Duitschland alleen aan gouden horloge-s ruim 1 millioen fr. meer dan in die van 1905. Zeer groot is ook de uitvoer in alle soor ten van horloges geweest naar Oostenrijk- Hongarije, Italië, Spanje, do Yereenigdo Staten van Noord-Amerika, Argentinië, China en Japan. De koopkracht van Enge land op de horlogemarkt, vermoedelijk door den Zuidafrik, oorlog verminderd, is in 1906 weer toegenomen. Het is tegen woordig de grootsic afnemer van stalen en nikkelen horloges. Noord-Amerika betrekt vooral veel losse uurwerken; do kasten maakt het meestal zelf. Door technische verbeteringen in de far hricage en door besparing op het materi aal zijn de prijzen der 'Zwitsersche horlo ges in de laatste jaren vrij aanzienlijk ge daald, niettegenstaande de prijzen van het meeste materiaal gestegen zijn. De prijzen van de horlogeglazen bijvoorbeeld zijn ver leden jaar voor sommigo soorten met meor dan 100 percent gestegen, wijzerplaten zijn door de hooge koperprijzen ook duurder ge worden en ook de prijzen van geelkoper, staal en zilver zijn gestegen. Daarbij komt nog, dat ook de arbeidsloonen hooger zijn geworden; de gemiddelde opslag schijnt in 1906 wel 20 percent bedragen to hebben. De aanschaffing van nieuwe machines moet dus wel tot zeer groote besparingen hebben geleid. Landverhuizing. TJit Spanje en Italic verhuizen eik jaar duizenden naar Amerika, Het wordt zóó erg, dat de Regccringen dier landen zich ongerust beginnen te maken. De bewoners van Bejar, 9000 monschea. in de provincie. Salamanca Spanje liebben dezer dagen een bijeenkomst gehou den, waar met algemeen© instemming be sloten is, allemaal to verhuizen naar Zuid- Amerika. Dit besluit is uitgelokt ion? de Presidenten dér republieken Nicaragua cn Uruguay, die aangeboden hebben 'voor de heelo bevolking, voornamelijk uit «evers bestaande, de reiskosten te betalen, en steun hebben toegezegd, hen als wevers aan den gang te helpen. Id Italië begint de voortdurend toene mende landverhuizing de Regeering zeer te verontrusten. Sipds eeuwen hebben wel is waar Italia nen hun zonnig land verlaten, om in an dere streken beter betaalden arbeid te zoe- keD dan hun vaderland hun bood, maar de landverhuizingen op groote schaal begon- Den eerst in 1876. In dat jaar vertrokken 100,000 Italianen, grootendeels naar Amerika en het volgend jaar zag Italië 200,000 van zijn zonen hi-.n geluk in andere streken beproeven. In het jaar 1905 trokken 726,000 personcD uit Ita lië weg cn in do eerste tien maanden van dit jaar was dit oijfer al overtroffen. Wel verlaten velen hun vaderland niet voor al tijd. Ongeveer vijftig procent komt terug, nadat een bescheiden fortuintje is verwor ven. Zoo kan dan voor sommige streken vaD Italië de landverhuizing een weldaad worden genoemd, bijv. voor de omgeving van "Venetië. De emigrant uit die streek keert in den regel na één of tien jaar terug met een meer of minder gevuld spaarpotje, koopt zich dan een stukje grond, dat hij gaat be bouwen, en versterkt zoo het aantal der kleine grondeigenaars, die door vlijtjgen irbeid zich een rustig ©n onafhankelijk be- staan verzekeren. In andere streken, waar de landverhui zers gewoonlijk langer wegblijven, zenden zij hun bloedverwanten het voor ben over gespaarde geld, zoodat bijv., volgens ©an matige berekening^ alleen in de provincie Udine elk jaar twintig k dertig millioen op deze wijze binnenkomen. Maar de medaille heeft een keerzijde: de teruggekeerde landverhuizers brengen bij hun terugkeer gasten mede, tot dusver minder bekend en heelemaal niet gewild, namelijk drankzucht en tuberculose. En (daar bovendien vooral Amerika slechts de allerbeste werkkrachten toelaat, blijft voor Italië slechts minderwaardig men- scbenmateriaal over, zoodat verschillende streken onbebouwd blijven uit gebrek aan geschikte landbouwers. Tegen de misstanden du, voortspruitende uit de ongebreidelde vrijheid van landver huizing, wil d© Italiaansche regeenDg front maken. Hoe zij de landverhaizing tc keer zal gaan, is nog een raadsel, alleen dit is bekend, dat de heer Pompili, onder secretaris van buitenlandsche zaken, in de Kamer hoeft meegedeeld, dat de Rcgeerng binnenkort een wetsontwerp zou in tienen tot wijziging der wet van 1901 op deze ma terie. 1>JK OOCjrJbGIV. Eöd sieraad van zeer groote beteekenis voor den mensch is een mooi oog. Im mers daarin spreken innerlijk© schoonheid, lieftalligheid, schranderheid en geestig heid. Terecht noemt men bet oog het ven ster des harten of den spiegel der ziel. Want de mond kan veel liegen, de gebaren kunnen bedriegen, dccb bet oog treedt maar al te vaak als verrader op. ,,Ecn blik, ccn handdruk, en allés is duidelijk". Welk oog echter is „mooi" to noemen'? Een lastige vraag. Want niet alleen do kleur van het oog, maar al zijn andere eigenschappen geldon bij haar beantwoor ding. Betooverend schoon zijn veel oogen door een zekeren amandelvorm, door 00 grootte van de iris, door lange, zachte wim pers en door fijne wenkbrauwen. Het voor naamste is echtér de levendigheid van ri^n blik en zijn eigenaardigheid, die bij deze beoordeeling meespreekt. Zoo zijn er groote, glanzendo droom- oogen, waarin zich geheal de beminnens waardigheid eenér echoone ziel weerspie gelt. Verder schalksche en plagerige oogen oogen, waaruit de goedheid des harten licht en die geheel een hemel weerkaatsenle vendige oogen, dief ons verschijnen als een bont goochelspelgeestige oogon, waaruit duizend bliksems schitteren; en groote on schuldige, open kinderoogen. Zooals wij kennen het „trouwe" oog van den hond, het „sluwe" van den vos, het „zachte" van de ree en het domme van dén visch, zoo worden ook in het mcnschen- 00g de meest verschillende eigenschappen van Karakter aangeduid. Ja, bij den mensch nog in veel hooger mate. Want de mensch bezit een zoo veel zijdig ontwikkeld zieloleven, dart hij de fijnste schakeeringen zijner ervaring doo* het oog kan bekend maken. Geen wonder dan ook, dat onze dichters oog en blik betrekkiug tot hun schoonheid, diepte cn innigheid zoo vaak bezingen. Een enkele blik uit een ménschenoog kan voor den kenner van groote beteekenis zijn. Vooral echte* in het leven dor hef de is het oog de beste én tcederste tolk. Dikwijls worden de oogen met bloemen vergeleken. Zoo spreekt men van viool tjes-00 gén" en oogon ala „vergeet- mij-nietjes." Nog vaker echter worden zij vergeleken met edelsteenen cn sterren, „rustig schit terend' mét bekoorlijken gloed." Gelijk de ItaliaaDache dichter Bertola verhaalt, hielden eens de zwarte en de blauwe oogen een wedstrijd, wie hunner do schoonste warén. Ieder deed zijn be*t om de tegenpartij uit het veld te slaan. Eensklaps echter verscheen Amor te mid den der strijdenden én verklaarde, dat do schoonheid van het oog niet enkel te be palen was naar de kleur. Want de mooiste oogen, zeide hij, zijn sights die, welke het meest tot hét hart spreken. Doch laten wij ons een oogenblik nader met de kleur der oogen bezighouden. Het menigvuldigst ontmoeten wij grijze oogen. Men zegt, dat zij dikwijls koel én wantrouwig kiiken, doch voortreffelijke op- merkers zijn. Grijze oogen zijn bijna altijd de lievelingen van beroemde romanschrij vers geweest en de meeste heldinnen dér moderne literatuur zijn grïjsoogige meis jes. Vooral in Engeland komen de grijze oogen bet meest voor. Shakespeare en ver reweg alle Engelsche dichters hadden grijze oogen. Coleridge bezat groote, heldergrijze cogen en Byrons oogén waren grijs met lange wimpers. Ook in Duitschland, voornamelijk in Noord-Duitschland, zijn grijze oogen geen zeldzaamheid. Zeer veel beroemde Duitscbers waren grijsoogig, bijv. Uhland en Eichendorff. Ook de groote veldheer Moltko had grijze oogen. Dé beroemdste mannen van Nederland hadden eveneens grijze oogen. Zeldzamer dan grijze zijn blauwe oogen, die een teeken zijn van openhartigheid en reine gezondheid. Zij herinneren ons aan den hemel of een stil woudmeér, waann de blauwe hemol zich spiegelt. Blauwe oogen, waarbij blonde lokken zoo heerlijk passen, bezitten groote aantrekkingskracht. Grieken en Roméinen waren blauwoogig in de dagen, dat zij de groote rol speelden in de wereldgeschiedenis. Heden ten dage daaréntegen treft men bij hen meestal zwarte oogen. Tot trots der bezitters van blauwe oogen zij herinnerd, dat de godin Minerva den bijnaam droeg van do „blauwoogigo."' Ook dc oudo Germanen hadden blauwe oogen. Volgens eén Italiaansch spreek woord werden aan de Duitsche vrouwen blauwe oogen gegeven om haar mannen schadeloos te steilén voor den vaak triestig bewolkten noordelijken hemel. In de poë zie vindt men de blauwe oogen vaak ver heerlijkt. Thans komen wij tot do bruine oogén, waarin een warmere hartstocht gloeit en die zoowol zachtmoedigheid als levenslust verraden. Hot is geconstateerd, dat *.n doorsnede van Europa en Amerika 43.1 procent mannen en 45.1 prooent vrouwen bruine oogen bezitten. Zwarte oogén hebban 22.7 procent vrou wen en slechts 12.3 prooent mannen. Men ziet hieruit, dat do vrouwen donkeroogiger zijn dan de mannen. Hierbij aansluitend kunnen wij zeggén, dat in den zomer de oogen donkerder zijn dan in den winter, in het Zuiden donkerder dan in hot Noor dén, in do steden donkerder dan op het land. De voorliefde der versobillende menschen is verschillend voor do verschillen dó kleu ren der oogen. Zwarte oogen zijn zeldzamer. Eigenlijk*? zwarte oogen bestaan er niet, daar slechts een Dotenbruin mogelijk is, dat op zekeren afstand echtér zwart schijnt. Zwart© oogen zijn zoote raadsels en zeer verleidelijk; m^n kan er niet goed uit wijs worden. Dc dichters hebben het zwarte oog in toonaarden bezongén. Ten slotte hebben wij nog een soort groene oogen. Zij zijn teekenen van den roem, doch zijn niet erg bemind, ofschoon Cervantes in zijn Don Quichotte ze vlei end met „groene smaragden" vergelijkt 1 Gewoonlijk noemt men ze kattenoogen. Keizerin Catharina van Rusland had groe ne oogen. Gelukkig de mensch, die mét mooie cogen is begiftigd, waaruit een lief gemoed on een edele ziel straalt! Ze zijn een schat en ren sieraad zonder weerga. STOPGOUD. Wat den mensch verbindt aan een orde van dingen, die alleen bet ontwikkeld ver stand zich denken kan en die de geheele zinnenwereld ;ond©r zich heeft, is de per soon lij kheid. Kant. De mensch is veel meer dan men meent toegankelijk voor tegenspraak en terecht wijzing. Zij moet alleen maar niet heftig zijn, zelfs al is zij gegrond. Het hart is een bWm gelijk, die open blijft voor den zachtvallenden dauw, maat zich voor den plasregen sluit. Jean P aut

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1907 | | pagina 13