Sinaasappelen, Mandarijnen en Citroenen. !Je Ir^i-eelcstoel. vragen, hem nog heden even te willen op zoeken. Hij zou graag afscheid willen nemen, nu hij nog goed bij zijn verstand is. En Fertner komt en neemt plaats aan het bed van den zieke. Hij belooft dez n, een tweede vader te zullen zijn voor den zoon, die nauwelijks twinrig jaar oud is. De zieke ziet Fertner lang en ernstig aan, alsof hij nog iets bijzonders op het hart heeft. Zijn oogen staan nog helder, maar zijn stem klinkt reeds gebroken. ,,Ik zou u graag de geschiedenis van den npeht willen verteilen, waarin die op num mer 3 ontsnapte." „Laat dat liever rusten, Gottscbed. Aan de straf verandert dat toch niets meer." „Dat moet het ook niet. Die heb ik eer lijk verdiend. Alleen uw vertrouwen zou ik graag terug willen hebben, eer ik ga." „Wind je tooh niet onnoodig op, Gott- sched." „Ik wind me volstrekt niet op, mijnheer. Ik ben zoo kalm en welgemoed, alsof ik met verlof ging. Weet gij wel, mijnheer, dat u mij eens gezegd hebt; „Als ik wist, dat mijn zoon nog leefde en hetzelfde slechte leven leidde als vroeger, dan legde ik mijn ambt neder, trots mijn onverzorg de kinderen?" „Wat wilt ge daarmee zeggen, Gott sched?" De oude antwoordt niet op de«ze vraag. Hij gaat fluisterend verder: „En u hadt vijf meisjes, mijnheer. Voor haar moest u aanblijven. Daaraan heb .k ook steeds moeien denken, toen nu drie jaren, juist nu drie jaren geleden de te ringachtige bedelaar was opgebracht." „Gottsched. wat zegt ge daar?" „Schrik, niet, mijnheer. Het was uw zoon. Aan de donkere vlek boven het lin keroog herkende ik hem. Hij had een inge vallen borst en roode blosjes op de wangen, rin ik bedacht, dat u mijn jongen nage sprongen bent en hem gered hebt. Na- springen kon ii. hem niet meer. Maar ster ven zou hij ten minste berouwvol on een trouwe hand zou zijn oogen sluiten. Wij hebben hem gewasschcn en hem in de beste kleeren van onzen zoon gestoken. En mijn vrouw is met hem ver, ver weg ge reisd, naar Grifftalen, in Littauwen. Daar heb ik namelijk een zuster wonen. Die heeft hem een kamertjï ingeruimd. Mooi was het wel is waar niet, maar toch zin delijk. En daarin heeft mijn vrouw hem tot aan zijn dood verpleegd. Ik heb niet eer daarover willen spreken, omdat u dan telkens er aan herinnerd waart geworden, zoo dikwijls ik u onde- de oogen gekomen was. Nu zal dat niet meer het geval zijn. Mijn oude slaapt nu reeds twee jaren en mijn jongen ~eet niets van dio geschiede nis. En mij ziet u heden zeker ook voor de laatste maal. En wat ik nog ze gen wilde, mijnheer, hij heeft u en zijn moeder laten vragen, hem te ver^av- 1 wat hij misdaan heeft. Als u zijn graf wilt opzoeken, mijn heer, mijn oude heeft gezegd, dat hij rechts vooraan op het Grifftaler kerkhof ligt en dat op zijn steen staat: „Richard Gott sched". Het was bete.- om de nieuwsgie rigen niet wakker te maken." De commissaris heeft zijn hoofd in het kussen van net ziekbed gedrukt, om zijn snikken te smoren. De oude Gottsched glimlacht met bleeke lippen en zoekt de hand van zijn chef, opdat hij ze in dit pijnlijke oogenblik kan vasthouden. Zijn arm is ovenwei te zwak. Hij vindt ze niet meer. De stille glimlach blijft niettemin op zijn gelaat. Hij weet, dat zijn eenige fout in den dienst geschiedde met een goed doel en dat God hem deze daad niet zal aanre kenen. Ofschoon wij sinds vele jaren in het winterseizoen worden overstroomd! door een goud-gelen vloed van vruchten uit zon nige oorden, mogen nog zoo weinigen van do geschiedenis dier vruchten op de hoogte worden geacat, dat het vellicht de moeite loont, daaromtrent hier een en ander mee te deelen. De sinaasappel schijnt uen Grieken en Romeinen onbekend te zijn geweest. In de Middeleeuwen maakte men er in Europa weinig werk van. Men beweerde zelfs, dafc het een vrucht was, die de spijsvertering bedierf. In do tiend© eeuw door de Ara bieren in Sardinië ingevoerd, acclimati seerde zij zich ochter spoedig in het bekken der Middellandsche Zee, terzelfder tijd als in Oost-Afrika, waar de Portugeezen haar gekweekt vonden, toen zij in 1498 om de kaap De Goede Hoop stevenden. In de 16de eeuw was haar gebruik zeer verspreid in Provence, waar de sinaasap pel-plantages den aanblik boden van war© bossehen; maar in het Noorden van Frank rijk kende men wel is waar de vrucht, maar niet den boom, die haar voortbracht. Men kon er slechts één exemplaar van zien: een niet geënten bitteren oranje-ap- pelboom, in 1421 te Pampeluna gezaaid, reeds groot naar Chantilly en vervolgens naar Fontainebleau en van daar op last van Lodewijk XIV naar Versailles over- gebraent. Dez© monarch nam hem aan als zeldzamen boom, waardig om bijwijze van ornament in zijn uitgestrekt park te prijken. Deze historische oranje-appelboom werd achtereenvolgens de „GrancUConne- table", de „Grand Bourbon" en dc „Fran- Sois-Ier genaamd. Hij bracht slechts bloe sem voort. De variëteiten van oranjc-appelboomen zijn talrijk. De tuinier van den laatstcn koning van Napels had er, een halve eeuw geleden, een monographic van opgemaakt. Hij citeerde er 250, alle volkomen van elkander onderscheiden. Doch sedert dien tijd is het g tal nog vermeerderd door de boomkweekers van de Vereenigde Staten, di© den in Florida na het midden der 16de eeuw overgeplanten oranje-appel boom hebben veranderd en hem thans in California kweeken, waar hij ontzaglijke terreinen in beslag heeft genomen. De oranje-appelen, die in 1896 het voorwerp van een belangrijken importhandel uit maakten, tot een bedrag van 6,250,000 gul den, vertegenwoordigen thans in de Ver eenigde Staten als import-artikel nog slechts een waarde van ongoveer 500,000 gulden, ondanks d© buitengewone toene ming der consumptie. Het zou te v«.r voeren alle variëteiten, uit het bek'-en der Middellandsche Zee ko mend, hier op te sommen. Als de voor naamste middelpunten van voortbrenging kunnen worden genoemd Nizza, Genua, Malta, Pa'lec »a, Sicilië, de Balearische Eilanden, Spanje en Fransch Algerië. Om ~.j benadering een denkbeeld van het gewicht van den handel in die Algerijn- sohc vruchten te geven, zij het voldoende te zeggen, dat van Deoember tot Juni Marseille binnenkomen 2,400,000 kilc over zee en 1,200,000 kilo per spoor. Een ge- deelt© blijft te Marseille, een ander gaat naar Lyon, maar het grootste komt naar Parijs, waar, ondanks de concurrentie der Spaanschc invoeren, de Algerijnsche sinaas appelen en gros grif voor 20 a 25 franken per duizend worden verkocht. Niettegenstaande dien grooten uitvoer, houdt Algiers er zelf nog meer dan genoeg voor eigen gebruik over. Een der belangrijkste consumenten van sinaasappelen is de Brit. In Groob-Britannië gebruikt het geheele jaar door een Engelschman, die zich eer biedigt, bij zijn eerste ontbijt, het break fast, een flinke porti© oranjeappel-confi tuur. Engeland ontvangt dan ook sinaas- n-pelen uit alle landen; Brazilië, Turkije, Azië, Italië, Spanje, Portugal. Alleen do Engelsche haven Southampton ziet jaar lijks ontschepen, komende van Valencia, 1,200,000 kisten oranjeappelen; van Mala ga 60,000, van Sevilla 25,000, voor de waar de van ongeveer 450,000 pd. st. of 5,625,»X),3 gulden. In de „cold storages", kunstmatig ko»cl gefbjouden bergplaatsen, van South ampton zijn twee ontzaglijke pakhuizen in gericht voor het conserveereu van deze vruchten. In den tegenwoordigen tijd wedijveren dc Vereenigde Staten met Engeland in het verbruik; maar wat zij consumeeren, komt niet meer uit den "reemde. Zij zouden veeleer uitvoeren dan invoe ren, zóó overvloedig is er de productie. Zij hebben de „Navel", een zeer gr^vle, bloedroode vrucht zonder pitten, welke Flo rida voortdurend drie maanden lang en Galifornië zes maagden lang, van Januari tot Juli, voortbrengt; de „Doublé Impe rial", de „Parson's Egyptian", de „Sur prise", de „Jaffa", omstreeks 18S3 van Pa lestina in Florida ingevoc.d, de „Major ca", afkomstig van de Balearische Eilan den, en do „Paper RinJ", afkomstig van c.o Azorische Eilanden. Van deze inland- sche oranje-appelen kan de Amerikaansche markt onafgebroken gedurende negen maanden ruim worden voorzien. De „mandarijn" 6ohijnt zijn vaderland te hebben in Cochin-China en eenige zui delijke provinciën van China. In de 18de eeuw vond men raandarijnenboomen op aHe Soenda-eilandenmaar hun kweeking had zich nog niet in Indië verspreid. In het begin der 19de eeuw waren ze geheel nieuw voor Europa. Sedert eenigen tijd hebben ze groote vorderingen gemaakt, zoo dat de mandarijnen thans den sinaasappel groot© concurrentie aandoen. Nizza brengt uitstekende mandarijnen voort, Fransch Algerië kweekt er in het groot; Blida exporteert naar Frankrijk aanzienlijke hoeveelheden, 9000 kisten per week, die er soms 15 18 franken per dui zend gelden. Spanjo zendt naar Engeland een groote menigte mandarijnen, maar het kan bin nenkort wel worden verdrongen door Ja pan en Californiê, die overvloedig de „Sat- suma" voortbrengen, mandarijnen zonder pitten, zelfs aan felle vorst weerstand bie dend. Is de sinaasappel betrekkelijk modern in onze landen, de citroen kan daarente gen op een hooge oudheid bogen. De Grieken kenden hem. Driehonderd jaren vóór Christus spredkt Theophmstes er van. In de Middeleeuwen at men hem, zoo als nu do sinaasappelen worden gegeten De beroemde Franscb© chirurg Ambrokse Paré beval het sap van den citroen s/au als geneesmiddel, waarin eenige modeJaid therapeuten hem volgen. Op het zeggen van sommigen onder hen is het, dagelijks in een redelijke hoeveelheid ingenomen, een afdoend middel tegen het rbeumatisnie- De twee hoofdcentra van voortbrenging der citroenen zijn Portugal en Sicilië, di© er Groot>-Britannië schier onder begraven. Maar de Vereenigde Staten zullen er wel dra veel meer voortbrengen dan Sicilië In 1905 heeft alleen Californiê aan de oos telijke Staten ongeveer 5000 waggonladin- gen citroenen geleverd, die voor een grc<it gedeelte door Nieuw-York werden gekocht. Onder dit opschrift schrijft ,ds.) C. F. W(estermann) in „De Wartburg" het vol gende Een zeker zeer gewichtig meubel in de Christelijke, inzonderheid in do Protes- tantsche kerk, is de preekstoelimmers da plaats, van waar het Woord Gods weer klinkt, de roepstem des Heeren uitgaat toe zijn Gemeente Het allereeret wordt van den orjekst-^el gewag gemaakt Nehemia 8 5. Wel lezen we ook 2 Kron. 6 13, dat Salomo bij de inwijding des tempels een koperen gestoelte had laten maken en dit gezet had midden in het voorhof. Daarop stond hij en viel ne der op zijn knieën voor de geheele Gemeen te van Israël en 6prak het beroemd iüwij- dingsgebed, ons bewaard 2 Kron 6 14 42, alsook 1 Kon. 8 2353. Doch hieruit blijkt, dat dit gestoelte eer een bidstoei dan een preekstoel genoemd kon worden. Toen later, na den terugkeer uit de bal lingschap, in het Israehetiscu volkeleven de Synagoge haar gewichtige plaats begon te bekleeden .n geregeld op den Sabbat de Wet en de Proleten werden geleden en ver klaard, had men va..:olf ook behoefte aan

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1907 | | pagina 12