No. 14383. 't Jerusalsmliolje en't Hofje van MSianie of Emaus. LEIDSCH DAGBLAD, Z ATERDAG 12" JAHUART. - TWEEDE BLAD. Anno 1007. Gemengd Nieuws. Tel© ü'öailsehe Liefde? Mag ik, om te beginnen, do aandacht tan mijn lezers eens inroepen voor een baar plaatsen, betrekking hebbend op dezo Kofjes, voorkomend in de .beschrijving der Pilom beroemde stad Leiden" van Frans r {van Mieris? I Onder do liefdadige stichters van Aal- i'; Inoeshuizcn, wclko thans Hofjes worden genanind, gebouwd voor arme en van tijde lijke goederen ontblootc lioden, verdient .Wouter IJsbrantsz. Comans do cersto plaats; want hij schikt^ zijn huizingen, ge legen op de zuidwc6tzijde van de Celle- broersgraoht niet verre van de Blaauwe- feteeg, tot een samenwoon! rig van dertien - iarme mannen, en bezorgde den zeiven met xekcro inkomsten tot onderhoud van hun j Icevcn. Willcndo aldaar eene Capelle stich ten, die do Kruiskapcl zoude geheetcn [wordenom heb afbeeldsel van het Heiligs iGraf, 't welke hij van Jerusalem gehaald hadt, in te zettenen wordt ter gedachte- nisse van zijn reizo naar 't Heilige Land fcidaar nog deczo getuigenis bewaard; Jp „Wouter Comans IJsbrantsz. was fonda- tcur van desc Capelle, endo van desc huy- een, ende bij heeft clese capellen endo huy- sen gesticht in do eerc Godes, endo Maria 'sijn gebenedijde Moeder, en sijn twaalf Apostelen: ende bij ordonneerde, dit hier in dese huysen woonen sullen dertien eer bare oudo mannen, die van tydelick goet vergaen zijn, ten eeuwigen dugho toe: ende bij was te Jerusalem, anno veertien honderd tweecnzestich. -Ende bij slurf aleer het werek vol- ïnaeckt was, iu het jaar ons Hceren M. O. O. C. C. LXVII op St. Fictcrs kcr- mïsa/vondt". Dit voorgaande wat bel reft, de stichting van het Jerusalemhofje ruim vier on ecu halvo eeuw geleden, nu de oorsprong van het hofjo van Bclhanie, gevolgd door een greep uit do voorschriften, waaruit blijken mogo do vaderlijke wijze, waarop in die naïeve tijden geregeerd werd. Wij Cornelis Huygcn zoon endo Corne- lis Adriaenszoon, sccpencn in Leyden, oir- coinden, dat voor ons gccomen endo go- compareert is Vrouwo Agatha van Alcko- madc, wedue wijlen Heereu Johans van Culenborch, Vrouwo van Opmeer, Am bachtsvrouw© van Rijnswouwo enz., ver- clarcndc, hoe dat zij begerendo tot lavc- nisse endo vertrostingo vau haere, endo haero ouders zielen, ende hopende te the- zauriseren in do bemele, gefondeert, ge-< sticht, endo gedoteert heeft, zeeckere SR woonhuyskens tot derthien toe, ommo bij goede, ende deuchdolyckc arme persooneD, om de minne Godts bewoont lo werden. Uit do voorscbrifton,,niomant dia in Betania woont en zal mogen bij den huy- een om broot gacn." „dat allo diegene dio in Betania ont- fangen zullen worden, gehouden zullen zijn aklaer ccrlyck, rustclyck, cn do eeadrach* tclyck roet malcanderen to woonen zonder eenige discoort, onvrede, scheldinghc, ky- vaedge oft zooder vccbtclvck d'eon tcgc.i den anderen te hebben ende soo wie ter contrarie doet zal zijn stede, ende prove verbeuren, ofte nae dat dio zaeckc gelegen is, op een weecke twee ofte dryc haer bier te verliesen. „niemant zal in den boff bleycken dan dio in den boff woonen, ende oock niet meer dan haer selfs elccdercn. „een yegelyck zal hem wachten van eenigte vuyl water, vischwater., ende dyer- gclycke ruylnisse om die goot te storten, op dat dio goote, die aen de put staet, niet en werdt verstopt-, wio hier tegens doet zal verbeuren drie dagen zyn bier. „wanneer yemant zieck is in Betania voorschreven, zullen de mans malcanderen bystant, hulp endo dienst doen in haero sieeten nae bucren vermogen, endo die wyven oft vrouwen zullen oock desgelyck moeten doen, elcken haer beurten, endo wie in gebreke blyft, zulck te doen, zal verbeuren voor do heclo winter zijn turff. Voor ons, staand in zulk een hcc' an deren tijd, met ander gedachtenlcven, met andero gevoelsstroomingen, is het .liet on vermakelijk te constateeren, hoo men vroe ger bij het ten uitvoer brengen van een goedo daacl, toch steeds zichzelf niet uit het oog verloor, of hoe men met voorbe dachtheid, „thesaurizeerde in den hemelo", zooals Agatha van Alckcmado het uitdruk te. Wat niet wegneemt, dat, echte, milde weldadigheid evenzeer aan het woord was. v .oeide de bron, waaruit do stichtingsge dachte cfnlt3Proot tweeërlei strooming: eigen heil cn heil voor anderen, ook do stichting zelve, had een dubbel karakter: van weldadigheid en godsdienst. Bij bst Hofjo van Jerusalem behoorde een tegelijkertijd met do woningeQ ge bouwde kapel. Den lldon Augustus 1467 werd den stich ter toegestaan om dezen op to richten tor eero Gods, de H. Maagd en het H. Kruis, doch onder uitdrukkelijko voorwaarde, dat bierdoor geen inbreuk gemaakt zoude wor den op do parochicrechten van do Pie terskerk. Er mocht geen kerkhof aan ver bonden wordenen do dienst moest be perkt blijven tot één lczendo mis per week. Deze kapel moet destijds heel mooi ver sierd zijn geweest, men kan zich zoo don ken, dat do bewoners van bet hofje er trotsch op warener wa3 een beeld van de H. Maagd in, waarvoor de vrouwen van het hof een „wit camelot mantelkon 1 maakten. Maar behalve deze kapel wijzon ook nog meerdere voorschriften op L»et godsdienstig karakter van do stichting. Al deze oudo voorschriften worden begrij pelijkerwijze weinig meer naar de lettor betracht. De tuchtmiddelen van bier- en turf-onthouding zullen 6tcllig al lang tot het verleden behooren, maar wat aardig is, de gift van het hemd op Kerstmisavond heeft, zich, gewijzigd in den ongcwijzïgden vorm van een stuk linnen, gehandhaafd. Bier, als een in den loop der tijd gebleken wisselendo grootheid, is omgezet tot geld: biergcld, maar het linnen en de turf bob ben als elementair menscbelijko nooddruft zich vier en een halvo eeuw ruim staande gehouden. De regiomenton werden aan do tijden aangepast; vandaar gedurigo wijzingen. Op het oogenblik wordt in beide hofjes een inbrengsom gieöischt: van ongeveer tweehonderd gulden in het Hofjo van Je rusalem; honderd zestig gulden ongeveer in het Hofje van Betbaniö. Dit is de eenigo geldsom, die dient go- stort. Ieder jaar worden giften uitge deeld (prove of prcuye)] die in de beido hofjes een verschillend bedrag beloopen. De reformatie woei over de kapel heen, die van toen af snel .in aanzien daalde. In 1651 diende ze al'voor het bergen van lakenperBen. En na nog eenigo degradaties werden er eindelijk turven in opgeborgen, tot zo door bouwvalligheid onder sloopors- handen in 1SS7 den la-atstcn adem uitblies. Maar wat niet veranderde ia dien langen tijd; het doel, zij het gewijzigd, van den, op een Kerstavond lang geleden, ontsla pene leeft steeds nog voort, draagt ieder jaar weer ook door do toewijd'og van heer en regenten steeds nieuwe vrucht in de dankbare harten van de oudjes die daar leven op djo plaats waar Wouter Comans' buis vroeger stond, toen de Kaï- seratraat nog dien aardigen naam rijk was van: Cellebroertgensgracht. Als men de des zomers zoo zwaar be schaduwde Kaiserstraat doorloopt, onder de laaggevormde, dooreengeweven kruinen der patriarchale iepeboocmcn, die dezo straat van gedempte stadsrumoerigheid een illusie geven van een dorpshoofdstraat, wordt het oog terzijde getrokken naar een paar lichtkleurige zonplekken, die opzij uit den schemer van de straat, als kleino oase 3 van felle kleurigheid, van zonnon- schiju op jonge, groeno struiken on aller hande bloemen, liggen te gloren. Dat zijn de tuinachtige toegangen tot dat tweeling-hofje: oat van Jerusalem on dat van Bothanië of Emaus. In den winter, als do Kaiserstraat be roofd is Van baar blaad'renclak, do hofjes- tuinen daar zoo naakt on open liggen in lmn egale wintertuingrijsheid, is er zbo niets, dat het oog uiterlijk boeit, dan ab leen de eigenaardige rustigheid, waarin de huisjes daai' zoo teruggetrokken staan op gesteld, in niets zoo dc aandacht signalce- rend wat huizon aan don grooten wog timmerend zoo dikwijls doen. En als een beeld van dio ingetogenheid der aaneengeschaardo geveltjes, in 't carró dat den grooten tuin omsluit, is dc terug getrokkenheid van de bewoners zelf, mon- schen dio het in vele gevallen ook niet meer van do wereld moeten hebben, hun eigen bestoantje daar afleven, in geenerlei con tact meer komend met de belangen en 't gescharrel van die nog midden iu het leven staanden. Yootr die is het bezoek van 'n familielid, van 'n kleinkind of 'n achterkleinkind, van 'n oudo kennis of iemand waar men heeft ge diend, van de kleino leveranciers aan do deur een min of meer belangrijk evenement. Dan hoort men weer eens van de zorgen, de levensmisèro dikwijls al 't getob en al 't gewroet, waar mon hier veelal in zoo'n verzekerde rust buiten staat. Niet dat men nu hcclomaal goon zorgen beeft l De pen sioentjes, waarop men hier zoo deftig-rustïg vegeteert, zijn soms zóó klein, dat 't nog een gescharrel en een uitgareken is om "t een© end van de week tot 't andere er meo te halen. Maar het is en blijft toch een heerlijke gerustheid, dat mon nooit voor de huur heeft to zorgen. Want huur, dat drijft een menseh, dat j maakt een mensch zenuwachtig, als 't er niet is. De maag is een heel wat schappelij- ker klant dan de huisbaas, heeft doorgaans heel wat meer geduld, begrijpt volkomen, dat men van een paar luttele guldens 's weeks geen bokkenspiongen kan maken, j vooral niet als daar nog eens wat voor t klceding, voor wat hulp (als men om on dc 1 bij de tachtig is, gaat het werken niet meer zoo vlot) of een kleinigheidje op zijn tijd voor een naamgenootjo afmoet. En dan zijn er nog zoo verscheidene oudjes, die nog heel cn dal leven moeten van wat met naaien en breien verdiend wordt. Achter die eenvoudige geveltjes is inder daad veel ongelijkvormigheid, dat niet al leen door het verschil in beurs wordt be paald. Men heeft daar knusso kamertjes, waai! achter hagelwitte gordijntjes steeds een vriendelijk koffie-lichtje staat to gloren, waar alles glimt en glanst, waar men een ouderwetsch kastje ziet staan en allerlei „pronkjes" op den schoorsteen en een heelo verzameling vefc-blcdkto familieportretten, allemaal in ovalen zwort-glimmendo lijst jes, die het behang sieron nis één samenge steld symctrisch ornament, waar het zoo intiem is, dat vanzelf te binnenschiet: wc zaten laatst bij Saartje, onz' goede oude baker... En men heeft huisjeh vain een zame mannen. Zoo'n huisje van een- een-en-tachtigcr, dio zelf zoowat zijn boel tje bij elkaar houdt ia een tragisch ge zicht. Zo hebben in do jaren, dat zo hun vrouw missen, aan den lijve gevoeld wat er nog aan zoo'n huishoudinkje vastzit, maar do gezelligheid ontbreekt er aan. Een vrouw schopt een woreldjo van belangetjes om zich licon, verheugt zich in het glimmen van haar koperen theelichtje, in het zwart- zien van haar kacheltje, in het.snorren van de kat, in het razen-gaan van het water, in het stoppen van de kousen zelfs, ge loof ik; een man ondergaat wel graag ge zelligheid, maar mist gewoonlijk do ambi tie om veel grooto zorg voor veel kleino dingen te hebben. Doordat de meeste hofjesbewoners oud zijn, stokoudjes sprak ik. er verscheiden en op hun hoogen leeftijd, er veel uit hun kring zijn neergemaaid, is er begrijpelijker wijs veel weemoed, veel) verdriet. En do winter op een hofjo is wel cona wat triost; moge spionnetjes aan zijn raampjes hech ten om een illusie van voorbijgangers to £even, of lage gordijntjes voor denkbeoldigo inkijkers; er is stilte, een doodsche stilte den langen grijzen winterdag. Maar komt de zomer spreekt men hun maai over den zomer, dan komt ©r een tinteling in dc oude oogen, dan gaat liet pijpje even uit den mond of wordt het werk even neergezet en klinkt het met gezag, waarin do trots van den bezitter ruim schoots zijn deel liceft: 'a zomers ja dim is het hier mooil En dat bloemen en planton aan do hof jesbewoners besteed zijn, blijkt wel uit do tallooze bloompotjcs dio zich voor do raam pjes verdringen of op het kleine plaatsjo t© koop loopon of bezijden do deur prijken. Hier wonen do echte liefhebbers van stok ken on stekjes nomen: voor eon raam ziet men een aartsvaderlijke cactuB, door 'n heel nageslacht van cactusjcs omgeven. Dc tfijncn van d0 bcido hofjes grenzen aan 'elkaar, zijn een hoek en zijn supple- Pfent, loopen in elkaar, vullen mekaar aan, maar woi'den door een nijdig prikkel draad geseheiden. Jerusalemmers en Bctha- nieschen hebben hun oigon erf, ook hun eigen collectieven smaak. Waar do ccrston do sierlijkheid en het aangename voor het oog dienen, wat in de prachtige treurbouk zich op zijn sterkst uitspreekt-, wordt door do laatston het nuttigo betracht. Waar ior cener zijde het gras zich grootendeols iu perkjes oplost, biedt do andere zijdo een lustoord voor bleekzucht igó, blcck-grago vrouwen. En .in het exclusief Yrouwcnhofje staat in het midden een reusachtige appel boom, een grillige, wijdvertakt© boom, drc als een douceurtje, als 'n klein vischjc, zoet viscbje, voor dc minder grooto prcuves ter dezer zijde, zijn appeltjes rijp stooft. Dc H. Uit „Dc Soldatenkrant": O nfc- brekend kader b.j het w. pen der iufnnterio op 1 Januari 1907: 1st© reg. inf.02 sorg., 5 korp.-four. en 43 korp; 2de reg. inf.: 13 sorg 11 korp- fur., 65 korp.; 3de reg. inf.: 2 serg, -1 korp.-fouriers, 59 korp.; 4do reg. inf.: 3 serg., 5 korp.-four., 22 korp.; 5do reg. inf.: 4 sorg., 7 korp.-four, 47 korp.; 6de reg. inf.: 4 serg., 3 korp.-four., 32 korp.; 7do reg. inf.: 19 aerg.3 korp.-four., 33 korp.; 8sto reg. inf.: 9 serg., 7 korp.-four., 45 korp.; 9de reg. inf.7 serg., 5 korp.-four., 32 korp.; 10de reg. inf.: 10 serg, 8 korp.- four., 25 korp lido reg. inf.: 4 serg., 0 korp.-four-, 58 korp. Het „H a n d e 1 s b 1. van A n t w." meldt uit Leuven In den nacht van Dinsdag tot Woensdag, rond halfeen, keerden drio hecrcu langs do St-.-Micliiclsstraat huiswaarts. Nauwelijks waren zij voorbij do woning van mgr. Cocnracts, onder-rector der hoo- geschool, of zo ontwaarden een grooto klaarte, onmiddellijk gevolgd door een vreesolijke ontploffing. Zij keerden onmid dellijk op hun stappen terug en bemerkten, dat do poort van het huis van mgr. Coen- racts beschadigd was. Een aanslag had plaats jjehad. Do politic, die middcrwijl ter plaats© kwam, stelde dadelijk een onderzoek in en stelde vast-, dat een ontploffingstuig in do brievenbus van hot huis was gestoken. Zo vond nog do scherven der doos. Do aangerichte schade is gering. In boricliton uit A k o n wordt den laatsten tijd -weer herhaaldelijk go- klaagd over speelbanken to Vaals. Het heet nu, dat do oudernemers iu het bijzonder aan officieren van Wcstduitscho garnizoenen uitnoodigingen zenden. Er zou daaromtrent een onderzook -worden inge steld, er er zou gedacht worden aan hot zon den van een bezwaarschrift aan dc Nedeiy landschc rcgccring. Aan do „Franf. Ztg." werd uit Aken be richt, dat do Jlongaarscho graaf Lta-ry, dio do ziel 'van do Vaalscho Bpcolcl' j ordfc genoemd, Dinsdagnamiddag, toen liij weor uit Akon tc Vaals was gekomen om to spe len, door do Nodcrlandscho politie is aan gehouden cn per rijtuig naar Simpelvoid is gebracht, waar liij over do grenzen werd Zij was een telefoonjuffrouw. Op het centraal-burcau, waar &1 dc araden uit do heclo stad komen binnen een grootc zaal, hoog in de lucht hangend, boven al dc om ringende gebouwen, buizen, magazijnen, pakzolders, enz. op dat telefoon bureau omdat er in dit verhaal nogal kiesohe, zeer-pcrsoonlijke zaken voorkomen, vind ik het beter niet te vertellen of het, was het Haagsch, bet Arnsterdamsch of bet Rot- terdamsch telefoon-bureau hadden de juffrouwen zich, en daarmee beur taak, in ploegen verdeeld. ELko clrie weken wisselden die ploegen om. Do juffrouwen zitten allo- maal aan een lange tafel met nummers en contacten en miniatuur-gloeilampjes cn zo hebben niets anders te doen dan wanneer cr een lampje gaat gloeien, in do microfoou het nummer to vragen, dat gowenselit wordt, cn daarmee aan tc sluiten. Wordt het- lampje weer donker, dan is het gesprek afgcloopen en kan men het contact ver breken. Soms ook vragcu er abonnó's hoo laat 't is precies. Anderen weten het verlangde nummer niet, zijn te lui of heb ben het tc druk om het zelf op to zoeken, hebben het telefoonboekje niet bij dc hand- Soms zelfs weten z© niet eens of degeen, dien zo moeten hebben, wel aangesloK.j is. Zoo'n juffrouw moet dat rlan allemaal, zender afsnauwen wordt ze- kribbig, dan vraagt de ander direct naar do chcf-telo- fonisto nakijken, nazoeken, b.j wijlen nog èen praatje over het weer of bedanken voor een laf complimentje. En daar iedere juffrouw eenigo honderden nummers bedie nen moet, en daar sommige nummers twin tig keer per dag opschellen, b het ver geeflijk, dab die juffrouwen het vaak druk hebben. En volhandig. Daar komt dan o.a. nog Bij do volmondigheid. Er zijn Juffrouwen, die op gezette tijden een bo terham hebben te eten, een kopjo koffie te drinken; er zijn cr, die koekjes of pra lines snoepen, gekregen of gekocht, maar meestal gekregen (een telefoon juffrouw koopt niet veel); er zijn juffrouwen, die intiemo confidenties hebben toe te ver trouwen, mond achter de hand, en weer andere, die er naar hebben te luisteren. Het is dus vergeeflijk, dat telefoonjuffrou wen (ik herhaal) het vaak druk hebben; en daarom zal men begrijpen, dat ze ten slotte er toe gekomen zijn, zich en elkander in ploegen te vcrdeelen. Om te bekomen. Voorül was dit noodig in groote steden, waar al spoedig ook 'snachts gelegenheid tot tclefoneeren werd gecischt. Een juf frouw, on dus óók een telefoonjuffrouw, kan onmogelijk al-maar-door, bij dag en bij avond cn bij nacht en bij morgen, op do zaal zitten, om to verbinden, to zeggen hoo laat het is, al-of-niet bestaande num mers op te zoeken, weer-praatjes te boudon, voor complimentjes te bedanken, boterham men te eten, kopjes koffie te drinken, ge kochte of gekregen (maar meestal gekregen) koekjes cn pralines te snoepen, confiden ties te fluisteren of in ontvangst te nemen. Dat gaat physiek niet. Nu hadden ze zich verdeeld in drie ploe gen van vier. De eerste ploeg deed dienst van 's ochtends zes tot 's middags één, en dan weer van twee tot vier (den druksten tijd), de tweede ploeg van 's middags twaalf tot vijf cn dan van zes tot tien; en de derde ploeg, dat noemden zc do nacht ploeg, omdat om beurten één daarvan den nachtdienst deed, van 's avonds tien tot ochtends zes; de andere drie meisjes van die ploeg hadden dan dienst van 's middags één tot 's avonds zes. De „zij", van wio ik sprak, heette L:/e, en op het moment, waarop di'ö luguber verhaal aanvangt, viel ze net met Jeanne. Mario en Tiïna, voor drio weken in de nachtploeg". Zij was al een jaar of vijf bij de to'efowie en ze wist dus, hoo je dat haasje moet villen. Toen zo dien avond dan ook weer tegen tienen naar het ureau stapte, had i ze, behalve een paar flinke boterhammen, een grof haakwerkje bij zich cn den nieuw- sten roman van Borel uit de leesbibliotheek, j waar z© voorbijkwam. Het is stil, zoo <i nacht, aan het schakelbord. Een enkelen keer belt een reporter zijn courant eens I op, of een hotel den stalhouder, een zieke den dokter, maar ovcflrigens Lg hit niet veel zaaks. Vooral tusscben drie cn vicr.j d&t is het slappe uurtje Zij was een telefoonjuffrouwen hij was een nacht-redacteur. De goede lezer weet waarschijnlijk niet eens, wat tlat i s voor een ding. Ik betoogde in het begin al, dat het moest gebeurd zijn in een groote stad. In een stad, waar dus natuurlijk ook ocliten dbladen verschijnen. Anders zou do telefoon niet den hcelen nacht open blijven, en bad mijn telefonische liefde" geen bestaansreden meer. Maar do goed© lezer heeft zich waarschijnlijk nimmer goed rekonschaper van gegeven w at o r al niet aan vast zit, aan zoo'n ochtend blad. Hoe een heclo zetterij, of het dag was, moet staan werken bij het kunstlicht; (des winters koud en des zomers om to bezwijken) slaan t© werken voor de zet kasten, om hem bet nieuws bij zijn ontbijt bordje to brengenhoe daar des nachts, als bij op één oor ligt of vroolijk thuis komt van een laat-gewordcn fuifje, redao- tie-bureaux zijn, vol licht en levenho© daar verslaggevers en critici berichten ko men brengen van vergaderingen, tooneel- spcl of concert, hoo daar correctoren drukfoutjes zitten aan te teekenen; en hoo later een drukkerij steunt cn vliegwielt door den hcl-verliahtcn nacht; nog later de loopers do pakken over do schouders werpen en do stad ingaan naar alle kan ten, als do stralen van een stwr. Al dio menscken weten niet do grens tusschen den eenen dag en den volgenden. En één is or, dio, als d© stuurman aan boord, heel dat mouvement leidt. Dat noe men ze een nacht-redactour. Op zijn lesse naar komen al de teugels, die dit alles in beweging zetten, al de draden van het kun stig geweven 6pinnewob bijeen. Op z ij n lessenaar staat ook het telefoontje Hij was een naent-redaotour. Hij* schik te zich in zijn baantje, zooals een kikker zich schikt op het droge. Hij piaa£t0 zich maar voor, dat hij zijn tegenvoeter was. Hij kwam des avonda om acht nur, half- negen op zijn bureautje; had dan, dikwijls tot ver in den nacht voel afwisseling en aanloop, soms meer dan hem lief was. Er valt héél wat to werken voor zoo'n och tendblad. Komen ze je niet veel brengen, dan moet je natuurlijk hard werken. Ko men zo je véél brengen, dan moet je nog veel harder werken, om het er in te krij gen. Want een courant is biet van elas tiek. Met aanloop, briewen, posten, bladen, en allerlei andero afwisseling wordt het al gauw een uur of twee. Vior uur, halfvijf, werd do courant „opgemaakt", klom hij naar do zetterij. Dat was zoo, vast en ge regeld. En vijf uur, halfzes, ging hij naar huis. Ging hij naar bod. Zoo kwamen do nachten ongomerkt door. Hij was er ai een jaar of vijf meo ver trouwd; hij was or bcclcmaal in gegroeid, wist niet beter of hot hoorde zoo. Alleen dat uurtje van drie tot vier, dit was het slappe uurtjo. Dan was alles go- daan; dan kwam ©r niets meer binnen; dan werkten alleen zetterij cn correcto ren. En bij verveelde zich gruwelijk. Hij nam, behalve ccn paar flinke boter hammen, wat schrijfwerk mee, en den niouwstcn roman van Couperus, geleend van den kunstredacteur. Maar hij was te moe, zijn vingers waren stijf, en als zijn oogen niet dicht vielen, dan zaten zo vol tranen van het gapen. Toen kreeg hij op een nacht het idee, do juffrouw van do telofoo i op to schellen. Zij moost zich ook vervelen, zoo heel al leen, het stilst van den nacht. Hij maakte met haar een praatje, begon over bet weer, einu.gdo met de laatste lieuter-b:egraro men. En het middel hielp. Toen hij do microfoon neerlegde, moest hij naar dc zettorij. Den volgenden nacht herhaalde hij liet stukj'e. Maar nu was het een andero juf frouw, dio niet van do conversatie gediend was. Al gauw was hij er „achter", dat do gezelligo juffrouw van den eersten keer ééns in de vier dagen (of nachten lictcr) terugkwam;, toen besloot hij, zich drio nachten te vervelen met Couperus en den vierden telkens haar op tc bellen. Lizo heette zc. En het duurde niet lang, of hij wist niet alleen baar voornaam, maar bcclcmaal boo zo er uit zag, wat voor haar, wat voor tandon* wangCD, lip* pen, kin, wat zo aan bad. Schoon bij haar nooit gezien had, bij rijn weten. Het moest een beeld zijo, volgons do bo- sohrijving. Maar om zich op dit (tccro) punt desillusies to besparen, maakte hij nooit een afspraak. Vertelde alleen óók,, hoo h ij cr uit zag. Zoo babbelden ze, tweemaal in do week, over alles en nog wat. Terwijl do grooto stad, donker, beneden hen sliep. En na twee weken van deze conversatie, waarin ze bet veel hadden over literatuur on kunst, (zij lae o. a. „De Hol- landscho Lelie"), werd hij, op zijn manier, op haar verliefd. Toon hij dit merkte, schoot hij in con lachon besloot den volgenden keer haar om een ontmoeting tc vragen. Drio lange, ccntonig-zwartc nachten;...* toen:do vierde, en zc wiis cr wcor^ Hij had opgesteld, op papier, hoo hij het zou inklceden; hij had drie lange, leego nachten toch niets anders te doen. En hij la3 het haar voor, met kleino pauzen nu en dan, een kuch en een zich verbeteren, alsof hij improvisccrdo. En toen hij, met emphase, bezig was aau d o z o woorden „Lizc, je kan het niet zien, helaas, maar ik lig hier voor jo op mijn kniccn 1 Ik ben in dozo nachtelijke babbelpraatje» zoo langzamerhand zóó met jc gaan dwe pen, dat ik jo nader moot leeren kennen I j Het spel is nu ernst geworden. J<j lijkt rao zoo geestig, jc denkt zoo gezond over do dingenHeuscb, ik hou jc niet voor den gek I Maar ik smeek je, geef mo m ieder geval één afspraakje I In ernst Toen hoorde hij, door do telefoon, op eens ccn mannelijk geluid, dab b ru 1 d o met ccn stentorstem „Mot wie spreek ik dan toch voor den drommel 1111" Dc geestig© telefoonjuffrouw, gozond denkend over do dingen, bad bom ongo» tmeifrt vcióondcn mefe den burgemeester,, die dacht, dat hij werd opgeroepen voor een uitslaandcn brand.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1907 | | pagina 5