Een Grieksche begrafenis. Wat kostte vroeger een soldaat? Te hopen is, dat gekleurde stijve en zachte vilten hoeden meer populariteit zullen erlangen. De poging, twee jaar geleden aangekend om doze artikelen er bij het publiek in te krijgen, slaagde niet naar wensch, maar misschien is nu de tijd gekomen om dit met meer succes te doen. Do handel in vilten i oeden geeft ongetwij feld teekenen van herleving. Wij gelooven dat er nu een omkeer is gekomen en met groot vertrouwen zien .wij het voorjaar en den zomer te gemoet. De correspondent van de „N. B. Ct." to Athene schreef omtrent zulk een begrafe nis bet volgende: Een politie-vei ordening hier zegt, dat aan besmettelijke ziekten gestorvenen nog denzeliden dag, andere dooden binnen vier en twintig uur begraven moeten worden. Maar er zijn daarbij in Griekenland ge woonten, wat begraven betreft, die een Europeaan, ik oedocl eigenlijk een niet- Gnek, versteld zouden doen staan. Er is een Griek gestorven, 's Morgens om elf uur heeft hij het tijdelijke met het eeuwige verwisseld. Fluks gaat er een boodschap naar de drukkerij, waar ,,k la minute" communicaties gedrukt worden. Deze plakt men gauw op alle hoeken der Btraten. Morgen om halfelf begrafenis.'' (Ik heb een doode uit den gegoeden middenstand op het oog). Dan naar den kleermaker en den schoenenwinkel. Waarom, vraagt men? Wel, de doode zal heel fatsoenlijk begraven worden, d.w.z. in een nieuw pak en nieuwe schoenen. Daar hier geen confectiemagazij nen zijn, wordt door den kleermaker ook (>a la minute" een pak in elkaar geflanst, zwart laken, zonder voering en de broek met een vouw. De dochters, zusters of vrou wen van den doode zenden inmiddels nuar \\aa.r naaisters, die ook binnen vier en twintig uur een rouwkleed voor de dames weten samen te stellep. Dat is klaar. Nu gauw naar don priester. „Kan de bisschop ook zelf mee gaan be graven „Ja I „Goed, dan een bisschop en twee pries ters." De begrafeniskoets wordt, besteld en een vijf-en-twintigtal volgrijtuigen. Deze laat ste worden hier en daar op boekeD van pleinen aangeroepen. Morgen om elf uur 1 D&ür on di&i 1 Dit zijn gewone landauers. Dit is dus alles afgedaan. 's Avonds om vijf uur komt het pak al, en do doode wordt eT in gestoken. Zijn schoenen worden hem aangeregen, een hoed wordt op zijn borst gelegd, tusschea ziji. handen wordt een of ander beeldje ge stoken, al naar gelang van den naam, dien do nu overledene bij zijn leven gedra- •gen heeft. Gelukkig heeft een Griek altijd maar écn naam, anders zoa hij de handen te vol krijgen. De sterfkam-fl* wordt nu leeggehaald. In het midden, op een kleine verhooging, ligt de doode in zij e kist, die gewoonlijk van ruw hout is, met zwart linnen overtrokken, het deksel met kunstbloemen veisierd. Meisjes krijgen witte kisten: de onschuld; ook vrijgezellen van vijftig jaar: ook de onschuld. Nu komen de familieleden, die op de hoeken der straten het doodsbericht gele zen hebben, condoleeren. Er wordt veel gehuild, de nacht wakende doorgebracht. De rouwkleederen komen 's morgens; do 'dames trekken ze aan; als het de vader is, voor den tijd van urie jaren; een broer ién jaar; een echtgenoot soms zelfs vijf ja ren. Men beschouwt het ais heel ongepast als een weduwe binnen de drie jaien her- irouwt. Het is tien uur in den morgen. Een rij tuig brengt de priesters, die in een zijka mertje zich gauw verkleeden en hun hoogo Grieksche mutsen opzetten, waarin de lan ge haien worden saamgebonden. Een paar koorknapen komen even daarna met -een groot kruis en twee - op lange stokken gestoken lantaarns met olielichtjes er in. De kranse^ die gezonden zijn, worden om den doode geschikt; meestal zijn het er; vele, daar deze gewoonte erg in trek is en er veel geld voor wordt uitgegeven. Toen minister Deljanis stierf, waren er 806, tor waarde van 850,000 drachmen; de nu on langs gestorven president der krenteotiust Pesmenzogloe had er pl.m. 400. In de doodenkamer zitten op stoelen langs den wand de vrouwelijke verwanten en kennissen van den afgestorvene, allea in het zwart, met witte zakdoeken in de hand, waarmee ze nu en dan haar oogen rood wrijven. De heeren zitten in een an dere kamer, en praten over dit en dat; trekken toch ernstige gezichten. Bang, dat je niet genoeg staatsie achter je kist zult hebben, behoef je hier nooit te wezen; at» les, wat je maar eenigszins kent, gaat mee. Zoo hoort het 1 Is do doode een militair, 3an gaat muziek voorop, een doodenmarsch spelend. De kist wordt nu bet huis uitgedragen, de priesters zingen een lijkzang. De stoet stelt zich op, eerst de lantaarns en het kruis, dan de priesters, voortdurend hun zang hooren latend, om beurten solo.' Daarachter de kist, gedragen door zes man nen, met de banden aan een onderstel. De kist is open, voor het laatst valt nog een zonnestraaltje op des dooden bleeke wan gen. Zijn handen liggen saamgevouwen op de borst, zijn nieuwe 6choenen steken hun neuzen een weinig boven den rand uit, de haren zijn netjes gekamd, de snor is opge kruld. Een koorknaap draagt het deksel. Dan volgen te voet de naaste bloedver wanten, omstuwd door kennissen. De vrotn wen gaan steeds mee begraven. De bloed verwanten, dochters of echtgenooten, do eenigen, die jverkelijk weenen, worden ge steund door haar vriendinnen. Daa -achter volgen dan de leego lijkkoets, getrokken door twee of vier paarden zonder dood bidders en de andere rijtuigen. Zoo gaat het paar ds kerk. Hoe grooter kerk, hoe beter. De voorbijgangers blijven eer biedig staan, ontblooten de hoofden en maken eenige malen een* kruis, tot het lijk voorbij is. In het kerkgebouw wordt de doode midden in het schip gezet, vier groo- te kaarsen worden ontstoken, ep. de bloed verwanten scharen er zich omheen. De bis schop leest de mis, enkele solo's worden gezongen, telkens maken de toeschouwers het teeken des kruises. Na een kort gezang van alle priesters samen, waaraan de oucb bissohop ook nog deelneemt, neeiat de ze de wicrooklamp, on de ziel van d*n doo de in Gods genade aanbevelend, zwaait hij uifc die lamp eerst den omstanders wolken rook toe, vervolgens aan alle vier zijden der kist, en dan aan het Christusbeeld. De plechtigheid geëindigd zijnde, wordt het liik in den wagen gedragen: de bloed verwanten en vrienden zoeken een plaats in een rijtuig, eu in stap gaat het de Sta tionstraat uit, om langs het Constitutie- plein, het Zappion, do ruïnen van den tem pel van Jupiter, naar het achter heti Stadion gelegen kerkhof te gaan. De vrienden in de rijtuigen babbelen vïoolijk. Of ze elkander vanmiddag nog zien in het café Zacharatos? Heb je siga retten bij je? Niemand? Koetsier, even op houden bij Varcas (sigarettenwinkel). Dik wijls heb ik dan eon der inzittenden er even uit zien wippen, om een pakje siga retten te koopenvoor zijn vriend ook eenUit de rijtuigen kronkelt vroolijk do rook omhoog. Neen, heusch, ik overdrijf niet; bijna zonder uitzondering ziet men dat. De plechtigheid op do begraafplaats is al even weinig indrukwekkend; een giat, één meter diep, soms minder, de kist wordt er in gelaton, een voorganger werpt enkele kluitjes aarde op den doode, de familie volgt dit voorbeeld, het deksel wordt op de kist gelegd, let wel, gelegd, nooit ge schroefd of gespijkerd, twee of drie dood gravers werpen er snel de aarde overheen, en de Griek is besraven. De 11 eedver wanten drinken bij de kapel c.en glas wijn, ze eten geroosterd biood of beschuiten dan naar huis. Ik beschreef nu een echt-Griekscho be grafenis van iemand uit de~ gegoeden stand; cr zijn gelukkig echter reeds in Griekenland families, die zich op Europee- sche manier laten begraven, d.w.z. met gesloten kist. In de hoogere, meer ontwik kelde standen toont men ook grooter eer^ bied en gevoel bij ter-aardc-bcstellingen. In de armere standen is het dikwijls veel treuriger nog; een griezelig gezicht is het, als een armen-lijkwagen in draf door Athe ne's slecht geplaveide straten snelt, met open kist, en de doode, bijwijze van pro test over zulk een manier van doen, door, het schokken en schommelen voortdn-' rond van „Neen" ligt te schudden. „Oichie" (neen) zeggen we hier. Vraag dus nooit een Griekschen straal jongen, of hij wel eens een lijk heeft ge* zien. vWij, vreemdelingen, zijn T ook al zóó aan gewend, dat het ons geen rilling meer bezorgt, de lijken mot het hoofd uit de kist te zien kijkenWij lichten alleen eveo den boei. Betrekkelijk veel meer 'dan nu. Dèj Grieksche soldenier ruiters waren na tuurlijk veel duurder veroorzaakte voor; 2300 jaren, naar onzen goldstandaard gere kend, 11 a 30 kosten per maand. Ten tijde van Scipio kostte de Rome in - sche soldaat 4.50, in Caesars tijden 9.60 tot 10.60. De praetoriaan kreeg een kleine 30 als soldij. De middeleeuwen kenden geen staande legers. Eerst de sol- denierslegers der landsknechten vormen den overgang naar onze tijden. De landsknecht ontving een maandelijksche soldij van ongeveer 18 gulden, de officieren natuurlijk meer, con kapitein bijvoorbeeld 1800 gul den, waarvan hij evenwel zijn persoon lijke bedienden, schrijvers en beambten! moest betalen. Bij de Zwitserscho solde niers in het laatst der 16de eeuw ontviDg da musketier, die mot een vuurwapen wiat om te gaan, ongeveer 12, de boogschutter ruim 10. In den dertigjarigen oorlog steeg de soldij ten gevolg© van do concurrentie' tot ƒ60 per maand. Als men bedenkt, dat de geldswaarde van ƒ60 in do 17de eeuw. ongeveer gelijk staat met 300 in onzen tijd, is het te begrijpen, dat in dien tijd ieder gaarrrê soldaat wilde worden. Ook het F ran sche leger voor honderd jaar werd zeer ruim beloond. De infanterist ontving on geveer ƒ50, de lichte ruitor ƒ54, de zware ruiter ruim ƒ60. In de 19de eeuw (1815 1850) kostte de soldaat 26 tegen ruim 10 ten tijde van Frederik den Grooten. Daar echter voor 50 jaar met 26 ongeveer drie maal zoo veel was te beginnen als nu, zon volgens onzen tegen woordigen geldstan- daard minstens 80 gulden betaald moeten worden, wat echter, zooals men weet, niet het gerval is, daar een soldaat tegenwoordig ruim 40 kost. Het consenveeren van eieren. In het buitenland verwerkt men de ge broken eieren, welke niet geschikt zijn voor het vervoer per as, tot oierconserven. Behalvo gebroken eieren worden ook ou de eieren verwerkt, mits ze niet bedorven, maar zoo oud zijn, dat zo een transport naar het verre buitenland niet goed meer. verdragon. Vroeger zoutte men het geel van hefc ei in en werden dezo dooiers door do glacé-fa brikanten verbruikt. Sedert eenige jaren heeft dit artikel veel conourrentio gekregen aan gezouten Chineesche eendendooiers. Thans droogt men het geel van het ej teu dienste van margarine-fabrieken, enz., be nevens vqot vogel voeder; het fijnste eigeel wordt verwerkt tot eiercognac. Het eiwit wordt eveneens gedroogd eri verbruikt in katoenfabrieken en fijne bak kerijen. Het drogen geschiedt in droogka- mers op zinken borden bij een tempera tuur van 50 gr. C. De meeste zorg moet men er aan besteden, om te voorkomen, dat het eiwit, ten gevolge van te groote warmte, stolt, want in gestolden toestand lost heb niet meer op in water en kan men er geen schuim meer van slaan. Duizend

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1907 | | pagina 13