Tcc postkantore le RoDstanliuopel.
De toeneming der bevolking.
9
een spreekgestoelte. Staande werd de
Schrift gelezen, zittende werd gepredikt
(.Luk. 4 20)soms echter ook staande
(Hand. 13 16). In Neh. 8 4 en 5 nu,
lezen wij boe Ezra aan de vergaderde Ge
meente het wetboek voorlas. De voorlering
duurde ,,van den lichten morgen af tot op
den middag,' dat is dus wel ongeveer
vijf uren. Ongeduldige kerkgangers, die
reeds onrustig worden, als de preek iets
langer duurt dan gewoonlijk, kunnen hier
aan een voorbeeld nemen. Ezra stond ge
durende de voorlezing op „een verheven
houten gestoelte, hetwelk zij tot dat einde
gemaakt hadden."
Staande hoorde bet volk de voorlezing
aan, 'ie dc luid geween somwijlen werd
onderbroken, wijl men smartelijk getroffen
was door üe tegenstelling tusschen het ide
aal van reinheid en heiligheid, in de Wet
voorgehouden, en den werkelijkeu toestand.
In de oud-Christelijke Kerk hield de bis
schop rijn prediking van af zijn katheder
of troon, waarop hij gezeten was. Soms
echter besteeg hij, om beter gehoord to
kunnen worden, de dichter bij de Gemeen
te 6taande ambo, waarop anders de voor
lezers en vorzangers stonden. Dit bijv.
was steeds de gewoonte van Chrysostomus.
Deze ambo, doorra. s van hout, zelden
uit steen vervaardig haa twee opgangen.
Oorspronkelijk was do ambo eigenlijk de
verhoogde, van hr werk omgeven ruimte,
ongeveer als ons huidig doophuis, die het
koor van het_6chip der kerk scheidde en
waarin de lagere geestelijkheid, inzonder
heid de zangers en voorlezers, plaats von
den later werd cue naam ambo meer in
het bijzonder regeven aan de tegen het
hekwerk geplaatste katheders, waarvan de
een, rijk versierd, diende tot het voorlezen
der evangeliën, en de ander, minder fraai
en eenvoudiger, tot bet voorlezen der epis-
telen. Was er slechts één ambo, dan had
deze doorgaans twee lezenaars, een hooger
gelegen voor de evangeliën, en een lager
gelegen voor de epistelen. Wellicht is dezo
betrekkelijke geringschatting "van de episte
len tegenover de evangeliën er wel oorzaak
van, dat in Duitschland nog .«teeds een
jaar, dat zich door een schralen oogst ken
merkt, een episteljaar wordt genoemd.
In den loop der eeuwen onderging die
ambo nog menige verandering. In de 13de
eeuw ging zij over in het zoogenaamde
letner of loctorium, een steenen verhooging
tusschen koor Cn scrip der kerk, van waar
nu voortaan steeds de voorlering der
Schrift plaats vond, terwijl de preekstoel
nu zijn aparte plaats bekwam aan een van
de pijlers van het middenschip. Omdat nu
echter vroeger de ambo, van waar af ge
predikt werd, verbonden was geweest aan
het hekwerk, waarvan boven sprake was,
en dit in het Latijn cancellï heette, kreeg
de preekstoel den naam van kansel. Twee
kleine lezenaartjes, rechts en links van
het altaar, werden later voor oc lezing
der Schrift bestemd of wel die voorlezing
vond voor het aJtaar zelf plaats.
In de Russisch-Grieksche kerk kwam het
zoogenaamd analogeion in gebruik, een
draagbare lezenaar.
Van nature is de Turk traag en hij kan
zich er moeilijk aan wennen, om zaken
vlug, zonder omslag, af te doen. Vandaar,
dat de buitenlandsc-e post te Koustanti-
nopel aldaar bevindt zich een Eugelsch,
een Fransen, een Duitsch en een Oosten-
rijksch postkantoor voor liet handelsver
keer van zeer groot belang is.
Een kenner der Turks.ire zeden en ge
woonten verhaalt o.m, in het Duitscbe
tijdschrift „Die Garte laube", boe zelfs
de Turk aan het loket in een postkantoor
zijn trage en omslachtige manier van han
delen oiet verliest.
Ons wordt als volgt beschreven, boe een
Turk postzegels aan het loket koopt:
„Moge deze overheerlijke morgenstond u
veel geluk en zegen aanbrengen, mijn goe
de beer", met deze woorden, en tegelijker
tijd diep buigende, nadert hij den ambte
naar aan net loket.
„Zoudt gij zoo welwillend willen zijn om
mij eenige postzegels te verkoopen, opdac
ik daarmede dan brieven naar Londen kan
verzenden] Gij oet namelijk weten, mijn
goede heeren nu volgt het einde-
loozc familieverhaal, dat do ambtenaar
goedscniks, kwaadschiks aanhoort, tot hij,
ongeduldig wordende, met nadruk de vier
piasters 'verlangt, die de Turk schuldig is
voor do hem intusschen reeds lang over
handigde zegels.
Na eenig treuzelen worden eindelijk de
vier piasters in papieren-geld te voorschijn
gehaald. „Neen, Efendi, (d.i. een Turk-
srhe titel voor mijnheer) papieren-geld
nemen wij niet aangij moet met zilver
betalen 1'' zegt hem de beambte. „Wat is
dat, gij geduldig lam, gij wijst mijn pa
pieren-geld van de hand? Nu, als dat zoo
is, dan znlt gij zilver hebben. Hier, daar
hebt ge mijn laatste zilverstukken. Ont
vang mijn oprechten en hartelijken dank,
gij mijn tortelduif. Allah zij met u eD Hij
late Zijn schaduw over u groot worden.
Leef gelukkig, Efendi l Moge uw baard
van buitengewoonte lengte worden.'
Stel u voor, lezer, dat aan ouzo Amster-
damsche, Rotterdamscho cn Haagsche lo
ketten een dergelijke manier van handelen
gedoogd werd, kon men dan met het be
dienen van het publiek klaar komen, wan
neer ook het aantal loketten vertienvou
digd werdl
Wat denkt gij, lezer, zou de Turk dien
bombast meenen] Is het niet een opeensta
peling van leugens en walgt men er niet
van, zelfs bij het lezen van dit verhaal1?
Begrijpt gij, hoe een ambtenaar daarbij
zijn geduld niet verliest, want die heeft
natuurlijk nog meer te doen dan zegels te
verkoopen. Het schijnt, alsof de noodige
hoeveelheid verdraagzaamheid den ambte
naren, voor den Oosterschen dienst be
stemd, daar gelijktijdig met het zich aan
het klimaat gewennen, ten deel valt.
Stellen wij ons de vraag: Zijn onze Wes-
tersclie wellevendheidsvormem en is onze
hoffelijkheid vrij van leugen en gekunstel
de manieren] Houdt niet het woord hoffe
lijkheid het denkbeeld bedrog in zich]
Do Engelsche regeering heeft dezer dagen
een Blauwboek uitgegeven over de toene
ming der bevolking op de wereld. Daarin
wordt dan vermeld, dat de laatste tien jaar
de bevolking der wereld met 63,000,000 zie
len is toegenomen. De vergelijkingscijfers
voor de voornaamste landen luiden:
18P6 1P06.
Rusland 125,000,000 141,200,000
Ver. Staten 68,031,000 83,143,000
Duitschland52,279,000 60,605,000
Japan42,271,000 47,975,000
Groot-Brit. en Ierland 39,221,000 43,221,000
Frankrijk38,459,000 39,300,000
Italië 31,296,000 33,604,000
Oostenrijk24,971,000 27,241,000
Hongarije 18,257,000 20,114.000
Spanje 18,157,000 18,900,000
Kleinere landen 47,732,000 54,176,000
Rusland had met 49 per duizend het
hoogste geboortecijfer bereikt, maar met 31
per duizend ook het hoogste sterftecijfer.
Het laagst is 't geboortecijfer in Frankrijk,
namelijk 21 per duizend bij een sterftecij
fer van 19.6 per duizend. Spanje, Italië,
Oostenrijk, Hongarije en Japan hebben
alle een geboortecijfer van meer dan 32 per
duizend, doch ook een vrij hoog sterftecij
fer, dat wisselt van 20 (Japan) tot 25.8 per
duizend (Spanje). Het laagste sterftecijfer
heeft Denemarken met 13.9 per duizend,
liet geboortecijfer is er 28-5. In Engeland
loopt het geboortecijfer langzaam terug en
is thans tot 26.7 gedaald. De bevolking der
grootste steden op de wereld wordt opge
geven als volgt: Londen 4,872,710, New-
York 3,437,000, Parijs 2,714,000, Berlijn
2,043,000, Tokio 1,S19,000, Chicago 1,699,000,
Weenen 1,675,000, Philadelphia 1,294,000,
Petersburg 1,265,000, Moskou 1,039,000,
Buenos-Ayres 1,026,000.
Het Blauwboek bevat ook nog andere star-
tistischo gegevens. De staatsschulden der
9 voornaamste landen bedragen 4000 mil-
lioen pond sterling. Frankrijk staat met
1,038,379,000 pond stelling bovenaan.
Gr.-Britannie's schuld is 796,518,000; die
van Rusland 747,518,000, Italië 517,247.000,
Oostenrijk 386,480,000, Vereenigdo Staten
296,222,000, Hongarije 226,343,000, Duitsch
land 161,314,000, België 126,183,000. Alles
ponden sterling.
Ruslands staatsuitgaven bedragen nog
geen 2 pond per hoofd der bevolking; die
van Frankrijk en Oostenrijk-Hongarije
meer dan 3 pond per hoofd.
LACHEN.
„'Als wij meer lachten," schrijft oen En-
gelsch blad, „zouden wij allen veel gezon
der en gelukkiger zijn. Het is waar, .wij
zijn druk werkende en practische menschen,
en de meesten onzer vinden waarschijnlijk,
dat er in het leven meer is om het voor
hoofd over te fronsen dan om te lachen-
Maar toch is het jammer, dat wij niet wat
meer lachen; dat wij niet desnoods onszel-
ven aan het lachen maken. Want dat har
telijk lachen de beste medicijn ter wereld
is, daarover zijn alle menschen het eens.
Geneeskundigen hebben verklaard, dat
geen ander gevoel zoo gunstig werkt op het
geheele menschelijk lichaam als lachen. Het
is uitmuntend voor de spijsvertering en er
ia geen beter middel tot uitzetting van do;
longen. Het houdt ons jong van hart en
jong van aangezicht. Het is 't beste middel
tot verfrissching van den geest en daarbij
is 't een der aangenaamste gewaarwordigen.
Wij maken ons door een gullen lach ons
zei ven en iedereen om ons heen meer tot
vriend en het lachen brengt ons nader bij
wat het best en zonnigst ia in ons levens
lot. Daarom is het te betreuren, dat ruik
een krachtdadig middel voor ons persoon
lijk welzijn niet vaker wordt toegepast. Het
kost niets, terwijl voor alle andere medicij
nen toch meer of minder moet worden be
taald.
Als de menschen goed beseften van hoe
groote beteekenis het Lachen voor hen is, zei
een oud geneesheer, „en zoo lachten, als
zij moesten doen, dan zouden 20 percent
van de dokters hun praktijk er wel aan
kunnen geven."
Ala wij het ons wat minder druk maken,
zullen wij waarschijnlijk meer lachen.
Maar met lachen bedoel ik geen giegelea
gelijk sommige vrouwen en vele meisjes
doen."
Is alcohol goed voor de kou?
Men herinnert zich, wat d© bekende
Noordpoolreiziger Peary, die op zijn pas
gedane reis het dichtst van alle onderzoe
kers nabij de Pool is geweest, gezegd heeft
van het gebruik van alcohol in die koude
streken. De Noor Astrup, die al twee keer
een tocht met Pear heeft meegemaakt,
heeft daarover een boek geschreven, waar
in hij ook belangwekkende bijzonderheden
over alcoholgebruik meedeelt. „Op den sle-
detocht", zegt hij, „hadden wij slechts een
kleine flesch met whiskey meegenomen, om
in geval van ziekte te dienen en waaruit
ieder een teug kreeg op den dag, dat de
expeditie den terugtocht aanving."
Astrup, die langen tijd onder de Eskimo's
aan de Smithsond gewoond heeft, zegt vai
dezen: „Gedronken wordt slechts water.
Langzamerhand kregen zij -door ons smaak
in koffie en thee, evenals in schee x sbo
schuit. Sterken drank en tabak kenden zij
natuurlijk in het geheel niet en wij pasten
er wel voor op, dat zij er ook niet mede
bekend werden. Merkwaardig is het, dat
zij ook geen enkel ander kunstmatig op
wekkend of prikkelend middel kenden noch
gebruik tetf."
Nu zou men misschien denken, dat deze
menschen saai en suf zouden zijn» doch
niets daarvan. Astrup spreekt herhaalde
lijk over hun onuitputtelijk goed humeur,