VOOR DEJEUGD
^/gK^(^>n<5pn<5gaT!<5gê)?T|5|arTglê)fT6p)T!Sp^S^g
^ffgAiliiniti»iitl»iif ii»ltl»iiiitiiijii»iiiiic'^Kar»
IE-ID5CH DAGBIAD
Oude koeien uit de sloot halen.
Jacob met den Bult
mékm
/N'a
Twistzoekers behooren tot de onaange
naamst© wezens op aarde; daaromtrent zal
wel iedereen het met mij eens zijn en zij
herinneren mij altijd aan een gemaskerde,
dieD ik tijdens het carnaval te Brussel
over straat zag gaan en die maar niet kon
begrijpen, dat iedereen hem, ondanks zijn
uitstekende vermomming, bij den naam
noemde. Zelfs wildvreemden deden dat.
De verklaring, die niemand hem gaf, was
toch zeer eenvoudig. Een zijner kennissen
had onbemerkt een stuk papier met dien
naam er op, achter op zijn pak gespeld.
Twistgierige heden zijn eveneens overal
te herkennen, ook al pogen zij nog zoo
goed hun gebrek te verbergen. Ik bedoel
natuurlijk: zoolang zij niet trachten dat
te overwinnen. Gij zit met hen in den
trein en zij maken zich boos op den con
ducteur, op een medepassagier, die het ven
ster open of dicht doet, op do vele hand-
bagage hunner medereizigers. In een con
certzaal zal, naar hun meening, een buur
man te veel plaats ïnnemeD of voelen zaj
een tocht. Ik heb een, voor het overige al
lerliefste vrouw gekend, die nooit meer op
eon bruiloft bij familieleden of vrienuen
werd genoodigd. ,,Zij is als een booze fee
op zulk een feest," zeide men,,zij heeft
al minstens twaalf bruiloften in tranen
doen eindigen door het een of ander kwa
lijk te nemen en dan een 6cène to maken.
Twistzoekers zijn levende rampen voor
hun omgeving en toch zou dqod ze nog
bijna verkiezen bovc.ii de menschen en
kinderen, die de treurige gewoonte hebben
oude koeien uit de sloot op te halen.
Hoe vredelievend men ook zij, er komen
wel eens dingen in ons leven voor, die,
ook zonder dat wij het wilden, anderen
kwetsen. Wij ook hebben ons, op onze beurt
over dergelijke zaken to beklagen, zoo nu
en dan. Maar wanneer degene, die schuld
had, gulweg om vergiffenis vraagt, of een
misverstand opheldert, moet men zijn
hand 6ohudden en alles als uitgewischt be
schouwen, er niet verder op terugkomen.
Wat doen velen echter? Zij zeggen te
hebben vergeven, maar vergeten doen zij
niet en ontmoeten zij den ander weer, al
is het ook weken of maanden daarna, dan
haasten zij zich weer op de oude grief te
zinspelen of wel er op nieuw lang en breed
over te spreken.
Zie?t gij, lieve lezers, dat is een gebrek,
dat gij zorgvuldig uit uw karakter moet
werenwant het heeft meer scheidingen te
weeg gebracht dan zelfs de dood, p ij n 1 ij-
ke r scheidingen; want onze dierbaren
in het graf leven, omgloord van een stra
lenkrans vaD liefelijke herinneringen, in
ons hart voort; maar het is ontzettend
'door eigen schuld van iemand te zijn af
gescheurd, aan wien wij gehecht blijven,
met wien wij zoo gaarne onzen weg hadden
vervolgd en die tocb onherroepelijk voor
ons verloren is.
O 1 wrok is zoo leelijk, zoo onedel en zoo
gevaarlijk. Wat men ook tegen ons moge
hebben misdaan, wij moeten de edelmoe
digheid bezitten niet alleen te vergeven,
maar ook te vergeten, zoodra meD de
hand naar ons uitstrekt. Werpt aarde op
de oude koeien, veel aarde, zoodat
geen puntje zelfs van haar horens meer
zichtbaar is. En dan de oude bandoD weer
toegeknoopt, hechter dan ooit te voren.
Gelooft mij vrij, ook al zegt de ander daar
niets van, hij zal er u altijd dankbaar voor
blijven en u des te meer waardeeren voor
het vervolg. En schooner nog is het zelf
,,de minste te zijn", de hand ter verzoe
ning uit te steken, ook al had alleen de
ander schuld. Een koning bezat een vriend
zijner kinderjaren, dien hij als een broeder
liefhad. Na jaren van trouw, liet de
vriend zic-i door de revolutionnaire partij
overhalen aan een komplot tegen het leven
van den vorst deel te nemen. Een verrader
bracht de schriftelijke bewijzen daarvan
aan den koning en deze liet den schuldige
ontbieden en ontving hem ongewapenu en
alleen.
„Werp dezo papieren eens voor mij in
het vuur," zeide de koning tot den boven
den man od toen deze sprakeloos gehoor
zaamde, en zich daarna aan zijn voeten
wilde werpen, ving de vorst hem in zijn
armen op. Dit is oude koeien begraven
voor altijd
Do geschiedenis van een jongen held.
lYervoJg.)
Toen begon Jacob zich minder op zijn
gemak t© gevoelen, doch hij vorborg zijn
onrust voor zijn schoonzusters.
„Ik zie iemand," zeide hij „maar het
wordt kouder; als tegen den avond de
sneouw bevroren is, zal ik onzen buren
vragen, om met mij mee te gaan en de
broedeis opzoeken".
„Zeer waarschijnlijk zitten zij in een der
hutten in het woud te wachten tot de
sneeuw harder geworden is. Daar het volle
maan is, zal het van avond zoo helder zijn
als op klaarlichten dag.''
En zoo ging Jacob tegen den avond den
bewoners der huisjes, die het dichtst bij
stonden, opzoeken en om hulp vxagen.
Hij vertelde hun, welke reis zijn broedere
ondernomen hadden en in welk een angst
zijn zusters verkeerden. Zij beloofden met
hem mee te zullen gaan.
Tegen acht uren kwamen zes houthak
kers met geweren gewapend en voorzien
van touwen, bijlen en lange, met ijzeren
punten beslagen stokken bij Jacobs huisje
aan. De beide vrouwen ontvingen hen als
bevrijders en overlaadden hen met dankbe
tuigingen voor hun bereidwilligheid.
„Maar waar is het BultjeV' zeide één.
„Hij is al een halfuur geleden op weg
gegaan, en zal binnen enkele minuten
wel terug zijn", was het antwoord. „Zon
der hem zouden wij van angst haast ge
storven zijn; maar hij heeft zich zoo ferm
betoond en ons zooveel moed ingesproken,
dat wij de hoop niet verloren hebben. Hij
is gaan zien of het woud begaanbaar is, cl
dat het misschien beter is over de heuvels te
gaan. Hij veronderstelt, dat onze manacn
den biuikbaarsten weg wel zullen genomen
hebben.
Jacob was het huis uitgegaan eer de
houthakkers er waren en had zijn schredsJ
nar het woud gericht, vergezeld van zijn
trouwe Kameraad. Zijn andere hoa:i was
met de broeders 's morgens meegegaa-».
Wat Jacob had gehoopt was gebeurd- het
was zoo hevig koud geworden, dat de
sneeuw hard bevroren werd, zoodat hij er
overliep, zonder er in te zakken. De maan
stond helder te 6chijnen aan den wolke-
loozen hemel en wierp een zachten glans
over velden en wegen. Zonder veel moeite
had hij weldra de eerste boomeD vaD het
woud bereikt, maar hij had nog niet veel
schreden in het bosch gedaan of hij bovond,
dat het onmogelijk was, daar voort te
gaan. Onder de boomen was de sneeuw
nog zoo zacht, dat hij er haast heeleruaal
in wegzonk.
Hij wilde desniettegenstaande toch nog
eens probeeren, of een andorc weg, dien
hij kende, bruikbaar zou wezen, 'i Gelukte
er te komen, doch toen hij langs dezen
weg het bosch wiTde binnendringen, bleek
ook daar de kans, om onder de sneeuw be
dolven te raken, zeer groot. Eerst scheen
het, dat deze nog redelijk goed was, doch
toen hij een halfuurtje geloopen haa, was
het hem totaal onmogelijk, verder te gaan.
Thans was hij overtuigd, dat, indien zijn
broeders door het bosch hadden trachten te
komen, zij die pogingen hadden mooton
opgeven; de eenige kans om er uit te gera
ken zou dus over de heuvels zijn. Zoo snel
hij kon, liop hij nu weer terug, -n den
houthakkers van zijn bevindingen deelge
noot te maken.
Op zijn schreden terugkeerende, bleef
Kameraad, die tot nu toe -ustig naast hem
geloopen had, plotseling staan. Hij spitste
de ooren; zijn haren begonnen overeind te
staan en hij strekte den staart.
Jacob verschrok toen hij dit bemerkte.
„Wolven!" riep hij uit; maar dadelijk
was hij weer kalm en sprak tot zichzelf;
,,'t Is thans geen tijd om te verschrikken,
en het zou mo toch niets baten ook. Ik
bon hier met Kameraad alleen en moet
mezelf helpen, zoo goed en zoo kwaad al»
het kan."
Inderdaad had Kameraad de nabijheid
van wolven geroken. Jaoob kende zijn hond
genoeg, om te weten, dat cue zich niet noo-
deloos zou beangstigen, zonder twijfel zou
hij door deze wreede dieren aangevallen
worden eer hij zijn huis bereiken kon.
Hij versnelde rijn schreden, wetende, dat,
hoe nader hij bij hui6 was, hoe grooter
de kans op hulp was.
Gedurende tien minuten luisterde Jacob
scherp toe, doch hij hoorde geen andere go-
luiden dan het kraken van de sneeuw on
der zijn voeten. Hij begon al een weinig te
twijfelen, of Kameraad het wel goed had,
toen hij opeens een zwak rumoer hoorde;
weldra onderscheidde hij duidelijk het ge-
buil van wolven; nog eenige minuten ver
liepen, nader en nader kwam het geluid
en eerlang weerklonk het droeve gehuil door
het heele woud.
Jacob en Kameraad bleven staande
eerste keek in het rond of hij nergens een
schuilplaats kon vinuen; de laatste