Michiel Adriaansz. de Ruijter. 1607 - 27 Maart - 1907. {Ingaonden.) De 24ste Maart zal een feestdag zijn Voor heel Denemarken, maar bovenal voor Nederland. Welk feest door deze twee Europeesche hatiën op dien dag gevierd zal worden, behoef ik zeker niet te vertellen, elk van ons toch weet, dat men De Ruij- ters 800sten geboortedag viert 1 Doch waar vreemden hom gedenken, mag Neerland® jeugd niet achterblij-en. Laat ik daarom in korte woorden een overzicht geven van heb leven en do roemrijko daden van dien grooten zeeheld, die zijn loven veil had voor het vaderland. Loü SMst-»n Maart 1607 werd te Vlissin- gen de derde zoon van Adriaan Michielsz., de bierdrager en Alida Jans, zijn vrouw, geboren. Daar er van den grooten man veel te vertellen valt, zal ik over zijn jeugd, die toch bij velen Uwer bekend is, niet al te veel zeggen. Ylissinger Michiel of zooals hij gedoopt weTd, Miohiel Adriaansz. de Ruijter, moet een aartsdeugniet geweest zijn. Hij werd vim school weggejaagd om al de stoute streken, die hij uithaalde en in de lijnbaan der heeren Lampsens maakte hij het al niet veel beter. Nog geen tion jaar oud, volvoerde hij .zijn jongens-heldenstuk: hij beklom den Vlissingschen toren tot hij den haan met de hand kon aanraken. In 1618 reeds deed De Ruijter zijn eerste to._t als bootsmanjongen. Hij doorliep alle rangen op de koop vaardijschepen en van do readers Lamp oons. En toen de Duinkerker kapers het don koop\ aardors al te benauwd maakten, irustten do Zoeuwscho readers gewapende kruisers uit om hun handel eenigermate fte besohermen. Een dier kruisers sternen oj onder aanvoering van De Ruijter, die nu don titel van Kommandeur kreeg. In 1640 vinden w© onzen held als kapi tein--tex-zeo in dienst der Heeren Staten der Vereonigde Nederlanden. Hij nam in ,dat jaar deel aan den tooht tegen d® Spaonsche vloot ten behoeve van Portu- dat Spanjes juk afwierp. Op 34-jarigen jleeftijd word hij tot schout-bjj-nach't over de geheel© vloot aangesteld. De kleine erfgename. DOOB EDGABD JEPSON. ,,Ik vrees dat gij een vermoeienden avond hebt gehad, mijnheer Borzodale," zeide de eerste Minister op den drempel zijner- slaapkamer: ,,jammor dat die telegram men zoo laat kwamen." „O! dat heeft niets te beduiden, Excel lentie 1" verzekerde zijn secretaris. ,,Nu, wij zijn er tenminste mede gereed gekomen. Gij moet moigen vrijaf nemen. Goeden nacht." De minister trad zijn kamer binnen en draaide het electrische licht op, waarna hü juist de deur wilde sluiten, toen er uit het vertrek van zijn secretaris, aan het «ind van het portaal een luid gekraak, het neerstorten van water en een kreet weer klonken. De minister snelde zijn kamer uit en in Borrodale'8 vertrek komende, zag hij deze midden in de kamer bij een gebroken wa terkan staan, van hoofd tot voeten druip nat. „Wat ter wereld is er gebeurd?" riep de ontstelde staatsman. ,,Men had de kan opgehangen, om er mij tegen aan te laten loopen," klonk het kortaf. „Wel, wel! Dat is al heen ongelukkig!" mompelde de minister: „Ik vrees dat het Lady Felicia moet zijn geweest." „Die kleine duivelinbromde Borroda- le. maar zijn gekneusd hoofd voelende. „Het spijt mij zeer", verzekerde de mi- Na volgt een aaneenschakeling van ze genrijke tochten, waarbij hij niet alleen door moed, maar ook door beleid uitblonk. Op alle zeeën werd zijn schip gezien en overal hield hij de Statenvlag hoog. Op ao Middellandsche Zee werd menig zeeroover door hem getuchtigd, hoewel Bet velen ge lukte met hun lichte vaartuigen de zwaar dere Hollandsche oorlogsbodems te ontzei len. In vollen vredestijd ontnamen de Engel- schen ons kolonies op de kust van Guinea, in vollen vredestijd ook hernam De Ruij ter ze. In 1655 brak de oorlog tusschen de Denen en Zweden uit en daar de Republiek der Yereenigde Staten hun handel op de Oost- Zee bedreigd zagen, zonden zij Michiel Adriaansz. de Ruijter aan het hoofd eener sterke vloot als bemiddelaar. Karei Gustaaf, Koning van Zweden, was echter weigerachtig vrede te sluiten, waarom De Ruijter op gezag van de Staten hem daar toe dwingen moest, hetgeen onzen held gelukte door de inname van Nijborg ia 1669. De Koning van Denemarken betuigde zijn dankbaarheid aan de heeren Staten in een korten brief en vereerde den Admi raal een gouden ketting met gedenkpen ning. Toen in 1660, een jaar later dus, de vrede gesloten werd tusschen de Noorsche Staten, verhief de Deensche Koning onzen nederigen overwinnaar tot den adelstand. Daarom zullen de Denen ook nu niet achterblijven, maar het graf van De Ruij ter te Amsterdam met een gouden beuken tak versieren. Doch keeren we terug tot ons verhaal Yan 1665 tot 1667 volgde toen de tweede Engelscho oorlog. Het eerste jaar kon men echter niets tot stand brengenhet vol gend jaar 1666 bracht Michiel de Ruijter echter des te meer roem. Ja, toen bij na den vierdaagschen zeeslag te Ylissingen \-oet aan wal zette, toen leek heel Europa te klein om zijn roem te verkondi gen. Elk schreeuwde zich de keel heesch, overal klonk het „Hoezee 1 Bestevaer Michiel 1 Hoezee!" Van Ylissingen uit dreunde het langs de geheele kust, door het geheele land: „Hoezeel Bestevaer Mi chiel I Hoezee!" Het volgend jaar vond 's werelds groot ste man andermaal in gevecht met de En. gelschon. Jan Evertzon, Tjerk Hiddes de Yriee en Coenders sneuvelden in dien nister. ,,Ik zal er haar over onderhouden. Het wordt waarlijk tijd heel streng tegen over haar te zijn." De secretaris glimlachte hitteer, nu hij zich voorstelde, hoe 2ijn chef dat zou be proeven. Wist niet iedereen, dat dit hem nog nooit was gelukt tegenover het kleine bij hem inwonende nichtje, Felicia Gran- dison, dat onlangs de goederen en titel der heerlijkheid Noggs had geërfd? „Geef u geen moeite, Excellentie," her nam Borrodale: „het is het niet waard Alleen zou ik gaarne vernemen wat ik ge daan heb om haar boos te- maken." „Ik zal mij wel degelijk moeite geven sprak de minister vastberaden: „Het gaat niet aan, dat een klein meisje zich boos maait over de daden van volwassenen en zulke kunsten vertoont. Ik zal heel streng zijn; heel streng. Kan i- nog iets voor u doen „Neen, dank u, Excellentie; het betee- kent waarlijk niets. Laat mij u niet langer ophouden, ik bid u." „Nu, als ik u toch niet kan helpen; maar geloof mij, het doet mij leed. Tot morgen." „Goeden nacht, Excellentie, treic het u vooral niet aan." Maar de minister trok het zich wel aan Hij vond het hard, dat de Duitsche keizei en Lady Felicia zich beiden zoo elecht hadden gedragen, dien avond, ofschoon dc houding des keizers hem vrij wat min «c- kwelde dan die van zijn nichtje, ook al had zij hem aan dergelijke zaken gewend. Hij lag gei uirnen tijd wakker en toen hij eindelijk insliep, droomd hij van vallende kannen. Den volgenden moigen kleedde hij zich haastig aan, met het vaste plan strijd. Cornelis Tromp vocht als een go- tergde leeuw, maar zonder zich om De Ruijter te bekommeren. De Lngelschen drongen meer en meer op „de Zeven Pro vinciën" in, alsof zij het er op toelegaen het Admiraalschip te vernielen. Toen was het, dat De Ruijter die beroemde woorden uitriep „O, God, hoe ben ik zoo ongelukkig V' „Is er nu onder zoovele duizenuen kogels niet één, die mij wegneemt?" Doch hij behield het leven en blies zulk een schitterenden aftocht, dat een En- gelscb schrijver Hume er van getuigde: „De Ruijter heelt dezen aftocht met zooveel bekwaamheid volvoert, dat hij hem niet minder tot eer verstrekt dan een luisterrijke overwinning 1" Nog in hetzelfde jaar werd de tocht naar Chattam ondernomen, zeilde de vloot de Theems en vervolgens de Medway op en deed het Hollandsch kanongebulder, het eenige vijandelijke, dat zich ooit in Lon den deed hooren, de Engelsch. a sidderen. De Ruijter keerde terug met de Royal Charles op sleeptouw. Dan volgde de oorlog van 1672, waarin andermaal wodderen van dapperheid wen den bedreven en als gevolg van dez^n strijd, De Ruijters laatsten tocht naar de Middellandsche Zee om de Spanjaarden ta helpen in het dempen van den opstand. Eerst maakte de zeeheld tegenwerpingen, daar de vloot niet toereikend was, doen toen een der heeren zeide: „Wij verzoeten Ued. toch naar zee te gaan met de vloot, die wij U geven willen," antwoordde De Ruijter op flinke zeemanswijze: „de Hee- r©D hebben mij niet te verzoeken, maar te gebieden. En al werd mij bevolen 's Lands vlag op één enkol schip te voeren, ik zou daarmee naar zee gaan, en waar de Heeren hun vlag vertrouwen, zal ik mijn leven wagen I" De Ruijter behaalde in 1676 bij den Etna zijn laatste overwinning, maar ten koste van zdjn leven. Hij werd ernstig gewond en den 20sten Augustus overleed de Schrik des Ooeaans, de Redder des Vaderlands, te Syracuse. Zijn lijk werd gebalsemd en naar ons land gebracht. Een mooi praalgraf, in het koor van de Nieuwe Kerk te Amsterdam, bewijst, dat Nederland zijn groote mannen vereert, maar bovenal bet opschrift boven den Lady Felicia onderhanden te nemen, of schoon hij nog volstrekt niet wist hoe zij dat opnemen zou. Liever had hij tegen het beele parlement gestreden, dan tegen zijn oproerig nichtje. Het was hem daarom een verlichting haar nog niet in de ontbijtka mer te vinden. Het schonk hem '-u tijd plaats te nemen en zijn gelaat heel strak te zetten. Daar hoorde hij het getrippel van vlugge voetjes; de deur vloog open en Felicia snel de naar binneD met blozend gelaat, fladde rende lokken en glinsterende oogen. „Goeden morgen, oom", zeide zij: „het spijt mij dat ik te laat kom. Maar dat is de schuld van Miss Cattermole, die mij mijn jurk uit liet trekken, voor dit fln- weelen ding. En zij trad op hem toe en hield haar ge zichtje naar omhoog, om een kus te ont vangen. „Goeden morgen, Felicia," zeide de mi nister, zich tot haar overbuigende. „Noggs! Noggs! Noggs!" riep het kind: „Zoo noemt u mij altijd als u vriendelijk wilt zijn. Als u mij weer Felicia noemt, zal ik denken, dat u boos bent." En ha+r lip trilde. „Nu, Noggs," hernam de minister heel Btreng: „ik ben heel bedroefd over je ge drag. Giste: avond heb je mijnheer Borroda le een leelijke poets gebakken." „Billy is een aap!" riep Lady Noggs driftig en Borrodale's voornaam misbrui kende. De minister wierp haar een verwij tende blik toe. Hij bad moeielijk weten te zeggen wat hem meer hindeide: zijn stijven 8 cretaris Billy of wel eet viervoetig dier te hooren noemen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1907 | | pagina 12