelvormige, groene vrucht
beginsel onderstandig genoemd wordt.
Ons sneeuwklokje beeft ook nog familie:
het bezit tal van zusjes en niehtj s, niet
en wel aanbetrouwden, die wij echter stil
zwijgend passeert. niet omdat wij die niet
schoon genoeg achten, in hot geheel niet,
er rijn er bij, die het in grootte en fraai
heid winnen, maar wij bepalen ons nu tot
ons sneeuwklokje, onze, sedert tientallen
van jaren, liefste vriendin, waarmede wij
zijn opgegroeid en die ons elk vroeg voor
jaar weer tal van aangename, ook van
droevige herinneringen uit hot verleden me
debrengt.
„En eindelijk, als de zomer daalt,
In volle majesteit,
Een zee van kleur en klanken straalt,
Heel 't aardrijk overspreidt,
Dan keert het klokje in het duister neer
En legt zijn blijden feestdos neer."
Zoo is het; als het gras gemaaid wordt"
is ons sneeuwklokje óf reeds ter ruste ge
gaan, óf de scherpe zeis dwingt het daar
toe, om een volgend jaar opnieuw het
steeds heerlijk voorjaarslied te zingen,
waarvan herleving de grondtoon is.
Wie deze lieve klokjes in zijn tuin
wenscht en wie zou dat niet? rij aan
bevolen, d© bolletjes er van, dip bij ken
bloemist te verkrijgen zijn, in September
810 cM. diep te planten, lipfst eenige bij
elkaar, op onregelmatige afstanden, en
déér, waar zij goed in bet. gezicht, komen.
En de bolletjes zijn niet duur; voor en-
kelo dubbeltjes kan men zich een weder
keerend genot verschaffen, dat deze kosten
honderdvoudig vergoedt.
Wat was Davos een menschenleeftijd te
rug? Eon onbekend Alpendorpje, een Klei
ne gemeente, welker lede>n nog niet lang
geledon zich tegen wolven en boren moes-
ton verdedigen en die, door een buitenge
woon langen winter van do wereld afge
sneden, geen ander dool kenden dan een
warmen haard.
En thans?
Langs den weg van Davos-dorp naar
Davos-Platz staan prachtige huizen, groo-
t© hotels, sanatoria, pensions cd villa's,
voorzien van al do gerieflijkbeden, die de
verwende reiziger niet gaarne missen zou,
en van al de hygièniscne inrichtingen, die
do dokter voor zijn patiënten noodig acht
En het bouwen en aanbesteden gaat nog
steeds voort want het drun. rcizigersbe-
zoek en de ondernemingsgeest nemen
voortdurend too. Men zou, ook bij do mfeest"
welwillende beoordeeling van Davos, niet
kunnen beweren, dat de bouwwerken
smaakvol zijn; integendeel: de groot© hui
zon zonder stijl worden dat is do hoofd
zaak vlug en goedkoop gebouwd
D© zorg voor alle decoratie wordt aan
de natuur overgelaten.
Do ontwikkelingsgeschiedenis van Davos
is een zeer interessant hoofdstuk van do
moderne geneeskunde. Naar aanleiding
van medcdeelingen van den vroegeren dok
ter van Davos over bet in het geheel niet
voorkomen van longtuberculose in zijn
district, kwamen in 1S65 de eerste twee
win terg asten daar aan en één dezer twee,
die om gezondheidsredenen daar altijd is
gebleven, leeft er thans nog gezond en
wel Meerdere patiënten in den béginne
kwamen er nog maar enkelen volgden
en deden door hun goede berichten lang
zamerhand steeds meer lijders naar Davos
gaan, ofschoon de geneeskundige wereld
van de nieuwe geneeswijze in het hoogge
bergte nog weinig weten wilde. Hier
moesten ingewortelde vooroordeelen over
wonnen worden, want do nieuwe bebande-
lirgstheorie bad inderdaad iets revolu
tion n airs, schijnbaar iets tegenstrijdigs.
Men stelle zich voor: longlijders, die
volgens de oude gewoonte tot dusverre
steeds werden beschut voor elke aanraking
met ruw weer en slechts op do schoonst©
dagen hunziekenkamer mochten verlaten,
moesten nu plotseling in het gebied van
sneeuw en ijs worden verplaatst I Maar do
resultaten zegevi: rde.n over do bedenkin
gen en alle herstelde patiënten werden
zulke reclame-makers voor de geneesme
thode van Davos, dat het bezoek van jaaa
*-r>* iaar toenam.
Natui'riijk is Dav:s niet het a^-enezend
middel voor elk stadium van longtering.