N°,14383 Zaterdag X2 Januari. A«. 1907. t i.io. §eze <§mant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zonen feestdagen, uitgegeven. Dit nommer bestaat uit VIER Bladen. Eerste Blad. Offieieele Kennisgeving. 12 Januari 18j7 12 Januari 1907. FEUILLETON. De oude i oi*en. IDSCH PRIJ8 DEZER COURANT* Vooi Lelde» pei week 9 Oeote; pei 8 maanden Bolteo Leiden, pei ioopei en waar agenten gevestigd f(jn Franco per post 1.30. 1.65. PRIJS DBK ADVERTENTIENi Van 18 regels ƒ1.05. Iedere regel meer ƒ0.171. Groolere letters naar plaatsrnimte. Kleine advertentiën ran 30 woorden 40 Oents contantj olk tiental woorden meer 10 Oents, Voor het incaseeeren wordt/"0.05 borekond. directe BeBasióngen. Heden is een aanvang gemaakt met het Uitreiken der bescbrijvingsbiljetten voor do Personeelo belasting, dienstjaar 1907. In het belang eener spoedige aanslagregoling i3 het gevrenscht, dat do biljetten behoorlijk ingevuld, zoo spoedig mogelijk ten kantore wor den ingeleverd. Men zij er evenwel op bedacht, dat de biljet ten gedateerd moeten worden op of na 15 Januari, daarecn vroeg o re dag- toekening do aangifto ongol- digdoetzijn. De Ontvanger der Directe Bolastingcn, J. C. BEKKER. Leiden, 9 Januari 1907. DRANKWET. Burgemeester en Wethouders van Leiden Gelet op de artt. 12 en 37 der Drankwet Brengen ter algeinocnc Kennis, dat door JAN VAN WIJK, wonende to Leicen, een verzoekschrift is ingediend, om verlof voor den verkoop van uitsluitend alcoholvrij en drank, voor gebruik ter plaatse van ver koop, in den winkel van het perceel Morseh- straat.41. burgemeester en Wethouders voornoemd^ DE RIDDER, Burgemeester. VAN DEÏST, Secretaris. Leiden, 12 Januari 1907. In het leven van den enkelen mensch, van een. familie, van do bewoners van stad of dorp en van een geheel land, komen da gen voor, waaraan do herinnering een blij de of droeve gebeurtenis vastknoopt, die bewaard blijft geslacuten na geslachten. Elk jaar weder wordt zoo'n gebeurtenis voor den geest teruggeroepen, zwak of meer krachtig, naarmate men minder of meer diep valt, vergeten wordt zij nooit geheel. Ook onze goetto stad Leiden heeft haar herinn. ringsdagen, blijde, bij wolkcr her denken de jubol hoog opstijgt; droeve, waarvan dc herinnering onwilfbkeurig tot weemoed dwingt. Wordt niet elk jaar weder de stichtings- dag onzer doorluchto hoogesohool her dacht; vieren wij niet icderen 3 October het gedachtenisfclst van Loidens Ontzet en voelt niet menig ernstig mensch op den 12don Januari behoefte om eens even stil te staan bij den gedenksteen, die spreekt van de ontzettende ramp, die eenmaal de stad onzer inwoning trof? Doch vooral, als tusschen het heden en het tijdstip van het niet weg te doezelen feit een afgeperkte ruimte ligt, een kwart-, een halve en vooral een volle eeuw, dan wordtide herinnering zoo machtig, dat allen, wien de gebeurtenis aangaat, er nog eens weer door opgewekt, getroffen, ge roerd zelfs -worden. Kan de herinnering van blijden aard zijn, waarom zou men zich niet uiten in opwek kende fcesttonen? Stemt zij droevig, wel nu, dan zij weemoed dc grondtoon van het herdenken. Dit is ook de beteckenis van de histo rie, dat het lijden en verblijden van voor geslachten blijft voortleven in het na kroost. In het drukke beweeg van eiken dag mo ge het voelbaar zijn, hier en daar komen mijlpalen die er weder met nadruk aan doen denken. Zulk eeü mijlpaal is voor onze gemeente de aag van heden, 12 Januari 1907. Heden is het juist honderd jaar geleden, dat Leiden door een ontzettende ramp werd getroffen, zóó ontzettend dat do mare van het gebeurde op het eigen oogenblik door een geweldigen schok zich over alle wind streken verspreidde. Het was de 12de Jauilari 1907. De dag liep ten einde aldus prof. L. Knappert de zon was te 4 uren 1 min. ondergegaan en daar het den 8steh nieuwe maan was geweest was het spoedig geheel donker. Bovendien was de winter er dat jaar niet een van heldere vorst maar guur cn druilig met natte sneeuwbuien. Het was Koppermaandag en de drukkers gezellen hadden hun feest gevierd. Wio had eenigc aandacht geschonken aan een kraan schip, binnenvaartuig met één mast, dat in den vroegen morgen do Mare ingevaren, reeds te halftien was komen te liggen aan de noordzijde van het Rapenourg bij de Langebrug? Dat schip was geladen met 37,000 pd. grof buskruit en gevoerd door schipper Adam v. Schic, dio drie knechts had, t.w. zijn zoon Salomon, oud 28 jaar, zijn zoon Adam, oud 14 jaren, en zeer ge brekkig cn Jan van Engelen, oud 21 jaar. Wie vermag zoo vraagt de geschied schrijver uit te maken wat or toen is gc* schied Maar, toen op dien rampzaligen middag de klokken 15 min. over vieren wezen, vloog het schip in de lucht. Er was een hel en schitterend lioht, dan een witte wolk zichtbaar boven de huizen van het Rapenburg, dio zich met rukken uitbreidde; daarna werd een doffe slag gehoord met sterke dreuning en tegelijk wankelden de huizen, spleten de muren en stortten in, een van Leidens schoonste stadsgedeelten omscheppend in een reusach- gen, ontzettenden puinhoop, ijselijk graf van een aantal barer burgers. Dat geschiedde heden voor honderd jaar, niet ver van de plaats waar op het oogen blik dat deze beschrijving wordt gedrukt, dio rustig, neen met. innerlijke ontroering, door de Leidsche burgerij wordt gelezen. Want het is waar, men kan zich zonder moeite do ontzetting vooretellen die in een oogwenk de burgerij van toen aangreep, haar versuft, radeloos, ten huize uit deed vliegen, her- en derwaarts loopon cn eerst van lieverlede tot het besef liet komen wat ramp haar was geschied. De uitwerking der ontploffing men zal niet kunnen vergen, dat wij haar in bijzon derheden zullen beschrijven was vreese- lijk. Van de 227 bewoonde huizen in deze wij ken violen er bij de uitbarsting dadelijk 63 tot puin; 80 stonden slechts met naakte muren omhoog; de overige waren voor het minst onbewoonbaar. De ruïnen met hoogten en laagten zagen er den volgen den dag uit als een akelig duinlandschap met paden doorsneden én dermate door (to luchtwerveling omgewoeld, dat do stocppL- larcn vaak boven op do puinhoopen ge vonden werden. Was aldus dit Stadsgedeelte, volkomen verwoest, in de ga nee he stad was geen on beschadigd gedeelte. Aan de Zijl-, do Ma re. en de Wittepoort stonden geen vier huizen naast elkander, waarvan niet de vensters ingeslagen en do pannen van het dak gevlogen waren. In de eerste uren na de uitbarsting men kan het zich voorstellen was de verwarring onbeschrijflijk. Wio den dood ontkomen waren, dwafediden tusschen dc puinhoopen rond, of ::aten versuft neer, blind voor het gevaar, dat ook him nog voortdurend dreigde. De droefheid in do stad en onder haar burgerij was groot, al is het cijfer dor omgekomenen, dat 151 bedroeg zooals prof. Knappert terecht opmerkt betrek- kolijk laag. Doch met hoevelen waren ze niet, die er een of meer hunner betrekkingen cn vrien den hadden fc bowt-nen? Het. zou ons te vervoeren in dit artikel het 6choono werk der redding, dat, nadat men van don eersten schrik bekomen was, werd aangevangen, te beschrijven, of te schetsen de smart van hen, die hun dierbaren uit dc puinhoopen terugvonden. Een enkele regel uit ecu doodsadverten- tie teekenb den toestand evenwel voldoendo. Een weduwe, die met vijf kinderen ach terbleef, schrijft o. a. ,,Ik kerm en schrei, en mijn gekerm ver liest zich in het gekerm ecnerj gchcclo stad." Steun en hulp kwamon van allo zijden, do deelneming in het land en daarbuiten, was groot. Koning Lodewijk Napoleon ging voorop cn schonk uit zijn persoonlijke fondsen 30,000 gulden; dc Koningin 1000 gulden. Het vaderland heeft Leidcns zaak tot do zijne gemaakt, één in mededoogen, cén in begeerte om do pijnlijke wondo tc hec- len. Het totaal bedrag der giften cn bij dragen, groot en klein, door allo middelen, die dc weldadigheid weet te verzinnen, en met den steun van lands- en gewestelijke regeeringen bijeengekregen, bedroeg 1,891,609 gulden. Amsterdam staat opgegeven voor 216,999 gulden Den Haag voor 45,090 gul den en om ook een kleine plaats te noemen Noord-wijk voor 2283 gulden. Hoe die geiden zijn "beBteed en verdeeld, kan ons nu niet meer belang inboezemen. Vermelden wo alleen, dat onderstand aan behoeftigen heeft gecischt een bedrag v?n 22,567 gulden. Maar wo mogen er met trots op wijzen hoo Leid ens leed ook het leed dor uatic was en hoe ook bij deze ramp een der schoonste menscheb'jke eigenschappen, »iio der barmhartigheid, aaa het licht is ge treden. Over den herbouw zijn allerlei plannen ontworpen en in den beginne waren do verwachtingen hoog gespannen. De Koning wildo op de grootc Ruïne doen verrijzen de Koninklijko Academie met dc biblio theek, een groote kazerne en tusschen het groen van een aau to leggen park verscho len, twintig k dertig villa's. Door de slechte tijden is van deze bouwplannen niets gekomen. De Minister van B. Z. riep do architec ten tot een wedstrijd op om eon plan tot den wederopbouw van bet verwoeste ge deelte. Do plannen zijn ingekomon, doch Leiden is niet daarnaar herbouwd. Ker ken en toren» cn huizon werden weder her steld, doch dc kleine en grootc Ruïne la gen gelijk gemaakt en met iepen en popu lieren beplant, tc wachten wat er nog ecu- maal geschieden zou. Dc jaren kwamen en gingen, zegt prof, Knappert, andere belangen drongen zich naar voren, de ramp geraokto in vergetel heid c:i do beide pleinen lagen verlaten, schoon naar ons eigen begrip voor do bur gerij een oord van vertreding en voor do straatjeugd een heerlijke plek van ontspan ning. Toen do 50-jarigo gedenkdag daar was, schreef dc Leidsche courant met bit terheid, dat van den herbouw niets ,vaa gekomen. Wij» weer vijftig jaren ouder, hadden het Van-der-Wcrf-park, waarin de groote Ruïne is herschapen, terwijl do kleine Ruïne met laboratoria is bebouwd lief gekregen en cr komt bitterheid over ons, als wij zien, boe dit vriendelijk park ecu dor frisscho longen van dc stad we der langzamerhand inkrimpt cn volge bouwd wordt met misschien hoogst nutti ge, maar onsierlijko musea. Doch op dozen dag van herinnering vermoeien wij ons niet mot de vraag, wat al of niet had moeten gebeuren, maar herdenken wij niet iets van weemoed in ons hart dc groote ramp van vóór hon derd jaren en gevoelen wij ons dankbaar dat na dien- tijd do stad onzer inwoning, waarmede ons bestaan en ons leven is verbonden, voor deze en andere groote rampen bleef bewaard. Leiden, 12 Januari. Bij Kon. Besluit van 11 dezer is: lo. aan don Ooet-Indifichen hoofdambte naar met verlof, dr. C. Snouck Hurgron- jc, laatstelijk adviseur voor inlandschc cn Arabische zaken in Nedorlandsch-Indié, op zijn verzoek, in verband met zijn benoe ming tot gowoon hoogleeraar in do facul teit der letteren en wijsbegeerte aan do Rijksuniversiteit te Leiden, eervol ontslag uit den Indischen dienst verleend, met in gang van den dag, waarop hij het hoog- leeraarsambt zal bobben aanvaard. 2o. dr. C. Snouck Hurgronjc met ingang van denzelfden datum aangesteld tot advi seur voor Indische en Arabischo zalv.i bij het departement van koloniën, cn 3o. toestemming verleend, dat dc betrek king van adviseur bij het departement van koloniën door hem te gelijk met zijn hoogleoraarsambt zal worden bekleed. Bij Kon. .oesluit is pensioen verleend aan dr. M. J. de Gocje, hoogleeraar aan do Rijksuniversiteit te Leiden, ten bedra ge van 3000 gld., a F. Kosters, ondorwijzi aau den hoor J. T*.. ijzer aan een openbare I lagere school alhier 942 gld., cn aan den heer C. I. de Lange, custos aan de Sterren wacht der Rijksuniversiteit to Leiden, 51"/ gulden. I De door do gemeente Leiden uitge schreven geldleening, groot 890,000 gld., I geheol volteekond tegen 9-lJ pCt. Het eerst? concert der Maatschappij voor Toonkunst to Leiden is bepaald op Dinsdag 19 Februari, door het Bohemischo I Streichquurtett; het tweede concert op Maandag 15 April door het Concertgebouw- orkest, ouder leiding van den heer Willem Mengelberg Door rar H, van Oordt van Lauweu- rechfc, consul der Nederlanden to Kobe, Japan, zijn aan 's Rijks Museum vnu Na tuurlij ko Historie to Leiden ten geschenke aangeboden een collectie voorworpen van natuurhistoriachon aard, omvattende: 35 krabben, 190 zeescnelpeu, 90 land. cn zoet- watcrachelpen, 11 zeesterren en zeeappcls, benevens 5 steenenschorskoralen. Den schenker is daarvoor de dank dor regeering betuigd, („Stct.") Bij het 4de reg. inf. te Leiden is do kapitein W. L. Overduyn opgetreden als directeur van den cursus alhier. Iu dc Januari- (jaar) vergadering van do Yereeniging tot bevordering der Bouw kunst to Leiden, zal als spreker opU'-dea de bekende architect Jan do Quack van 's-Qravcnhngc. Het onderzoek zal zijn: Nader gevon den geuichten van den Schoolmeostcr, waaronder vele op bouwkundig gebied." Onder vele blijken van deelneming werd gisteren op Nieuw Eik ©n Duinen hij Den Haag in allen eènvoud tor aarde »^c- steld het stoffelijk overschot van don gepen" triomfeerden luitenant-generaal M. G. Mat- the8. Mot- vcïsohil Tonde oud-offli eieren, den iuspocteur der cavalerie, generaal Braanis en den kolonol-commandant van het dorde regiment huzaren, stonden aan do groove tal van hoofd- en verdere officieren dor cavalerie uit ondersohtidono garnizocneu. om den voormaligen chef van hun wnpca een laatsbon groet tc brengen. Hiertoe bepaalde zich do plechtigheid, want een der familieleden maakte bekend, dat liot de uitdrukkelijke wensch van den thans ontslapen opperofficicr was geweest, dat aan zijn graf niet zou worden gespro ken en geen krans do lijkbaar zoude dek ken. Bij liet grafwaarts dragen van dc lijkbaar on bij het ricderlaton van de kist in de groove voerde de kapel van liet derde regi ment huzaren treurmuziek uit. Een der nabestaanden dankte voor do betoondb -elangstoB.ng. Jongelingen, die wonschen deel tc ne men aan het toelatingsexamen voor het re servekader, dat 13 Februari bij dc staven dor korpsen van het leger wordt afgeno men, mooten zich vóór 30 dezer bij do be trokken korpscommandanfcn aanmeldcfn., Dc miliciens der eerste ploeg van liet blijvend gedeelte dor lichting 1906 zullen op 29 Maart, die van cle tweede ploeg (het laatste gedeelte) op 27 Juli a.s. in het ge not van groot verlof .worden gesteld. 46) In de opening der deur staat een slanke mannen gestalte. Ecu ruime reismantel hangt los om zijn sciioud-ers, Hjj ziet met verbaasden blik, met hartklopping, naar do liefelijke verschijning op dc steenen bank, naar de half geopende lippen, de vochtige, wijdgeopende oogen en de mooie vormen „Trude Groode 1" zegt hij met bevende stem. „Ja?" Het klinkt spijtig en liet hoofd draait zich langzaam in do handen naar de deur. Haar oogen worden nog grootcr. vragender, schitterender. Zoo blijft zij eca oogenblik in dezelfde houding, nog onder den invloed van dc schaLksclie geesten van dou droom en ziet hem in het gelaat en in do verwonderde oogen. Maar nu spreekt de vreemde. Do droom is uit. ,,Ik weet niet of ik ooit in mijn loven bang ben geweest. Ik had hier al 't raogelijko verwacht; vleermuizen, uilen, kikorschen, inaar geen Trude Groode met al de lief talligheid waarmee zij eeng den wilden graaf von Kneo bedwong." Zijn stem beefde nog van ontroering; de woordeD kwamen zacht en welluidend over zijn lippen. Gertrud is opgestaan: „TJ kont deze ruïni en dit vertrek?" „Als gij vertrouw^ in mij wilt stellon", zpide hij zacht en vriendelijk en woes naar de steenen bank. Gertrud keek verlegen tot hem op ,,Ik heb vertrouwen", zeide zij toen een voudig en ging zitten. „Wilt gij de handen niet weer aciïtor uw hoofd leggen?" Zij glimlachte. Waarom?" „Inderdaad, zoo moet Trude Groode er uitgezien hebben. Trude Groode is namelijk mijn liefde van kindsbeen af." Gertrud zat weer onder het wapen met de handen in den schoot gevouwon ,,Ik weet niets van Trude Groode af", zeide zij een voudig, ,,dan dat zij de stammoeder van mijn geslacht is. Ik kan i.iet beoordcelen of gij een goeden smaak hadt, toen ge een jongen waart." ,,U heeft juist tot zekerheid gemaakt, wat ik vermoedde U is de kleindochter van graaf Hans en ik ben uw gast." Lieve hemel 1" zeicteTrudo weemoedig ©n liet haar blik door de kale ruimte dwalen ,,Ik heb niots anders aan te bieden dan dit uitzicht." Zij trad een weinig o-p zijde en wees naar den renden boog. ,,Ik was gekomen om van dit uitziolit te genieten", zeide hij cn trad rakelings langs haar heen op het ïaam toe. Eenige oogenblikken stond hij onbeweeg lijk naar buiten in de schemering te staren. Nu mischtc het achter hem als een vrou wengewaad. Hij keerde zich om cn keek met nieuwe verbazing naar de verschijning dio nu door het avondrood beschenen, voor hem stond. „Zoo ik u dadelijk in dit licht had ge zien. zou ik onmiddellijk geweten hebben, dat u eon Knee is. U is Trude Groode." „Ik moet nu gaan", zeide Gertrud zocht Dc oogen van den vreemde maakten haar verlegen. Naast elkaar liepen zij door de ruïne. Do nauwo gangen boden nauwelijks ruimte voor beiden aan. Af en too kwam liaar arm met dien van den vreemde in aanra king. Hij zag, hoo veel moeite het haar kostte aan zijn zijde te blijven. Nu greep hij, alsof het vanzelf sprak, haai' hand en legde die in zijn arm. Be wonderend keek hij naar het fijne, verstan dige gelaat. „Wat droomdet gij daar straks?" vroeg hij zacht. Zij werd doodsbleek on keek met groote, angstige oogen tot hem op: ,,ïk kan het u niet zegden." Behoedzaam leidde hij haar door de don kere gangen. Zij bemerkte dat hij eiken steen op hun weg cn eiken scherpen hook van den muur vermeed. Alsof hij oude be kende wegen ging, zoo zeker geleidde hij liaar door de duisternis. Haar hart begon weer te kloppen, en vluchtige vage gedach ten vlogen door haar, als in een droom bevangen ziel, als zwaluwen over den -weg, wanneer de schemering aanbreekt. Eindelek stonden zij buiten, tusschen de dennen. ,,Nog zijn wij op uw grond en bodem," zeide hij, ,,nog ben ik uw gast. Gij zcidet daar straks, dat gij niets anders Iïadt aan te bieden dan het uitzicht over polder en zeo. U heeft hot beste vergeten te noemen." Zij hield het hoofd gebogen.' Haar ge laat verschoot van kleur. ,,Ik wil nu niet vragen, Trude Groode, ofschoon het moeilijk valt te zwijgen, ais iemand na lange jaron zijn liefde .weer ziet. Ik ben te korten tijd uw gast; maar ik hoop u op deze plaats weer tc zien. Als gij aan den vreemdeling gewend zijt go- raakt, dan zal ik u vragen, of gij meor wilt aanbieden 1 Trude Groode I Trudo Groode 1" Hij stond met den hoed in de hand voor aar cn hield haar rechterhand in de zijne. Er lag meer dan eerbied in zijn oogen en in zijn houding. Wat in zijn oogen fonkel de, .was dwepende ver eer ing. Gertrud keek schuchter on in onbegrijpe lijke verlegenheid tot hem op. Weer zag zij het lichte haar, de ferme trekken van het gelaat en weer vlogen dc zwaluwen ovet den .weg. Toen ging hij heen. Beneden bij den kruisweg stond een rijtuig. „Het is het rijtuig van den „Monniks hof", mompelde zij. Nog eenmaal een groeten met don hoed, daarop rolde het rijtuig weg. Als in een droom wandelde Gertrud naar huis. Als een slaapwandelaarster liep zij door do gang, welke bijna onbegaanbaar was van al de ingepakte moubelen. Toen zij boven kwam, en do .wanorde in het anders zoo gezellige, nette kamertje zag, vloog de droom, wolke haar zoolang had bevangen. In de plaats van de vriendelijke gestalten van den droom, kwamen droef heid en zoig, eenzaamheid en angst, louter treurige gedachten. Zij ging op den rand van haar ledikant zitten en weende. Het bed zal haar echter niet meester worden. Zij zal morgen weer sterk zijn cn pal staan als een van de slanke beuken aan den rand van .iet park. Zij zal het hoofd mogen trotsohcr dragen dan andere en haar oogen zullen schitteren, en haar hand, welke gewoonlijk zulke zachte bewe gingen heeft, zal zich tot een vuist ballen tegen dengeno, die haar to na komt. Want zij is oen echte von Knec cn krachtig naar lichaam cn geest. Zij is niet ziek z.Doals do invalide, dio zijn geslacht niet kan verte genwoordigen, ofschoon hij anders een rid derlijk man is; zij is ook geen mijmerend kiDd, zooals zij, die nu met zachfco, aarze lende schreden door het park loopt, alsot zij bang is het lied van den vink te versto ren, die in den beul van vroolijkheid cn liefdo zingt. Zij is wel slechts een vrouw maar zij is sterk door een vrij hart, d t gebonden, meesteres van haar kracht. „Als de liefdo echter over je komt, Trudo Knec, welk van avond aan je ziel klopte, toon gij naast dien vreemde liept, dan zult gij je geslacht, je huiselijk werk vergeten, dc rust van je geest verliezen, gij zult don strijd met jc vijand ïn don polder vergeten en de ontrouw van zijn ge slacht; gij zult slechts aan één ding den ken, voor één ding strijden, cn wel, dat gij do vreugde eu gelukzaligheid van jo hart redt. Want, zooals gij nu trotsch en sterk zijt naar lichaam cn geest, een cchto Knce, zoo zult gij ook groot en moedig in do liefde zijn." Toon het rijtuig met den vreemde do allee insloeg, keerde de koetsier zich om: „<Z-l ik over dc Geest rijden of over „liet. Blcchte geweten 7n De vreemde richtte zich opdo vrooiijko peinzende uitdrukking op zijn gelaat ver dween cn ren harde, sombere trek vertoon de zich cm zijn mond., (Wordt verve Igd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1907 | | pagina 1